Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000DC0256

Communication from the Commission - Challenges for enterprise policy in the knowledge-driven economy

52000DC0256




MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Uitdagingen voor het ondernemingenbeleid in de kenniseconomie

(ingediend door de Commissie)

1. Inleiding

Als gevolg van de mondialisering en de nieuwe kenniseconomie wordt de Europese Unie met een ware omwenteling geconfronteerd. Dit was de belangrijkste mededeling van de Europese Raad van Lissabon, waar de Unie zichzelf voor het komende decennium een nieuw strategisch doel heeft gesteld: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

Dit doel kan alleen worden bereikt door Europa ondernemender en innoverender te maken. Banen in de nieuwe economie zullen hoofdzakelijk worden gecreëerd door energieke kleine en middelgrote ondernemingen, zowel in de e-economie zelf als in de meer traditionele sectoren van de economie, waaronder met name de dienstensector. Het effect van internet en van de elektronische handel zal in alle sectoren voelbaar zijn.

Er is een systematische aanpak vereist om het ondernemerschap in de nieuwe economie te bevorderen. In de eerste plaats moeten wij de risicobereidheid en de ondernemingszin stimuleren. Ten tweede moeten we een dynamisch ondernemingsklimaat scheppen waarin ondernemingen kunnen starten, groeien en innoveren, gesteund door risicokapitaal en een efficiënt innovatie- en onderzoeksbeleid. Ten derde moeten wij ervoor zorgen dat het bedrijfsleven daadwerkelijk toegang krijgt tot markten - binnen en buiten de EU - waar zij hun producten en diensten kunnen verkopen.

In deze mededeling wordt een beschrijving gegeven van de uitdagingen waarmee het ondernemingenbeleid in de komende vijf jaar zal worden geconfronteerd. Door deze het hoofd te bieden, zal de EU tot stand brengen wat voorzitter Prodi in zijn bijdrage aan de Europese Raad van Lissabon de 'Onderneming Europa' heeft genoemd. Voorts wordt in deze mededeling het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) gepresenteerd; dit bevat ook een actiekader om deze doelen te kunnen bereiken.

Een succesvol ondernemingenbeleid is essentieel voor een duurzame ontwikkeling. De nieuwe open coördinatiemethode, waarvoor de Europese Raad van Lissabon de aanzet heeft gegeven, impliceert een coördinerende rol voor de Europese instellingen om door middel van benchmarkingmethoden en een effectief toezicht op de vorderingen een coherenter strategisch beheer te waarborgen. Op grond van de beginselen die in deze mededeling worden toegelicht, zal de Commissie in het tweede halfjaar van 2000, in het kader van het aangekondigde benchmarkingproject, indicatoren vaststellen en specifiekere doelen en termijnen voorstellen.

Al deze acties, waarmee wordt geprobeerd het concurrentievermogen van ondernemingen te verbeteren en het ondernemerschap te bevorderen, moeten worden geïntegreerd in het coördinatieproces voor de structurele hervormingen. In het bijzonder moeten deze acties coherent zijn met de in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid gestelde prioriteiten, die van groot belang zijn bij de coördinatie van het economisch beleid tussen de lidstaten.

Deze mededeling moet worden gezien in het licht van het algemene streven van de Commissie naar duurzame ontwikkeling en in de specifieke context van vier andere aanverwante en toekomstige initiatieven van de Commissie, namelijk:

-het alomvattende actieplan e-Europa, dat in juni 2000 moet zijn opgesteld;

-het benchmarkingproject voor ondernemerschap en innovatie, dat in juni 2000 moet worden gestart en waarvan de eerste resultaten in december 2000 worden verwacht;

-het Europees Handvest voor kleine ondernemingen, dat in juni 2000 goedgekeurd moet worden;

-een herziening van de financiële instrumenten van de EU om de financiering op startende hightechbedrijven en andere risicokapitaalinitiatieven te richten.

2. Uitdagingen voor het Europese ondernemingenbeleid

2.1. Ondernemerschap als sleutel voor de nieuwe economie

De 'Onderneming Europa' vergt een revolutie in onze cultuur en onze houding ten aanzien van ondernemerschap.

Europa moet zijn houding tegenover risico, beloning en mislukking heroverwegen. Zo moet het ondernemingenbeleid beleidsinitiatieven stimuleren waarbij het nemen van risico's wordt beloond. Europa is vaak terughoudend om ondernemers die gefaald hebben, een nieuwe kans te geven. Het ondernemingenbeleid zal nagaan onder welke omstandigheden een mislukking een minder negatieve connotatie kan krijgen en er misschien een tweede kans kan worden geboden. Het zal de lidstaten ertoe aanmoedigen de faillissementswetgeving te herzien om het nemen van risico's te stimuleren.

Onderwijs in ondernemerschap is een andere aanjager voor een dynamischer ondernemingscultuur. In elke onderwijsfase - primair, secundair en tertiair - moet algemene kennis over het bedrijfsleven en het ondernemerschap worden aangeleerd. Het ondernemingenbeleid zal ernaar streven om van specifieke modules of programma's over ondernemingen en bedrijfsleven een essentieel bestanddeel van de leerplannen van het secundair onderwijs en van hogescholen en universiteiten te maken. Voor een wetenschapper of ingenieur zou het opstellen van een businessplan even vanzelfsprekend moeten zijn als het verrichten van een wetenschappelijk experiment of het schrijven van een theoretisch artikel. In dit onderwijs in ondernemerschap moet de student ook een klantgerichte dienstverlenende cultuur worden bijgebracht.

Het percentage startende ondernemingen vergroten en de overlevings- en groeikansen voor nieuwe bedrijven verbeteren, is een belangrijk doel. Om het aantal ondernemers te doen toenemen, zal het ondernemingenbeleid ernaar streven het starterspercentage voor vrouwen, jongeren en werklozen te verbeteren door de vorming van netwerken en de klantgerichtheid te stimuleren. Het zal ook nieuwe vormen van ondernemerschap analyseren en promoten.

Ondernemers hebben financiële middelen nodig om hun ambities te verwezenlijken. In Europa is voor het MKB aandelenfinanciering nog grotendeels onontgonnen terrein. Het ondernemingenbeleid zal een betere toegang van het MKB tot financiering stimuleren en innovatieve benaderingen aanmoedigen. Het zal de tekortkomingen van de markt bij het verstrekken van start- en aanloopkapitaal en microleningen onderzoeken. De aandacht zal speciaal op de zwakke punten in de financieringscyclus worden gericht om zo het geheel te versterken. Bij de thans plaatsvindende herziening van de communautaire financiële instrumenten zal worden nagegaan in hoeverre deze bijdragen tot groei en werkgelegenheid. De buiten de EU en met name in de VS opgedane ervaring met startkapitaal, aanloopkapitaal en beursnotering zal worden bestudeerd, teneinde benchmarks vast te stellen en tekortkomingen in Europa met betrekking tot de oprichting en ontwikkeling van levensvatbare innoverende bedrijven en het scheppen van werkgelegenheid op te sporen.

2.2. Een innovatief ondernemingsklimaat bevorderen

In een moderne kenniseconomie is innovatie van cruciaal belang. Het ondernemingenbeleid zal een studie uitvoeren naar alle elementen die een klimaat kunnen creëren dat gunstig is voor oprichting en groei van innovatieve ondernemingen, vooral binnen het MKB, dat vaak problemen heeft met de toepassing van de meest actuele kennis. Het zal de toegang van ondernemingen tot nieuwe technologieën gemakkelijker trachten te maken en nagaan hoe partnerschappen tussen de particuliere en de overheidssector en spin-offs kunnen worden gestimuleerd. Het zal in de economie en de samenleving een innovatie- en onderzoekscultuur bevorderen door een voor innovatie gunstig klimaat te scheppen en onderzoek en innovatie beter op elkaar af te stemmen. De totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte met een betere netwerkvorming tussen de bestaande expertisecentra, meer samenhang tussen nationaal en Europees onderzoek, een grotere mobiliteit van onderzoekers en een Europese dimensie voor wetenschappelijke loopbanen zullen ertoe bijdragen deze uitdagingen het hoofd te bieden.

De Commissie zal de hinderpalen voor innovatie en verandering trachten op te sporen en weg te werken. Zo is bijvoorbeeld een passende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten essentieel voor het scheppen van een klimaat dat gunstig is voor innovatie, creativiteit en investeringen. De internemarktregels op dit gebied moeten een concurrentiebevorderend klimaat scheppen en tegelijkertijd een nauwkeurig evenwicht tussen alle betrokken partijen tot stand brengen. De goedkeuring van het Gemeenschapsoctrooi en andere instrumenten, zoals overeengekomen op de top van Lissabon, is van essentieel belang.

Een andere hinderpaal voor innovatie en verandering is het tekort aan geschoolde arbeidskrachten, zoals informatica- en telecommunicatie-ingenieurs. Dit kan een obstakel zijn voor de oprichting of ontwikkeling van nieuwe ondernemingen. Met de hervorming van de onderwijs- en beroepsopleidingssystemen teneinde dit tekort op te heffen zal een doel van het ondernemingenbeleid worden verwezenlijkt.

2.3. Nieuwe ondernemingsmodellen in de e-economie stimuleren

De volledige benutting van het e-potentieel van Europa werd door de Europese Raad van Lissabon als een van de belangrijkste doelen bestempeld. Het is derhalve zaak de voorwaarden te scheppen waaronder de elektronische handel en internet kunnen bloeien, zodat de Unie, door veel meer bedrijven en huishoudens via snelle verbindingen op internet aan te sluiten, haar achterstand op haar concurrenten kan inlopen. De nieuwe economie zal eenieders werk veranderen en zal van invloed zijn op de stroom van nieuwe ideeën naar de ondernemingen en op hun beheer, organisatie en procedures.

E-commerce heeft voornamelijk betrekking op de elektronische handel tussen ondernemingen (B2B: business to business e-commerce), die momenteel 85% van alle e-commerce-transacties in Europa uitmaakt en een aanzienlijk effect zal hebben op alle sectoren van de economie, ook de traditionele.

Terwijl de elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten door evolutie zal worden gekenmerkt, zal de elektronische handel tussen ondernemingen onderling een revolutie doormaken en van invloed zijn op de hele leveringsketen en bijgevolg ook op toelevering, inkoop, productontwikkeling, marketing, logistiek en distributie. Het effect van de elektronische handel beperkt zich dus niet tot de "internetbedrijven", maar vergt van alle bedrijven nieuwe ondernemingsmodellen.

In Europa staat het MKB over het algemeen nog huiverig tegenover de elektronische handel. Het is van essentieel belang het Europese MKB in staat te stellen en te stimuleren om de mogelijkheden van de elektronische handel te benutten. Het ondernemingenbeleid kan de beste werkwijzen en de ruime toepassing van succesvolle ondernemingsmodellen aanmoedigen.

2.4. Nog meer profijt trekken van de interne markt

De interne markt is een van de grootste successen van de EU en het belangrijkste instrument om de Europese ondernemingen ruime toegang tot de markt te verlenen. De resultaten ervan doen zich ook op de wereldmarkt gelden.

Ondanks de vooruitgang op het gebied van markttoegang van de laatste vijftien jaar hebben ondernemingen in de Europese interne markt nog veel te vaak te kampen met hinderpalen en overbodige kosten. Er moeten ook vorderingen worden gemaakt op gebieden als gas, elektriciteit, vervoer, telecommunicatie en postdiensten. De Europese Raad van Lissabon heeft dergelijke gebieden nauwkeurig gelokaliseerd.

De Strategie voor de Europese interne markt geeft aan welke acties moeten worden ondernomen. Zij wordt jaarlijks herzien om een continue vooruitgang te waarborgen. Bij de eerste herziening zullen de door de Europese Raad aangewezen problemen worden aangepakt, zoals de ontwikkeling van de inkoop on line, een noodzakelijke voorwaarde voor de bloei van de Europese elektronische handel en voor het scheppen van meer werkgelegenheid.

2.5. De bureaucratie verminderen

Een andere uitdaging bestaat erin de bureaucratie te verminderen, d.w.z. de huidige en toekomstige regelgeving zo licht en eenvoudig mogelijk te maken zonder dat de verwezenlijking van de algemene beleidsdoeleinden in het gedrang komt. Eigenlijk moeten de Europese Unie "eerst aan de kleintjes denken" om overbodige lasten voor het bedrijfsleven te vermijden. Daarbij gaat men ervan uit dat regelgeving die geschikt is voor kleine bedrijven, door alle ondernemingen kan worden toegepast; omgekeerd gaat dit niet op.

Wat voor de EU geldt, geldt ook voor de lidstaten. Samen met de Raad en het Parlement moet de Commissie erop toezien dat de regelgeving van de EU aan strenge normen voldoet. Zij wil dat de lidstaten dit voor hun regelgeving ook doen.

Het is tijd voor een radicale aanpak. Het hele acquis moet op grond van de opgedane ervaringen worden geëvalueerd. Dat binnen een termijn van vijf jaar te doen, is weliswaar een uitdaging, maar zeker haalbaar.

Wanneer nieuwe maatregelen worden voorgesteld, zal het effect ervan op het bedrijfsleven beter worden beoordeeld. Waar het de Commissie in het verleden aan ontbrak, waren niet goede voornemens, maar macht. In de VS kan het Office of Management and Budget van het Witte Huis wetgeving tegenhouden en een kosten-batenanalyse eisen. De Commissie zal zich ervoor inzetten dat de beoordeling van het effect op het bedrijfsleven ook werkelijk invloed heeft op de wetgeving door dit op het hoogste politieke niveau te doen.

De Commissie zal erop staan dat wetgevingsvoorstellen alleen kunnen worden goedgekeurd als het effect ervan op het bedrijfsleven grondig is beoordeeld voordat het voorstel wordt ingediend.

2.6. Nieuwe coördinatiemethoden: benchmarking, monitoring en gecoördineerde acties

De Europese Raad van Lissabon heeft benchmarking als essentieel element van de nieuwe open coördinatiemethode bestempeld. Hij heeft de Raad en de Commissie verzocht om tegen juni 2000 een grootschalig benchmarkingproject op te zetten, waarvan de eerste resultaten in december 2000 moeten zijn gepresenteerd.

Benchmarking, peer review, seminars en conferenties zijn allemaal methoden om goede werkwijzen te identificeren en uit te wisselen. Op verzoek van de Raad zal de Commissie haar onderzoek naar goede werkwijzen in haar beleid integreren. Voor het ondernemingenbeleid zal zij dit doen onder de titel "BEST-procedure". Zij zal dit coördineren met benchmarking- en andere activiteiten inzake goede werkwijzen op aanverwante beleidsterreinen, zoals onderzoek, onderwijs, milieu, beroepsopleiding, economie en werkgelegenheid.

De BEST-procedure zal:

-problemen identificeren via scoreborden en het verslag over het concurrentievermogen;

-de lidstaten en andere betrokken partijen laten participeren. Het Handvest voor kleine ondernemingen, dat in Lissabon werd aangekondigd en dat in juni 2000 moet zijn goedgekeurd, moet een echte participatie van de lidstaten waarborgen wanneer de resultaten belangrijk zijn voor het MKB;

-naargelang het geval gebruik maken van benchmarking, peer review en andere gecoördineerde acties om goede werkwijzen te identificeren en uit te wisselen;

-aan de Raad en de Europese Raad verslag uitbrengen over de resultaten;

-erop toezien dat aanbevelingen worden opgevolgd om een echte vooruitgang te waarborgen.

Benchmarking is meer dan een traditionele analyse van het concurrentievermogen. Terwijl een traditionele analyse prestatieverschillen kan opsporen, gaat benchmarking in eerste instantie na waarom deze verschillen zijn opgetreden. Het geeft aan welke processen tot betere prestaties leiden. Het schept ook een klimaat waarin veranderingen kunnen worden doorgevoerd en het succes ervan kan worden geëvalueerd.

Er zal een programma worden opgezet om de prestaties van het beleid van de lidstaten op het gebied van ondernemersactiviteit, innovatie en markttoegang te benchmarken en zo het ondernemingsklimaat te verbeteren. Andere projecten zullen gericht zijn op de interface industrie-onderzoek en op de vaardigheden die de industrie in het kader van de informatiemaatschappij moet bezitten. In samenwerking met de lidstaten is er al een project op stapel gezet om de beste werkwijzen op het gebied van innovatie te identificeren en over te nemen. Er zullen scoreborden worden ingevoerd en peer reviews en benchmarkstudies worden verricht en er zal een forum voor coördinatie met de beleidmakers in de lidstaten worden opgericht. De doelen van het project zijn innovatiefinanciering, ontwikkeling van innoverende ondernemingen, bescherming van technologie en bevordering van technologieoverdracht.

De gecoördineerde acties zijn voor de Commissie en de lidstaten een praktisch, soepel en doeltreffend middel om in onderlinge samenwerking het concurrentievermogen te versterken door de uitwisseling van de beste werkwijzen. Dit vormt dan een referentiekader om in onderlinge overeenstemming benchmarks vast te stellen. De gecoördineerde acties zullen niet alleen voortbouwen op vroegere acties om het regelgevende kader voor startende ondernemingen en bedrijfsondersteunende diensten te verbeteren, maar zullen ook een nieuw accent leggen op gebieden zoals opleiding in ondernemerschap.

Benchmarking en gecoördineerde acties zijn twee nauw verwante methoden om aanzienlijke vorderingen te maken op het gebied van het concurrentievermogen. Zij zullen de komende tijd de pijlers voor de activiteiten van de Commissie op het gebied van ondernemingenbeleid vormen.

2.7. Samenvatting

Het ondernemingenbeleid moet het volledige ondernemingsklimaat bestrijken zodat de ondernemingen ongeacht hun omvang, rechtsvorm, sector of vestigingsplaats kunnen groeien en zich kunnen ontwikkelen op een wijze die verenigbaar is met de algemene EU-doelstelling van duurzame ontwikkeling. In de 'Onderneming Europa' zou iedereen met een commercieel haalbaar idee in staat moeten zijn dat idee onder de beste zakelijke omstandigheden en met toegang tot de beste research en technologie te verwezenlijken en het dan met de beste middelen op de juiste markt te brengen.

3. meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005)

3.1. Inleiding

Als de EU tegen 2005 de 'Onderneming Europa' tot stand wil hebben gebracht, moet zij het hoofd bieden aan de uitdagingen waarmee het ondernemingenbeleid in de kenniseconomie wordt geconfronteerd. De belangrijkste doelen voor het ondernemingenbeleid werden hierboven uiteengezet.

Het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vormt een belangrijk instrument om deze doelen in de komende vijf jaar te verwezenlijken. Bij de acties die in het kader van het programma worden opgezet, zal bijzondere aandacht worden besteed aan het MKB, dat een essentiële rol moet spelen in de totstandbrenging van de 'Onderneming Europa'.

Op basis van een analyse van de behoeften van de ondernemingen en na overleg met de lidstaten en het bedrijfsleven heeft de Commissie voor het meerjarenprogramma vijf doelen vastgesteld waarmee de algemene doelen van het ondernemingenbeleid worden omgezet in een specifiek actieprogramma dat op de behoeften van het MKB is toegesneden.

Beleidsontwikkeling, ontwikkeling van financiële instrumenten en informatieverschaffende ondersteunende diensten zijn de belangrijkste activiteiten die door het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap zullen worden bestreken. Beleidsontwikkeling zal plaatsvinden via de nieuwe BEST-procedure (benchmarking, gecoördineerde acties, peer review, seminars, conferenties, uitwisseling van beste werkwijzen), die in bijlage 1 wordt beschreven. Zij zal worden ondersteund door statistische werkzaamheden en analyses (om indicatoren vast te stellen en de beleidsontwikkeling te versterken), studies en verslagen (zoals die van de Europese Waarnemingspost voor het MKB).

Het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) zal voortbouwen op de ervaring die met het 3e meerjarenprogramma voor het MKB in de Europese Unie (1997-2000) [1] is opgedaan en op de onafhankelijke evaluatie van dat programma. Het algemene doel is bij te dragen aan de totstandbrenging van de 'Onderneming Europa'. Dit gebeurt op een wijze die compatibel is met de aangekondigde heroriëntatie van de werkzaamheden van de Commissie, waarbij grootschalige activiteiten en beleidsontwikkeling in de plaats komen van bescheiden financiële steunmaatregelen waarvan het beheer niet verenigbaar is met de beperkte middelen van de Commissie.

[1] Besluit 97/15/EG van de Raad van 9 december 1996, PB L 6 van 10.1.1997, blz. 25.

3.2. Ervaring met het 3e meerjarenprogramma voor het MKB in de Europese Unie (1997-2000)

Het 3e meerjarenprogramma had zes prioritaire actiegebieden:

1. vereenvoudiging en verbetering van het ondernemingsklimaat op administratief en regelgevingsgebied;

2. verbetering van het financiële ondernemingsklimaat;

3. hulp voor het MKB om zijn strategieën te europeaniseren en te internationaliseren, met name door middel van betere informatie- en samenwerkingsdiensten;

4. versterking van het concurrentievermogen van het MKB en verbetering van de toegang van het MKB tot onderzoek, innovatie en opleiding;

5. bevordering van het ondernemerschap en ondersteuning van specifieke doelgroepen;

6. verbetering van de beleidsinstrumenten ten behoeve van het MKB.

Deze prioritaire acties waren in specifiekere acties onderverdeeld. Een jaarlijks werkprogramma en een verslag over de werkzaamheden vormden een kader voor de uitvoering ervan, waarbij de Commissie door een beheerscomité van de lidstaten (het 'comité van artikel 4') werd bijgestaan.

In april 1999 werd de Commissie een onafhankelijke evaluatie overgelegd, die betrekking had op de in 1997, 1998 en in de eerste helft van 1999 ondernomen acties. Daarin werd vooral aandacht besteed aan de kwaliteit van het ontwerp en de aanpak van de acties en hun kwantitatieve en kwalitatieve effect en kosteneffectiviteit, rekening houdend met de bereikte resultaten.

In de evaluatie werd een aantal aanbevelingen gedaan om de doeltreffendheid en de kosteneffectiviteit te verbeteren. Een algemeen thema was dat de acties goed moesten worden gericht en een toegevoegde waarde moesten opleveren die in verhouding staat tot de beschikbare middelen. In een uitvoerige bespreking van alle ondernomen acties werd vooral onderstreept dat voor de beleidsontwikkeling onvoldoende middelen beschikbaar waren en dat dit aspect in de prioritaire onderwerpen moet worden geïntegreerd. De acties met het oog op de identificatie van goede werkwijzen, zoals de gecoördineerde acties, de rondetafel van bankiers en de taskforce voor de vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat (BEST), werden beschouwd als geslaagde modellen die verder konden worden ontwikkeld. Voorts steunde het programma teveel kleine proefprojecten en acties, die slechts een beperkte bijdrage leverden tot de ontwikkeling van beleid. Hoewel de grootschalige steun van de Euro Info Centres zowel kwalitatief als kwantitatief van grote invloed werd geacht, zou hun aantal kunnen worden beperkt en zouden zij beter kunnen worden geïntegreerd in de nationale MKB-ondersteunende diensten.

In haar verslag van juni 1999 [2] is de Commissie vrij uitvoerig op deze evaluatie ingegaan. Over het algemeen heeft zij de conclusies toegejuicht en maatregelen genomen om er bij het verdere beheer van het 3e meerjarenprogramma voor het MKB of in latere voorstellen rekening mee te houden.

[2] Verslag over de evaluatie van het 3e meerjarenprogramma voor het MKB in de Europese Unie (1997-2000), COM(1999) 319 def. van 29.6.1999.

3.3. Overleg

Bij de voorbereiding van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap heeft de Commissie overleg gepleegd met de lidstaten, de leden van het beheerscomité voor de uitvoering van het 3e meerjarenprogramma voor het MKB en de Europese bedrijfs- en beroepsorganisaties.

3.4. Grenzen van de beheerscapaciteit van de Commissie

Inmiddels hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan in het officiële beleid van de Commissie met betrekking tot haar financiële steunverlening. Als reactie op kritiek van de Rekenkamer en het Europees Parlement heeft de Commissie herhaalde malen duidelijk te kennen gegeven dat zij vast voornemens is haar steunmaatregelen strikt te beperken tot die welke zij naar behoren kan beheren. Dit houdt in dat zij geen steun meer zal verlenen voor kleine projecten waarvan het effect weliswaar positief is, maar te gering om de inzet van de schaarse beheersmiddelen te rechtvaardigen.

3.5. Doelen van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

In het licht van de eerder in deze mededeling beschreven uitdagingen, de ervaring met vroegere programma's en de besprekingen met de lidstaten werden vijf hoofddoelen vastgesteld, één minder dus dan in het 3e meerjarenprogramma voor het MKB.

Van de doelen van het 3e meerjarenprogramma voor het MKB werd het eerste aangepast om rekening te houden met het Verdrag van Amsterdam (duurzame ontwikkeling) en met de in de punten 2.1 en 2.2 beschreven uitdagingen (innovatie en ondernemerschap). Het tweede doel werd gehandhaafd. Het derde kreeg een andere strekking en werd in omvang beperkt, waarbij de aandacht werd verlegd van internationalisering naar de terbeschikkingstelling van ondersteunende netwerken en diensten. Het vierde doel bleef behouden, maar de bijzondere nadruk op de kenniseconomie weerspiegelt de uitdagingen die in punt 2 werden beschreven. Het vijfde werd anders geformuleerd om ze op de in punt 2.1 vermelde uitdagingen te richten en minder nadruk te leggen op steun voor specifieke sectoren en groepen. Het zesde doel is overbodig aangezien, zoals in punt 3.6 wordt onderstreept, voor alle doelen beleidsontwikkeling zal worden nagestreefd. De nieuwe rangschikking van de doelen is een kwestie van logica, maar heeft geen invloed op de inhoud ervan.

Het programma legt vooral de nadruk op gebieden waarop het ondernemingenbeleid de komende tijd met de grootste uitdagingen te maken krijgt, hoewel het toch iets meer bestrijkt dan alleen maar de eerder genoemde onderwerpen. In dat deel van de mededeling werd immers vooral aandacht besteed aan nieuwe elementen. Tal van kwesties blijven natuurlijk op de agenda staan. De doelen van het programma zijn:

1. het ondernemerschap promoten als waardevolle en productieve levenservaring gebaseerd op klantgerichtheid en een sterkere dienstverleningscultuur;

2. bevorderen van een gunstig regelgevend en ondernemingsklimaat ontstaat waarin rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling en waarin onderzoek, innovatie en ondernemerschap kunnen gedijen;

3. het financiële klimaat voor het MKB verbeteren;

4. het concurrentievermogen van het MKB in de kenniseconomie versterken;

5. erop toezien dat bedrijfsondersteunende netwerken en diensten aan de ondernemingen worden aangeboden en dat deze worden gecoördineerd.

3.6. Instrumenten van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

Om de hierboven aangevoerde redenen heeft de Commissie besloten haar steunmaatregelen in het kader van het programma te beperken. Van de bestaande instrumenten zullen alleen die worden aangewend welke in het kader van het 3e meerjarenprogramma voor het MKB positief werden beoordeeld en waarvan de verdere toepassing compatibel is met het beleidsvoornemen van de Commissie om haar financiële steun te beperken. De Commissie heeft vooral rekening gehouden met hun draagwijdte en met de omvang van hun effect.

De Commissie zal haar activiteiten in het kader van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap op een klein aantal gebieden concentreren teneinde:

1. de beleidsontwikkeling door de identificatie, uitwisseling en toepassing van goede werkwijzen te steunen;

2. erop toe te zien dat met de behoeften van het MKB terdege rekening wordt gehouden;

3. de statistische en technische kennis van de behoeften van het bedrijfsleven, en met name het MKB, te ontwikkelen ter ondersteuning van het beleid;

4. studies en andere informatie te verspreiden ter ondersteuning van bovengenoemde maatregelen;

5. ervoor te zorgen dat het MKB over de nodige informatie beschikt.

Dit houdt in dat een aantal acties die op zich als geslaagd kunnen worden beschouwd, zullen worden stopgezet. De Commissie is van oordeel dat sommige van die acties, die in 1999 gunstig werden beoordeeld, hun doel hebben bereikt. Zij verzoekt degenen die ervan profiteren, en ook de lidstaten, te zoeken naar mogelijkheden om ze verder te ontwikkelen en voort te zetten. Om slechts een voorbeeld te noemen: Interprise werd gunstig beoordeeld omdat het in een reële behoefte voorzag en er op kosteneffectieve wijze goede resultaten mee werden behaald. In 1999 hebben echter gemiddeld slechts 100 ondernemingen aan Interprise-evenementen deelgenomen. Ondanks de voordelen voor de betrokken partijen kan de Commissie de verdere inzet van haar beperkte middelen ten behoeve van zo'n klein aantal ondernemingen niet verantwoorden. Het is tijd dat anderen dit werk voortzetten.

3.6.1. De beleidsontwikkeling door de identificatie, uitwisseling en toepassing van goede werkwijzen steunen

De uitwisseling van goede werkwijzen staat nu centraal in de bijdrage van de EU aan het ondernemingenbeleid. Het is een middel waarmee de EU toegevoegde waarde aan de werkzaamheden van de lidstaten kan verlenen zonder dat de subsidiariteit in het geding komt. Methoden zoals benchmarking en programma's voor activiteiten zoals de gecoördineerde acties, waarbij gebruik wordt gemaakt van seminars, peer reviews, conferenties en andere middelen, hebben een gunstig onthaal gekregen. Gezien het succes ervan heeft de Europese Raad positief gereageerd op het voorstel van de Commissie en gevraagd veel meer benchmarkingactiviteiten te ondernemen dan tot dusver het geval is geweest.

De Commissie is voornemens haar activiteiten met betrekking tot goede werkwijzen op het gebied van ondernemingenbeleid te reorganiseren en te integreren onder de titel BEST-procedure. [3] Zo zal zij een samenhangend kader tot stand brengen om een toenemend aantal projecten met verschillende methoden te beheren.

[3] In het kader van het bestaande BEST-actieprogramma wordt toezicht gehouden op en verslag uitgebracht over de uitvoering van de maatregelen die door deze taskforce voor de vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat werden aanbevolen. De Commissie stelt voor de werkzaamheden uit te breiden en anders te oriënteren. Het acroniem zal niet meer relevant zijn.

De verschillende fasen van de procedure worden in bijlage 1 beschreven.

3.6.2. Erop toezien dat met de behoeften van het MKB terdege rekening wordt gehouden

De beoordeling van het effect op het bedrijfsleven is van doorslaggevend belang om ervoor te zorgen dat in de regelgeving en bij andere aspecten van het ondernemingsklimaat terdege rekening wordt gehouden met de behoeften van het MKB.

Er moeten betere financieringsbronnen voor het MKB worden ontwikkeld, marktleemten moeten worden aangevuld en er moet worden nagegaan waarom de markt niet in specifieke behoeften heeft kunnen voorzien. Er zullen maatregelen worden genomen om het probleem van de marktleemten aan te pakken.

3.6.3. De statistische en technische kennis van de behoeften van het bedrijfsleven, en met name het MKB, ontwikkelen ter ondersteuning van het beleid

In het kader van het Europees statistisch systeem zal de Commissie statistische enquêtes en analyses laten verrichten om een duidelijk beeld te krijgen van het ondernemingsklimaat en van de problemen waarmee ondernemingen worden geconfronteerd. Op basis van de bestaande instrumenten moet het systeem voortdurend worden ontwikkeld ter ondersteuning van het beleidsdebat op alle gebieden die door het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap worden bestreken. Momenteel is de ontwikkeling van scoreborden om aan te geven welke gebieden geschikt zijn voor de uitwisseling van goede werkwijzen en de toepassing van benchmarking, onmogelijk vanwege een gebrek aan adequate gegevens.

3.6.4. Studies en andere informatie verspreiden

Voor de ontwikkeling van beleid en de identificatie van goede werkwijzen is een efficiënte informatieverspreiding onder de potentiële begunstigden een eerste vereiste. Verslagen, studies, analyses en aanbevelingen zullen op zo ruim mogelijke schaal worden verspreid.

3.6.5. Ervoor zorgen dat het MKB over de nodige informatie beschikt

Informatieverschaffende en bedrijfsondersteunende diensten zijn steeds belangrijker voor ondernemingen die binnen en buiten de interne markt willen concurreren. De bestaande regelingen, die de Euro Info Centres een speciale rol toebedelen, zullen worden ontwikkeld en verbeterd. Het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap zal toegevoegde waarde creëren die niet beschikbaar is bij diensten die door de particuliere sector of de lidstaten worden verleend. De complementaire banden met andere instrumenten die door de diensten van de Commissie, de lidstaten en de particuliere sector worden aangeboden, zullen worden versterkt.

3.7. Coördinatie met andere programma's

Het programma zal worden gecoördineerd met bestaande programma's zoals het 5e kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie [4], acties in het kader van het programma ter bevordering van innovatie en ter stimulering van deelneming van het MKB [5] en op het MKB gerichte acties in het kader van de structuurfondsen. Het zal ook rekening houden met de totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte.

[4] Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998, PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

[5] Beschikking 1999/172/EG van de Raad van 25 januari 1999, PB L 64 van 12.3.1999, blz. 91.

3.8. Toenemende internationalisering

Deelneming aan de activiteiten van het meerjarenprogramma zal voor het bedrijfsleven en de ondernemers in de kandidaat-lidstaten een hulp zijn om zich op de toetreding tot de Europese Unie voor te bereiden. Het meerjarenprogramma zal in meer dan 30 landen [6] operationeel zijn en in de behoeften van de lidstaten, de Europese Economische Ruimte en de kandidaat-lidstaten voorzien.

[6] De 18 landen van de Europese Economische Ruimte (de 15 lidstaten van de Europese Unie en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen), plus de kandidaat-lidstaten voor toetreding tot de Europese Unie.

3.9. Specificatie van acties

De behoeften van het bedrijfsleven en het ondernemerschap veranderen voortdurend. Hoewel de doelen van het programma voor de volledige duur ervan gelijk zijn, moeten daarom periodiek besluiten worden genomen over specifieke acties in verband met deze doelen. Om het ondernemerschap te bevorderen, zal bijvoorbeeld voortdurend gebruik worden gemaakt van benchmarking, maar de nadere specificatie van de financiering voor bepaalde projecten zal in het licht van de ontwikkelingen moeten plaatsvinden. Dit zal gebeuren via maatregelen die door de Commissie op advies van het beheerscomité van het programma worden vastgesteld. In dit verband wordt ook gedacht aan de vaststelling van een gedetailleerd jaarprogramma. Dit hoeft echter niet uit te sluiten dat maatregelen worden genomen voor een specifieke actie die meer dan een jaar duurt.

Gelet op het comitologiebesluit [7], waarin de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden worden vastgesteld, verdient het aanbeveling deze maatregelen volgens de beheersprocedure te nemen.

[7] Besluit van de Raad van 28 juni 1999, PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Niettemin zijn dergelijke maatregelen niet noodzakelijk voor voorbereidende statistische onderzoeken en analyses, noch voor de verspreiding van de resultaten van acties. De Commissie houdt het comité uiteraard op de hoogte van de algemene aard van haar activiteiten op deze gebieden.

De acties moeten ook worden uitgevoerd binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor in de begroting zijn opgenomen.

3.10. Rapportage en evaluatie

Dit programma heeft een klein aantal prioritaire doelen, gericht op acties die kosteneffectief moeten zijn en een duidelijke toegevoegde waarde moeten hebben op Europees niveau. De ondernomen acties zullen uiteraard worden geëvalueerd. Er zullen indicatoren voor het meten van de resultaten worden vastgesteld, zodat de acties tijdens de gehele duur van het programma objectief kunnen worden beoordeeld.

Volgens het programma moet de Commissie voor eind juni 2003 verslag uitbrengen en op eventueel noodzakelijke aanpassingen voor de resterende looptijd van het programma wijzen. Zo nodig kan de Commissie relevante voorstellen doen.

Bijlage 1

Best-procedure

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Top