Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0449

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's)

    /* COM/98/0449 def. - COD 98/0243 */

    PB C 280 van 9.9.1998, p. 6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998PC0449

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) /* COM/98/0449 def. - COD 98/0243 */

    Publicatieblad Nr. C 280 van 09/09/1998 blz. 0006


    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (98/C 280/08) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 449 def. - 98/0243(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 17 juli 1998)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commssie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

    (1) Overwegende dat het toepassingsgebied van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/220/EEG (2), oorspronkelijk beperkt was tot instellingen voor collectieve belegging van het open-end-type die hun rechten van deelneming aan het publiek in de Gemeenschap te koop aanbieden en waarvan het uitsluitende doel is te beleggen in effecten (ICBE's); dat in de overwegingen van Richtlijn 85/611/EEG wordt gesteld dat voor instellingen die buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, de coördinatie in een later stadium zal plaatsvinden;

    (2) Overwegende dat het, gezien de marktontwikkelingen, wenselijk is het beleggingsobject van ICBE's zodanig uit te breiden dat zij ook in andere financiële activa dan effecten mogen beleggen, mits deze voldoende liquide zijn;

    (3) Overwegende dat de in deze richtlijn opgenomen definitie van effecten en geldmarktinstrumenten alleen gevolgen heeft voor deze richtlijn en derhalve de diverse definities van financiële instrumenten die in de nationale wetgevingen gehanteerd worden voor andere, met name fiscale doeleinden, geheel onverlet laat; dat de definitie van effecten voorts alleen betrekking heeft op de verhandelbare instrumenten die gewoonlijk op de kapitaalmarkt worden verhandeld en dat aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren die zijn uitgegeven door instellingen zoals "building societies" en "industrial and provident societies" en die in de praktijk alleen kunnen worden overgedragen door inkoop door de uitgevende instelling, bijgevolg niet door deze definitie worden bestreken;

    (4) Overwegende dat onder geldmarktinstrumenten de categorieën verhandelbare instrumenten worden verstaan die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals bijvoorbeeld schatkistcertificaten, kortlopend papier van lokale overheden, depositocertificaten, commercial paper en bankaccepten; dat de lidstaten in het licht van de tussen de geldmarkten in de diverse landen heersende structurele verschillen over de mogelijkheid moeten beschikken op basis van objectieve criteria een lijst van in aanmerking komende geldmarktinstrumenten op te stellen;

    (5) Overwegende dat het wenselijk is een ICBE toe te staan haar activa te beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging van het open-end-type die eveneens met toepassing van het beginsel van de risicospreiding in effecten beleggen; dat ICBE's die beleggen in andere instellingen voor collectieve belegging, indirect aan de verplichting tot risicospreiding voldoen, aangezien dergelijke ICBE's alleen maar mogen beleggen in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die de risicospreidingscriteria van Richtlijn 85/611/EEG in acht nemen; dat het van belang is dat dergelijke ICBE's de beleggers op adequate wijze mededeling doen van het feit dat zij beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging;

    (6) Overwegende dat het in het licht van de marktontwikkelingen en gezien de voltooiing van de EMU wenselijk is ICBE's toe te staan in bankdeposito's te beleggen;

    (7) Overwegende dat het, afgezien van het geval waarin een ICBE overeenkomstig haar fondsreglement of statuten in bankdeposito's belegt, noodzakelijk kan zijn alle ICBE's toe te staan accessoir ook liquide middelen, zoals onmiddellijk opvraagbare bankdeposito's en/of contanten, te houden; dat het accessoir houden van dergelijke liquide middelen in bijvoorbeeld de volgende gevallen gerechtvaardigd kan zijn: om lopende of onvoorziene betalingen te kunnen uitvoeren; bij verkopen, gedurende de termijn die noodzakelijk is om de liquide middelen te herbeleggen in effecten en/of andere in deze richtlijn genoemde financiële activa; niet langer dan strikt genomen noodzakelijk is wanneer vanwege ongunstige marktomstandigheden het verrichten van beleggingen in effecten en andere financiële activa dient te worden opgeschort;

    (8) Overwegende dat ICBE's om bedrijfseconomische redenen een buitensporige concentratie van deposito's bij één enkele kredietinstelling dienen te vermijden;

    (9) Overwegende dat het ICBE's moet worden toegestaan hun activa te beleggen in gestandaardiseerde opties en financiële futures die op gereglementeerde markten voor afgeleide financiële instrumenten worden verhandeld; dat deze ICBE's op ieder moment activa van voldoende waarde en van het passende type dienen aan te houden (dat wil zeggen effecten, indien het risico in effecten is aangegaan; contanten of effecten die in de passende valuta luiden, respectievelijk in contanten in de passende valuta kunnen worden omgezet, indien het risico in contanten is aangegaan) teneinde in een toereikende dekking van de gedragen risico's te voorzien; dat ook deze ICBE's zich aan het beginsel van de risicospreiding dienen te houden; dat de waarde van de portefeuille van dergelijke ICBE's sterke schommelingen kan vertonen en deze ICBE's zich daarom alleen mogen richten tot ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen; dat de desbetreffende risico's op adequate wijze in de prospectussen van de ICBE's en in alle reclamemateriaal aan het beleggerspubliek moeten worden bekendgemaakt;

    (10) Overwegende dat de nieuwe technieken voor het portefeuillebeheer van de instellingen voor collectieve belegging die overwegend in aandelen beleggen, op het reconstrueren van aandelenindexen gebaseerd zijn; dat het wenselijk is ICBE's alleen toe te staan welbekende en erkende aandelenindexen te reconstrueren; dat het hiertoe noodzakelijk is soepeler risicospreidingsregels vast te stellen voor ICBE's die in aandelen beleggen; dat het wenselijk is de lijst van voor reconstructie in aanmerking komende aandelenindexen voldoende bekendheid te geven teneinde de transparantie te waarborgen van de aandelenindexen die volgens de lidstaten voor reconstructie door de geharmoniseerde ICBE's in aanmerking komen en teneinde ervoor te zorgen dat deze indexen algemeen worden aanvaard;

    (11) Overwegende dat de toepassing van de technieken en instrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer onder geen beding mag worden toegestaan indien deze technieken en instrumenten niet voldoen aan de in de richtlijn vervatte beginselen en indien zij een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten;

    (12) Overwegende dat het in het licht van de nieuwe technieken voor het portefeuillebeheer die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, gewenst is dat ICBE's met het oog op een goed portefeuillebeheer van allerlei afgeleide instrumenten gebruik mogen maken; dat ter wille van de bescherming van de belegger moet worden voorzien in een geharmoniseerd kader voor het gebruik van afgeleide financiële instrumenten en in een toereikende dekking van het risico dat uit dergelijke transacties voortvloeit; dat aan transacties in afgeleide financiële instrumenten die niet op een gespecialiseerde markt voor afgeleide instrumenten worden verhandeld (afgeleide over-the-counter-instrumenten), tegen partijrisico's verbonden zijn; dat bij dergelijke transacties derhalve uitsluitend gekwalificeerde instellingen die door de voor de ICBE's bevoegde autoriteiten zijn erkend, als tegenpartij mogen optreden;

    (13) Overwegende dat het wenselijk is, in afwijking van het bepaalde in artikel 41 van Richtlijn 85/611/EEG, een ICBE toe te staan effectenleningstransacties met het oog op een goed portefeuillebeheer te sluiten; dat het noodzakelijk is de voorwaarden vast te stellen waaronder een ICBE bij effectenleningstransacties als crediteur mag optreden om zo de aan dergelijke transacties verbonden risico's te beperken;

    (14) Overwegende dat instellingen voor collectieve belegging die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt dan voor de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken gelden, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgelegde regels; dat het een ICBE in de in deze richtlijn omschreven gevallen alleen is toegestaan dochterondernemingen te hebben wanneer zulks noodzakelijk is om daadwerkelijk bepaalde, eveneens in deze richtlijn omschreven werkzaamheden voor rekening van de ICBE's te voorzien; dat het een ICBE derhalve alleen mag worden toegestaan een dochteronderneming in een derde land op te richten in de gevallen en onder de voorwaarden die in deze richtlijn zijn omschreven; dat de algemene verplichting om uitsluitend in het belang van de deelnemers te handelen, en met name het streven naar een grotere kosten-efficiëntie, een ICBE geenszins machtigen tot het nemen van maatregelen die een belemmering kunnen vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten;

    (15) Overwegende dat de bewaarder van de activa van een ICBE een essentiële rol vervult bij het controleren of een ICBE zich aan de vigerende wetgeving en haar fondsreglement of statuten houdt; dat het bijgevolg van belang is erop toe te zien dat de beheermaatschappij en de bewaarder wel degelijk onafhankelijk zijn van elkaar; dat ingeval zowel de beheermaatschappij als de bewaarder tot dezelfde economische groep behoren, dan wel de bewaarder een gekwalificeerde deelneming in het kapitaal van de beheermaatschappij bezit of omgekeerd, of in alle andere gevallen waarin de bewaarder invloed van betekenis op de beheermaatschappij kan uitoefenen of omgekeerd, de nodige maatregelen moeten worden genomen om de onderlinge onafhankelijkheid van beide entiteiten te waarborgen; dat wanneer het een beheermaatschappij die voor rekening van de door haar beheerde beleggingsfondsen of beleggingsmaatschappijen optreedt, is toegestaan transacties met de bewaarder te sluiten, regelingen moeten worden getroffen om belangentegenstellingen te voorkomen en de verenigbaarheid van de transactie met de wetgeving en het fondsreglement of de statuten van de ICBE te waarborgen;

    (16) Overwegende dat aangezien de bewaarder aansprakelijk is jegens de beheermaatschappij en de deelnemers en tevens complexe controletaken te vervullen heeft, voor de functie van bewaarder uitsluitend instellingen in aanmerking komen die over voldoende financiële middelen beschikken, een adequate organisatiestructuur bezitten en onder bedrijfseconomisch toezicht staan;

    (17) Overwegende dat ervoor dient te worden gezorgd dat de rechten van deelneming in een breder scala van instellingen voor collectieve belegging vrij over de grenzen heen verhandelbaar zijn terwijl aan beleggers een eenvormige minimumbescherming wordt geboden; dat de vaststelling van een bindende Gemeenschapsrichtlijn waarin de overeengekomen minimumnormen zijn opgenomen, derhalve de enige methode is om de beoogde doelstellingen te bereiken; dat deze richtlijn alleen de minimaal vereiste harmonisatie tot stand brengt:

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 85/611/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. In artikel 1, lid 2, wordt het eerste streepje vervangen door de volgende tekst:

    "- waarvan het uitsluitende doel is de collectieve belegging in effecten en/of in andere in artikel 19 van deze richtlijn genoemde liquide financiële activa van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding.".

    2. Aan artikel 1 wordt het volgende lid 8 toegevoegd:

    "8. Voor de toepassing van deze richtlijn

    a) wordt onder effecten verstaan:

    - aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren,

    - obligaties en andere schuldinstrumenten,

    - alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee die effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven,

    met uitsluiting van de in artikel 21 bedoelde technieken en instrumenten;

    b) wordt onder geldmarktinstrumenten, die voor doeleinden van deze richtlijn met effecten worden gelijkgesteld, verstaan: de categorieën gewoonlijk op de geldmarkt verhandelde instrumenten die naar het oordeel van de lidstaten:

    - liquide zijn en

    - een waarde hebben die te allen tijde of ten minste met de in artikel 34 bepaalde regelmaat nauwkeurig kan worden vastgesteld, met uitzondering van de in artikel 21 bedoelde technieken en instrumenten.".

    3. In artikel 19 wordt aan lid 1 de volgende tekst toegevoegd:

    "e) rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje; en/of

    f) deposito's bij kredietinstellingen; en/of

    g) gestandaardiseerde financiële futures - met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten - die op een onder b) of c) bedoelde gereglementeerde markt worden verhandeld; en/of

    h) gestandaardiseerde opties ter verwerving of vervreemding van onder dit artikel vallende instrumenten - met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten - die op een onder b) of c) bedoelde gereglementeerde markt worden verhandeld. Deze categorie omvat met name valuta- en rente-opties; en/of

    i) geldmarktinstrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, tenzij de emissie van deze instrumenten zelf gereglementeerd is met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, op voorwaarde dat zij:

    - worden uitgegeven door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank, een derde staat of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale openbare instelling waarbij een of meer lidstaten aangesloten zijn, of

    - worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs zijn toegelaten of worden verhandeld op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en voor het publiek toegankelijke markt, of

    - worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die is onderworpen aan het bedrijfseconomisch toezicht volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.".

    4. Artikel 19, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 3, worden geschrapt.

    5. Artikel 20 wordt geschrapt.

    6. Artikel 21 wordt met de volgende leden 3 en 4 aangevuld:

    "3. In het kader hiervan is het een ICBE toegestaan ook transacties in andere afgeleide financiële instrumenten dan die bedoeld in artikel 24 ter te verrichten, mits de aan dergelijke instrumenten verbonden risico's overeenkomstig de in artikel 24 ter vastgestelde regels worden afgedekt.

    Indien de ICBE transacties verricht in afgeleide financiële instrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld (afgeleide over-the-counter-instrumenten), moeten de tegenpartijen bij dergelijke transacties gekwalificeerde instellingen zijn die behoren tot de categorieën welke door de voor de ICBE's bevoegde autoriteiten zijn erkend.

    4. Voorts mag een ICBE met het oog op een goed portefeuillebeheer effectenleningstransacties verrichten waarbij zij als crediteur optreedt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) de effectenleningstransacties mogen alleen worden gesloten met een erkende effectenclearinginstelling of beurs, een tegenpartij die een bevoegde, in dergelijke transacties gespecialiseerde persoon is en aan bedrijfseconomisch toezicht op Gemeenschapsniveau is onderworpen, een kredietinstelling van Zone A in de zin van Richtlijn 89/647/EEG, een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 93/22/EEG, of een erkende beleggingsonderneming uit een derde land die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de voor de ICBE's bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in Richtlijn 93/6/EEG zijn vastgesteld;

    b) met betrekking tot elke effectenleningstransactie moet een toereikende zekerheid worden gesteld ter dekking van het risico de debiteur in gebreke blijft. De waarde van de zekerheid moet tijdens de gehele duur van de overeenkomst ten minste gelijk zijn aan de totale waarde van de geleende financiële instrumenten.

    Wanneer een ICBE wordt toegestaan effectenleningstransacties te sluiten met de bewaarder die voor de ICBE de in de artikelen 7 en 14 van deze richtlijn genoemde taken vervult, dan zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat de zekerheid tijdens de gehele duur van de overeenkomst aan een derde partij wordt toevertrouwd en dat maatregelen worden genomen om de bewaarder te beletten van de zekerheid gebruik te maken.".

    7. Het volgende artikel 22 bis wordt toegevoegd:

    "Artikel 22 bis

    1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35 % wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten opgericht is de samenstelling van een bepaalde aandelenindex te reconstrueren.

    2. Om voor reconstructie in aanmerking te komen, moet de aandelenindex naar het oordeel van de lidstaten:

    - een voldoende gediversifieerde samenstelling hebben;

    - gemakkelijk te reconstrueren zijn;

    - voldoende representatief zijn voor de aandelenmarkt waarop hij betrekking heeft,

    - op passende wijze worden bekendgemaakt.

    3. Elke lidstaat deelt de Commissie een lijst mede van de aandelenindexen die volgens hem voor reconstructie door de ICBE's in aanmerking komen, onder vermelding van nadere bijzonderheden over de kenmerken van de desbetreffende aandelenindexen. Elke wijziging van deze lijst wordt op dezelfde wijze medegedeeld. De Commissie maakt de volledige lijst van de voor reconstructie in aanmerking komende aandelenindexen en de bijwerkingen daarvan ten minste eens per jaar bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Over deze lijst kan overeenkomstig de procedure van artikel 53, lid 4, in het Contactcomité van gedachten worden gewisseld.

    4. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moeten de kenmerken van de gereconstrueerde aandelenindex worden vermeld.

    In deze documenten moet eveneens een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat het beleggingsbeleid van de ICBE erop gericht is een bepaalde aandelenindex te reconstrueren en dat zij bijgevolg gemachtigd is een wezenlijk deel van haar activa in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling te beleggen.".

    8. Artikel 24 wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 24

    1. Een ICBE mag rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje, verwerven, mits zij niet meer dan 10 % van de waarde van haar eigen activa in rechten van deelneming van één en dezelfde ICBE belegt.

    2. De lidstaten kunnen de in lid 1 gestelde begrenzing verhogen tot ten hoogste 35 %. In dat geval is de ICBE echter verplicht in ten minste vijf verschillende instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in lid 1 te beleggen.

    3. Een ICBE mag niet beleggen in rechten van deelneming in een in artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje, bedoelde instelling voor collectieve belegging die meer dan 10 % van haar eigen activa in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging belegt.

    4. De verwerving van rechten van deelneming in een beleggingsfonds dat wordt beheerd door dezelfde beheermaatschappij of door een maatschappij waarmee de beheermaatschappij is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of middellijke deelneming, is slechts toegestaan in het geval van een fonds dat overeenkomstig zijn fondsreglement gespecialiseerd is in belegging in een specifieke geografische of economische sector en op voorwaarde dat de verwerving door de bevoegde autoriteiten is toegestaan. Deze machtiging wordt slechts verleend indien het fonds zijn voornemen om van deze mogelijkheid gebruik te maken heeft aangekondigd en indien deze mogelijkheid uitdrukkelijk in het fondsreglement wordt vermeld.

    De beheermaatschappij mag voor transacties betreffende de rechten van deelneming in het fonds geen vergoedingen en kosten in rekening brengen wanneer de activa van een beleggingsfonds zijn belegd in rechten van deelneming in een ander beleggingsfonds dat wordt beheerd door dezelfde beheermaatschappij of door een maatschappij waarmee de beheermaatschappij is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of middellijke deelneming.

    5. Lid 4 is ook van toepassing indien een beleggingsmaatschappij rechten van deelneming verwerft in een andere beleggingsmaatschappij waarmee zij verbonden is in de zin van de vorige alinea.

    Lid 4 is eveneens van toepassing in geval van verwerving door een beleggingsmaatschappij van rechten van deelneming in een beleggingsfonds waarmee zij verbonden is, alsmede in geval van verwerving door een beleggingsfonds van rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij waarmee het verbonden is.

    6. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moeten de kenmerken worden vermeld van de andere instellingen voor collectieve belegging waarin de ICBE gemachtigd is te beleggen.

    In deze documenten moet eveneens een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE haar activa geheel of gedeeltelijk in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging belegt.".

    9. De volgende artikelen 24 bis en 24 ter worden toegevoegd:

    "Artikel 24 bis

    1. In afwijking van het bepaalde in artikel 19, lid 4, mag een ICBE haar activa beleggen in deposito's bij kredietinstellingen die over voldoende financiële waarborgen en vakbekwaamheid beschikken, mits de ICBE niet meer dan 10 % van de waarde van haar activa uitzet in deposito's bij dezelfde kredietinstelling of bij kredietinstellingen die tot dezelfde groep behoren.

    2. De lidstaten kunnen de in lid 1 gestelde begrenzing verhogen tot ten hoogste 35 %. In dat geval is de ICBE echter verplicht te beleggen in deposito's bij ten minste vijf verschillende kredietinstellingen. Voor de toepassing van deze regel worden kredietinstellingen die tot dezelfde groep behoren, als één en de zelfde instelling beschouwd.

    3. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moet een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE haar activa geheel of gedeeltelijk in deposito's bij kredietinstellingen belegt.

    4. De lidstaten mogen een ICBE niet toestaan te beleggen in deposito's bij een kredietinstelling die voor de betrokken ICBE de in de artikelen 7 en 14 genoemde taken van bewaarder vervult.

    Artikel 24 ter

    1. In afwijking van het bepaalde in artikel 21 mag een ICBE in het kader van haar algemene beleggingsbeleid beleggen in de in artikel 19, lid 1, onder g) en h), bedoelde financiële futures en opties, mits het maximale potentiële risico dat aan elke afzonderlijke transactie in afgeleide instrumenten verbonden is, tijdens de gehele duur van de overeenkomst gedekt is door aan de ICBE toebehorende activa van het passende type en van voldoende waarde.

    2. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moet een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE in het kader van haar algemene beleggingsbeleid beleggingen in financiële futures en opties verricht.

    In deze documenten wordt er eveneens voor gewaarschuwd dat in de rechten van deelneming van zulke ICBE's alleen maar mag worden belegd door ervaren beleggers en door beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen.".

    10. Aan artikel 25, lid 2, wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- 10 % van de geldmarktinstrumenten van één en dezelfde uitgevende instelling.".

    11. In artikel 25, lid 2, wordt de tweede zin vervangen door de volgende tekst:

    "De in het tweede en vierde streepje genoemde begrenzingen behoeven niet in acht te worden genomen indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten, of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.".

    12. Artikel 25, lid 3, onder e), wordt vervangen door de volgende tekst:

    "e) aandelen welke een beleggingsmaatschappij houdt in het kapitaal van dochterondernemingen die hun statutaire zetel in een lidstaat hebben en die uitsluitend te haren behoeve bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten.".

    13. Artikel 26, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Mits zij erop toezien dat het beginsel van de risicospreiding in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten aan nieuw opgerichte CBE's toestaan van het bepaalde in de artikelen 22, 22 bis, 23, 24, 24 bis en 24 ter af te wijken gedurende een periode van zes maanden volgende op de datum waarop zij zijn toegelaten.".

    14. Artikel 41, lid 2, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "2. Lid 1 belet bovengenoemde instellingen niet om niet volgestorte effecten of andere in artikel 19, lid 1, onder e), g), h) en i), genoemde financiële instrumenten te verwerven.".

    15. Artikel 42 wordt vervangen door de volgende tekst:

    "Artikel 42

    Verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten of andere in artikel 19, lid 1, onder e), g), h) en i), genoemde financiële instrumenten mogen niet worden verricht door:

    - beleggingsmaatschappijen,

    - beheermaatschappijen of bewaarders, optredend voor rekening van beleggingsfondsen."

    16. Na artikel 53 wordt het volgende artikel 53 bis ingevoegd:

    "Artikel 53 bis

    De technische wijzigingen die op die hierna genoemde punten in deze richtlijn moeten worden aangebracht, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure die in een later aan te nemen richtlijn tot wijziging van deze richtlijn zal worden bepaald:

    - verduidelijking van de definities om overal in de Gemeenschap een eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen;

    - aanpassing van de in afdeling V en in artikel 36, lid 2, vastgestelde maxima om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten, met dien verstande dat deze aanpassingen niet tot stringentere voorschriften voor de CBE's mogen leiden;

    - aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake ICBE's en aanverwante zaken.".

    Artikel 2

    De lidstaten nemen uiterlijk op 30 juni 2002 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen.

    Deze bepalingen treden uiterlijk op 31 december 2002 in werking. De lidstaten stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) PB L 375 van 31.12.1985.

    (2) PB L 100 van 19.4.1988.

    Top