EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0586

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt

/* COM/98/0586 def. - COD 98/0325 */

PB C 30 van 5.2.1999, p. 4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0586

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt /* COM/98/0586 def. - COD 98/0325 */

Publicatieblad Nr. C 030 van 05/02/1999 blz. 0004


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt (1999/C 30/04) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 586 def. - 98/0325(COD)

Door de Commissie ingediend op 23 december 1998)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en op de artikelen 66 en 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

(1) Overwegende dat de Europese Unie de banden tussen de Europese staten en volkeren steeds hechter beoogt te maken en de economische en sociale vooruitgang beoogt te verzekeren; dat de interne markt volgens artikel 7 A van het Verdrag een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrije verkeer van goederen en diensten van de informatiemaatschappij binnen de ruimte zonder binnengrenzen een wezenlijk middel is om de barrières die de Europese volkeren scheiden, weg te nemen;

(2) Overwegende dat de ontwikkeling van de elektronische handel in de informatiemaatschappij niet enkel belangrijke mogelijkheden biedt voor de werkgelegenheid in de Gemeenschap, met name voor de kleine en middelgrote ondernemingen, maar ook de groei van het Europese bedrijfsleven en de investeringen in innovatie bevordert;

(3) Overwegende dat de diensten van de informatiemaatschappij een grote verscheidenheid aan economische activiteiten bestrijken, die met name in de "online"-verkoop van waren bestaan; dat het niet uitsluitend om diensten gaat die aanleiding kunnen geven tot het langs elektronische weg sluiten van een contract, maar ook, wanneer het een economische activiteit betreft, om diensten die niet door de geadresseerde ervan worden vergoed, zoals die welke bestaan in de aanbieding van "online"-informatie; dat de diensten van de informatiemaatschappij ook "online"-activiteiten omvatten waarbij van telefoon of fax gebruik wordt gemaakt;

(4) Overwegende dat de ontwikkeling van de diensten van de informatiemaatschappij in de Gemeenschap wordt beperkt door een aantal belemmeringen van juridische aard, die de goede werking van de interne markt in de weg staan omdat zij de uitoefening van het recht van vestiging en van het vrije verkeer van diensten hinderen of minder aantrekkelijk maken; dat deze belemmeringen gelegen zijn in verschillen in de wetgeving en in de rechtsonzekerheid ten aanzien van de op deze diensten van toepassing zijnde nationale regelingen; dat, zolang de wetgevingen op de betrokken gebieden niet zijn gecoördineerd en aangepast, belemmeringen volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gerechtvaardigd kunnen zijn; dat er rechtsonzekerheid bestaat over de omvang van de controle die de lidstaten op diensten uit een andere lidstaat kunnen uitoefenen;

(5) Overwegende dat deze belemmeringen in het licht van de communautaire doelstellingen, van de artikelen 52 en 59 van het Verdrag en van het afgeleide communautaire recht dienen te worden opgeheven door, voor zover dit voor de goede werking van de interne markt nodig is, bepaalde nationale wetgevingen te coördineren met inbegrip van een verduidelijking van rechtsbegrippen op communautair niveau; dat deze richtlijn, door slechts zekere specifieke vraagstukken rond de interne markt te behandelen, volledig coherent is met de noodzaak het in artikel 3 B van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen;

(6) Overwegende dat overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel de in de onderhavige richtlijn beoogde maatregelen niet verder gaan dan hetgeen nodig is om de doelstelling van de goede werking van de interne markt te verwezenlijken; dat de richtlijn, teneinde zeker te stellen dat de ruimte werkelijk geen binnengrenzen voor de elektronische handel heeft, daar waar het nodig is op communautair niveau op te treden, een hoog beschermingsniveau voor de doelstellingen van algemeen belang, en met name de bescherming van de consument en de volksgezondheid, moet waarborgen; dat volgens artikel 129 van het Verdrag de gezondheidsbescherming een wezenlijk bestanddeel van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden vormt; dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de wettelijke regeling die voor de levering van goederen in eigenlijke zin geldt, noch aan die van de dienstverlening wanneer het niet om diensten van de informatiemaatschappij gaat;

(7) Overwegende dat deze richtlijn niet ten doel heeft specifieke regels van het internationaal privaatrecht voor wetsconflicten en bevoegheidsgeschillen met betrekking tot gerechtelijke instanties vast te stellen en dus internationale overeenkomsten dienaangaande onverlet laat;

(8) Overwegende dat met het oog een doeltreffende bescherming van de algemene belangen de controle op de diensten van de informatiemaatschappij bij de bron van de activiteit moet gebeuren; dat het daarom nodig is te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten deze bescherming niet alleen voor de burgers van hun eigen land bieden, maar voor alle burgers van de Gemeenschap; dat deze diensten, met het oog op een doeltreffende waarborging van het vrije dienstenverkeer en van de rechtszekerheid voor de dienstverleners en de afnemers van de diensten, bovendien uitsluitend aan het rechtsstelsel van de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is, moeten worden onderworpen; dat het ter verbetering van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten onontbeerlijk is deze verantwoordelijkheid van de lidstaat vanwaar de diensten stammen duidelijk te omschrijven;

(9) Overwegende dat bij de vaststelling van de plaats van vestiging van de dienstverlener de rechtspraak van het Hof als richtsnoer moet worden genomen; dat de plaats van vestiging van een vennootschap die via een "Internetsite" diensten aanbiedt, niet de plaats is waar zich de technologie ter ondersteuning van de "site" bevindt of waar de "site" toegankelijk is; dat, wanneer een dienstverlener verscheidene vestigingen heeft, de lidstaat van de plaats waar de dienstverlener het centrum van zijn activiteiten heeft, bevoegd is; dat voor het geval er bij de vaststelling van de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is, bijzondere moeilijkheden zijn, in samenwerkingsmechanismen tussen de lidstaten moet worden voorzien en met spoed een raadgevend comité moet kunnen worden bijeengeroepen om deze moeilijkheden te behandelen;

(10) Overwegende dat commerciële communicatie voor de financiering van de diensten van de informatiemaatschappij en de ontwikkeling van een breed assortiment van nieuwe gratis diensten essentieel is; dat commerciële communicatie, met inbegrip van kortingen, aanbiedingen en verkoopbevorderende spelen, in het belang van de consument en met het oog op de eerlijkheid van de transacties aan een aantal verplichtingen ten aanzien van de transparantie dienen te voldoen; dat deze verplichtingen Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten onverlet laten; dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de bestaande richtlijnen over commerciële communicatie, met name niet aan Richtlijn 98/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) betreffende reclame voor tabaksproducten;

(11) Overwegende dat artikel 10, lid 2, van Richtlijn 97/7/EG en artikel 12, lid 2, van Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (3) betrekking hebben op het vraagstuk van de toestemming van de afnemer in bepaalde gevallen van ongevraagde commerciële communicatie en volledig van toepassing zijn op de diensten van de informatiemaatschappij;

(12) Overwegende dat, om de belemmeringen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende dienstverlening binnen de Gemeenschap die door beoefenaren van gereglementeerde beroepen via Internet mochten worden aangeboden weg te nemen, naleving van de beroepsregels ter bescherming van, met name, de consument of de volksgezondheid op communautair niveau dient te worden gewaarborgd; dat de volksgezondheid op communautair niveau dient te worden gewaarborgd; dat gedragscodes op communautair niveau een bevoorrecht instrument vormen voor de vaststelling van de beroepsethiek ten aanzien van commerciële communicatie; dat het beter is de opstelling of de eventuele aanpassing daarvan aan te moedigen dan om deze in de onderhavige richtlijn vast te leggen; dat met de door deze richtlijn bestreken gereglementeerde beroepsactiviteiten die activiteiten worden bedoeld die in artikel 1, punt d), van Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (4), zijn omschreven.

(13) Overwegende dat iedere lidstaat zijn wetgeving moet aanpassen indien deze vereisten, met name vormvereisten, bevat die het langs elektronische weg sluiten van contracten in de weg staan, behoudens enigerlei communautaire maatregelen die op fiscaal gebied in verband met elektronische facturering mocht worden genomen; dat het onderzoek van de deze aanpassing behoevende wetgevingen systematisch dient te geschieden en betrekking moet hebben op alle etappes en handelingen die voor het contractuele proces nodig zijn, waaronder de archivering van het contract; dat deze aanpassing ertoe moet leiden dat contracten langs elektronische weg juridisch en in de praktijk daadwerkelijk mogelijk worden; dat het rechtsgevolg van elektronische handtekeningen geregeld wordt in Richtlijn 98/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad (5) [betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen]; dat moet worden verduidelijkt wanneer een langs elektronische weg tot stand gekomen contract als gesloten moet worden beschouwd; dat de aanvaarding van de afnemer van de dienst een contract te sluiten, uit de verrichting van een "online"-betaling kan bestaan; dat het bericht van ontvangst van een dienstverlener uit de "online"-levering van een betaalde dienst kan bestaan;

(14) Overwegende dat onder meer Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (6) betreffende oneerlijke bedingen en Richtlijn 97/7/EG een verworvenheid vormen die voor de bescherming van de consument op contractueel gebied essentieel is; dat deze richtlijnen op de diensten van de informatiemaatschappij volledig van toepassing blijven; dat van deze communautaire verworvenheden ook deel uitmaken Richtlijn 84/450/EEG van de Raad (7) inzake misleidende reclame, gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (9) inzake het consumentenkrediet, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (11) inzake pakketreizen, vakantiepaketten en rondreispaketten en Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad (12)betreffende de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten; dat de onderhavige richtlijn geen afbreuk doet aan de in het kader van de interne markt goedgekeurde Richtlijn 98/43/EG, noch aan andere richtlijnen betreffende de bescherming van de volksgezondheid;

(15) Overwegende dat de vertrouwelijkheid van de elektronische berichten wordt gewaarborgd door artikel 5 van Richtlijn 97/66/EG; dat de lidstaten op basis van die richtlijn iedere vorm van onderschepping of bewaking van deze elektronische berichten door andere personen dan de verzender en de adressaat moeten verbieden;

(16) Overwegende dat het uiteenlopen van de bestaande of van nieuwe wetgeving en rechtspraak in de lidstaten op het gebied van de privaatrechtelijke en strafrechtelijkheid van als tussenpersoon optredende dienstverleners de goede werking van de interne markt in de weg staat, met name omdat daarmee de ontwikkeling van de grensoverschrijdende dienstverlening wordt belemmerd en zulks tot concurrentieverstoringen leidt; dat om illegale activiteiten te vermijden of deze te beëindigen de dienstverleners in bepaalde gevallen verplicht zijn op te treden; dat de bepalingen van deze richtlijn het passende uitgangspunt vormen voor de uitwerking van snelle, betrouwbare mechanismen om onwettige informatie te verwijderen en ontoegankelijk te maken; dat dergelijke mechanismen dienen te worden uitgewerkt op basis van vrijwillige overeenkomsten tussen alle betrokken partijen; dat het in het belang is van alle partijen die diensten van de informatiemaatschappij leveren, om dergelijke mechanismen vast te stellen en toe te passen; dat de bepalingen van deze richtlijn over aansprakelijkheid de ontwikkeling en daadwerkelijke uitvoering van technische beschermings- en identificatiesystemen door de betrokken partijen niet in de weg staan;

(17) Overwegende dat het aan iedere lidstaat staat, in voorkomend geval, zijn wetgeving aan te passen indien deze het gebruik van mechanismen voor de buitengerechtelijke geschillenbeslechting langs elektronische weg in de weg staat; dat deze aanpassing ertoe moet leiden dat een daadwerkelijke functionering van dergelijke mechanismen juridisch en in de praktijk mogelijk is, mede in grensoverschrijdende situaties; dat de organen voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen bepaalde essentiële beginselen in acht dienen te nemen, die zijn uiteengezet in aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (13);

(18) Overwegende dat bepaalde activiteiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn dienen te worden uitgesloten, aangezien het vrije verkeer van de diensten in het licht van het Verdrag of in dat van het bestaande afgeleide communautaire recht in het huidige stadium niet kan worden gegarandeerd; dat deze uitsluiting geen afbreuk doet aan eventuele instrumenten die voor de goede werking van de interne markt nodig mochten zijn; dat belastingen, en met name de belasting over de toegevoegde waarde, die over een groot aantal van de in deze richtlijn bedoelde diensten moet worden betaald, van het toepassingsgebied van deze richtlijn dienen te worden uitgesloten; dat de Commissie in dit verband ook voornemens is de toepassing van het beginsel van de belastingheffing aan de bron tot de levering van diensten binnen de interne markt uit te breiden om zo de samenhang van de totale aanpak te waarborgen;

(19) Overwegende dat, wat de in de onderhavige richtlijn opgenomen afwijking inzake de contractuele verplichtingen in door consumenten gesloten contracten betreft, deze aldus moet worden uitgelegd als informatie omvattend over de wezenlijke elementen van de contractinhoud, waaronder begrepen de rechten van de consument, die voor de beslissing om een overeenkomst aan te gaan doorslaggevend is;

(20) Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing is op diensten van dienstverleners die in een derde land zijn gevestigd; dat het, gezien de mondiale dimensie van de elektronische handel, evenwel nodig is ervoor te zorgen dat het communautaire kader coherent is met het internationale kader; dat deze richtlijn de uitkomsten van de binnen de internationale organisaties (WTO, OESO, UNICITRAL) gevoerde, nog lopende discussies over de juridische aspecten, onverlet laat, evenals die in het kader van de "Global Business Dialogue", waarmee is begonnen op basis van de mededeling van de Commissie van 4 februari 1998 "Mondialisering" en de informatiemaatschappij; de behoefte aan een versterking van de internationale coördinatie (14).

(21) Overwegende dat de lidstaten bij de omzetting van de communautaire regelgeving in hun nationale recht zorg dienen te dragen voor maatregelen die ertoe leiden dat het communautaire recht in hun land even doeltreffend en even strikt wordt toegepast als hun nationale recht;

(22) Overwegende dat goedkeuring van deze richtlijn de lidstaten niet kan beletten rekening te houden met de verschillende sociale, maatschappelijke en culturele implicaties van de opkomst van de informatiemaatschappij en ook een afbreuk doet aan de culturele beleidsmaatregelen, met name op audiovisueel gebied, die de lidstaten in verband met hun taalverscheidenheid, nationale en regionale eigenheden en hun culturele erfgoed overeenkomstig het communautaire recht mochten nemen; dat bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij steeds dient te worden gewaarborgd dat de Europese burgers toegang krijgen tot het in een digitale omgeving geboden Europese culturele erfgoed;

(23) Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 3 november 1998 over de consument en de informatiemaatschappij erop heeft gewezen dat in het kader van de informatiemaatschappij de consumentenbescherming bijzondere aandacht verdient; dat de Commissie zal bestuderen in hoeverre de bestaande regels betreffende de consumentenbescherming in het licht van de informatiemaatschappij de consument adequaat beschermen, en de mogelijke leemten in deze wetgeving en de aspecten waarvoor aanvullende maatregelen nodig blijken te zijn, zal aangeven; dat de Commissie in voorkomend geval aanvullende specifieke voorstellen zal moeten doen om de aldus door haar vastgestelde leemten weg te nemen;

(24) Overwegende dat deze richtlijn Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen (15), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3089/93 (16) onverlet laat;

(25) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad (17) en het Verdrag van Warschau van 12 oktober 1929 diverse verplichtingen voor luchtvervoerders bevat betreffende informatieverstrekking aan hun passagiers over onder meer de aansprakelijkheid van de vervoerders; dat deze richtlijn deze beide rechtsinstrumenten onverlet laat,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1. Deze richtlijn heeft tot doel de goede werking van de interne markt, met het vrije verkeer van de diensten van de informatiemaatschappij tussen lidstaten, te waarborgen.

2. Voor zover voor de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling nodig, brengt deze richtlijn de nationale bepalingen die op de diensten van de informatiemaatschappij van toepassing zijn en betrekking hebben op de regeling betreffende de interne markt, de vestiging van de dienstverleners, de commerciële communicatie, langs elektronische weg gesloten contracten, de aansprakelijkheid van tussenpersonen, gedragscodes, de buitengerechtelijke geschillenbeslechting, het beroep op rechterlijke instanties en de samenwerking tussen lidstaten, nader tot elkaar.

3. Deze richtlijn vormt een aanvulling op het communautaire recht dat op de diensten van de informatiemaatschappij van toepassing is, en laat het huidige niveau, dat door communautaire rechtsinstrumenten, met inbegrip van die welke voor de werking van de interne markt, voor de bescherming van de volksgezondheid en de consument is vastgesteld, onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de doeleinden van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "diensten van de informatiemaatschappij": elke dienst die normaal tegen vergoeding op afstand, langs elektronische weg, en op individueel verzoek van de afnemer van diensten wordt verricht.

In deze definitie wordt verstaan onder:

- "op afstand": een dienst die wordt geleverd zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn;

- "langs elektronische weg": een dienst die wordt verzonden en ontvangen via elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens, en die geheel per draad, per radio, via optische of via andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen;

- "op individueel verzoek van de afnemer van diensten": een dienst die op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.

b) "dienstverlener": iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een dienst van de informatiemaatschappij levert;

c) "gevestigde dienstverlener": dienstverlener die voor onbepaalde tijd vanuit een duurzame vestiging daadwerkelijk een economische activiteit uitoefent. De aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en technologieën die voor het leveren van de dienst worden gebruikt, vormen geen vestiging van de dienstverlener;

d) "afnemer van de dienst": iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep, gebruik maakt van een dienst van de informatiemaatschappij, met name om informatie te zoeken of om deze toegankelijk te maken;

e) "commerciële communicatie": alle vormen van communicatie die zijn bestemd voor de rechtstreekse of onrechtstreekse verkoopbevordering van goederen of diensten, dan wel voor de bevordering van het imago van een onderneming organisatie of persoon die een activiteit op commercieel, industrieel of ambachtelijk vlak of een vrij beroep uitoefent. Niet tot commerciële communicatie als zodanig behoren:

- adresgegevens die rechtstreeks toegang geven tot de activiteit van een onderneming, organisatie of persoon, met name een domeinnaam of een "e-mail"-adres,

- communicatie over goederen of diensten of over het imago van een onderneming, organisatie of persoon, die onafhankelijk daarvan, in het bijzonder zonder financiële tegenprestatie, is uitgewerkt;

f) "gecoördineerd gebied": de vereisten die van toepassing zijn op de dienstverleners op het gebied van de informatiemaatschappij en op de diensten van de informatiemaatschappij.

Artikel 3

Interne Markt

1. Iedere lidstaat ziet erop toe dat op zijn grondgebied gevestigde dienstverleners bij de verlening van diensten van de informatiemaatschappij de nationale bepalingen die in die lidstaat voor het in deze richtlijn gecoördineerde gebied van toepassing zijn, naleven.

2. De lidstaten mogen niet om redenen betreffende het in deze richtlijn gecoördineerde gebied het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die uit een andere lidstaat afkomstig zijn, beperken.

3. Lid 1 is slechts van toepassing op de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 11 voor zover de wetgeving van de lidstaat ingevolge zijn bepalingen van internationaal privaatrecht van toepassing is.

HOOFDSTUK II BEGINSELEN

AFDELING 1 VESTIGINGS- EN INFORMATIEREGELING

Artikel 4

Geen voorafgaande vergunning

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat de toegang tot de activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet mag worden onderworpen aan een stelsel van voorafgaande vergunningen, noch aan enig ander vereiste waardoor toegang van een besluit, maatregel of bijzondere handelwijze van een autoriteit afhankelijk wordt gemaakt.

2. Lid 1 laat de vergunningstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend op de diensten van de informatiemaatschappij betrekking hebben, of die door Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) worden bestreken.

Artikel 5

Te verstrekken algemene informatie

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat de diensten van de informatiemaatschappij voor de afnemers en voor de bevoegde autoriteiten gemakkelijke, rechtstreekse en permanente toegang mogelijk moeten maken wat volgende informatie betreft:

a) de naam van de dienstverlener:

b) het adres waar de dienstverlener gevestigd is;

c) de adresgegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de dienstverlener mogelijk maken, met inbegrip van diens "e-mail"-adres;

d) wanneer een dienstverlener in een handelsregister is ingeschreven, het register waar deze is ingeschreven en diens inschrijvingsnummer in dat register;

e) wanneer een activiteit aan een vergunningstelsel is onderworpen, de activiteiten waarvoor de dienstverlener vergunning heeft gekregen en de adresgegevens van de autoriteit welke die vergunning heeft verleend;

f) wat geregelementeerde beroepen betreft:

- de orde van het beroep of een soortgelijke instelling waarbij de dienstverlener is ingeschreven, wanneer hij bij een dergelijke orde of instelling is ingeschreven;

- de beroepstitel die in de lidstaat van vestiging wordt toegekend, de beroepsregels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn en de lidstaten waar regelmatig diensten van de informatiemaatschappij worden verleend;

g) wanneer de dienstverlener een aan de BTW onderworpen activiteit uitoefent, het BTW-nummer waaronder deze bij de belastingdienst is geregistreerd.

2. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat de prijs van de diensten van de informatiemaatschappij nauwkeurig en ondubbelzinnig moet worden aangeduid.

AFDELING 2 COMMERCIËLE COMMUNICATIE

Artikel 6

Te verstrekken informatie

De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat commerciële communicatie aan de volgende voorwaarden moet voldoen:

a) de commerciële communicatie moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn;

b) de natuurlijke persoon of de rechtspersoon voor wiens rekening de commerciële communicatie geschiedt, moet duidelijk te identificeren zijn;

c) wanneer verkoopbevorderende aanbiedingen, zoals kortingen, premies en geschenken, worden toegestaan, moeten zij duidelijk als zodanig herkenbaar zijn, terwijl de voorwaarden om van deze aanbiedingen gebruik te kunnen maken, gemakkelijk te vervullen moeten zijn en nauwkeurig en ondubbelzinnig moeten worden voorgesteld;

d) wanneer verkoopbevorderende wedstrijden en spelen worden toegestaan, moeten zij duidelijk als zodanig herkenbaar zijn, terwijl de deelnemingsvoorwaarden gemakkelijk te vervullen moeten zijn en nauwkeurig en ondubbelzinnig moeten worden voorgesteld.

Artikel 7

Ongevraagde commerciële communicatie

De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat ongevraagde commerciële communicatie per "e-mail" bij de ontvangst ervan door de afnemer duidelijk en ondubbelzinnig als zodanig herkenbaar moet zijn.

Artikel 8

Gereglementeerde beroepen

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving inzake commerciële van gereglementeerde beroepen dat het verrichten van diensten van de informatiemaatschappij wordt toegestaan mits de beroepsregels ten aanzien van de onafhankelijkheid, de beroepseer en het beroepsgeheim, alsmede de eerlijkheid ten opzichte van klanten en beroepsgenoten in acht worden genomen.

2. De lidstaten en de Commissie stimuleren de beroepsverenigingen en-organisaties gedragscodes op communautair niveau op te stellen om aan te geven welke informatie in overeenstemming met de in lid 1 bedoelde regels voor de verlening van diensten van de informatiemaatschappij mag worden gegeven.

3. Wanneer het voor een goede werking van de interne markt en met het oog op de op Gemeenschapsniveau toepasselijke gedragscodes nodig is, kan de Commissie, overeenkomstig de procedure in artikel 23, de in lid 2 bedoelde informatie specificeren.

AFDELING 3 CONTRACTEN LANGS ELEKTRONISCHE WEG

Artikel 9

Behandeling van contracten langs elektronische weg

1. De lidstaten zien erop toe dat hun wetgeving het sluiten van contracten langs elektronische weg mogelijk maakt. Zij vergewissen zich met name ervan dat de op het contractuele proces toepasselijke rechtsregels het daadwerkelijke gebruik van langs elektronische weg gesloten contracten niet belet, noch ertoe leidt dat dergelijke contracten, omdat zij langs elektronische weg tot stand zijn gekomen en langs die weg zijn gesloten, zonder rechtsgevolg blijven en niet rechtsgeldig zijn.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat lid 1 op onderstaande contracten niet van toepassing is:

a) contracten waarvoor de tussenkomst van een notaris nodig is,

b) contracten die om geldig te zijn bij een overheidsinstantie moeten worden geregistreerd,

c) contracten die tot het familierecht behoren,

d) contracten die tot het erfrecht behoren.

3. De in lid 2 vervatte lijst van categorieën contracten kan overeenkomstig de procedure van artikel 23 door de Commissie worden gewijzigd.

4. De lidstaten verstrekken de Commissie de volledige lijst van categorieën contracten die onder de in lid 2 bedoelde afwijkingen zijn begrepen.

Artikel 10

Te verstrekken informatie

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat de wijze waarop een contract langs elektronische weg tot stand komt, tenzij de partijen als beroepsbeoefenaren handelende anders zijn overeengekomen, door de dienstverlener alvorens het contract wordt gesloten, duidelijk en ondubbelzinnig moet worden uitgelegd. De te verstrekken informatie heeft met name betrekking op:

a) de verschillende voor de sluiting van het contract te volgen etappes,

b) het al dan niet archiveren van het contract wanneer het is gesloten, en de toegankelijkheid ervan,

c) de middelen om manipulatiefouten te corrigeren.

2. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat de verschillende, voor het sluiten van een contract langs elektronische weg te volgen etappes, zodanig moeten worden vastgesteld dat een volledige en weloverwogen instemming van de partijen kan worden gewaarborgd.

3. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat, tenzij de partijen als beroepsbeoefenaren anderszins zijn overeengekomen, de dienstverleners de eventueel voor hen geldende gedragscodes en de adresgegevens waar lang elektronische weg toegang tot deze codes mogelijk is, moeten aangeven.

Artikel 11

Tijdstip van sluiting van het contract

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat, tenzij de partijen als beroepsbeoefenaren anderszins zijn overeengekomen, wanneer een afnemer van een dienst wordt verzocht met behulp van technische middelen, bijvoorbeeld door op een icoon te klikken, zijn instemming met het aanbod van een dienstverlener kenbaar te maken, de volgende beginselen van toepassing zijn:

a) het contract wordt gesloten wanneer de afnemer van de dienst:

- van de dienstverlener langs elektronische weg het bewijs van ontvangst van de akkoordverklaring van de afnemer van de dienst heeft ontvangen, en

- de ontvangst van het bewijs van ontvangst heeft bevestigd;

b) het ontvangstbewijs wordt geacht te zijn ontvangen en de bevestiging wordt geacht te zijn gedaan, wanneer deze voor de partijen tot wie zij zijn gericht, toegankelijk zijn;

c) het ontvangstbewijs van de dienstverlener en de bevestiging van de afnemer moeten zo spoedig mogelijk worden verzonden.

2. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat, tenzij de partijen als beroepsbeoefenaren handelende anders zijn overeengekomen, de dienstverlener de afnemer van de dienst passende middelen ter beschikking moet stellen welke deze laatste in staat stellen zijn manipulatiefouten te weten te komen en deze te herstellen.

AFDELING 4 AANSPRAKELIJKHEID VAN TUSSENPERSONEN

Artikel 12

Doorgeefluik ("mere conduit")

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat in geval van levering van een dienst van de informatiemaatschappij, bestaande uit de transmissie, via een communicatienetwerk, van door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, of het verschaffen van toegang tot het communicatienetwerk, de aansprakelijkheid van de verlener van een dergelijke dienst zich, behalve in het kader van een vordering tot staking, niet tot de doorgegeven informatie uitstrekt, op voorwaarde dat hij:

a) niet degene is van wie de informatie stamt,

b) de afnemer van de doorgeven informatie niet heeft geselecteerd, en

c) de doorgegeven informatie niet heeft geselecteerd en gewijzigd.

2. De in lid 1 bedoelde activiteiten inzake transmissie en toegangverlening omvatten de automatische, tussentijdse en voorlopige opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze opslag uitsluitend de transmissie van berichten op het netwerk dient en de duur ervan de tijd die redelijkerwijs voor transmissie nodig is, niet overschrijdt.

Artikel 13

"Caching" geheten wijze van opslag

De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat in geval van levering van een dienst van de informatiemaatschappij bestaande uit de transmissie, via een communicatienetwerk, van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aansprakelijkheid van de dienstverlener zich, behalve in het kader van een vordering tot staking, niet tot de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van deze informatie mag uitstrekken wanneer dit uitsluitend ten doel heeft de latere transmissie van de informatie op verzoek van andere afnemers van de dienst doeltreffender te maken, op voorwaarde dat:

a) de dienstverlener de informatie niet wijzigt,

b) de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie naleeft,

c) de dienstverlener de regels naleeft betreffende de bijwerking van de informatie, die in overeenstemming met de bedrijfstaknormen zijn aangegeven,

d) de dienstverlener niet de aan de bedrijfstaknormen beantwoordende technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie wijzigt, en

e) de dienstverlener prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij daadwerkelijk kennis heeft genomen van een van de volgende feiten:

- de informatie is van de plaats waar deze zich oorspronkelijk in het net bevond, verwijderd,

- de toegang tot de informatie is onmogelijk gemaakt,

- een bevoegde autoriteit heeft de verwijdering van de informatie gelast of de toegang daartoe verboden.

Artikel 14

"Host"-diensten

1. De lidstaten bepalen in hun wetgeving dat in geval van levering van een dienst van de informatiemaatschappij bestaande uit de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aansprakelijkheid van de dienstverlener zich, behalve in het kader van een vordering tot staking, niet tot de op verzoek van een afnemer van de dienst opgeslagen informatie uitstrekt, op voorwaarde dat:

a) de dienstverlener niet daadwerkelijk kennis ervan heeft dat de activiteit onwettig is en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteiten duidelijk blijkt, of

b) de dienstverlener, zodra hij bovenbedoelde kennis bezit, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

2. De bepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.

Artikel 15

Geen verplicht toezicht

1. De lidstaten leggen de dienstverleners, voor de levering van de in de artikelen 12 en 14 bedoelde diensten, geen algemene verplichting op toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden, te gaan zoeken.

2. Lid 1 laat iedere overeenkomstig de nationale wetgeving door de gerechtelijke autoriteiten verlangde gerichte en tijdelijke controle-activiteit onverlet, wanneer deze nodig is om de staatsveiligheid, de defensie, de openbare veiligheid te vrijwaren en om strafrechtelijke inbreuken te voorkomen, te onderzoeken, op te sporen en te vervolgen.

HOOFDSTUK III TENUITVOERLEGGING

Artikel 16

Gedragscodes

1. De lidstaten en de Commissie stimuleren

a) de opstelling van gedragscodes op communautair niveau door beroepsverenigingen of -organisaties, die een bijdrage beogen te leveren aan de goede toepassing van de artikelen 5 tot en met 15;

b) de indiening van ontwerp-gedragscodes op nationaal of op communautair niveau bij de Commissie, om te kunnen nagaan of zij met het communautaire recht in overeenstemming zijn;

c) de toegankelijkheid van de gedragscodes langs elektronische weg in de talen van de Gemeenschap;

d) de beroepsverenigingen of -organisaties om de lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van evaluaties van de toepassing van hun gedragscodes en de weerslag ervan op de praktijken, gebruiken en gewoonten betreffende de elektronische handel.

2. Voor aangelegenheden die hen kunnen aangaan, worden de consumentenverenigingen bij het opstellings- en tenuitvoerleggingsproces van de in het kader van lid 1, onder a), opgestelde gedragscodes, betrokken.

Artikel 17

Buitengerechtelijke geschillenregelingen

1. De lidstaten zien erop toe dat hun wetgeving de mogelijkheid biedt om bij onenigheid tussen een dienstverlener en een afnemer van een dienst van de informatiemaatschappij daadwerkelijk van mechanismen voor een buitengerechtelijke beslechting gebruik te maken, met inbegrip van daartoe geëigende elektronische wegen.

2. De lidstaten zien erop toe dat de organen voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht de beginselen van onafhankelijkheid, transparantie, hoor en wederhoor, doeltreffendheid van de procedure, wettigheid van de beslissing, vrijheid van de partijen en vertegenwoordiging toepassen.

3. De lidstaten moedigen de organen voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen aan de Commissie van de beslissingen die zij ten aanzien van de diensten van de informatiemaatschappij nemen en van alle andere informatie over de praktijk, het gebruik en de gewoonten betreffende de elektronische handel in kennis te stellen.

Artikel 18

Beroep op rechterlijke instanties

1. De lidstaten zien erop toe dat ten aanzien van activiteiten in verband met de diensten van de informatiemaatschappij de rechter in kort geding kan worden gevraagd om op zo kort mogelijke termijn maatregelen te nemen teneinde de beweerde inbreuk te herstellen en te verhinderen dat de betrokken belangen anderszins worden geschaad.

2. Handelingen die in strijd zijn met de nationale bepalingen waarbij de artikelen 5 tot en met 15 van deze richtlijn worden omgezet en die afbreuk doen aan de belangen van de consument, vormen een inbreuk in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (19).

Artikel 19

Samenwerking tussen autoriteiten

1. De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten voor een doeltreffende uitvoering van deze richtlijn over passende controle- en onderzoeksbevoegdheden beschikken. De lidstaten zien erop toe dat de dienstverleners de nationale autoriteiten de informatie verschaffen die nodig is om deze richtlijn uit te voeren.

2. De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten samenwerken met de nationale autoriteiten van de andere lidstaten en wijzen daartoe een contactpersoon aan, wiens adresgegevens zij aan de andere lidstaten en aan de Commissie mededelen.

3. De lidstaten verstrekken zo spoedig mogelijk de door een autoriteit van een andere lidstaat of door de Commissie gevraagde bijstand en gegevens, waarvoor eveneens geëigende elektronische wegen kunnen worden gebruikt.

4. De lidstaten richten binnen hun overheidsapparaat langs elektronische weg toegankelijke contactpunten in, tot welke de afnemers van de dienst en de dienstverleners zich kunnen richten om:

a) over hun contractuele rechten en plichten informatie te verkrijgen,

b) de adresgegevens te verkrijgen van de autoriteiten, organisaties of verenigingen waar de afnemers van de dienst informatie over hun rechten kunnen verkrijgen of waar zij klachten kunnen indienen, en

c) bij geschillen bijstand te genieten.

5. De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten de Commissie in kennis stellen van de administratieve en gerechtelijke beslissingen die op hun grondgebied worden genomen bij geschillen in verband met diensten van de informatiemaatschappij en over de praktijken, gebruiken of gewoonten betreffende de elektronische handel.

6. De wijze van de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde samenwerking tussen de nationale autoriteiten, wordt overeenkomstig de procedure van artikel 23 door de Commissie nader bepaald.

7. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken met spoed het in artikel 23 bedoelde comité bijeen te roepen om moeilijkheden bij de toepassing van artikel 3, lid 1, te onderzoeken.

Artikel 20

Elektronische wegen

De Commissie kan volgens de procedure van artikel 23 maatregelen nemen om voor de goede werking van de bedoelde elektronische wegen tussen de lidstaten in artikel 17, lid 1, en artikel 19, leden 3 en 4 zorg te dragen.

Artikel 21

Sancties

De lidstaten stellen de sanctieregeling vast die van toepassing is op schendingen van de in toepassing van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om voor de tenuitvoerlegging van de sancties zorg te dragen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 25, genoemde datum van die bepalingen, alsmede ten spoedigste van elke die bepalingen betreffende wijziging, in kennis.

HOOFDSTUK IV UITSLUITINGEN VAN HET TOEPASSINGSGEBIED EN AFWIJKINGEN

Artikel 22

Uitsluitingen van het toepassingsgebied en afwijkingen

1. Deze richtlijn is niet van toepassing:

a) op belastinggebied,

b) op het gebied dat wordt bestreken door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (20),

c) op de in bijlage I genoemde diensten van de informatiemaatschappij. De lijst van diensten kan door de Commissie worden gewijzigd overeenkomstig de procedure van artikel 23.

2. Artikel 3 van deze richtlijn is niet van toepassing op de in bijlage II genoemde gebieden.

3. In afwijking van artikel 3, lid 2, en zonder afbreuk te doen aan gerechtelijke maatregelen mogen met inachtneming van het communautaire recht de bevoegde autoriteiten van de lidstaten maatregelen nemen ter beperking van het vrije verkeer in een dienst van de informatiemaatschappij waaronder de volgende bepalingen:

a) de maatregelen moeten:

i) noodzakelijk zijn wegens een van de volgende redenen:

- de openbare orde, met name de bescherming van minderjarigen, of de bestrijding van het aanzetten tot haat wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit,

- de bescherming van de volksgezondheid,

- de openbare veiligheid,

- de bescherming van de consument;

ii) worden genomen ten aanzien van een dienst van de informatiemaatschappij die een inbreuk maakt op de in punt i) genoemde doelstellingen of die een ernstig gevaar voor een inbreuk op die doelstellingen vormt;

iii) aan deze doelstellingen evenredig zijn;

b) de lidstaat heeft vooraf:

- aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde lidstaat verzocht maatregelen te nemen en deze laatste heeft geen of ontoereikende maatregelen genomen;

- de Commissie en de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd, kennis gegeven van zijn voornemen dergelijke maatregelen te nemen;

c) de lidstaten kunnen in hun wetgeving bepalen dat in geval van urgentie de onder b) genoemde voorwaarden niet van toepassing zijn. In dat geval moeten de maatregelen op zo kort mogelijke termijn de Commissie en de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd, ter kennis worden gebracht met opgaaf van de redenen waarom de lidstaat van oordeel is dat het om een urgentie situatie gaat;

d) de Commissie kan een uitspraak doen over de verenigbaarheid van de maatregelen met het communautaire recht. In geval van een negatieve beslissingen dient de lidstaat zich ervan te onthouden de beoogde maatregelen te nemen of trekt deze de genomen maatregelen ten spoedigste in.

HOOFDSTUK V RAADGEVEND COMITÉ EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Comité

De Commissie wordt bijgestaan door een comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 24

Heronderzoek

Uiterlijk drie jaar na de vaststelling van deze richtlijn, en vervolgens om de twee jaar, legt de Commissie aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan het Economisch en Sociaal Comité een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen tot aanpassing van de ontwikkeling van de diensten van de informatiemaatschappij.

Artikel 25

Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen een jaar na de inwerkingtreding ervan aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 27

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2) PB L 213 van 30.7.1998, blz. 9.

(3) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.

(4) PB L 19 van 24.1.1989, blz. 16.

(5) COM(1998) 297 def. van 13.5.1998.

(6) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(7) PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17.

(8) PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18.

(9) PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48.

(10) PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17.

(11) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(12) PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27.

(13) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

(14) COM(1998) 50 def.

(15) PB L 220 van 29.7.1989, blz. 1.

(16) PB L 278 van 11.11.1993, blz. 1.

(17) PB L 285 van 17.10.1997, blz. 1.

(18) PB L 117 van 7.5.1997, blz. 15.

(19) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51.

(20) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

BIJLAGE I

NIET ONDER DE RICHTLIJN VALLENDE ACTIVITEITEN

De in artikel 22, lid 1, bedoelde, niet onder deze richtlijn begrepen diensten van de informatiemaatschappij:

- activiteiten van notarissen,

- de vertegenwoordiging en verdediging van een cliënt in rechte,

- gokspelen, met uitzondering van die welke commerciële communicatie ten doel hebben.

BIJLAGE II

AFWIJKINGEN VAN ARTIKEL 3

In artikel 22, lid 2, bedoelde gebieden waarop artikel 3 niet van toepassing is:

- auteursrechten, naburige rechten, rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG (1) en in Richtlijn 96/9/EG (2)alsmede industriële-eigendomsrechten,

- de uitgifte van elektronisch geld door instellingen waarvoor de lidstaten een van de in artikel 7, lid 1, van Richtlijn . . ./. . ./EG (3) bedoelde afwijkingen hebben toegepast,

- artikel 44, lid 2, van Richtlijn 85/611/EEG (4),

- artikel 30 en titel IV van Richtlijn 92/49/EEG (5), titel IV van Richtlijn 92/96/EEG (6), artikelen 7 en 8 van Richtlijn 88/357/EEG (7) en artikel 4 van Richtlijn 90/619/EEG (8),

- contractuele verplichtingen betreffende door de consumenten gesloten contracten,

- ongevraagde commerciële communicatie per e-mail of via gelijkwaardige individuele communicatie.

(1) Richtlijn 87/54/EEG van de Raad van 16 december 1986 betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderprodukten, PB L 24 van 27.1.1987, blz. 36.

(2) Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffend de rechtsbescherming van databanken (de"databanken"-richtlijn), PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.

(3) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad [betreffende de toegang tot de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld], PB C 317 van 15.10.1998, blz. 7.

(4) Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's); PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 108 van 18.7.1995, blz. 7.

(5) Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn "schadeverzekering"), PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1, gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG.

(6) Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensverzekeringsrichtlijn, PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1, gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG.

(7) Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG, PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1, gewijzigd bij Richtlijn 92/49/EEG.

(8) Richtlijn 90/619/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdenden wijziging van Richtlijn 79/267/EEG, PB L 330 van 29.11.1990, blz. 50, gewijzigd bij Richtlijn 92/96/EEG.

Top