Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000DC0180

    Verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand - Bijstelling voor de periode 1993-1995 op basis van door de lidstaten verstrekte informatie inzake de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens de richtlijn zijn genomen

    /* COM/2000/0180 def. */

    52000DC0180

    Verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand - Bijstelling voor de periode 1993-1995 op basis van door de lidstaten verstrekte informatie inzake de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens de richtlijn zijn genomen /* COM/2000/0180 def. */


    VERSLAG VAN DE COMMISSIE OVER DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN 79/409/EEG INZAKE HET BEHOUD VAN DE VOGELSTAND BIJSTELLING VOOR DE PERIODE 1993-1995 op basis van door de lidstaten verstrekte informatie inzake de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens de richtlijn zijn genomen

    INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding

    2. Staat van instandhouding van soorten (artikelen 1 en 2)

    2.1. Doelstellingen van deze artikelen

    2.2. Toestand en trends van vogelpopulaties

    2.3. Door de lidstaten in hun driejaarlijks verslag verstrekte informatie

    3. Behoud van habitats en netwerk van speciale beschermingszones (artikelen 3 en 4)

    3.1. Doelstellingen van deze artikelen

    3.2. Totstandbrenging van het netwerk van speciale beschermingszones per lidstaat

    3.3. Toereikendheid van het netwerk van speciale beschermingszones

    4. Onttrekking aan de natuur (artikelen 5, 6, 7, 8 en 9)

    4.1. Doelstellingen van deze artikelen

    4.2. Gedurende de betrokken periode ingevoerde nieuwe wetgeving, belangrijke wijzigingen van bestaande wetgeving

    4.3. Opgetreden veranderingen in de jachtregelingen van de lidstaten, betreffende het aantal soorten waarop wordt gejaagd, de data voor opening en sluiting van de jacht en de gesloten gebieden.

    4.4. Belangrijke afwijkende bepalingen van de beschermingsregeling die zijn aangebracht, afgeschaft of gewijzigd gedurende de betrokken periode (artikel 9)

    5. Onderzoek en flankerende maatregelen (artikelen 10, 11, (13 en 14))

    5.1. Doelstellingen van deze artikelen

    5.2. Door de Commissie ondernomen noodzakelijke werkzaamheden en onderzoek

    5.3. Door de lidstaten ondernomen noodzakelijke werkzaamheden en onderzoek

    5.4. Introductie van op het Europees grondgebied van de lidstaten niet van nature in het wild levende vogelsoorten.

    1. Inleiding

    Dit verslag is opgesteld op basis van de informatie uit de nationale verslagen die door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend overeenkomstig artikel 12 van de richtlijn. Het betreft de jaren 1993, 1994, en 1995 voor het merendeel van de lidstaten en alleen 1995 voor Zweden, Finland en Oostenrijk.

    Dit verslag geeft uitsluitend de significante verschillen weer in vergelijking met de voorgaande situatie (zie COM(93)572 def. - "Tweede verslag over de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand, periode 1981-1991" en aanvulling 1992).

    Naast de door de lidstaten ingediende driejaarlijkse verslagen is tevens rekening gehouden met de informatie die de lidstaten aan de Commissie hebben verstrekt overeenkomstig de artikelen 4 en 9 van de richtlijn.

    Richtlijn 79/409/EEG [1], als gewijzigd bij de Richtlijnen 81/854/EEG [2], 85/411/EEG [3], 86/122/EEG [4], 91/244/EEG [5], 94/24/EG [6] en de Verdragen betreffende de toetreding van Griekenland [7], Spanje en Portugal [8] en Oostenrijk, Zweden en Finland [9] voert een algemeen stelsel in voor het behoud van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europees grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Dit stelsel heeft de bescherming, het beheer en de regulering van deze soorten ten doel en regelt de jacht op en de vangst van in het wild levende vogels. Het is van toepassing op de in het wild levende vogels, hun eieren, hun nesten en hun habitats.

    [1] PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

    [2] PB L 319 van 7.11.1981, blz. 3.

    [3] PB L 233 van 30.8.1985, blz. 33.

    [4] PB L 100 van 16.4.1986, blz. 22.

    [5] PB L 115 van 8.5.1991, blz. 41.

    [6] PB L 164 van 30.6.1991, blz. 9.

    [7] PB L 291 van 19.11.1979, blz. 17.

    [8] PB L 302 van 15.11.1985, blz. 221.

    [9] PB L 1 van 1.1.1995, blz. 125.

    In artikel 1 wordt het toepassingsgebied van de richtlijn omschreven. De richtlijn heeft betrekking op natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten (uitgezonderd Groenland). Zij is van toepassing op vogels, alsmede op hun eieren, nesten en habitats. Artikel 2 noemt als doelstelling van de richtlijn de bescherming van alle vogelsoorten en koppelt deze doelstelling zowel aan de ecologische behoeften van de soorten als aan de wetenschappelijke, culturele, recreatieve en economische eisen van de bevolking.

    In de richtlijn worden twee belangrijke aspecten behandeld: de bescherming van habitats, die wordt behandeld in de artikelen 3 en 4, en de onttrekking aan de natuur, die wordt geregeld bij de artikelen 5 tot en met 9.

    Artikel 10 beoogt de bevordering van de ontwikkeling van onderzoek op het gebied van bescherming van in het wild levende vogels door de lidstaten.

    Artikel 11 zorgt ervoor dat de introductie van niet-inheemse vogelsoorten geen schade toebrengt aan de inheemse flora en fauna.

    Overeenkomstig artikel 12 zijn de lidstaten verplicht bij de Commissie een verslag in te dienen over de toepassing van de nationale maatregelen die krachtens de richtlijn zijn genomen. Voor de betrokken periode (1993-1995) hebben verscheidene lidstaten hun verslag te laat ingediend; het laatste verslag ontving de Commissie eind april 1999.

    In geen enkel geval mogen de in het kader van de richtlijn genomen maatregelen leiden tot een verslechtering met betrekking tot de instandhouding van natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten (artikel 13); wel kunnen de lidstaten beschermingsmaatregelen treffen die strenger zijn dan in de richtlijn (artikel 14) wordt voorgeschreven.

    De artikelen 15 tot en met 19 zijn artikelen inzake procedures die met name voorzien in de instelling van een adviescomité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, teneinde de noodzakelijke wijzigingen mogelijk te maken, dan wel in indieningsprocedures en -termijnen.

    2. Staat van instandhouding van soorten (artikelen 1 en 2)

    2.1. Doelstellingen van deze artikelen

    - In artikel 1 wordt het toepassingsgebied van de richtlijn beschreven. De richtlijn heeft betrekking op de soorten, d.w.z. op al hun populaties en alle afzonderlijke exemplaren, ongeacht de oorsprong daarvan. Uitgezonderd zijn alle populaties van goed herkenbare gedomesticeerde vormen, ook indien deze voorkomen in een semi-natuurlijke staat (zoals de populaties verwilderde "stadsduiven"), evenals de soorten waarvan de aanwezigheid in de Gemeenschap slechts het gevolg is van een opzettelijke of toevallige introductie, alsmede eventuele individuele exemplaren die duidelijk uit gevangenschap zijn ontsnapt. Eveneens uitgezonderd zijn de in gevangenschap levende exemplaren. De lijst van op het Europese grondgebied van de lidstaten natuurlijk in het wild levende vogelsoorten is uiteraard tot stand gekomen door de samenvoeging van lijsten die zijn goedgekeurd door de avifaunistische comités in de lidstaten, of, indien deze niet bestaan, door de samenstellers van avifaunalijsten.

    - Artikel 2 van de richtlijn heeft als doelstelling de bescherming van alle onder de richtlijn vallende vogelsoorten en koppelt deze doelstelling zowel aan de ecologische behoeften van de soorten als aan de wetenschappelijke, culturele, recreatieve en economische eisen van het publiek. Het artikel voorziet enerzijds expliciet in instandhouding en anderzijds in beheer en, ingeval dat nodig is, in herstel of beperking.

    2.2. Toestand en trends van vogelpopulaties

    Een recente evaluatie van de situatie van Europese vogelsoorten werd gepubliceerd door BirdLife International in 1994. Het betreft de beste op dit moment beschikbare wetenschappelijke informatie, hetgeen door ORNIS, het stuurcomité voor de richtlijn, is erkend. Dit verslag, het resultaat van een vier jaar durend proces van gegevensverzameling en analyse, heeft het voor het eerst mogelijk gemaakt om op het niveau van ons continent en voor wat betreft de hele avifauna, de omvang en het belang van de afname van de vogelstand te documenteren.

    Dit onderzoek identificeert 514 regelmatig in Europa waargenomen vogelsoorten. Van deze vogelsoorten zijn er 236 die een redelijke staat van instandhouding hebben en buiten de grenzen van Europa ruim verspreid zijn. Van de 278 andere soorten hebben er 83 een gunstige staat van instandhouding, maar hun verspreiding is hoofdzakelijk tot Europa beperkt. In totaal 319 soorten van de 514 (62%) hebben een staat van instandhouding die in het algemeen als bevredigend wordt beschouwd. De rest, ofwel 195 soorten of 38%, heeft een ongunstige staat van instandhouding, hetgeen te wijten is aan het feit dat deze soorten een duidelijke afname vertonen of dat zij een (soms zeer) beperkte verspreiding hebben. In feite heeft bijna 25% van de regelmatig in Europa waargenomen soorten de afgelopen twintig jaar een aanzienlijke bestandsafname gekend.

    Aangezien vogels over het algemeen goede indicatoren zijn van de toestand van het milieu, valt te vrezen dat de afname van de vogelstand de afspiegeling is van wat zich voordoet bij een groot aantal andere dier- of plantensoorten. Een en ander wijst op een duidelijke degradatie van de biodiversiteit in Europa, hetgeen zowel geldt voor de verspreiding als voor de abundantie van soorten.

    Meestal houdt de afname van de vogelstand verband met veranderingen in bodemgebruik en beheersmethoden. De intensivering van de landbouw is de voornaamste oorzaak van de geconstateerde regressie. Dit is de belangrijkste of ten minste één oorzaak van de verslechtering van de situatie van 42% van de soorten waarvan de populatie afneemt. De verdwijning en verslechtering van habitats, met name in wetlands, is eveneens een overheersende factor. Het onttrekken aan de natuur, o.a. door de jacht, heeft soms een negatieve, maar meestal een bijkomstige invloed op de populaties van die bedreigde soorten.

    2.3. Door de lidstaten in hun driejaarlijks verslag verstrekte informatie

    In het kader van hun driejaarlijks verslag overeenkomstig artikel 12 hebben de lidstaten niet de verplichting de Commissie te informeren over de toepassing van deze twee artikelen die de algemene verplichtingen voorvloeiend uit de richtlijn beschrijven. Niettemin presenteren de drie nieuwe lidstaten de staat van hun wetgeving en geeft Ierland een opsomming van de diverse wijzigingen van de «Wildlife Act 1976» die de toepassing op nationaal niveau van de vogelrichtlijn mogelijk maken.

    3. Behoud van habitats en netwerk van speciale beschermingszones (artikelen 3 en 4)

    3.1. Doelstellingen van deze artikelen

    - In artikel 3 wordt benadrukt dat de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan het beschermen of verbeteren van de vogelhabitats, hetgeen een essentiële voorwaarde vormt voor het verwezenlijken van de doelstelling van de richtlijn. In dit artikel wordt gewag gemaakt van de begrippen "omvang" en "voldoende gevarieerdheid" van deze habitats. Het artikel voorziet in een tweeledige aanpak: instelling van beschermde en beheerde gebieden en treffen van algemene maatregelen die voor een gunstige ontwikkeling van de habitats moeten zorgen. Evenals artikel 2 voorziet dit artikel, naast een op instandhouding gericht beleid, in herstelmaatregelen en zelfs in het creëren van habitats. De bescherming van habitats is een verplichting die is gebaseerd op formele verbintenissen.

    - Artikel 4 is het belangrijkste artikel van de richtlijn. Hierin wordt bepaald welke beschermingsmaatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor geschikte habitats voor een bepaald aantal erg kwetsbare, in bijlage I van de richtlijn vermelde soorten en kwetsbare trekvogels. Deze maatregelen zijn ook hier tweeledig van karakter: het gaat enerzijds om gerichte, specifieke maatregelen met betrekking tot het gehele grondgebied en anderzijds om de instelling van een netwerk van speciale beschermingszones. Dit zijn zones die door de lidstaten zijn aangewezen en die naar aantal en oppervlakte volstaan om te zorgen voor gunstige omstandigheden voor de bedoelde soorten in hun hele verspreidingsgebied.

    De Commissie moet instaan voor de samenhang en doelmatigheid van het gevormde netwerk. Het spreekt voor zich dat de beoogde bescherming niet alléén door het netwerk moet worden verwezenlijkt. De rol van het netwerk voor de bescherming wordt evenwel belangrijker naarmate een soort gevoeliger is voor wijzigingen van haar leefgebied en er derhalve van externe maatregelen minder effect valt te verwachten.

    In de betrokken periode heeft zich een belangrijke juridische wijziging voorgedaan op het stuk van de werkingssfeer van de richtlijn. De in de eerste zin van artikel 4, lid 4, van Richtlijn 79/409/EEG beschreven verplichtingen zijn overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad vervangen door die in artikel 6, leden 2, 3 en 4, van laatstgenoemde richtlijn, en dat vanaf de vankrachtwording daarvan in juni 1994. Artikel 6, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn 92/43/EEG luidt als volgt:

    1. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben.

    2. Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.

    3. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De lidstaat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.

    Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd.

    3.2. Totstandbrenging van het netwerk van speciale beschermingszones per lidstaat

    Belgïe

    - Er is geen nieuwe zone aangewezen in 1993, 1994 of 1995.

    Denemarken

    - Er is geen nieuwe zone aangewezen in 1993, 1994 of 1995.

    - Er zijn talloze maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de habitats niet verslechtert en er geen significante verstoringen optreden.

    Duitsland

    Het aanwijzen van speciale beschermingszones behoort tot de taken van de Länder.

    - In de betrokken periode (1993-1995) is er geen nieuwe speciale beschermingszone aangewezen.

    - Iedere wijziging die is voorzien binnen de speciale beschermingszones dient eerst ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten te worden voorgelegd.

    Griekenland

    - In de betrokken periode zijn er geen nieuwe speciale beschermingszones aangewezen.

    Spanje

    - In de betrokken periode zijn er in Spanje tien nieuwe speciale beschermingszones aangewezen. Deze zones beslaan een oppervlakte van 144 880 ha. Eind 1995 waren er in Spanje 149 speciale beschermingszones met een oppervlakte van bijna 25 338 km2 (2 533 790 ha).

    Frankrijk

    - In de betrokken periode zijn er acht nieuwe speciale beschermingszones aangewezen. Zeven van de al eerder aangewezen speciale beschermingszones zijn tevens uitgebreid. Het aanwijzen van deze nieuwe zones en de uitbreidingen hebben geleid tot de bescherming van 46 052 ha extra. Eind 1995 waren er in Frankrijk 99 speciale beschermingszones aangewezen met een totale oppervlakte van 706 992 ha.

    Ierland

    - In de betrokken periode is door Ierland een bijzondere inspanning geleverd voor het aanwijzen van nieuwe zones. Er zijn vierenvijftig nieuwe speciale beschermingszones aangewezen in 1994 en 1995 en er zijn vierendertig extra zones aangekondigd. Deze zones beslaan meer dan 150 000 ha. Eind 1995 waren in Ierland in totaal 75 speciale beschermingszones met een oppervlakte van 157 806 ha aangewezen.

    Italië

    - In de betrokken periode zijn er in Italië zes nieuwe speciale beschermingszones aangewezen. Deze zones beslaan een oppervlakte van 6000 ha. Eind 1995 waren er in Italië 80 speciale beschermingszones met een oppervlakte van 3164 km2 (316.400 ha).

    Luxemburg

    - Van 1993 tot 1995 zijn er in Luxemburg drie nieuwe speciale beschermingszones aangewezen met een oppervlakte van 1272 ha. Eind 1995 waren er zes speciale beschermingszones met een oppervlakte van 1389 ha aangewezen.

    Nederland

    - In de betrokken periode zijn er 11 nieuwe speciale beschermingszones aangewezen. Ze beslaan in totaal een oppervlakte van 22 135 ha.

    Oostenrijk

    - In de betrokken periode is er in Oostenrijk (lidstaat sinds 1 januari 1995) geen speciale beschermingszone aangewezen.

    Portugal

    - Er is in de betrokken periode geen nieuwe speciale beschermingszone aangewezen.

    Zweden

    - In de betrokken periode is er in Zweden (lidstaat sinds 1 januari 1995) geen speciale beschermingszone aangewezen. In een eerste besluit van 21 december 1995 heeft de Zweedse regering evenwel gewag gemaakt van haar voornemen om zo'n 80 speciale beschermingszones aan te wijzen.

    Finland

    - In de betrokken periode is er in Finland (lidstaat sinds 1 januari 1995) geen speciale beschermingszone aangewezen. Wel is in 1994 met de inventarisatie van start gegaan. Het Fins Milieucentrum werd belast met de selectie van de zones, de zorg voor de wetenschappelijke leiding van de inventarisatie, het beheer van de databank en het maken van kaarten. (Het eerste voorstel dat door het ministerie van Milieu werd voorbereid met het oog op het nationaal Natura 2000-netwerk was in oktober 1996 gereed).

    Verenigd Koninkrijk

    - Tussen 1993 en 1995 zijn er 50 nieuwe speciale beschermingszones aangewezen en is een speciale beschermingszone uitgebreid. Van deze nieuwe speciale beschermingszones is een bepaald aantal locaties van bijzonder belang, zoals de New Forest, Bowland Fells en de estuaria van de Humber en de Severn. Dit bracht het aantal speciale beschermingszones in het Verenigd Koninkrijk in 1995 op 113 en de totale oppervlakte ervan op 365.000 ha.

    - Er zijn aanzienlijke inspanningen geleverd met het oog op het beheer en de aanwijzing van nieuwe gebieden van bijzonder wetenschappelijk belang (SSSI's). De oppervlakte van de gebieden die als "in ecologisch opzicht kwetsbaar" worden aangemerkt, is toegenomen.

    - Er zijn tevens andere plannen gefinancierd ter bevordering van het herstel van habitats en een doeltreffender natuurbeheer.

    - Er zijn binnen en buiten de speciale beschermingszones maatregelen getroffen om de verontreiniging door lood (verontreiniging door het gebruik van loden hagelkorrels en vislood) te beperken.

    - Gedurende de verslagperiode hebben er systematische controles van gebieden plaatsgevonden. Deze hadden ten doel nieuwe zones te identificeren die van potentieel belang zijn voor vogels en die eventueel tot het netwerk van speciale beschermingszones kunnen gaan behoren.

    Conclusie: In de betrokken periode zijn er honderdachtenveertig nieuwe speciale beschermingszones aangewezen en is de aldus beschermde oppervlakte gestegen tot bijna 5719 km2, ofwel een toename van meer dan 8,5% in vergelijking met de voorgaande periode.

    3.3. Toereikendheid van het netwerk van speciale beschermingszones

    Op 31 december 1995 bedroeg het aantal speciale beschermingszones 1247 [10]. Deze besloegen een oppervlakte van 71.679 km ofwel het equivalent van de gezamenlijke oppervlakte van België en Nederland (maar ook, en slechts, 3% van het grondgebied van de Unie).

    [10] In Baden-Württemberg zijn 271 speciale beschermingszones met een totale oppervlakte van 86 km2 aangewezen om andere redenen van natuurbehoud dan het belang voor vogels.

    Om de samenhang van dit netwerk te evalueren is het van belang informatie te hebben over de populaties van de soorten van bijlage I die in de speciale beschermingszones aanwezig zijn. De door de lidstaten geleverde faunistische informatie is vaak te gebrekkig en maakt het de Commissie onmogelijk om direct na te gaan in hoeverre het netwerk op de beschermingsdoelstellingen is afgestemd. Er zijn echter andere manieren om de toereikendheid van het netwerk te evalueren en met name na te gaan in hoeverre het netwerk op de doelstellingen is afgestemd.

    Ter herinnering: bijlage I van de richtlijn bevat soorten waarvan de populatiedynamische tendens ongunstig of potentieel ongunstig is, soorten die kwetsbaar zijn vanwege de intrinsieke eigenschappen van hun verspreidingspatroon en populatiestructuur, en gespecialiseerde soorten die bijzondere eisen stellen aan hun leefmilieu. Doorgaans zijn dit ook de soorten die volgens de diverse op verspreidingspatronen, populatiedynamische tendensen en karakteristieken van het leefgebied gebaseerde classificatiemethoden een hoge kwetsbaarheidsindex bezitten.

    De lidstaten moeten maatregelen nemen die gericht zijn op het behoud van de speciale beschermingszones. Afhankelijk van de situatie variëren deze van zeer strikte maatregelen voor kleine gebieden, zoals natuurreservaten, tot zeer extensieve en geïntegreerde maatregelen voor zeer grote gebieden. Laatstgenoemde maatregelen onderscheiden zich slechts van algemene milieumaatregelen door hun beperkt geografisch bereik en het dwingend karakter van de nakoming van de beschermingsdoelstelling.

    De 1247 aangewezen zones maken deel uit van het geheel van belangrijke zones (IBA = Important Bird Areas) voor het behoud van de vogelstand in Europa. Met de financiële steun van de Europese Commissie is er een volledige inventaris van deze zones opgemaakt en in 1989 gepubliceerd (Grimmet R.F.A. & T.A. Jones, 1989. Important Birds Areas in Europe). Deze inventaris is sindsdien in bepaalde lidstaten aangevuld.

    Een evaluatie van de mate waarin per land zones zijn aangewezen die van belang zijn voor het behoud van de vogelstand, laat zien dat aan het eind van de betrokken periode slechts vijf landen meer dan de helft van de totale oppervlakte aan voor de bescherming van de vogelstand belangrijke zones op hun grondgebied hadden aangewezen. Daarom moeten in het merendeel van de lidstaten nog aanzienlijke inspanningen worden geleverd.

    4. Onttrekking aan de natuur (artikelen 5, 6, 7, 8 en 9)

    4.1. Doelstellingen van deze artikelen

    - Artikel 5 stelt, onverminderd bijzondere bepalingen, een algemene beschermingsregeling in. Het verbiedt het doden of vangen van vogels, het vernielen of beschadigen van hun nesten en eieren, het rapen van eieren, het verstoren van vogels, het houden van soorten die niet mogen worden bejaagd volgens artikel 7 of gevangen volgens artikel 9.

    - Om te voorkomen dat commerciële belangen de omvang van de onttrekking aan de natuur ongunstig beïnvloeden, dient een algemeen verbod op de handel te worden ingesteld. Afwijkende bepalingen moeten worden beperkt tot soorten waarvoor dit in biologisch opzicht verantwoord is. Afgezien daarvan mogen bepaalde soorten (zie bijlage III van de richtlijn) in de handel worden gebracht mits bepaalde beperkingen in acht worden genomen. Artikel 6 verbiedt derhalve het in de handel brengen van levende en dode vogels of delen daarvan voor alle soorten waarop de richtlijn van toepassing is. Dit geldt ook voor soorten die mogen worden bejaagd of gevangen, met uitzondering van de soorten van bijlage III van de richtlijn.

    - In artikel 7 worden de jacht en de valkenjacht gereglementeerd. Met name wordt de jacht beperkt tot de in bijlage II vermelde soorten, die louter op grond van biologische criteria zijn geselecteerd: populatieniveau, verspreidingskenmerken en populatiedynamische parameters. Het artikel stelt als voorwaarden dat de jacht de pogingen tot instandhouding die elders in het verspreidingsgebied worden ondernomen, niet in gevaar brengt, en dat bij de beoefening van de jacht overeenkomstig de eisen van artikel 2 de principes van «verstandig gebruik» en «ecologisch evenwichtige regulering» in acht worden genomen.

    - Bij artikel 8 wordt het gebruik van alle middelen voor het massale of niet-selectieve doden en vangen verboden.

    - Artikel 9 voorziet in afwijkingen van de bepalingen inzake onttrekking aan de natuur. Drie categorieën van redenen kunnen worden aangevoerd voor het vaststellen van afwijkende bepalingen:

    1. De vogels worden geacht een bepaald probleem of bepaalde schade te hebben veroorzaakt. Deze reden geldt enkel als de afwijkende bepaling wordt genomen « in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij en wateren en ter bescherming van flora en fauna ». Een afwijkende bepaling is in die gevallen mogelijk «indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat» (artikel 9, lid 1, onder a));

    2. Een afwijking kan worden toegestaan met het oog op onderzoek en onderwijs of het uitzetten en herintroduceren van soorten, doch steeds onder strikt toezicht en indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat (artikel 9, lid 1, onder b));

    3. Het vangen, het houden of elke andere wijze van verstandig gebruik van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden mag selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden worden toegestaan. Met «verstandig» wordt bedoeld dat dit gebruik een gunstig effect heeft met betrekking tot de algemene doelstellingen van de richtlijn (artikel 9, lid 1, onder c)).

    4. Op het imperatieve voorschrift van de richtlijn, de vogelpopulaties op een niveau te houden dat beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij rekening moet worden gehouden met economische en recreatieve eisen (artikel 2), zijn geen uitzonderingen mogelijk. Evenmin zijn uitzonderingen toegestaan met betrekking tot eisen inzake de bescherming van habitats en de bestrijding van verontreiniging (artikelen 3 en 4).

    Het toestaan van deze afwijkingen is aan strikte voorwaarden onderworpen, zoals het ontbreken van een andere bevredigende oplossing en het toepassen van een strikte controle. Bij de derde categorie van redenen wordt als bijkomende voorwaarde gesteld dat het om «kleine aantallen» moet gaan. Dit begrip is noodgedwongen relatief en kan, wanneer de afwijkende bepaling betrekking heeft op het onttrekken aan de natuur, het best worden uitgedrukt door de vergelijking tussen intensiteit van de exploitatie en het jaarlijkse sterftecijfer van de bedoelde populaties. Indien de populatie als gevolg van een afwijkende bepaling met minder dan één procent van het jaarlijkse sterftecijfer wordt verminderd, kan mathematisch van «kleine aantallen» worden gesproken. Het door deze onttrekking veroorzaakte effect is immers klein in vergelijking met de aan de schattingen van de populatiedynamische parameters verbonden onzekerheidsmarge. De onttrekking aan de natuur is in dit geval eveneens gering te noemen in vergelijking met de gebruikelijke sterftecijfers als gevolg van de jacht. Een en ander is in overeenstemming met de benadering waarbij de jacht in de richtlijn wordt geregeld door middel van algemene bepalingen (artikel 7), terwijl op andere exploitatievormen een uitzonderingsstelsel van toepassing is.

    4.2. Gedurende de betrokken periode ingevoerde nieuwe wetgeving, belangrijke wijzigingen van bestaande wetgeving

    Artikel 5 - Algemene regeling voor de bescherming van alle in de richtlijn bedoelde vogelsoorten

    Belangrijke wijzigingen van de algemene regeling voor de bescherming van vogelsoorten die van kracht zijn geworden gedurende de drie jaren waarop dit verslag betrekking heeft, worden per lidstaat en, indien noodzakelijk, per regio gepresenteerd.

    Belgïe

    Er zijn geen veranderingen opgetreden in het Vlaams Gewest.

    In het Brussels Gewest is een nieuw besluit uitgevaardigd. Dit besluit beschermt alle vogelsoorten.

    Het Waals Gewest heeft zich aan Richtlijn 79/409/EEG geconformeerd.

    Denemarken

    Wet 209 van 6 mei 1993 betreffende de jacht en het beheer van de wildstand is in april 1994 van kracht geworden.

    Duitsland

    De algemene beschermingsregeling is niet gewijzigd. In 1994 heeft een «wijziging» van de Bundesartenschutzverordnung tot gevolg gehad dat een aantal soorten van bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG is toegevoegd aan de lijst van met uitsterven bedreigde soorten in Duitsland.

    Griekenland

    Er heeft geen wijziging plaatsgevonden van de algemene beschermingsregeling. Er zijn wijzigingen aangebracht in de lijst van bejaagbare soorten. Deze wijzigingen worden nader omschreven in het volgende punt.

    Spanje

    Er heeft in de betrokken periode geen wijziging plaatsgevonden van de algemene beschermingsregeling. Wet 4/89 van 27 maart 1989 en koninklijk besluit 439/1990 van 30 maart 1990 zijn nog altijd de teksten waarop de algemene beschermingsregeling in Spanje is gegrondvest. Bepaalde autonome regio's (Aragon, Castilla y Leon, Extremadura, Murcia, Navarra) hebben in de betrokken periode regionale decreten uitgevaardigd waarin onder andere regionale lijsten zijn vastgesteld van bedreigde vogelsoorten alsmede regionale plannen voor behoud en herstel van bedreigde soorten.

    Frankrijk

    De algemene beschermingsregeling is in de betrokken periode niet gewijzigd.

    Ierland

    De algemene beschermingsregeling is in de betrokken periode niet gewijzigd.

    Italië

    De algemene beschermingsregeling is in de betrokken periode niet gewijzigd. Wet 157 van 1992 blijft de toetssteen wat betreft de bescherming van de wilde fauna en de jacht.

    Luxemburg

    Een overzicht van de wetgeving wordt in het verslag gepresenteerd. De wet van 2 april 1993 wijzigt en vervolledigt de Luxemburgse jachtwetgeving. Deze wijzigingen betreffen onder meer de voorwaarden en modaliteiten inzake de toewijzing van jachtrechten en de mogelijkheid voor erkende milieuorganisaties om in rechte op te treden.

    Nederland

    In de betrokken periode werden de volgende wetswijzigingen aangebracht:

    - De door de tenuitvoerlegging van de Vogelrichtlijn noodzakelijk geworden wijzigingen op de Jacht- en Vogelwet van 1936, werden in 1993 van kracht.

    - Het gebruik van loden hagelkorrels is verboden.

    Oostenrijk

    Oostenrijk is in januari 1995 toegetreden tot de Europese Unie. In Oostenrijk behoren de verbintenissen die voortvloeien uit Richtlijn 79/409/EEG tot de verantwoordelijkheid van de Länder.

    Wenen

    De wetgeving in samenhang met Richtlijn 79/409/EEG die in 1995 van kracht was in het Land Wenen omvat:

    1. De wet van 19 oktober 1984 inzake de bescherming en het beheer van de natuur (Wiener Naturschutzgesetz 1984) (LGBI 6/1985)

    2. De verordening van 12 februari 1985 inzake de bescherming van wilde planten en dieren (Erste Wiener Naturschutzverordnung) (LBGI 7/1985)

    3. De wet ter regeling van de jacht (Wiener Jagdgesetz) (LBGI 6/1948)

    4. De verordening inzake de sluitingsdata van de jacht op bejaagbare soorten (LGBI 26/1975)

    Neder-Oostenrijk

    Voor de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG in Neder-Oostenrijk gelden:

    1. De wet inzake natuurbescherming in NO (LBGI 5500)

    2. De verordening inzake de bescherming van planten en wilde dieren (LGBI 5500/2)

    3. De jachtwet van NO (LBGI 6500) en de toepassingsverordeningen (LBGI 6500/1)

    Burgenland

    In Burgenland omvatte de van kracht zijnde wetgeving in 1995:

    1. De algemene verordening inzake natuurbehoud van 11 maart 1992 die betrekking heeft op de bescherming van belangrijke habitats voor planten en wilde dieren en op het behoud van dier- en plantensoorten (LBGI 24/1992)

    2. De wet van 15 november 1990 inzake het natuurbehoud en de bescherming van landschappen in Burgenland (LBGI 27/1991)

    3. De wet van 27 oktober 1993 die de wet van 15 november 1990 wijzigt (LBGI 1/1994)

    Opper-Oostenrijk

    In Opper-Oostenrijk omvatte de van kracht zijnde wetgeving in 1995:

    1. De wet inzake het natuurbehoud en de bescherming van landschappen in Opper-Oostenrijk van 1995 (LBGI 37/1995)

    2. De toepassingsverordening van de regering van Opper-Oostenrijk van 11 december 1995 overeenkomstig de Wet inzake het natuurbehoud en de bescherming van landschappen (LBGI 110/1995)

    3. De verordening van de regering van Opper-Oostenrijk van 7 mei 1990 inzake de sluitingsdata van de jacht op bejaagbare dieren (LBGI 30/90)

    Stiermarken

    In Stiermarken maakte de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG een aanpassing van de wetgeving noodzakelijk. In juni 1995 verscheen er een nieuwe wet inzake het natuurbehoud in Stiermarken die rekening hield met de eisen van de Vogelrichtlijn alsmede met Richtlijn 92/43/EEG.

    Karinthië

    In Karinthië is de wetgeving in overeenstemming gebracht met Richtlijn 79/409/EEG door:

    1. Besluit LGBI 87/1995 houdende toepassing van de wet inzake natuurbescherming in Karinthië (LGBI 54/1986)

    2. De verordening inzake dierenbescherming (LGBI 3/1989)

    3. Wijziging LGBI 108/1996 op de jachtwet van 1978.

    Salzburg

    In 1995 waren de wetgevingen die verband hielden met natuurbehoud in het Land Salzburg:

    1. De wet inzake natuurbehoud in Salzburg (LGBI 1/1993 en LGBI 65/1994)

    2. De verordening inzake de bescherming van plantensoorten (LGBI 46/1994)

    3. De verordening inzake de bescherming van diersoorten (LGBI 12/1980, bijgewerkt door LGBI 55/1981 en 10/1989)

    4. De jachtwet (LGBI 100/1993)

    5. De verordening inzake de sluitingsdata van de jacht (LGBI 33/1987)

    Tirol

    In Tirol waren de volgende wetgevingen in 1995 van kracht:

    1. De wet van 18 maart 1991 inzake natuurbehoud in Tirol (LGBI 29/1991)

    2. De verordening inzake natuurbehoud in Tirol van 22 april 1975 met betrekking tot de bescherming van wilde planten en niet bejaagbare dieren (LGBI 29/1975)

    3. De wet inzake de jacht in Tirol (LGBI 60/1983) met haar wijzigingen (LGBI 68/1983) alsmede de gewijzigde (LGBI 30/1996) toepassingsverordeningen (LGBI 19/1995)

    Vorarlberg

    In Voralberg was in 1995 de volgende wetgeving van kracht:

    1. De wet van 26 augustus 1969 inzake het natuurbehoud in Vorarlberg (LGBI 36/1969), gewijzigd bij de wet van 18 mei 1988 (LGBI 23/1988)

    2. De verordening inzake de bescherming van wilde planten en wilde niet bejaagbare dieren (LGBI 10/1979), gewijzigd bij verordening LGBI 41/1988

    3. De wet inzake de bescherming van landschappen in Voralberg (LGBI 1/1982), gewijzigd bij de wet LGBI 22/1988

    Portugal

    Wetsdecreet nr. 224/93 zorgt voor omzetting in de nationale wetgeving van de wijzigingen van bijlage I (zie 91/244/EEG) van de Vogelrichtlijn. Noodzakelijke omzettingen ten gevolge van de wijziging van bijlage II (zie 94/24/EEG) van de Vogelrichtlijn worden momenteel voorbereid.

    Zweden

    Zweden is op 1 januari 1995 tot de Europese Unie toegetreden. Voorbereidende werkzaamheden om de Zweedse wetgeving in overeenstemming te brengen met de eisen van het Gemeenschapsrecht inzake het milieu waren reeds enkele jaren daarvoor van start gegaan.

    Wat de bepalingen van Richtlijn 79/409/EEG betreft, menen de Zweedse autoriteiten dat ze reeds voor het grootste deel van kracht zijn in het Zweedse recht uit hoofde van de bestaande wettelijke bepalingen. De acties ter aanvulling van de wetgeving, met inachtnemening van de Vogelrichtlijn, zijn in 1994 van start gegaan. De belangrijkste Zweedse bepalingen op dit gebied zijn:

    - Wet op de natuurbescherming en besluit met betrekking tot de natuurbescherming.

    - Wet op de jacht en besluit met betrekking tot de jacht.

    - Wet op de bebouwing van landbouwgrond.

    - Wet op de bescherming van de bossen.

    - Wet op het beheer van natuurlijke hulpbronnen.

    - Decreet van de regering voor natuurbescherming houdende bepalingen betreffende de jacht (SNFS 1994:3).

    - Wet inzake de maatregelen die betrekking hebben op dieren en planten die tot de beschermde soorten behoren.

    Finland

    Finland is lid geworden van de Europese Unie op 1 januari 1995, datum waarop de bepalingen van de Vogelrichtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 94/24/EEG houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 79/409/EEG van kracht zijn geworden. De Vogelrichtlijn lag al vóór de daadwerkelijke toetreding van Finland ten grondslag aan de uitwerking van de Finse wetgeving.

    Op 1 januari 1995 was de wet op natuurbescherming (Wettenverzameling van Finland 71/23), als gewijzigd en herhaaldelijk gedeeltelijk herschreven, van kracht. De taak van de werkgroep voor de genoemde wet, die op 17 maart 1993 door het ministerie van Milieu werd ingesteld, bestond erin een voorstel voor te bereiden voor een algemene wijziging van de wet op natuurbescherming. Aangezien er destijds nog geen definitieve beslissing was genomen betreffende de toetreding van Finland tot de Europese Unie, had de werkgroep de taak rekening te houden met de verbintenissen die in het kader van de Finse wetgeving op natuurbescherming uit een eventuele toetreding zouden voortvloeien. Op 29 december 1994 heeft de werkgroep haar verslag voorgelegd met een wetsvoorstel voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand.

    Verenigd Koninkrijk

    In de betrokken periode is er geen nieuwe wetgeving ingevoerd.

    Op het niveau van de Europese Unie dient te worden vermeld dat de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels (AEWA) in de betrokken periode werd voorbereid. Deze overeenkomst past in het kader van het Verdrag van Bonn en werd in juni 1995 geparafeerd door 53 landen in het verspreidingsgebied van de trekkende watervogels, waaronder de landen van de Europese Unie en de Gemeenschap.

    4.3. Opgetreden veranderingen in de jachtregelingen van de lidstaten, betreffende het aantal soorten waarop wordt gejaagd, de data voor opening en sluiting van de jacht en de gesloten gebieden.

    Niet alle bepalingen van artikel 5 van de richtlijn zijn van toepassing op alle vogelsoorten. Op 24 in bijlage II/1 vermelde soorten mag, vanwege de omvang van hun populaties, hun geografische verspreiding en hun voortplantingssnelheid in de hele Gemeenschap, worden gejaagd volgens de bepalingen van de nationale jachtwetgeving van de lidstaten. Op 56 andere, in bijlage II/2 vermelde soorten mag worden gejaagd in sommige lidstaten. Deze soorten mogen evenwel niet worden bejaagd tijdens de verschillende fasen van de voortplanting. Met betrekking tot trekvogels is de jacht verboden tijdens de trek naar hun broedgebieden.

    Op het niveau van de Europese Unie is een aanpassing van bijlage II (zie Richtlijn 94/24/EEG [11]) van de Vogelrichtlijn noodzakelijk geworden. Sommige kraaiachtigen, meeuwen en de spreeuw zijn toegevoegd aan bijlage II/2.

    [11] PB L 164 van 30.6.1991, blz. 9.

    Na de door Richtlijn 94/24/EEG geïntroduceerde wijzigingen van Richtlijn 79/409/EEG zagen de geconsolideerde bijlagen II.1 en II.2 van de richtlijn er aan het eind van de betrokken periode als volgt uit:

    Tabel 1 Bijlage II.1, als gewijzigd

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (1) de hier beoogde populaties zijn wilde populaties van de soort Columba livia en geen populaties afkomstig van huisduiven

    * de soort komt in de lidstaat voor en is bejaagbaar overeenkomstig artikel 7, lid 3

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    soorten waarvoor een jachtseizoen bestaat in de lidstaat (toestand aan het eind van de verslagperiode).

    Tabel 2 Bijlage II.2, als gewijzigd

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    * overeenkomstig artikel 7, lid 3, mogen de lidstaten de jacht op deze soorten toestaan

    *M alleen de mannetjes

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    soorten waarvoor een jachtseizoen bestaat in de lidstaten (toestand aan het eind van de verslagperiode).

    Artikel 6 Toestemming van handel in de in bijlage III, deel 2 genoemde soorten

    Aan de gestelde voorwaarden wordt nog in alle lidstaten voldaan en er is gedurende de betrokken periode geen enkele wetswijziging ingevoerd. In het Verenigd Koninkrijk is in 1993 en 1994 beraadslaagd over regels inzake de controle. Deze analyse heeft geleid tot de conclusie dat de controledoelstellingen (bescherming van in het wild levende soorten en handhaving van de rechten van personen die legaal handel drijven in dode vogels) op doeltreffender wijze zouden worden bereikt middels een algemeen vergunningenstelsel. In Zweden bevat artikel 1 van de wet (SFS 1994:1818) een bepaling die de regering machtigt de noodzakelijke decreten in te voeren. Deze zijn pas na de betrokken periode ingevoerd. In Finland mogen inheemse bejaagbare soorten, vermeld in bijlage III van de richtlijn, worden verhandeld uitgezonderd Anser albifrons, Aythya marila, Melanitta nigra, Pluvialis apricaria, Lymnocryptes minimus en Gallinago gallinago.

    Artikel 7 Onttrekking aan de natuur, jachtmiddelen en jachtmethoden

    De belangrijke wijzigingen in de lijst met bejaagbare vogels en in de jachtperiodes die van kracht zijn geworden tijdens de drie betrokken jaren worden per lidstaat gepresenteerd. Wat de nieuwe lidstaten betreft, wordt de situatie op het stuk van de wetgeving toegelicht.

    Belgïe

    Er hebben geen belangrijke wijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de voorgaande periode.

    Denemarken

    Geen informatie hierover in het verslag.

    Duitsland

    Er hebben geen belangrijke wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Griekenland

    Ieder jaar, normaal gesproken in juli, publiceert het ministerie van Landbouw «de jaarlijkse jachtwet» die de nationale jachtperiodes vaststelt. In 1993 zijn alle ganzensoorten (Anser spp. en Branta spp.) geschrapt van de lijst van in Griekenland bejaagbare soorten. Dit besluit had tot gevolg dat Anser fabalis en Anser albifrons van de lijst werden geschrapt. Andere veel voorkomende ganzensoorten in Griekenland waren reeds beschermd.

    In 1994 was de voornaamste wijziging de beperking van de jachtperiode, met sluiting op 28 februari en niet zoals voorheen op 10 maart. Datzelfde jaar werd de krakeend (Anas strepera) van de lijst van bejaagbare soorten afgevoerd. Overigens zijn er vier soorten aan deze lijst toegevoegd (het betreft Pica pica, Corvus monedula, C. corone en Sturnus vulgaris) ten gevolge van de wijziging van bijlage II (zie 94/24/EEG) van de Vogelrichtlijn.

    Spanje

    Op het niveau van de lidstaat hebben er geen belangrijke wijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de voorgaande periode.

    Frankrijk

    Er hebben twee belangrijke wijzigingen plaatsgevonden in de betrokken periode.

    - De toepassingsvoorwaarden van Richtlijn 79/409/EEG in Frankrijk behelzen de spreiding van de data voor de sluiting van de jacht in de maand februari. Na verscheidene herzieningen van de toepassingsvoorwaarden werd er op 15 juli 1994 een wetsvoorstel voorgelegd aan het Franse Parlement (wet nr. 94/591).

    - Ten gevolge van de wijziging van bijlage II van Richtlijn 79/409/EEG door Richtlijn 94/24/EG werd artikel R. 227-27 van de landbouwwet in 1994 opgeheven. De soorten Sturnus vulgaris, Pica pica, Corvus frugilegus, Corvus corone en Garrulus glandarius waarnaar in dat artikel werd verwezen, worden thans als soorten beschouwd waarop mag worden gejaagd. Op deze soorten zijn dus de jachtbesluiten van toepassing.

    Ierland

    Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Italië

    Er hebben geen belangrijke wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Luxemburg

    Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Nederland

    Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Oostenrijk

    Oostenrijk is op 1 januari 1995 tot de Europese Unie toegetreden. De situatie op het stuk van de wetgeving, met name voor wat betreft de uitoefening van de jacht, wordt toegelicht in punt 4.2 hieronder.

    Portugal

    Wetsdecreet nr. 224/93 van 18 juni wijzigt de lijst van bejaagbare soorten en zorgt zo voor de omzetting in nationaal recht van de wijzigingen van Richtlijn 79/409/EEG als gewijzigd bij Richtlijn 91/244/EEG.

    Zweden

    Zweden is op 1 januari 1995 tot de Europese Unie toegetreden. In het nationaal jachtbesluit worden de periodes aangegeven tijdens welke de jacht in de verschillende regio's van het land is toegestaan. Wat de vogels betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen «algemene» jacht en «beschermde» jacht. De periodes gedurende welke de algemene jacht is toegestaan, staan vermeld in bijlage 1 van het besluit. De periodes voor beschermde jacht, met het doel wildschade te voorkomen, staan vermeld in bijlage 4. Bijlage 1 van het artikel van het jachtbesluit is na de toetreding van Zweden tot de Europese Unie als volgt gewijzigd: de zomerjacht op Scolopax rusticola is voortaan verboden, de opening van de jacht is verzet naar 21 augustus; de opening van de jacht op Columba palumbus is verzet van 1 augustus naar 1 september; op Corvus corone, Corvus monedula en Pica pica, waarop gedurende het hele jaar kon worden gejaagd, kan voortaan slechts worden gejaagd tussen 1 augustus en 15 april; de opening van de jacht op Corvus frugilegus is verzet van 10 mei naar 1 augustus; het algemene jachtseizoen betreffende Phalacrocorax carbo en Corvus corax is afgeschaft.

    Finland

    Finland is op 1 januari 1995 tot de Europese Unie toegetreden. De nieuwe Finse jachtwet (Wettenverzameling van Finland 615/93) werd van kracht op 1 augustus 1993 en er is bij de uitwerking ervan rekening gehouden met de Vogelrichtlijn.

    Van de in bijlage II/1 van de Richtlijn 79/409/EEG genoemde soorten komen Alectoris graeca en Alectoris rufa in Finland niet voor, en worden Anas strepera, Lymnocryptes minimus en Gallinago gallinago in Finland beschermd.

    Verenigd Koninkrijk

    Er hebben geen belangrijke wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande periode.

    Er is een onderzoek gedaan om het effect te meten dat de tenuitvoerlegging van het door de Commissie ingediende voorstel tot wijziging van artikel 7 van de richtlijn zou kunnen hebben. Dit amendement moest voorzien in de mogelijkheid tot verlenging van de jachtperiode (latere sluiting van de jacht). Het JNCC en het DOE hebben ten overstaan van het comité ad hoc van het House of Lords aangetoond dat dit voorstel schadelijke effecten zou kunnen hebben op de Britse populaties van sommige trekvogels. In het verslag van het comité van het House of Lords worden de argumenten voor behoud herhaald en wordt aanbevolen het voorstel van de Gemeenschap in te trekken.

    In september 1995 gaat een overheidsinitiatief van start dat beoogt in alle wetlands voor september 1997 het gebruik van loden hagelkorrels te verbieden.

    Artikel 8: Situatie op het stuk van de wetgeving wat bijlage IV van de richtlijn betreft.

    Over het algemeen zijn door de lidstaten de noodzakelijke maatregelen genomen en dat vaak al vóór de inwerkingtreding van de richtlijn. Er worden in de verslagen van de lidstaten geen belangrijke veranderingen gemeld. Er dient echter te worden opgemerkt dat de voorschriften van artikel 8 formeel in de Duitse wetgeving werden ingevoerd in 1994.

    4.4. Belangrijke afwijkende bepalingen van de beschermingsregeling die zijn aangebracht, afgeschaft of gewijzigd gedurende de betrokken periode (artikel 9)

    Voor de drie betrokken jaren is, overeenkomstig artikel 9, een jaarlijkse compilatie van de verslagen van de lidstaten opgesteld.

    Tabel 3. Aantal afwijkende bepalingen per lidstaat

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    * Alle lidstaten hebben hun jaarlijks verslag aan de Commissie toegezonden. Oostenrijk, Zweden en Finland zijn in 1995 lidstaten geworden.

    Er zijn inspanningen geleverd om de procedure voor de melding van afwijkende bepalingen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 79/409/EEG te vereenvoudigen en uniformeren. Er is met een financiële bijdrage van de Commissie een informatiesysteem ontwikkeld door de "JNCC Support Unit" [12]. Dit systeem voor gegevensinvoer en -presentatie omvat een database met daarin alle afwijkende bepalingen die door de lidstaten aan de Europese Commissie zijn toegezonden.

    [12] Het Joint Nature Conservation Committee is de instantie die in het Verenigd Koninkrijk bevoegd is voor de Vogelrichtlijn.

    5. Onderzoek en flankerende maatregelen (artikelen 10, 11, (13 en 14))

    5.1. Doelstellingen van deze artikelen

    - De bescherming van vogelsoorten brengt vaak beheer van hun leefgebieden met zich mee. Voor dit beheer is een goede kennis nodig van de factoren die een - soms doorslaggevende - invloed hebben op de aanwezigheid van een soort of soortengroep in een bepaald leefgebied. Deze kennis, die gebaseerd is op doelgerichte waarnemingen en methodisch onderzoek, blijft in veel gevallen onvolledig of vatbaar voor verbetering. Wetenschappelijk onderzoek vormt daarom de grondslag voor een verstandig beheer van de vogelpopulaties en hun leefgebieden en is één van de pijlers van het algemeen beschermingssysteem voor in het wild levende vogels. De ontwikkeling van dit onderzoek en de coördinatie daarvan tussen de lidstaten moeten derhalve worden bevorderd. Artikel 10 van de richtlijn legt de lidstaten de verplichting op om onderzoek te verrichten ter bevordering van de bescherming, het beheer en het gebruik van de vogelpopulaties. In bijlage V is hiertoe een lijst van prioriteiten vastgelegd.

    - De lidstaten zijn verplicht de introductie te controleren van elke vogelsoort die niet van nature in het wild leeft op het Europees grondgebied van de lidstaten, teneinde te voorkomen dat een dergelijke introductie schade toebrengt aan de inheemse flora en fauna. De lidstaten moeten de Commissie raadplegen met betrekking tot elke geplande introductie. Artikel 11 beschermt dus de hele wilde flora en fauna tegen de gevolgen van overijlde introducties van soorten die niet thuishoren in de Unie.

    5.2. Door de Commissie ondernomen noodzakelijke werkzaamheden en onderzoek

    Stimulering van de noodzakelijke werkzaamheden en onderzoek met het oog op de bescherming, het beheer en de exploitatie van alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten.

    Op communautair niveau heeft BirdLife International in de betrokken periode en dankzij de financiële steun van een drie jaar durend "Life-Natuur"-project in samenwerking met Wetlands International de actieplannen uitgewerkt voor de 23 vogelsoorten die in heel Europa als bedreigd gelden. Deze plannen werden in oktober 1996 door de Raad van Europa gepubliceerd (in 1997 kwam de Franse vertaling uit [13]). De actieplannen verschaffen informatie over hun situatie, ecologie, bedreiging en de lopende instandhoudingsmaatregelen. Ze maken het mogelijk een duidelijke omschrijving van de instandhoudingsdoelstellingen te geven en voor elke soort een programma van prioritaire maatregelen uit te werken. Deze 23 soorten behoren tevens tot de prioritaire soorten uit hoofde van de financieringsregeling van Life-Natuur. Reeds 25 projecten die zich richten op de meest dringende acties voor deze soorten hebben financiële steun ontvangen uit Life-middelen en eerdere programma's (zie tabel 4).

    [13] Heredia B., L. Rose and M. Painter (Eds.) Algemeen bedreigde vogelsoorten in Europa - Actieplannen. Publicatie van de Raad van Europa, Straatsburg 1996.

    Tabel 4. Financiële steun uit Life-middelen [14] en hieraan voorafgaande programma's (CAM en CANAT [15]) voor 23 in heel Europa bedreigde vogelsoorten (uit «Actieplannen voor in heel Europa bedreigde vogelsoorten» in de Informatiebrief Natura 2000 nr. 2, december 1996).

    [14] Life-Nature is het financieringsinstrument dat het milieubeschermingsbeleid van de Europese Unie ondersteunt.

    [15] CAM = Communautair Actieprogramma voor het Milieu en CANAT = Communautaire Actie ter Bescherming van de Natuur waren de aan Life-Nature voorafgaande financiële instrumenten.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    NB : bepaalde in de tabel vermelde soorten hebben eveneens indirect geprofiteerd van Life-middelen in het kader van projecten waarvan de voornaamste doelstelling andere soorten of habitats betrof.

    In de betrokken periode heeft het ORNIS-comité bovendien besloten dat de invoering van beheersplannen voor de bejaagbare soorten waarvan de staat van instandhouding ongunstig is, een prioriteit is. In deze periode werden de eerste gegevens verzameld om deze beheersplannen te kunnen uitwerken.

    5.3. Door de lidstaten ondernomen noodzakelijke werkzaamheden en onderzoek

    De informatie betreffende de lidstaten die deze hebben doorgegeven, wordt hieronder samengevat.

    Belgïe

    - Voortzetting van onderzoek op lange termijn (met name ringwerk).

    - De overeenkomst inzake onderzoek dat moet resulteren in aanbevelingen voor een rationelere benadering van het fokken van vogelsoorten die worden gevangen, teneinde de voortplanting in gevangenschap van deze soorten te bevorderen dan wel het vangen van wilde exemplaren te beperken, is in de betrokken periode verlengd.

    Duitsland

    De werkzaamheden en onderzoeken worden uitgevoerd door van de Länder (zie bijlage 4 van het verslag van de Bondsrepubliek Duitsland). Deze omvatten met name:

    - Programma's voor instandhouding en herstel van voor de vogelsoorten van bijlage I belangrijke habitats (o.a. Nationalpark Wattenmeer);

    - Plannen voor redding van bedreigde vogelsoorten (bijvoorbeeld Ciconia ciconia );

    - De voortzetting van onderzoeksprogramma's op langere termijn, met name ringwerk van vogels.

    Griekenland

    - Voortzetting van onderzoeken op lange termijn (o.a. ringwerk en wintertellingen van watervogels).

    - Wetenschappelijke onderzoeken inzake ecologie en instandhouding van bedreigde soorten, zoals bijvoorbeeld Pelecanus crispus en P. onocrotalus, Falco eleonorae, Puffinus yelkouan, Calonectris diomedea.

    - Inventaris van populaties van Falco naumanni.

    - Noodmaatregelen voor de bescherming van Numenius tenuirostris.

    Spanje

    Tussen 1993 en 1995 vond in Spanje veel onderzoek en monitoring van vogelpopulaties plaats, en dat zowel op het niveau van het Directoraat-Generaal voor natuurbehoud als op het niveau van de autonome regionale besturen:

    - Onderzoek naar het effect van influenza op populaties konijnen, de belangrijkste prooidieren van talrijke roofvogels

    - Verspreiding van juvenielen van Aquila adalberti

    - Verspreiding van Hieraaetus fasciatus

    - Loodvergiftiging bij watervogels

    - Plan voor de instandhouding van Gypaetus barbatus

    - Voortplantingsstrategie van Otis tarda en Tetrao tetrix

    - Analyse van de toestand van Pterocles sp. in Spanje

    Frankrijk

    De ondernomen acties omvatten:

    - Onderzoek naar de populatietoestand en de verplaatsingen van bedreigde soorten (o.a. Ciconia nigra, Ciconia ciconia, Phoenicopterus ruber, Lanius minor, Branta bernicla, Crex crex, Grus grus).

    - Programma's voor de herintroductie en versterking van roofvogelpopulaties, met name gieren (Gypaetus barbatus, Gyps fulvus, Aegypius monachus en Neophron percnopterus) maar ook de voorbereiding van een project inzake de voortplanting in gevangenschap van Hieraaetus fasciatus.

    - Programma's voor de bewaking van horsten van bedreigde roofvogels alsmede monitoring en redding van broedsels van Circus spp. in landbouwgebieden.

    - Maatregelen voor het beheer van de habitat van Grus grus, Sterna spp., Crex crex; opstellen van een actieplan voor Athene noctua.

    - Acties gericht op het verjagen resp. het beperken van de impact van Phalacrocorax carbo, Larus argentatus in Bretagne, Branta bernicla.

    - Tellingen tijdens de overwintering van eendachtigen en waadvogels. Wat de eendachtigen betreft, is tevens een analyse van de voortplantingsfenologie verricht.

    - Tellingen van broedpopulaties van Scolopax rusticola en leeuweriken, duiven, lijsterachtigen.

    - Voor verscheidene soorten hoenderachtigen (Alectoris graeca, Perdix perdix pyrenaica) en ruigpoothoenders (Tetrao urogallus, Tetrao tetrix, Bonasa bonasia en Lagopus mutus) zijn actieplannen gaande met het oog op handhaving en behoud van populaties.

    Ierland

    Er werden in de Republiek Ierland bepaalde specifieke maatregelen uitgevoerd gedurende de periode 1993-1995. Deze betreffen:

    - De instandhouding van sternen, met name de Dougall-stern (Sterna dougalli), waarvan de in Ierland aanwezige populatie (616 paartjes in 1995) van internationaal belang is;

    - Het opstellen van een noodplan voor de redding van de kwartelkoning (Crex crex);

    - Beheersing van verstorende factoren en verbetering van de fourageergebieden van de Groenlandse kolgans (Anser albifrons flavirostris) hebben, in combinatie met de aanwijzing van speciale beschermingszones in het graafschap Wexford en de handhaving op het jachtverbod, geleid tot een toename van de populaties van deze soort;

    - De patrijs (Perdix perdix), waarvan in Ierland nog slechts twee levensvatbare kernpopulaties bestaan, is voorwerp geweest van door de staat gesubsidieerd onderzoek. Op basis van dit onderzoek werd een nationaal instandhoudingsbeleid ontwikkeld.

    Luxemburg

    De gevoerde acties omvatten:

    - Ringwerk en inventarisatie (op vrijwillige basis: gerichte inventarisatie van inheemse soorten en trekvogels dan wel de voortzetting van terreinverkenning met het oog op een herziening van de Broedvogelatlas, waarvan de eerste versie dateert van 1984).

    - Subsidies voor de aankoop van gebieden (120 ha tussen 1993 en 1995) en het beheer van reservaten.

    - Het opstellen van een rode lijst voor vogels.

    - Proefproject voor het behoud van vochtige weilanden: schadeloosstelling van deelnemende landbouwers.

    - Proefproject, actieplannen en programma's voor instandhouding van bedreigde soorten (Perdix perdix, Ciconia nigra, Crex crex).

    - Maatregelen voor beheer en behoud van habitats (struwelen voor Bonasa bonasia en holtes in bomen voor spechten en andere boombewonende soorten).

    Nederland

    - Een met name financiële bijdrage is geleverd aan projecten voor de instandhouding en het beheer van soorten van bijlage I van de richtlijn.

    - In 1994 is een begin gemaakt met het opstellen van een nieuwe «rode lijst voor vogels».

    - Programma's voor monitoring van broedvogel- en trekvogelpopulatie dan wel programma's voor onderzoek door ringwerk zijn voortgezet.

    Finland

    - Monitoring van de ontwikkeling van populaties van alle vogelsoorten, mede door ringwerk, werd georganiseerd door het Nationaal Museum voor Natuurlijke Historie.

    - Een register van bedreigde soorten wordt bijgehouden door het Fins centrum voor het milieu. De organisaties van amateur-ornithologen dragen bij aan deze programma's. Zij dragen bovendien zorg voor het functioneren van een tiental ornithologische observatiestations, waar de trek wordt bestudeerd en waar men zich bezighoudt met het ringen van vogels.

    - De inventarisatie van belangrijke vogelgebieden (Important Bird Areas) is in 1995 van start gegaan bij de unie van verenigingen voor amateur-ornithologen.

    - Monitoring van de als jachtwild ingedeelde vogelsoorten en een brede scala van onderzoeken naar de ecologie daarvan worden uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut voor de wildstand.

    - Bijzondere monitoringprogramma's betreffende bepaalde bedreigde soorten (Haliaeetus albicilla, Falco peregrinus, Dendrocopos leucotos en Anser erythropus) worden door verscheidene groepen uitgevoerd onder coördinatie van de Finse afdeling van het Wereldnatuurfonds (WNF).

    - De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de bossen draagt zorg voor een jaarlijkse controle van het voortplantingssucces van Aquila chrysaetos.

    - Ecotoxicologische onderzoeken op in het wild levende vogels worden uitgevoerd door de Hogeschool voor diergeneeskunde en door het Instituut voor diergeneeskundig onderzoek.

    Verenigd Koninkrijk

    Het JNCC (Joint Nature Conservation Committee) en de drie regionale besturen hebben het onderzoek betreffende de instandhouding en het beheer van vogelpopulaties voortgezet.

    - Deze acties omvatten monitoring op lange termijn van vogelpopulaties (met in het bijzonder de Common Bird Census, de Waterways Birds Survey, tellingen van watervogels, periodieke tellingen van zeldzame broedvogels, ringwerk van vogels, enz.).

    - De nieuwe Broedvogelatlas "The new Atlas of Breeding Birds in Britain and Ireland: 1988-1991" werd in 1993 uitgebracht. Deze atlas maakt gebruik van dezelfde hokken van 10 bij 10 km als de atlas van 1968-1972. Daardoor is het mogelijk de situaties in deze twee perioden met elkaar te vergelijken. Voor heel wat soorten blijken significante wijzigingen te zijn opgetreden in populatiegrootte en areaal.

    - Een programma voor de monitoring van zeevogelpopulaties werd gedurende de hele periode voortgezet.

    - Er zijn eveneens talrijke andere bijzondere onderzoeken op het gebied van ecologie en populatiedynamische tendensen alsmede analyses van de noodzaak tot instandhouding van soorten gedaan.

    5.4. Introductie van op het Europees grondgebied van de lidstaten niet van nature in het wild levende vogelsoorten.

    De informatie van de lidstaten die deze hebben doorgegeven, wordt hieronder samengevat.

    Duitsland

    Tussen 1993 en 1995 heeft in Duitsland geen opzettelijke introductie plaatsgevonden van niet-inheemse vogelsoorten.

    Griekenland

    Tussen 1993 en 1995 heeft in Griekenland geen introductie plaatsgevonden van uitheemse vogelsoorten.

    Spanje

    Er zijn verscheidene soorten geïntroduceerd omwille van de jacht. Het betreft met name Phasianus colchicus en Coturnix japonica in talrijke regio's, maar ook Francolinus francolinus, Lophoryx californica en Colinus virginianus op de Balearen alsmede Perdix perdix (suppletie van de populatie) in Baskenland.

    Bovendien heeft een Zuid-Amerikaanse papegaaiensoort, Myopsitta monachus, zich toevallig gevestigd zonder dat er sprake was van opzettelijke introductie. Deze soort lijkt problemen te veroorzaken, met name op de Balearen en in Catalonië.

    Zweden

    Er wordt geen melding gemaakt van opzettelijke introductie van uitheemse vogelsoorten gedurende de verslagperiode in Zweden (1995).

    Finland

    De wetgeving verbiedt de introductie, zowel van als jachtwild beschouwde vogels als van beschermde soorten, zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten. Er wordt in het verslag geen melding gemaakt van toestemmingen van deze aard gedurende de betrokken periode (1995).

    Verenigd Koninkrijk

    Er heeft geen introductie van uitheemse vogelsoorten in het Verenigd Koninkrijk plaatsgevonden gedurende de periode.

    Door het DOE is onderzoek gedaan naar het mogelijk milieueffect van Branta canadensis op de inheemse flora en fauna.

    Er is een onderzoek gefinancierd naar de haalbaarheid van methoden ter regulering van populaties Oxyura jamaicensis. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er diverse middelen bestaan om de populaties van Oxyura jamaicensis binnen de perken te houden en dat maatregelen tijdens het voortplantingsseizoen het meest efficiënt zijn. De meest efficiënte methoden zijn in 1995 op regionaal niveau uitgeprobeerd.

    Met de noodzaak informatie te verzamelen over uitheemse vogelsoorten is rekening gehouden en het JNCC probeert dit soort informatie te verzamelen via de nationale ornithologische organisaties. De resultaten van deze onderzoeken zullen het in de toekomst mogelijk maken beter te voldoen aan de verplichtingen krachtens artikel 11 van de richtlijn.

    Top