Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999IP0117(01)

    Resolutie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 1998-1999

    PB C 219 van 30.7.1999, p. 458 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, NL, PT, FI, SV)

    51999IP0117(01)

    Resolutie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 1998-1999

    Publicatieblad Nr. C 219 van 30/07/1999 blz. 0458


    A4-0117/99

    Resolutie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 1998-1999

    Het Europees Parlement,

    - gelet op de artikelen 156 t/m 158, inzonderheid artikel 157, lid 5 van zijn Reglement,

    - gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid de artikelen 8 D en 138 D van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    - gelet op het Verdrag van Maastricht, waarin uit hoofde van het burgerschap van de Unie het petitierecht is verankerd,

    - gelet op het Verdrag van Amsterdam, waarin het petitierecht en de rol van de Europese ombudsman volledig worden bevestigd,

    - onder verwijzing naar het jaarverslag van de Europese ombudsman,

    - onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de verzoekschriften, inzonderheid de resolutie over de werkzaamheden van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 1997-1998 ((PB C 292 van 21.9.1998, blz. 167.)),

    - gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A4-0117/99),

    A. overwegende dat het petitierecht de rol van het Europees Parlement op het stuk van de politieke controle versterkt, daar ernstige gevallen van schending van het communautaire recht aan het licht kunnen worden gebracht,

    B. gezien het aantal verzoekschriften dat is ontvangen in de verslagperiode waarop deze resolutie betrekking heeft, en de aanzienlijke toename van dit aantal sinds 1987, toen een aparte parlementaire commissie is ingesteld om de ingediende verzoekschriften te behandelen,

    C. overwegende dat het petitierecht is gekoppeld aan de verplichting voor het Europees Parlement om de verzoekschriften zo doeltreffend mogelijk te behandelen, bijgestaan door de Commissie en door de bevoegde diensten van het Europees Parlement,

    D. verheugd over de nauwe samenwerking die op gang is gekomen tussen Parlement en Europese ombudsman, met inachtneming van de respectieve bevoegdheden, en die een voorwaarde is om ervoor te zorgen dat de Europese burgers ongehinderd gebruik kunnen maken van hun grondrechten in verband met het burgerschap van de Unie,

    E. overwegende dat een nauwe samenwerking met de instanties van de lidstaten vereist is voor een succesvolle behandeling van de verzoekschriften,

    1. bekrachtigt dat het petitierecht als vervat in de Verdragen niet alleen voor de burgers en ingezetenen, maar ook voor de instellingen van de Unie van belang is, en de instellingen in staat stelt de problemen en de dagelijkse beslommeringen van de burgers te vernemen;

    2. onderstreept dat het petitierecht de mogelijkheden voor een brede democratische participatie en informatie van de burgers van de Unie verbetert, hetgeen impliceert dat de Europese instellingen de burgers dienen voor te lichten over hun recht een verzoekschrift in te dienen, en ervoor moeten zorgen dat burgers die van dit recht gebruik hebben gemaakt, volledig worden geïnformeerd over het gevolg dat aan hun verzoekschriften wordt gegeven;

    3. onderstreept dat het bestaan van een specifieke parlementaire commissie voor verzoekschriften van "constitutionele" betekenis is, daar dit een ondersteuning vormt van het recht van het Parlement om controle uit te oefenen op de naleving van het Gemeenschapsrecht door de lidstaten en hun instanties, zoals de instanties voor sociale zekerheid;

    4. onderstreept dat het Parlement zelf overeenkomstig zijn politieke rol en verantwoordelijkheid het petitierecht als erkend in het Verdrag betreffende de Europese Unie door een direct antwoord aan de burger garandeert;

    5. onderstreept dat verzoekschriften zo doeltreffend en grondig mogelijk moeten worden behandeld, opdat het Parlement beter kan toezien op de algemene werking van het Gemeenschapsbeleid, met name op het gebied van de sociale zekerheid, milieu en het recht op vrij verkeer van personen;

    6. benadrukt dat door een verhoogd gebruik van de nieuwe informatietechnologieën de verzoekschriften die het Parlement ontvangt doeltreffender en sneller kunnen worden behandeld; herinnert eraan dat het voorstel om verzoekschriften ook via het Internet te aanvaarden, dat het Parlement reeds heeft goedgekeurd, een belangrijk initiatief vormt om de toegang van de Europese burger tot hun rechten in de Unie te vergemakkelijken; verzoekt de betrokken diensten van het Parlement ervoor te zorgen dat de benodigde regelingen voor administratie en gegevensverwerking, met name de databank betreffende verzoekschriften ten behoeve van het publiek, onverwijld worden ingevoerd;

    7. is zeer ingenomen met de rol van de Commissie bij de behandeling van de verzoekschriften, daar deze volgens een weloverwogen benadering van de interinstitutionele betrekkingen en overeenkomstig haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, in het algemeen op bevredigende en betrouwbare wijze samenwerkt bij de behandeling van de naar haar doorverwezen verzoekschriften, door middel van schriftelijk antwoord aan de Commissie verzoekschriften en aanwezigheid in de vergaderingen van deze commissie; verzoekt de Commissie al het mogelijke te doen om dit werk voort te zetten en nog te versnellen; verzoekt de Commissie in haar jaarverslag over de toepassing van het Gemeenschapsrecht duidelijk te vermelden in welke gevallen een inbreukprocedure (artikel 169 van het Verdrag) is geopend naar aanleiding van een verzoekschrift;

    8. betreurt het feit dat de Raad de meeste mededelingen van de Commissie verzoekschriften inzake ernstige gevallen waarin omzetting van het Gemeenschapsrecht is nagelaten, nog steeds veelal naast zich neerlegt, evenals het verzoek van het Parlement dat ambtenaren van de Raad regelmatig commissievergaderingen bijwonen;

    9. benadrukt dat hieruit een negatieve houding blijkt ten aanzien van het petitierecht van de Europese burger, hetgeen indruist tegen de geest van artikel 5 van het Verdrag, dat als volgt luidt: "De lidstaten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit dit Verdrag of handelingen van de instelling der Gemeenschap voortvloeiende verplichtingen te verzekeren...";

    10. onderstreept dat de lidstaten volledig en onverwijld dienen te voldoen aan verzoeken om informatie en maatregelen die zij van de Commissie aangaande verzoekschriften ontvangen;

    11. pleit nadrukkelijk voor de goedkeuring van een interinstitutionele gedragscode inzake het gevolg dat door de Raad in vertegenwoordiging van de lidstaten aan verzoekschriften wordt gegeven; dringt er bij de lidstaten op aan op het niveau van de Raad een gemeenschappelijke gedragscode goed te keuren inzake de administratieve bejegening van burgers van de Europese Unie;

    12. gelast zijn Directoraat-generaal voorlichting en public relations en verzoekt het Directoraat-generaal voorlichting, communicatie, cultuur en audiovisuele media van de Commissie om gezamenlijk in elke lidstaat een Europese hulplijn in te stellen, teneinde burgers beter in staat te stellen hun Europese rechten uit te oefenen;

    13. herhaalt dat het petitierecht burgers in staat stelt melding te maken van gevallen van inbreuk op het Gemeenschapsrecht; verzoekt de Commissie haar toezichthoudende activiteiten overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag nog verder te verbeteren; dringt erop aan dat de lidstaten betere maatregelen treffen wanneer inbreuken worden gemeld;

    14. is ermee ingenomen dat de parlementaire commissies zich houden aan de richtsnoeren voor de behandeling van verzoekschriften door permanente commissies van 14 juli 1998, aandacht schenken aan de verzoekschriften die zij ter informatie, voor advies of voor verdere actie ontvangen, en verzoekt deze commissies te overwegen dergelijke verzoekschriften in hun werkprogramma op te nemen om algemene oplossingen voor de erin gesignaleerde problemen te zoeken;

    15. acht het noodzakelijk dat de Commissie verzoekschriften ongehinderd en in versterkte mate kan functioneren, als de commissie van het Europees Parlement die ten principale de taak vervult om aan de burgers de daadwerkelijke uitoefening te garanderen van hun recht op het indienen van verzoekschriften, zoals dat is vastgesteld in het Verdrag inzake de Europese Unie (Maastricht) en bevestigd wordt in het Verdrag van Amsterdam;

    16. erkent dat de Commissie verzoekschriften het best in staat is geweest de verzoekschriften te behandelen als een permanente parlementaire commissie die haar werkzaamheden voor het overgrote deel concentreert op de behandeling van verzoekschriften, in plaats van een verdeling van haar bevoegdheden over andere commissies; ziet evenwel in dat een diepgaande herziening van de werkmethoden noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat ook in de toekomst een gespecialiseerde commissie de verzoekschriften van burgers en ingezeten van de Europese Unie beter en sneller kan behandelen;

    17. is voornemens zijn Reglement zo te wijzigen dat de Commissie verzoekschriften verantwoordelijk wordt voor de beoordeling van de verslagen van de ombudsman;

    18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de commissie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de desbetreffende commissies verzoekschriften of andere betrokken commissies, de Europese ombudsman, alsmede de ombudsmannen of overeenkomstige instanties in de lidstaten.

    Top