EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000SC1889

Ontwerp besluit van het comite douanesamenwerking EG-Turkije houdende wijziging van Besluit nr. 1/96, gewijzigd bij de Besluiten nrs. 1/97 en 2/97, tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije

/* SEC/2000/1889 def. */

Please be aware that this draft act does not constitute the final position of the institution.

52000SC1889

Ontwerp besluit van het comite douanesamenwerking EG-Turkije houdende wijziging van Besluit nr. 1/96, gewijzigd bij de Besluiten nrs. 1/97 en 2/97, tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije /* SEC/2000/1889 def. */


Ontwerp BESLUIT VAN HET COMITE DOUANESAMENWERKING EG-TURKIJE houdende wijziging van Besluit nr. 1/96, gewijzigd bij de Besluiten nrs. 1/97 en 2/97, tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Besluit nr. 1/96 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije van 20 mei 1996 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije dient te worden gewijzigd teneinde rekening te houden met recente ontwikkelingen in de douanewetgeving van de Gemeenschap. De bepalingen betreffende de afgifte en de verificatie van certificaten inzake goederenverkeer en de administratieve samenwerking dienen in overeenstemming te worden gebracht met soortgelijke bepalingen in andere associatieovereenkomsten met derde landen.

2. Bovendien heeft Turkije overeenkomstig Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije zijn tarieven geleidelijk aan het gemeenschappelijk douanetarief aangepast. In artikel 15 van Besluit nr. 1/95 is bepaald dat Turkije tot 1 januari 2000 ten aanzien van derde landen, voor producten die door de Associatieraad zijn aanvaard, douanerechten mag handhaven die hoger zijn dan het gemeenschappelijk douanetarief. Met ingang van 1 januari 2001 past Turkije voor de producten waarop Besluit nr. 1/95 betrekking heeft, ten aanzien van derde landen dezelfde douanerechten toe als de Gemeenschap.

3. Het verstrijken op 1 januari 2001 van de uitzondering waarin artikel 15 voorziet, maakt verwijzingen naar de oorsprong van de producten overbodig. Deze verwijzing naar de oorsprong is overigens misleidend voor zowel het bedrijfsleven als de autoriteiten. Talrijke ondernemers en overheidsinstanties zijn van mening dat de A.TR vooral als bewijs van de oorsprong wordt gebruikt, hoewel dit document in de eerste plaats bedoeld is als bewijs dat aan de bepalingen betreffende het vrije verkeer van industrieproducten tussen de Gemeenschap en Turkije is voldaan. Alle verwijzingen naar de oorsprong van de goederen werden derhalve verwijderd uit de tekst van het besluit tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije.

4. Het nieuwe besluit tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Besluit nr. 1/95 dient op 1 januari 2001 in werking te treden. In het licht van het bovenstaande stelt de Commissie de Raad voor de tekst van het bijgaande voorstel voor een besluit ten spoedigste goed te keuren in de vorm van een gezamenlijk standpunt van de Gemeenschap in het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije.

Ontwerp BESLUIT VAN HET COMITE DOUANESAMENWERKING EG-TURKIJE houdende wijziging van Besluit nr. 1/96, gewijzigd bij de Besluiten nrs. 1/97 en 2/97, tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije

HET COMITE DOUANESAMENWERKING,

Gelet op de Overeenkomst van 12 september 1963 waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije,

Gelet op Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie [1], inzonderheid op de artikelen 3, lid 6, 13, lid 3, en 28, lid 3,

[1] PB L 35 van 13.2.1996, blz. 1.

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Besluit nr. 1/96 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije van 20 mei 1996 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije dient te worden gewijzigd wat de bepalingen betreffende de afgifte en de daaropvolgende verificatie van A.TR.-certificaten betreft.

(2) In de laatste fase van de tenuitvoerlegging van de douane-unie EG-Turkije [2] hebben bepaalde aanpassingen plaatsgevonden die de wijziging van Besluit nr. 1/96 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije op een aantal punten noodzakelijk maken.

[2] Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 1/97 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije (PB L 166 van 25.6.1997, blz. 7) en Besluit nr. 2/97 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije (PB L 249 van 12.9.1997, blz. 18). Goedkeuring van Besluit nr. 1/98 (PB L 86 van 20.3.1998).

(3) Ingevolge het verstrijken van de uitzonderingsbepaling in artikel 15 van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije past Turkije voor de producten waarop Besluit nr. 1/95 betrekking heeft met ingang van 1 januari 2001 ten aanzien van derde landen dezelfde douanerechten toe als de Gemeenschap.

BESLUIT:

Titel I Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit zijn bepalingen vastgesteld ter uitvoering van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije, hierna "het basisbesluit" genoemd.

Artikel 2

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. "derde land" : een land of gebied dat niet tot het douanegebied van de douane-unie EG-Turkije behoort;

2. "deel van de douane-unie" : het douanegebied van de Gemeenschap, enerzijds, en het douanegebied van Turkije, anderzijds.

Titel II Douanebepalingen betreffende de handel in goederen tussen de twee delen van de douane-unie

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 3

Onverminderd de bepalingen van het basisbesluit inzake vrij verkeer, zijn het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan, die van toepassing zijn in het douanegebied van de Gemeenschap, en het Turkse douanewetboek, dat van toepassing is in het douanegebied van Turkije, van toepassing op de handel in goederen tussen de twee delen van de douane-unie, onder de voorwaarden die in dit besluit zijn vastgesteld.

Artikel 4

1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 4, van het basisbesluit worden de invoerformaliteiten geacht in het land van uitvoer te zijn vervuld wanneer het voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen vereiste document voor echt gewaarmerkt is.

2. De in lid 1 bedoelde waarmerking doet een douaneschuld bij invoer ontstaan en geeft aanleiding tot de toepassing van de in artikel 12 van het basisbesluit vermelde handelspolitieke maatregelen waaraan de betrokken goederen eventueel onderworpen zijn.

3. Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten de aangifte ten uitvoer van de betrokken goederen aanvaarden.

4. De schuldenaar is de aangever. Bij indirecte vertegenwoordiging is de persoon in wiens naam de aangifte wordt gedaan eveneens schuldenaar.

5. Het bedrag van de douanerechten dat met deze douaneschuld overeenstemt, wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij een douaneschuld die ontstaat door de aanvaarding, op dezelfde datum, van de aangifte van de betrokken goederen voor het vrije verkeer ter beëindiging van de regeling actieve veredeling.

Hoofdstuk 2 Bepalingen inzake administratieve samenwerking ten behoeve van het goederenverkeer

Artikel 5

Onverminderd het bepaalde in artikel 11 wordt het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van de bepalingen betreffende het vrije verkeer van industrieproducten tussen de Gemeenschap en Turkije is voldaan, geleverd door middel van de bewijsstukken die op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van Turkije of van een lidstaat worden afgegeven.

Artikel 6

1. Het in artikel 5 van dit besluit bedoelde bewijsstuk is het certificaat inzake goederenverkeer A.TR., waarvan het model in bijlage I is opgenomen.

2. Het ATR-certificaat mag uitsluitend worden gebruikt wanneer de goederen rechtstreeks van de Gemeenschap naar Turkije of van Turkije naar de Gemeenschap worden vervoerd. Producten die deel uitmaken van een enkele zending mogen evenwel over ander grondgebied worden vervoerd met, in voorkomend geval, overlading of tijdelijke opslag op dat grondgebied, op voorwaarde dat zij onder toezicht blijven van de douaneautoriteiten van het land van doorvoer of opslag en geen andere behandelingen ondergaan dan laden en opnieuw lossen of behandelingen die noodzakelijk zijn om ze in ongewijzigde staat te bewaren.

Producten uit Turkije of de Gemeenschap mogen door middel van pijpleidingen over ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of Turkije worden vervoerd.

3. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, wordt aan de douaneautoriteiten van het land van invoer geleverd door de overlegging van:

(a) één enkel vervoerdocument voor het vervoer van het land van uitvoer over het grondgebied van het land van doorvoer; of

(b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

(i) dat een nauwkeurige omschrijving van de producten bevat;

(ii) waarin de data van lossen en opnieuw laden van de producten en, in voorkomend geval, de namen van de vaartuigen of de andere vervoermiddelen zijn vermeld; en

(iii) dat bevestigt onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer hebben verbleven, of

bij ontstentenis hiervan, alle andere bewijsstukken.

Artikel 7

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer geviseerd bij de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft. Het wordt de exporteur ter hand gesteld zodra de uitvoer daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of zeker is dat deze zal plaatsvinden.

2. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. mag enkel worden geviseerd indien het in aanmerking komt als bewijsstuk voor de toepassing van de bepalingen van het basisbesluit inzake het vrij verkeer van goederen.

3. Een exporteur die een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. aanvraagt, dient bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt afgegeven, te allen tijde alle nodige documenten ten bewijze van de status van de betrokken producten over te leggen en aan alle andere in het basisbesluit en in dit besluit gestelde eisen te voldoen.

4. De douaneautoriteiten die het certificaat afgeven nemen alle noodzakelijke maatregelen om de status van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van het basisbesluit en van dit besluit te verifiëren. Te dien einde hebben zij het recht om overlegging van alle bewijsstukken te verzoeken en de boekhouding van de exporteur te inspecteren of alle andere controles te verrichten die zij noodzakelijk achten. De douaneautoriteiten die de certificaten afgeven, dragen bovendien zorg dat deze correct worden ingevuld. In het bijzonder gaan zij na of de voor de omschrijving van de goederen bestemde ruimte op zodanige wijze is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen onmogelijk zijn.

Artikel 8

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt binnen vier maanden na de datum van afgifte door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer aan de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd.

2. Certificaten inzake goederenverkeer A.TR. die na de in lid 1 vastgestelde uiterste datum worden overgelegd, kunnen worden aanvaard indien de niet-naleving van deze termijn aan uitzonderlijke omstandigheden te wijten is.

3. In andere gevallen van niet-tijdige overlegging aanvaarden de douaneautoriteiten van het land van invoer de certificaten inzake goederenverkeer A.TR. wanneer de goederen voor de genoemde uiterste datum werden aangebracht.

Artikel 9

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt gesteld op een formulier waarvan het model aan dit besluit is gehecht, in één van de officiële talen van de Gemeenschap of in het Turks en overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de certificaten in het Turks zijn gesteld, worden zij tevens in één van de officiële talen van de Gemeenschap gesteld. Zij worden ingevuld met de schrijfmachine of met de hand, in het laatste geval met inkt en in blokletters.

2. De afmetingen van het certificaat zijn 210 x 297 mm. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van minstens 25 g/m2. Het is voorzien van een groen geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

De lidstaten en Turkije kunnen zich het recht om de certificaten te drukken voorbehouden, dan wel de zorg daarvoor overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning verlenen. In het laatste geval wordt op elk formulier naar deze vergunning verwezen. Op elk formulier worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. Het formulier draagt bovendien een serienummer ter individualisering.

3. Het certificaat inzake goederen A.TR. wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage II en alle aanvullende voorschriften die in het kader van de douane-unie worden vastgesteld.

Artikel 10

1. Certificaten inzake goederenverkeer worden aan de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd volgens de procedures die in dat land van toepassing zijn. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van een certificaat verlangen. Voorts kunnen zij verlangen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de goederen aan de voorwaarden voor het in het vrije verkeer brengen voldoen.

2. De ontdekking van kleine discrepanties tussen de vermeldingen op het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. en die welke voorkomen in het document dat ter vervulling van de invoerformaliteiten aan de douaneautoriteiten wordt overgelegd, maakt deze certificaten niet noodzakelijk ongeldig indien naar behoren wordt vastgesteld dat zij met de aangebrachte goederen in overeenstemming zijn.

3. Onjuistheden die duidelijk vormfouten zijn, zoals typefouten, maken een certificaat inzake goederenverkeer niet ongeldig indien deze fouten geen twijfel doen ontstaan omtrent de juistheid van de in het certificaat voorkomende vermeldingen.

4. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. kan de exporteur de douaneautoriteit die het document heeft afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die deze in haar bezit heeft. In vak 8 van het aldus afgegeven duplicaat van het A.TR.-certificaat wordt een van de volgende woorden vermeld, alsmede de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat:

- DUPLICADO

- DUPLIKAT

- DUPLIKAT

- (((((((((

- DUPLICATE

- DUPLICATA

- DUPLICATO

- DUPLICAAT

- SEGUNDA VIA

- KAKSOISKAPPALE

- DUPLIKAT

- IKINCI NÜSHADIR.

Artikel 11 Vereenvoudigde procedure voor de afgifte van certificaten

1. In afwijking van artikel 7 van dit besluit kan overeenkomstig de volgende bepalingen een vereenvoudigde procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. worden gebruikt.

2. De douaneautoriteiten in het land van uitvoer kunnen een exporteur, hierna "toegelaten exporteur" genoemd, die veelvuldig goederen verzendt waarvoor certificaten inzake goederenverkeer A.TR. kunnen worden afgegeven en die ten genoegen van de bevoegde autoriteiten alle noodzakelijke garanties biedt voor de controle van de status van de goederen, toestemming geven om, op het tijdstip van uitvoer, aan het douanekantoor van het land van uitvoer noch de goederen zelf, noch de daarop betrekking hebbende aanvraag voor een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. over te leggen ter verkrijging van een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van dit besluit.

3. De douaneautoriteiten weigeren de in lid 2 bedoelde vergunning aan exporteurs die niet alle noodzakelijk geachte waarborgen bieden. De bevoegde autoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij doen dit wanneer de toegelaten exporteur niet langer aan de voorwaarden voldoet of niet meer de nodige waarborgen biedt.

4. In de door de douaneautoriteiten afgegeven vergunning worden met name vermeld :

(a) het kantoor dat belast is met de voorafgaande waarmerking van de certificaten;

(b) de wijze waarop de toegelaten exporteur dient aan te tonen dat de betrokken certificaten zijn gebruikt;

(c) in de in lid 5, onder b), bedoelde gevallen, de autoriteit die bevoegd is voor de verificatie achteraf waarin artikel 15 van dit besluit voorziet.

5. In de vergunning wordt, naar keuze van de bevoegde autoriteiten, bepaald dat het voor het visum van de douane bestemde vak:

(a) hetzij vooraf wordt voorzien van de stempelafdruk van het bevoegde douanekantoor van het land van uitvoer en de handtekening, eventueel door facsimile, van een ambtenaar van dat kantoor;

(b) hetzij door een toegelaten exporteur wordt voorzien van een door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer goedgekeurde speciale stempelafdruk die aan het model in bijlage III beantwoordt. Dergelijke stempelafdrukken mogen op de formulieren worden voorgedrukt.

6. In de in lid 5, onder a), bedoelde gevallen wordt in vak 8 "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. een van de volgende vermeldingen aangebracht:

"Procedimiento simplificado"

"Forenklet fremgangsmåde"

"Vereinfachtes Verfahren"

"ÁðëïõóôåõìÝíç äéáäéêáóßá"

"Simplified procedure"

"Procédure simplifiée"

"Procedura semplificata"

"Vereenvoudigde regeling"

"Procedimento simplificado"

"Yksinkertaistettu menettely"

"Förenklat förfarande"

"Basitlestirilmis prosedür".

7. Het ingevulde certificaat, voorzien van een van de in lid 6 bedoelde vermeldingen en ondertekend door de toegelaten exporteur, geldt als bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 5 van dit besluit is voldaan.

Artikel 12 Afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. op grond van een eerder afgegeven certificaat inzake goederenverkeer A.TR.

Wanneer goederen onder toezicht van een douanekantoor in de Gemeenschap of Turkije worden geplaatst kan het origineel van het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. door een of meer certificaten inzake goederenverkeer A.TR. worden vervangen met het oog op de verzending van al deze goederen of een gedeelte daarvan naar andere plaatsen in de Gemeenschap of Turkije. De vervangende certificaten inzake goederenverkeer A.TR. worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen.

Artikel 13 Administratieve samenwerking

1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Turkije doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, modelafdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. evenals de adressen van de douaneautoriteiten die deze certificaten verifiëren.

2. Met het oog op de correcte toepassing van dit besluit verlenen de Gemeenschap en Turkije elkaar via de bevoegde douanediensten bijstand bij de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer A.TR. en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 14 Afgifte achteraf van A.TR.-certificaten

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, kunnen certificaten inzake goederenverkeer A.TR. in uitzonderlijke gevallen worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking hebben, indien:

(a) op het tijdstip van uitvoer geen certificaat werd afgegeven wegens vergissingen of onvrijwillige weglatingen of bijzondere omstandigheden; of

(b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. werd afgegeven, doch dat dit certificaat om technische redenen bij de invoer niet werd aanvaard.

2. Voor de toepassing van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. betrekking heeft, evenals de redenen van zijn verzoek.

3. De afgifte achteraf van een certificaat inzake goederen A.TR. is slechts mogelijk nadat de douaneautoriteiten hebben geverifieerd dat de in de aanvraag van de exporteur verstrekte informatie in overeenstemming is met die van het desbetreffende dossier.

4. In vak 8 van de achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer A.TR. wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

"EXPEDIDO A POSTERIORI"

"UDSTEDT EFTERFØLGENDE"

"NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT"

"ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ"

"ISSUED RETROSPECTIVELY"

"DELIVRE A POSTERIORI"

"RILASCIATO A POSTERIORI"

"AFGEGEVEN A POSTERIORI"

"EMITIDO A POSTERIORI"

"ANNETTU JÄLKIKÄTEEN"

"UTFÄRDAT I EFTERHAND"

"SONRADAN VERILMISTIR"

Artikel 15 Verificatie van A.TR.-certificaten

1. De verificatie achteraf van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. geschiedt steekproefsgewijze of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redelijke twijfel hebben omtrent de echtheid van de certificaten, de status van de betrokken producten of de naleving van de andere voorschriften van het basisbesluit of van dit besluit.

2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 doen de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. en de factuur, indien deze werd overgelegd of een afschrift van deze documenten aan de douaneautoriteiten van het land van invoer toekomen, onder vermelding, indien nodig, van de redenen waarom zij een onderzoek verlangen. Ter ondersteuning van dit onderzoek stellen de douaneautoriteiten alle noodzakelijke documenten en alle informatie ter beschikking waaruit blijkt dat de op het A.TR.-certificaat vermelde gegevens onjuist zijn.

3. De verificatie wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer verricht. Deze autoriteiten hebben te dien einde het recht bewijsmateriaal te verlangen en alle noodzakelijk geachte inspecties van de boekhouding van de exporteur en alle andere controles te verrichten.

4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de behandeling waarin het basisbesluit voorziet voor de betrokken producten te weigeren in afwachting van de resultaten van de verificatie, wordt de importeur de vrijgave van de producten voorgesteld, met dien verstande dat alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen.

5. De douaneautoriteiten die om de verificatie verzoeken, worden binnen ten hoogste tien maanden in kennis gesteld van de resultaten daarvan. Uit deze resultaten moet duidelijk blijken of de documenten echt zijn en de betrokken producten zich in de Gemeenschap of in Turkije in het vrije verkeer bevonden en aan de andere bepalingen van het basisbesluit en van dit besluit voldoen.

6. Indien, in geval van gegronde twijfel, niet binnen tien maanden antwoord wordt ontvangen of het antwoord onvoldoende informatie bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke status van het product vast te stellen, weigeren de verzoekende douaneautoriteiten, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, de behandeling waarin het basisbesluit voorziet.

Artikel 16 Geschillenbeslechting

Wanneer met betrekking tot de verificatieprocedures van artikel 15 geschillen ontstaan waarvoor geen regeling kan worden getroffen tussen de douaneautoriteiten die om verificatie verzoeken en de douaneautoriteiten die deze verificatie moeten uitvoeren of wanneer zich problemen voordoen met de interpretatie van dit besluit, wordt een en ander aan het Comité Douanesamenwerking voorgelegd.

De beslechting van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer valt in alle gevallen onder de wetgeving van het laatstgenoemde land.

Artikel 17 Sancties

Sancties worden opgelegd aan eenieder die een document met onjuiste informatie opstelt of laat opstellen met het doel de behandeling te verkrijgen waarin het basisbesluit voorziet.

Hoofdstuk 3 Bepalingen betreffende door reizigers medegevoerde goederen

Artikel 18

Niet voor handelsdoeleinde bestemde goederen die door reizigers van het ene deel van de douane-unie naar het andere deel van de douane-unie worden medegevoerd, kunnen in het vrije verkeer worden gebracht zonder het in hoofdstuk 2 bedoelde certificaat, mits zij worden aangegeven als goederen die aan de voorwaarden voor het in het vrije verkeer brengen voldoen en aan de juistheid van de aangifte geen twijfel bestaat.

Hoofdstuk 4 Postzendingen

Artikel 19

Postzendingen (met inbegrip van postpakketten) mogen vrij worden vervoerd zonder dat gebruik wordt gemaakt van het in hoofdstuk 2 bedoelde certificaat, mits op de verpakking of op de begeleidende documenten geen aanduiding is aangebracht dat de zich daarin bevindende goederen niet aan de voorwaarden van het basisbesluit voldoen. Deze aanduiding bestaat uit een geel etiket van het in bijlage IV opgenomen model, dat in alle gevallen van deze aard door de bevoegde autoriteiten van het land van uitvoer wordt aangebracht.

Titel III Douanebepalingen betreffende de handel in goederen met derde landen

Hoofdstuk 1 Bepalingen inzake de douanewaarde van goederen

Artikel 20

De kosten van vervoer en verzekering, laden en op- en overslag, verbonden met het vervoer van goederen uit derde landen nadat deze de douane-unie zijn binnengekomen, worden bij het vaststellen van de douanewaarde buiten beschouwing gelaten, mits deze kosten afzonderlijk van de daadwerkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs zijn vermeld.

Hoofdstuk 2 Passieve veredeling

Artikel 21

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "driehoeksverkeer" verstaan de regeling waarbij veredelingsproducten na passieve veredeling met gehele of gedeeltelijke ontheffing van invoerrechten tot het vrije verkeer worden toegelaten in het andere deel van de douane-unie dan waaruit de goederen tijdelijk zijn uitgevoerd.

Artikel 22

Het gebruik van driehoeksverkeer voor passieve veredeling wordt op verzoek van de vergunninghouder toegestaan, behalve wanneer het systeem uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer wordt gebruikt.

Artikel 23

1. In geval van driehoeksverkeer wordt gebruik gemaakt van het inlichtingenblad INF 2.

2. Het inlichtingenblad INF 2, dat overeenstemt met het model en voldoet aan de bepalingen die in de communautaire en de Turkse douanewetgeving zijn opgenomen, bestaat uit één origineel en één kopie die samen aan het kantoor van binnenkomst worden overgelegd. Het inlichtingenblad INF 2 wordt opgemaakt ten belope van de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen. Indien te verwachten is dat de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten in deelzendingen via verschillende douanekantoren zal plaatsvinden, geeft het kantoor van binnenkomst op verzoek van de vergunninghouder het vereiste aantal inlichtingenbladen INF 2 af die zijn opgemaakt ten belope van de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen.

3. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het inlichtingenblad INF 2 kan de houder van de vergunning tot passieve veredeling een duplicaat aanvragen bij het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg indien wordt aangetoond dat de tijdelijk uitgevoerde goederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd niet opnieuw zijn ingevoerd.

Op dit duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- DUPLICADO

- DUPLIKAT

- DUPLIKAT

- (((((((((

- DUPLICATE

- DUPLICATA

- DUPLICATO

- DUPLICAAT

- SEGUNDA VIA

- KAKSOISKAPPALE

- DUPLIKAT

- IKINCI NÜSHADIR.

4. Het verzoek om afgifte van een inlichtingenblad INF 2 houdt in dat de vergunninghouder ermee instemt dat de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten aan een andere persoon wordt overgedragen.

Artikel 24

1. Het kantoor van plaatsing onder de regeling tekent het origineel en de kopie van het inlichtingenblad INF 2 af, behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug.

2. Wanneer het kantoor van plaatsing onder de regeling van oordeel is dat het douanekantoor waar de aangifte voor het vrije verkeer zal worden overgelegd kennis dient te hebben van bepaalde gegevens van de vergunning die niet op het inlichtingenblad voorkomen, dan vult dit kantoor het inlichtingenblad met deze gegevens aan.

3. Het origineel van het inlichtingenblad INF 2 wordt overgelegd aan het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. Dit kantoor verklaart op het origineel dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten en geeft het vervolgens terug aan degene die het heeft overgelegd.

Artikel 25

1. Wanneer het kantoor van plaatsing onder de regeling het inlichtingenblad INF 2 dient te viseren, vermeldt dit kantoor in vak 16 op welke wijze de goederen in tijdelijke uitvoer geïdentificeerd kunnen worden.

2. Wanneer monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt het in lid 1 genoemde kantoor deze monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op de voorwerpen zelf, indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze verzegeling niet kan worden verbroken zonder dat dit sporen nalaat.

Een etiket met het stempel van het kantoor en een verwijzing naar de uitvoeraangifte worden op zodanige wijze op de monsters, illustraties of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet verwisseld kunnen worden.

3. De overeenkomstig lid 2 gewaarmerkte en verzegelde monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden geretourneerd aan de exporteur die deze bij de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten met ongeschonden verzegeling overlegt.

4. Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten eerst bekend worden nadat het douanekantoor het inlichtingenblad INF 2 heeft afgetekend, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur overhandigd in een enveloppe die niet kan worden geopend zonder dat dit sporen nalaat..

Artikel 26

1. De importeur van de veredelingsproducten of de vervangende producten legt bij het indienen van de aangifte voor het vrije verkeer het origineel van het inlichtingenblad INF 2 alsmede, in voorkomend geval, de in artikel 25, leden 3 en 4, bedoelde identificatiemiddelen over aan het douanekantoor waar de aanzuivering plaatsvindt.

2. Indien de veredelingsproducten of de vervangende producten in een enkele zending in het vrije verkeer worden gebracht of indien dit naar verwachting in verscheidene zendingen maar bij hetzelfde douanekantoor zal geschieden, boekt dit douanekantoor op het origineel van het inlichtingenblad INF 2 de hoeveelheid goederen in tijdelijke uitvoer af die met de hoeveelheid in het vrije verkeer gebrachte veredelingsproducten of vervangende producten overeenstemt.

Wanneer het inlichtingenblad INF 2 volledig is aangezuiverd, wordt het aan de overeenkomstige aangifte gehecht. Wordt het niet volledig aangezuiverd, dan wordt het aan de aangever teruggezonden en wordt de aangifte voor het vrije verkeer van een dienovereenkomstige aantekening voorzien.

3. Indien de veredelingsproducten of de vervangende producten in meerdere zendingen bij verscheidene douanekantoren in het vrije verkeer worden gebracht, terwijl artikel 23, lid 2, niet is toegepast, geeft het douanekantoor waar de eerste aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend, op verzoek van de aangever, ter vervanging van het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 2, inlichtingenbladen INF 2 af ten belope van de hoeveelheid goederen in tijdelijke uitvoer die nog niet in het vrije verkeer is gebracht. Dit kantoor vermeldt op dat vervangende inlichtingenblad of die vervangende inlichtingenbladen het nummer van het oorspronkelijke inlichtingenblad en het douanekantoor dat het heeft afgegeven. De op de vervangende inlichtingenbladen vermelde hoeveelheid wordt afgeboekt op de hoeveelheid vermeld op het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 2 dat, wanneer het aldus is aangezuiverd, aan de oorspronkelijke aangifte voor het vrije vekeer wordt gehecht. Elk vervangend inlichtingenblad wordt na volledige aanzuivering gehecht aan de aangifte voor het vrije verkeer waarop het betrekking heeft.

Artikel 27

Het kantoor van aanzuivering kan het douanekantoor dat het inlichtingenblad INF 2 heeft afgetekend om controle achteraf van de echtheid van het inlichtingenblad en de juistheid van de daarin vervatte gegevens en, eventueel, om aanvullende gegevens verzoeken.

Dit kantoor geeft aan dit verzoek zo spoedig mogelijk gevolg.

Hoofdstuk 3 Terugkerende goederen

Artikel 28

1. Goederen uit het ene deel van de douane-unie die, na uit het douanegebied daarvan te zijn uitgevoerd, in het douanegebied van het andere deel van de douane-unie terugkeren en binnen drie jaar in het vrije verkeer worden gebracht, worden op verzoek van de belanghebbende van invoerrechten vrijgesteld.

De termijn van drie jaar kan worden overschreden in verband met bijzondere omstandigheden.

2. Indien de terugkerende goederen, voorafgaand aan hun uitvoer uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie, in het vrije verkeer waren gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht of een nulrecht uit hoofde van hun bijzondere bestemming, mag de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts worden verleend indien de goederen opnieuw voor dezelfde doeleinden worden ingevoerd.

Indien de in te voeren goederen niet meer voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, wordt het bedrag aan invoerrechten waaraan zij zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat eventueel is geheven op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Is dit laatste bedrag hoger dan het bij het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen geïnde bedrag, dan wordt geen terugbetaling verleend.

3. De in lid 1 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie zijn uitgevoerd, tenzij deze goederen zich nog bevinden in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

Artikel 29

De in artikel 28 van dit besluit bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt slechts verleend wanneer de goederen worden wederingevoerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

Artikel 30

De artikelen 28 en 29 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijke werden uitgevoerd of wederuitgevoerd na onder de regeling actieve veredeling te zijn geplaatst.

Het bedrag aan wettelijk verschuldigde invoerrechten wordt vastgesteld volgens de bepalingen van de regeling actieve veredeling. De datum van wederuitvoer van de veredelingsproducten wordt als de datum van het in het vrije verkeer brengen beschouwd.

Artikel 31

Terugkerende goederen komen ook voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking wanneer zij slechts een gedeelte vormen van de goederen die eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd.

Dit is eveneens het geval wanneer de terugkerende goederen bestaan uit delen of toebehoren van machines, instrumenten, toestellen of andere producten welke eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie zijn uitgevoerd.

Artikel 32

1. In afwijking van artikel 29 van dit besluit komen terugkerende goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking wanneer zij zich in een van de volgende situaties bevinden:

(a) goederen die na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie slechts behandelingen hebben ondergaan die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of die uitsluitend hun presentatie wijzigen;

(b) goederen waarvan na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik, ook al hebben zij andere behandelingen ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die hun presentatie wijzigen, mits is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

- de goederen hebben de genoemde behandelingen uitsluitend met het oog op herstelling of revisie ondergaan,

- de ongeschiktheid voor het beoogde gebruik is pas gebleken nadat met de genoemde behandelingen een aanvang was gemaakt.

2. Indien de behandelingen die de terugkerende goederen overeenkomstig lid 1, onder b), mogelijkerwijze hebben ondergaan, bij de plaatsing van de goederen onder de regeling passieve veredeling aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van invoerrechten dan gelden de regels betreffende de heffing van rechten welke in het kader van genoemde regeling van toepassing zijn.

Indien evenwel ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat de behandeling die goederen hebben ondergaan bestaat uit een herstelling of revisie die noodzakelijk was ten gevolge van een onvoorziene gebeurtenis buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie, dan wordt, mits de waarde van de terugkerende goederen door deze behandeling niet hoger is geworden dan de waarde op het ogenblik van hun uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie, vrijstelling van invoerrechten toegekend.

3. Voor de toepassing van lid 2, tweede alinea:

(a) wordt onder "herstelling of revisie die noodzakelijk was" verstaan elke handeling die ten doel heeft een gebrekkige werking te verhelpen of materiële schade te herstellen welke gedurende het verblijf van de goederen buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie is ontstaan en zonder welke deze goederen onder normale omstandigheden niet meer kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd zijn;

(b) wordt aangenomen dat de waarde van de terugkerende goederen, als gevolg van de behandeling die zij hebben ondergaan, niet groter is dan die welke zij op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie hadden, wanneer deze behandeling beperkt is gebleven tot hetgeen strikt noodzakelijk was om de goederen onder dezelfde omstandigheden te kunnen gebruiken als op het tijdstip van uitvoer.

Wanneer de herstelling of revisie van de goederen het gebruik van vervangingsonderdelen vereist, dient dit gebruik beperkt te zijn tot de onderdelen welke strikt noodzakelijk zijn om de goederen opnieuw geschikt te maken voor het gebruik waarvoor zij op het tijdstip van uitvoer bestemd waren.

Artikel 33

Op verzoek van de belanghebbende geven de douaneautoriteiten bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer een document af dat de gegevens bevat aan de hand waarvan de identiteit van de goederen kan worden vastgesteld wanneer deze opnieuw in het douanegebied van een van de delen van de douane-unie worden binnengebracht.

Artikel 34

1. Als "terugkerende goederen" kunnen worden aanvaard:

- goederen waarvoor samen met de aangifte voor het vrije verkeer de volgende documenten worden overgelegd:

(a) hetzij het exemplaar van de aangifte ten uitvoer dat de exporteur door de douaneautoriteiten is overhandigd of een door genoemde autoriteiten voor eensluidend gewaarmerkte kopie van dit document;

(b) hetzij het in artikel 35 van dit besluit bedoelde inlichtingenblad.

De onder a) en b) bedoelde documenten zijn niet vereist indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op grond van bewijsstukken waarover zij beschikken of die zij van de belanghebbende kunnen verlangen, kunnen vaststellen dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd en op het tijdstip van uitvoer voldeden aan de voorwaarden om als terugkerende goederen te worden aangemerkt;

- goederen die zijn gedekt door een in het andere deel van de douane-unie afgegeven ATA-carnet.

Deze goederen kunnen als terugkerende goederen worden aangemerkt onder de in artikel 28 van dit besluit genoemde voorwaarden, ook indien de geldigheidsduur van het ATA-carnet is verstreken.

In ieder geval vervult het douanekantoor van wederinvoer de volgende formaliteiten:

- het verifieert de gegevens die in de vakken A tot en met G van het deel "wederinvoer" voorkomen;

- het vult de strook en vak H van het deel "wederinvoer" in;

- het houdt het deel "wederinvoer" in.

2. Lid 1, eerste streepje, is niet van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen welke zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling, indien volgens autonome of op overeenkomst berustende bepalingen in die omstandigheden geen douanedocumenten vereist zijn.

Het is evenmin van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere behandeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven.

3. Wanneer zij dit noodzakelijk achten, kunnen de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer, met name met het oog op de identificatie van de teruggekeerde goederen, van belanghebbende aanvullende bewijsstukken verlangen.

Artikel 35

Het inlichtingenblad INF 3 wordt in één origineel en twee kopieën gesteld op formulieren die overeenstemmen met de modellen waarin de communautaire en de Turkse douanewetgeving voorzien.

Artikel 36

1. Het inlichtingenblad INF 3 wordt op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer afgegeven bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de goederen waarop het betrekking heeft, wanneer deze exporteur verklaart dat de betrokken goederen vermoedelijk via een douanekantoor van het andere deel van de douane-unie zullen terugkeren.

2. Het inlichtingenblad INF 3 kan eveneens, op verzoek van de exporteur, door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer worden afgegeven nadat de uitvoerformaliteiten voor de goederen waarop het betrekking heeft, zijn vervuld, mits deze autoriteiten, aan de hand van de inlichtingen waarover zij beschikken, kunnen vaststellen dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur met de uitgevoerde goederen overeenstemmen.

Artikel 37

1. In het inlichtingenblad INF 3 worden alle gegevens opgenomen welke de douaneautoriteiten nodig achten om de identiteit van de uitgevoerde goederen vast te stellen.

2. Wanneer te verwachten is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van het andere deel van de douane-unie of naar het douanegebied van beide delen van de douane-unie zullen terugkeren via verschillende andere douanekantoren dan het douanekantoor van uitvoer, kan de exporteur voor de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen om afgifte van meer dan één inlichtingenblad INF 3 verzoeken.

De exporteur kan de douaneautoriteiten die het inlichtingenblad INF 3 hebben afgegeven eveneens vragen dit te vervangen door meerdere inlichtingenbladen INF 3 voor de totale hoeveelheid van de goederen die op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3 zijn vermeld.

De exporteur kan ook om afgifte van een inlichtingenblad INF 3 voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen verzoeken.

Artikel 38

Het origineel en een kopie van het inlichtingenblad INF 3 worden de exporteur ter hand gesteld, zodat hij deze op het douanekantoor van wederinvoer kan overleggen. De tweede kopie wordt door de douaneautoriteiten van afgifte in hun archieven opgeborgen.

Artikel 39

Het douanekantoor van wederinvoer tekent op het origineel en de kopie van het inlichtingenblad INF 3 de hoeveelheid teruggekeerde goederen aan die vrijgesteld zijn van invoerrechten, houdt het origineel in en stuurt de douaneautoriteiten van afgifte de kopie van dat inlichtingenblad met daarop het nummer en de datum van de aangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen.

Voornoemde douaneautoriteiten vergelijken deze kopie met die welke in hun bezit is en bewaren deze in hun archieven.

Artikel 40

In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het origineel van het inlichtingenblad INF 3 kan belanghebbende een duplicaat vragen aan de douaneautoriteiten die het origineel hebben afgegeven. Genoemde autoriteiten willigen dit verzoek in wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. Op het aldus afgegeven duplicaat moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

- DUPLICADO

- DUPLIKAT

- DUPLIKAT

- (((((((((

- DUPLICATE

- DUPLICATA

- DUPLICATO

- DUPLICAAT

- SEGUNDA VIA

- KAKSOISKAPPALE

- DUPLIKAT

- IKINCI NÜSHADIR.

De afgifte van het duplicaat wordt door de douaneautoriteiten aangetekend op de kopie van het inlichtingenblad INF 3 die in hun bezit is.

Artikel 41

1. De douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer doen de autoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op hun verzoek alle beschikbare gegevens toekomen aan de hand waarvan deze kunnen nagaan of de goederen aan de voorwaarden voldoen om voor toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk in aanmerking te komen.

2. Het inlichtingenblad INF 3 kan voor het aanvragen en de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens worden gebruikt.

Titel IV Slotbepalingen

Artikel 42

Dit besluit treedt in de plaats van Besluit nr. 1/96 van het Comité Douanesamenwerking van 20 mei 1996 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.

Gedaan te Brussel,

Voor het Comité Douanesamenwerking

De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

De voorgestelde maatregel betreft een wijziging van Besluit nr. 1/96 van het Comité Douanesamenwerking EG-Turkije tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije teneinde rekening te houden met recente ontwikkelingen in de douanewetgeving van de Gemeenschap. Er zijn geen financiële consequenties.

BIJLAGE I

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE II

Toelichting bij het certificaat inzake goederenverkeer

I. Voorschriften voor het opmaken van het certificaat inzake goederenverkeer

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt gesteld in een van de talen van de

overeenkomst, volgens het nationale recht van het land van uitvoer. Wanneer het certificaat in

de Turkse taal wordt gesteld, wordt het eveneens in een van de officiële talen van de

Gemeenschap gesteld.

2. Het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. wordt met de schrijfmachine of met de hand in

blokletters ingevuld. Er mogen geen raderingen of overschrijvingen in voorkomen.

Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en toevoeging van de juiste

vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door degene die het

certificaat heeft opgesteld en wordt door de douaneautoriteiten geviseerd.

In het daarvoor bestemde vak wordt een omschrijving van de producten vermeld. Daarbij mag

geen ruimte worden vrijgelaten. Indien het vak niet volledig wordt gebruikt, wordt onder de

laatste regel van de beschrijving een horizontale streep getrokken en wordt de niet-gebruikte

ruimte geradeerd.

II. Aanwijzingen voor het invullen van de verschillende vakken

1. Volledige naam en adres van de betrokken persoon of onderneming.

2. In voorkomend geval, het nummer van het vervoerdocument.

3. In voorkomend geval, de volledige naam en het adres van de persoon of personen of de

ondernemingen of ondernemingen waar de goederen worden afgeleverd.

5. Naam van het land van uitvoer.

6. Naam van het betrokken land.

9. Nummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen dat op het

certificaat is vermeld.

10. Merken, nummers, aantal en aard van de colli's en gebruikelijke handelsbenaming van de

goederen.

11. Brutomassa van de in het overeenkomstige vak 10 omschreven producten, uitgedrukt in

kilogrammen of een andere meeteenheid (hl, m3, etc.).

12. Aan te vullen door de douane. In voorkomend geval gegevens betreffende het

uitvoerdocument vermelden (model en nummer van het formulier, naam van het

douanekantoor en van het land van afgifte).

13. Plaats en datum, handtekening en naam van de exporteur.

BIJLAGE III

Speciale stempel als bedoeld in Artikel 11, lid 5

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE IV

Geel etiket als bedoeld in Artikel 19

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Top