Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AG0045

    Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 45/2002 van 3 juni 2002, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot drieëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld — c/m/r)

    PB C 197E van 20.8.2002, p. 1–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002AG0045

    Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 45/2002 van 3 juni 2002, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot drieëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld — c/m/r)

    Publicatieblad Nr. C 197 E van 20/08/2002 blz. 0001 - 0005


    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 45/2002

    door de Raad op 3 juni 2002

    vastgesteld met het oog op de aanneming van Richtlijn 2002/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld - c/m/r)

    (2002/C 197 E/01)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

    Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Artikel 14 van het Verdrag bepaalt dat er een ruimte zonder binnengrenzen tot stand wordt gebracht, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

    (2) Het Europees Parlement en de Raad hebben op 29 maart 1996 Besluit nr. 646/96/EG tot vaststelling van een actieplan voor kankerbestrijding in het kader van de actie op het gebied van de volksgezondheid (1996-2000)(4) aangenomen.

    (3) Om de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument te verbeteren, mogen stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld en preparaten die dergelijke stoffen bevatten, niet in de handel worden gebracht om door het grote publiek te worden gebruikt.

    (4) Bij Richtlijn 94/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 tot veertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG(5) wordt in de vorm van een aanhangsel voor de punten 29, 30 en 31 van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG(6), een lijst vastgesteld met stoffen die zijn ingedeeld als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting van categorie 1 of 2. Deze stoffen en preparaten die deze stoffen bevatten, mogen niet in de handel worden gebracht om door het grote publiek te worden gebruikt.

    (5) In Richtlijn 94/60/EG is bepaald dat de Commissie uiterlijk zes maanden na de publicatie van een aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(7), waarin stoffen als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting van categorie 1 of 2 worden ingedeeld, een voorstel bij het Europees Parlement en de Raad indient om deze lijst uit te breiden.

    (6) Richtlijn 98/98/EG van de Commissie van 15 december 1998 tot vijfentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad(8), en meer in het bijzonder bijlage I daarvan, bevat 20 nieuwe stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting van categorie 1 of 2 zijn ingedeeld, en Richtlijn 2000/32/EG van de Commissie van 19 mei 2000 tot zesentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG(9), en meer in het bijzonder bijlage I daarvan, bevat twee nieuwe stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting van categorie 1 of 2 zijn ingedeeld. Deze stoffen dienen aan de punten 29, 30 en 31 van het aanhangsel van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG te worden toegevoegd.

    (7) Er is rekening gehouden met de risico's en de voordelen van de nieuwe stoffen die aldus zijn ingedeeld.

    (8) Deze richtlijn laat de communautaire wetgeving waarbij minimale voorschriften voor de bescherming van werknemers zijn vastgelegd, vervat in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk(10) en daarop gebaseerde bijzondere richtlijnen, met name Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk(11), onverlet,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De stoffen die zijn opgenomen in de bijlage, worden toegevoegd aan de stoffen die zijn opgenomen in het aanhangsel bij de punten 29, 30 en 31 van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG.

    Artikel 2

    1. De lidstaten dragen zorg er zorg voor dat uiterlijk op ...(12) de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden aangenomen en bekendgemaakt om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Zij passen deze bepalingen toe vanaf ...(13).

    2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te ...

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    Voor de Raad

    De voorzitter

    (1) PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 263.

    (2) PB C 311 van 7.11.2001, blz. 7.

    (3) Advies van het Europees Parlement van 5 februari 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 4 juni 2002 en Besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (4) PB L 95 van 16.4.1996, blz. 9. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 521/2001/EG (PB L 79 van 17.3.2001, blz. 1).

    (5) PB L 365 van 31.12.1994, blz. 1.

    (6) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/91/EG van de Commissie (PB L 286 van 30.10.2001, blz. 27).

    (7) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/59/EG van de Commissie (PB L 225 van 21.8.2001, blz. 1).

    (8) PB L 355 van 30.12.1998, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Besluit 2000/368/EG van de Commissie (PB L 136 van 8.6.2000, blz. 108).

    (9) PB L 136 van 8.6.2000, blz. 1.

    (10) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

    (11) PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/38/EG (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 66).

    (12) 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

    (13) 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

    BIJLAGE

    Punt 29 - Kankerverwekkende stoffen: categorie 2

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Punt 30 - Mutagene stoffen: categorie 2

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Punt 31 - Voor de voortplanting vergiftige stoffen: categorie 2

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I. INLEIDING

    1. Op 14 mei 2001 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot drieëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld - CMR)(1).

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag.

    2. Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing aangenomen op 5 februari 2002(2).

    3. Het Economisch en Sociaal Comité heeft zijn advies uitgebracht op 12 september 2001(3).

    4. Op 3 juni 2002 heeft de Raad overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

    II. DOEL

    Doel van het Commissievoorstel is, aan bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG een lijst van stoffen toe te voegen die als kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting vergiftige stoffen van categorie 1 of 2 worden ingedeeld. In het voorstel is bepaald dat die stoffen niet mogen worden gebruikt in stoffen en preparaten die op de markt worden gebracht om aan het grote publiek te worden verkocht.

    III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

    1. De Raad heeft het voorstel sedert medio 2001 besproken. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is identiek aan het Commissievoorstel.

    2. Op 5 februari 2002 heeft het Europees Parlement twee amendementen aangenomen, waarmee het voorstelt de beperkingen uit te breiden tot producten en de Commissie verzoekt daartoe vóór 30 juni 2002 voorstellen in te dienen.

    3. In het algemeen deelt de Raad de zorg van het Europees Parlement met betrekking tot de CMR-stoffen in producten. De Raad kan evenwel niet instemmen met de door het Europees Parlement voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn zonder dat daar een wetenschappelijke evaluatie of een risicobeoordeling aan ten grondslag ligt. Volgens het huidige regelgevingskader is het aan de lidstaten en de Commissie om op basis van een risicobeoordeling te bepalen of stoffen en preparaten en producten waarin die voorkomen een bedreiging voor de volksgezondheid of het milieu vormen. Er moet in dit verband aan worden herinnerd dat er zeer veel CMR-stoffen bestaan en dat die in een onbepaald aantal producten voorkomen. Een op producten gebaseerde aanpak van CMR-stoffen zou derhalve bij het huidige regelgevingskader in de praktijk onmogelijk toe te passen zijn.

    Voorts is de Raad van mening dat de voorgestelde beperkingen op bepaalde CMR-stoffen en preparaten die dergelijke stoffen bevatten, voldoende maatregelen bieden om het gebruik van die CMR-stoffen in te perken en dat die maatregelen onverwijld moeten worden aangenomen. Derhalve kan de Raad de twee amendementen van het Parlement niet overnemen, en heeft hij deze verworpen.

    IV. CONCLUSIE

    De Raad is van mening dat de in het gemeenschappelijk standpunt vervatte maatregelen een evenwichtige oplossing bieden, gebaseerd op de communautaire risicobeoordelingsprocedure, en een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en de consument waarborgen.

    Voorts herinnert de Raad aan de conclusies van de Raad inzake de Strategie voor een toekomstig beleid voor chemische stoffen, van 7/8 juni 2001, met name aan de punten 9 en 19 daarvan, waarin de Raad:

    - "zijn gehechtheid bevestigt aan de ontwikkeling van een nieuw beleid inzake chemische stoffen en een nieuw communautair systeem voor het beheer van chemische stoffen (stoffen en preparaten), met inbegrip van de vraag hoe de kwestie van chemische stoffen in producten, in de wetgeving zal worden behandeld;"

    en

    - "erkent dat de verantwoordelijkheid voor het genereren van kennis over chemische stoffen en voor de beoordeling en het beheer van de risico's die voortvloeien uit het gebruik ervan, moet worden verlegd naar de industrie, met inbegrip van de industriële gebruikers in de latere fasen van de productcyclus, zodat de autoriteiten zich kunnen concentreren op chemische stoffen van de hoogste prioriteit;".

    De Raad is van oordeel dat de in het nieuwe beleid voor chemische stoffen beoogde maatregelen de doeltreffendheid van het beheer van risico's in verband met gevaarlijke stoffen, waaronder CMR-stoffen, in producten, aanzienlijk zal verbeteren.

    (1) PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 263.

    (2) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

    (3) PB C 311 van 7.11.2001, blz. 7.

    Top