Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0533

    Gewijzigd voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

    /* COM/2001/0533 def. - COD 2000/0227 */

    52001PC0533

    Gewijzigd voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0533 def. - COD 2000/0227 */


    Gewijzigd voorstel voor een AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

    Op 5 juli 2001 heeft het Europees Parlement in eerste lezing gestemd over de ingediende amendementen op het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (COM/2000/545 van 8 september 2000).

    In artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag is bepaald dat, zolang de Raad geen besluit heeft genomen, de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een communautair besluit leiden haar voorstel kan wijzigen.

    Hierna volgt het advies van de Commissie over de door het Europees Parlement aangenomen amendementen.

    1. ACHTERGROND

    Toezending van het voorstel aan de Raad en het

    Europees Parlement (COM/2000/545 - 2000/0227(COD) overeenkomstig

    artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag 8 september 2000

    Advies van het Comité van de Regio's 14 februari 2001

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité 28 maart 2001

    2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

    Het doel van dit voorstel is de lidstaten te stimuleren een nationale inventarisatie uit te voeren van de partijen, wetten en instellingen die een rol spelen bij de planning en het beheer van het kustgebied, en op basis daarvan een nationale strategie (of strategieën) te ontwikkelen ter bevordering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden (GBKG).

    Dit voorstel is gedaan in het licht van de conclusies van het demonstratieprogramma voor een geïntegreerd beheer van kustgebieden van de Commissie en de daaruit voortvloeiende Europese strategie voor GBKG, zoals beschreven in COM/2000/547. Deze conclusie hielden in dat de toestand van de kustgebieden in Europa achteruit gaat en dat deze tendens alleen kan worden gestopt of omgebogen via gecoördineerde maatregelen waarbij alle bestuurslagen, van het lokale tot het Europese niveau, betrokken zijn. In de aanbeveling wordt er bij de lidstaten op aangedrongen de op hun niveau noodzakelijke maatregelen te treffen, in samenwerking met de regionale en lokale overheden.

    3. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE DOOR HET EUROPEES PARLEMENT AANGENOMEN AMENDEMENTEN

    Op 5 juli 2001 heeft het Europees Parlement 41 van de 47 ingediende amendementen goedgekeurd.

    De amendementen 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 13, 15, 19, 21, 22, 23, 26, 27, 28, 46, 31, 37, 38, 39, en 40 zijn in hun geheel door de Commissie aanvaard.

    De amendementen 2, 14, 17 (titel en eerste gedeelte), 20 (behalve het woord "bindend"), 24, 25 (behalve het woord "ruimtelijke"), 29 (laatste zinsnede van het eerste gedeelte, derde gedeelte), 32 (tweede gedeelte), 36 and 42 (tweede gedeelte - na de komma) zijn in principe aanvaard mits zij redactioneel worden aangepast en/of naar een ander hoofdstuk van het voorstel worden verplaatst.

    De Commissie heeft de amendementen 11 (tweede gedeelte), 17 (derde en vierde gedeelte, inclusief de voorgestelde nieuwe indeling), 29 (tweede gedeelte), 32 (eerste gedeelte), 33 (tweede en derde gedeelte), 34 (tweede gedeelte), 42 (eerste gedeelte - tot aan de komma) en 43 (eerste gedeelte - tot en met het woord "evaluatierapport") gedeeltelijk aanvaard.

    De amendementen 12, 16, 18 en 35 zijn niet door de Commissie aanvaard.

    Het standpunt van de Commissie ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement is als volgt:

    3.1 Volledig door de Commissie aanvaarde amendementen

    In amendement 1 (overweging 1) worden de substantieven waarmee het belang van het kustgebied wordt aangegeven anders gerangschikt om het milieuaspect te benadrukken en wordt ook de vrijetijdsbesteding als element waarvoor het kustgebied van belang is aan de lijst toegevoegd. In amendement 3 (overweging 2) wordt een aantal voorbeelden van verdere aantasting van de kustgebieden genoemd. In amendement 4 (overweging 2 bis - nieuw) worden de bedreigingen vermeld waaraan het kustgebied als gevolg van de opwarming van de aard wordt blootgesteld. In amendement 5 (overweging 2 ter - nieuw) wordt erop gewezen dat de achteruitgang van de visserijactiviteit en de daarmee samenhangende werkgelegenheid op de visserij aangewezen gebieden kwetsbaarder maakt. In amendement 6 (overweging 2 quater - nieuw) wordt melding gemaakt van de bedreiging voor het milieuevenwicht die wordt gevormd door de groei van de bevolking en de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten. In amendement 7 (overweging 2 quinquies - nieuw) wordt de nadruk gelegd op het verband tussen klimaatverandering en problemen in de kustgebieden. In amendement 8 (overweging 2 sexies - nieuw) wordt gewezen op de bijdrage van het beleid inzake ruimtelijke ordening aan het GBKG. In amendement 10 (overweging 3) wordt gesteld dat bij het beheer van het kustgebied traditionele lokale activiteiten en gebruiken moeten worden geëerbiedigd. In amendement 13 (overweging 4 ter - nieuw) wordt benadrukt dat regionale verschillen tot gevolg hebben dat het beheer en het behoud per kustgebied verschillen. In amendement 15 (overweging 6 bis - nieuw) wordt opgemerkt dat sinds de goedkeuring door de Raad van resolutie 94/C 135/2 in 1994 de druk op de natuurlijke hulpbronnen in de kustgebieden verder is toegenomen. In amendement 19 (hoofdstuk II, punt 1) wordt het principe van een breed perspectief toegelicht, met de nadruk op de noodzaak aandacht te besteden aan de interdependentie en onderlinge verschillen tussen de elementen die van invloed zijn op de kustgebieden. In amendement 21 (hoofdstuk II, punt 2) wordt het principe van een perspectief op lange termijn toegelicht door melding te maken van het voorzorgsbeginsel en de noodzaak rekening te houden met de behoeften van de huidige en de toekomstige generaties. In amendement 22 (hoofdstuk II, punt 3) wordt een nadere toelichting gegeven op het principe van beheer dat zich aanpast, waarbij de nadruk wordt gelegd op de noodzaak aanpassingen aan de ontwikkeling van problemen en kennis te bevorderen. In amendement 23 (hoofdstuk II, punt 4) wordt het principe van specifieke lokale kenmerken toegelicht, in die zin dat de noodzaak wordt benadrukt specifieke oplossingen aan te dragen en flexibele maatregelen vast te stellen om in te spelen op de diversiteit van de Europese kustgebieden. In amendement 26 (hoofdstuk II, punt 7) wordt het principe van steun en betrokkenheid van alle betrokken bestuursinstanties toegelicht door de nadruk te leggen op de noodzaak contacten te leggen tussen de verschillende bestuursniveaus en -sectoren en te zorgen voor coördinatie van het beleid.. In amendement 27 (hoofdstuk II, punt 8) wordt het principe van het gebruik van een combinatie van instrumenten uitgelegd, waarbij de nadruk wordt gelegd op de noodzaak de coherentie tussen de juridische instrumenten en bestuurlijke doelstellingen, enerzijds, en de ruimtelijke ordening, anderzijds, te waarborgen. In amendement 28 (hoofdstuk II, punt 8 bis - nieuw) wordt een nieuw principe geïntroduceerd, namelijk de noodzaak van coherentie tussen alle sectorale plannen die al worden voorbereid. Al deze amendementen hebben ten doel de noodzaak van een goed beheer van het kustgebied duidelijk te maken en de daarbij te hanteren principes toe te lichten. Zij zijn alle door de Commissie aanvaard.

    Wat betreft de inventarisatie heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan amendement 46 (hoofdstuk III, lid 2) - waarin is bepaald dat in de inventarisatie de rol van de verkozenen van de lokale instanties en de interregionale organisaties moet worden beschreven, alsook amendement 31 (hoofdstuk III, lid 3) - waarin een aantal bijkomende specifieke sectoren worden genoemd die in de inventarisatie moeten worden opgenomen, onder andere aquacultuur en veiligheid op zee.

    Wat betreft de nationale strategieën heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan amendement 37 (hoofdstuk IV, lid 3, letter h bis - nieuw) waarin wordt voorgesteld in de nationale strategieën ook procedures in te stellen om participatie van het publiek bij de bepaling van strategieën voor het kustgebied mogelijk te maken, alsook aan amendement 38 (hoofdstuk IV, lid 3 bis - nieuw) waarin een aantal specifieke actoren worden genoemd die bij deze gecoördineerde actie dienen te worden betrokken.

    Wat samenwerking betreft, heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan amendement 39 (hoofdstuk V, lid 1), waarin melding wordt gemaakt van de noodzaak bestaande overeenkomsten tussen buurlanden uit te voeren.

    Ook heeft de Commissie amendement 40 (hoofdstuk VI, opschrift) goedgekeurd, waarbij de titel van het laatste hoofdstuk wordt veranderd van "Rapportage" in "Rapportage en herziening".

    3.2 Gedeeltelijk of in principe door de Commissie aanvaarde amendementen

    Amendement 2 (overweging 1 bis - nieuw) behelst een nieuwe overweging waarin wordt gesteld dat de biodiversiteit van de kustgebieden uniek is en erkend en beschermd wordt in de Richtlijnen 92/43/EEG en 79/409/EEG. De Commissie kan dit amendement in principe accepteren, maar merkt op dat de aangehaalde richtlijnen alleen betrekking hebben op bepaalde delen van het kustgebied die niet voor alle interessante vormen van biodiversiteit representatief zijn. Tevens zet de Gemeenschap zich door middel van haar actieplan inzake biodiversiteit ook reeds voor het behoud van biodiversiteit in andere gebieden in. Daarom stelt de Commissie voor deze overweging de volgende formulering voor:

    De biodiversiteit van de kustgebieden is uniek qua flora en fauna en dit wordt onderkend in diverse beleidstakken en maatregelen van de Gemeenschap.

    In amendement 14 (overweging 5) wordt melding gemaakt van de noodzaak van samenwerking en overleg met de Internationale Maritieme Organisatie. De Commissie acht dit amendement in principe aanvaardbaar, maar de IMO is niet de enige bevoegde internationale instantie, en daarom stelt zij voor deze overweging de volgende formulering voor:

    Er moet worden gezorgd voor een coherent optreden op Europees niveau waarbij ook samenwerking nodig is, met name op het niveau van regionale zeeën, om de grensoverschrijdende problemen van het kustgebied aan te pakken. Dit dient overleg met alle relevante internationale organisaties te omvatten.

    Amendement 24 (voorgesteld als hoofdstuk II, punt 5 bis - nieuw; aanvaard als hoofdstuk I, nieuw streepje) voorziet in het principe van verdediging van kustplaatsen tegen erosie en overstromingen. De Commissie onderkent dat deze verschijnselen in de kustzone een probleem vormen en via GBKG dienen te worden aangepakt. Het is echter van belang ervoor te zorgen dat deze problemen op een milieuvriendelijke wijze worden bestreden. Ook is de Commissie van mening dat dit beter kan worden geregeld in hoofdstuk I, aangezien de in hoofdstuk II neergelegde beginselen betrekking hebben op richtsnoeren voor het GBKG-proces, en niet op afzonderlijke problemen die men met GBKG wil aanpakken. Daarom stelt de Commissie voor dit amendement, dat zij in principe aanvaardt, in de Aanbeveling te verwerken in de vorm van een nieuw streepje in hoofdstuk I met de volgende tekst:

    - de erkenning van de bedreiging van de kustgebieden door de opwarming van de aarde en alle met de stijging van de zeespiegel samenhangende gevaren, en de noodzaak waar mogelijk milieuvriendelijke maatregelen te treffen om de kustgemeenschappen en het culturele erfgoed tegen deze gevaren te beschermen.

    In het eerste gedeelte van amendement 36 (hoofdstuk IV, punt 3, letter g) wordt de noodzaak vermeld een partnerschap met het Europees Milieuagentschap op te zetten, en dit is een aanvaardbare suggestie. In het tweede gedeelte van amendement 36 wordt bepaald dat gegevens gratis beschikbaar moeten zijn. De Commissie denkt niet dat dit altijd haalbaar is en stelt daarom voor, hoewel zij het idee steunt, de desbetreffende formulering te veranderen in gratis of tegen redelijke kosten. De volledige tekst wordt dan:

    moeten adequate continue systemen voor monitoring en de verspreiding van informatie over het kustgebied worden opgezet in een partnerschap met het Europees Milieuagentschap en de regionale autoriteiten. Deze systemen moeten informatie in een geschikte en compatibele vorm verzamelen en verstrekken aan besluitvormers op nationaal, regionaal en lokaal niveau om een geïntegreerd beheer te vergemakkelijken. Deze gegevens moeten voor het publiek gratis of tegen redelijke kosten beschikbaar zijn.

    In amendement 11 (overweging 4) wordt het op lokaal en regionaal niveau vereiste type maatregelen nader bepaald. De omschrijving "strategische, gecoördineerde en in onderling overleg vastgestelde maatregelen" wordt geaccepteerd, maar de toevoeging van het woord "eerst" is echter onaanvaardbaar om de volgende twee redenen: 1) het is onduidelijk of "eerst" een prioriteit aangeeft, dan wel een tijdsaanduiding is, en 2) door de toevoeging van dit woord is de aanhef van deze overweging, namelijk "In de mededelingen COM(1997)744 en COM(2000)547 van de Commissie wordt gesteld dat ... " niet meer in overeenstemming met de inhoud van die mededelingen. De tekst van de overweging wordt dus:

    In de mededelingen COM(1997)744 en COM(2000)547 van de Commissie wordt gesteld dat voor een geïntegreerd beheer van het kustgebied strategische, gecoördineerde en in onderling overleg vastgestelde maatregelen op lokaal en regionaal niveau nodig zijn, gestuurd en ondersteund door een adequaat kader op nationaal niveau.

    In amendement 17 (hoofdstuk I) worden verschillende wijzigingen voorgesteld in het oorspronkelijk "Een gemeenschappelijke visie" getitelde hoofdstuk, waarvan de meeste in principe aanvaardbaar zijn. In het amendement wordt voorgesteld de titel van het hoofdstuk nu te veranderen in "Een gemeenschappelijke strategie". Om verwarring met de in hoofdstuk IV behandelde nationale strategieën te voorkomen, geeft de Commissie de voorkeur aan de titel "Een strategische benadering". Om dezelfde reden stelt de Commissie ook voor de eerste wijziging in de tekst, namelijk "zich vast te leggen op een bindende gemeenschappelijke strategie" te vervangen door "zich vast te leggen op een gemeenschappelijke strategische benadering". Het gebruik van het woord "bindend" is hoe dan ook onaanvaardbaar daar dit in strijd is met de geest van de Aanbeveling. De Commissie is het niet eens met de toevoeging van de zinsnede "de volgende beginselen", aangezien deze gevolgd wordt door de beschrijving van een algehele benadering en de beginselen in hoofdstuk II worden opgesomd. Voor de Commissie is de nieuwe indeling van de punten wel aanvaardbaar, alsook de wijzigingen in het tweede gedeelte van de tekst waardoor de bescherming van het ecosysteem tot eerste prioriteit wordt verheven en de toevoeging van een nieuw punt waarin wordt verwezen naar de dreiging van de aardopwarming. Het hoofdstuk krijgt dus de volgende tekst, inclusief het punt dat wordt toegevoegd op grond van de principiële instemming met amendement 24:

    Een strategische benadering

    De lidstaten dienen zich vast te leggen op een gemeenschappelijke strategische benadering voor de toekomst van hun kustgebieden die is gebaseerd op:

    - de bescherming van het ecosysteem, als eerste prioriteit, en het duurzame beheer van de levende en niet-levende hulpbronnen van zowel het zee- als het landgedeelte van het kustgebied

    - de erkenning van de bedreiging van de kustgebieden door de permanente opwarming van de aarde,

    - permanente economische mogelijkheden en werkgelegenheid,

    - een functionerend maatschappelijk en cultureel bestel in de lokale gemeenschappen,

    - voldoende open landschap voor ontspanning en esthetische doeleinden in de toekomst,

    - de erkenning van de bedreiging van de kustgebieden door de opwarming van de aarde en alle met de stijging van de zeespiegel samenhangende gevaren, en de noodzaak waar mogelijk milieuvriendelijke maatregelen te treffen om de kustgemeenschappen en het culturele erfgoed tegen deze gevaren te beschermen

    - in het geval van afgelegen kustgebieden: hun volledige opneming in Europa als geheel.

    Amendement 20 (hoofdstuk II, punt 1 bis - nieuw) voorziet in een bindende verplichting het voorzorgsbeginsel toe te passen. De term "bindend" is niet op zijn plaats in een aanbeveling en is dus niet acceptabel. Voor het overige is dit amendement in principe aanvaardbaar, maar de Commissie merkt wel op dat hetzelfde idee reeds in hoofdstuk II, punt 2 is verwerkt naar aanleiding van amendement 21 en hier dus overbodig is. Bijgevolg is het niet nodig in de tekst van dit hoofdstuk een nieuw beginsel op te nemen.

    In amendement 25 (hoofdstuk II, punt 6) wordt het participatiebeginsel nader omschreven. Een brede participatie is in principe aanvaardbaar, maar de Commissie stelt wel de formulering "bij de planning en het beheer" voor in plaats van "bij de ruimtelijke ordening", aangezien zo beter het volledige spectrum van in te schakelen actoren en sectorale planningsactiviteiten wordt aangegeven. Voorts wordt het amendement in de voorgestelde vorm goedgekeurd. De tekst is nu als volgt:

    Participatieplanning waarbij alle belanghebbenden (maritieme belangen, lokale bewoners en bedrijven, gebruikers van recreatievoorzieningen en vissersgemeenschappen, milieu-NGO's) bij de planning en het beheer worden betrokken door middel van overleg en een gedeelde verantwoordelijkheid.

    Amendement 29 (hoofdstuk III, lid 1) betreft de noodzaak van een nationale inventarisatie. De eerste zin, waarin melding wordt gemaakt van een toekomstig communautair juridisch kader, is onaanvaardbaar om dezelfde redenen als die waarom de amendementen 12, 16 en 18 (zie hieronder) niet kunnen worden geaccepteerd. De zinsnede "vóór 31 december 2002" kan beter worden veranderd in "binnen een jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling". De vermelding van partnerschap met de regionale autoriteiten is aanvaardbaar. Aangezien een dergelijke inventarisatie op zich geen convergentie van overheidsbeleid kan bewerkstelligen, kan het laatste gedeelte van het amendement beter worden veranderd in "als een stap in de richting van de convergentie van overheidsbeleid en plaatselijke initiatieven". De tekst van dit lid wordt dus:

    Binnen een jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling dienen de lidstaten een nationale inventarisatie uit te voeren om te analyseren welke partijen, wetten en instellingen de planning en het beheer van het kustgebied beïnvloeden, als een stap in de richting van de convergentie van overheidsbeleid en plaatselijke initiatieven.

    Ook voor amendement 32 (hoofdstuk IV, leden 1 en 2) geldt dat de vermelding van regionale autoriteiten en interregionale organisaties aanvaardbaar is. Als termijn kan beter de aanduiding "binnen drie jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling" worden gebruikt. De eerste zin wordt dus: Op basis van de resultaten van de inventarisatie dienen de lidstaten, in een partnerschap met de regionale autoriteiten en interregionale organisaties, binnen drie jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling een nationale strategie te ontwikkelen voor de uitvoering van de beginselen voor een geïntegreerd beheer van het kustgebied. De voorgestelde toevoeging van een zinsnede over een communautair juridisch kader wordt niet geaccepteerd. De tekst van het amendement komt dus als volgt te luiden:

    Op basis van de resultaten van de inventarisatie dienen de lidstaten, in een partnerschap met de regionale autoriteiten en interregionale organisaties, binnen drie jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling een nationale strategie te ontwikkelen voor de uitvoering van de beginselen voor een geïntegreerd beheer van het kustgebied. Deze strategie kan specifiek voor het kustgebied zijn of worden opgenomen in de context van een breder opgezette nationale strategie voor de bevordering van geïntegreerde planning en beheer.

    In het eerste gedeelte van amendement 33 (hoofdstuk IV, lid 3, letter a), wordt aanbevolen dat de nationale strategieën leiden tot bindende juridische instrumenten. Aangezien het opleggen van bindende regelgeving wellicht niet in alle landen de beste aanpak is, is dit gedeelte van het amendement onaanvaardbaar. De overige aanpassingen in het amendement (schrappen van het woord "relatieve" vóór "rol" en de toevoeging van "en indien nodig ingesteld") worden door de Commissie goedgekeurd. De tekst wordt dus:

    Met deze nationale strategie:

    (a) moet de rol worden vastgelegd van de verschillende bestuursinstanties in het land die onder andere bevoegd zijn voor activiteiten of hulpbronnen van het kustgebied;

    (b) moeten mechanismen voor de coördinatie daarvan worden gespecificeerd en indien nodig ingesteld. Bij deze rolbepaling moet worden gezorgd voor afdoende lokaal toezicht en voldoende regionale visie en consistentie (met name om ervoor te zorgen dat het plaatselijke bestuur niet te zeer wordt beïnvloed door de economische belangen op korte termijn van de inwoners en de omgeving);

    Het eerste gedeelte van amendement 34 (hoofdstuk IV, punt 3, letter b) waarin "zouden kunnen" wordt vervangen door "moeten" is voor de Commissie onaanvaardbaar omdat het hier een aanbeveling betreft. Het tweede gedeelte van het amendement, dat in de mogelijkheid voorziet per land meerdere plannen op te stellen, wordt door de Commissie geaccepteerd. De tekst wordt dus:

    moet de geschikte combinatie van instrumenten voor de tenuitvoerlegging van de beginselen binnen de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke context worden gespecificeerd. Bij de ontwikkeling van deze strategie zouden de lidstaten kunnen overwegen of het een goede zaak zou zijn een of meerdere nationale strategische plannen voor de kust op te stellen, waarbij gebruik wordt gemaakt van instrumenten voor ruimtelijke ordening voor de bevordering van geïntegreerde planning en beheer (waaronder instrumenten die prioriteit geven aan kustafhankelijke toepassingen in het strandwatergebied), mechanismen voor de aankoop van land en verklaring van openbaar bezit, ontwikkeling van contractuele overeenkomsten of convenanten met gebruikers van het kustgebied [1], inzet van (met de communautaire wetgeving verenigbare) economische en fiscale stimuleringsmaatregelen en benutting van planningmechanismen voor regionale ontwikkeling;

    [1] Inclusief milieuconvenanten met de industrie - zie COM(1996) 561 van 27.11.1996

    In amendement 42 (hoofdstuk VI, lid 2, letter d bis - nieuw) wordt het begrip "evaluatie van de mate waarin de communautaire regelgeving wordt nageleefd" geïntroduceerd. Dit is in principe aanvaardbaar, maar de zinsnede "met name ten aanzien van beschermde gebieden en soorten" dient te worden vervangen door "met inbegrip van wetgeving betreffende beschermde gebieden en soorten" om de reikwijdte van de evaluatie niet onnodig te beperken. De tekst wordt dus:

    een evaluatie van de mate waarin de communautaire regelgeving in de kustgebieden wordt nageleefd, met inbegrip van wetgeving betreffende beschermde gebieden en soorten.

    In amendement 43 (hoofdstuk VI, lid 2 bis - nieuw) wordt een herziening van deze aanbeveling door de Commissie en de indiening van een evaluatierapport voorgesteld - dit gedeelte is voor de Commissie aanvaardbaar. De laatste zinsnede over de gelijktijdige indiening door de Commissie van een communautair juridisch kader kan echter niet worden geaccepteerd aangezien het hier niet past vooruit te lopen op de vraag of een dergelijk voorstel al dan niet noodzakelijk zal zijn en door de Commissie zal worden voorgesteld. De tekst wordt dus:

    De Europese Commissie moet deze aanbeveling herzien binnen drie jaar na de goedkeuring ervan en zij moet het Europees Parlement en de Raad een evaluatierapport voorleggen.

    3.3. Gewijzigd voorstel

    Gelet op artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals hierboven aangegeven.

    Top