Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0364

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals van schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen

/* COM/98/0364 def. - COD 98/0206 */

PB C 269 van 28.8.1998, p. 16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0364

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals van schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen /* COM/98/0364 def. - COD 98/0206 */

Publicatieblad Nr. C 269 van 28/08/1998 blz. 0016


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals van schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen (98/C 269/06) COM(1998) 364 def. - 98/0206(COD)

(Door de Commissie ingediend op 26 juni 1998)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

Overwegende dat de geldende regelingen voor wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die in Richtlijn 76/308/EEG van de Raad (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, zijn vervat, dienen te worden gewijzigd teneinde het hoofd te bieden aan de uit de toenemende fraude voortvloeiende bedreiging voor de financiële belangen van de Gemeenschap en van de lidstaten alsmede voor de interne markt;

Overwegende dat met het oog op een betere bescherming van de financiële belangen van de lidstaten en de neutraliteit van de interne markt schuldvorderingen met betrekking tot bepaalde belastingen op inkomen en vermogen aan de werkingssfeer van de wederzijdse bijstand waarin de richtlijn voorziet, dienen te worden toegevoegd;

Overwegende dat elke schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering wordt gedaan, op dezelfde wijze dient te worden behandeld als een schuldvordering van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, maar in die lidstaat ontstane ten opzichte van vergelijkbare, schuldvorderingen geen preferentiële behandeling dient te krijgen;

Overwegende dat met het oog op een efficiënter en doeltreffender invordering van schuldvorderingen waarvoor een verzoek tot invordering is gedaan, de executoriale titel met betrekking tot de schuldvordering op dezelfde wijze dient te worden behandeld als een titel van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd;

Overwegende dat gebruikmaking van wederzijdse bijstand bij de invordering van schuldvorderingen door de lidstaten dient te worden aangemoedigd door per geval de wederzijdse financiële voordelen die aan wederzijdse bijstand inherent zijn, doorzichtiger te maken;

Overwegende dat Richtlijn 76/308/EEG derhalve dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 76/308/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden:

"Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde heffingen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen".

2. Artikel 2 komt te luiden:

"Artikel 2

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle schuldvorderingen die verband houden met:

a) de restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van algehele of gedeeltelijke financiering door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, met inbegrip van de in het kader van deze acties te innen bedragen;

b) de heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker;

c) invoerrechten;

d) uitvoerrechten;

e) belasting over de toegevoegde waarde;

f) accijnzen op:

- tabaksfabrikaten;

- alcohol en alcoholhoudende dranken;

- minerale oliën;

g) belastingen op inkomen en vermogen;

h) interest en sancties, boetes en met de invordering van de onder a) tot en met g) bedoelde schuldvorderingen verbonden kosten.

2. De artikelen 4, 5 en 6 worden slechts toegepast op schuldvorderingen die, te rekenen vanaf het tijdstip van eerste vaststelling van de schuldvordering in overeenstemming met de wettelijke en administratiefrechtelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, tot de datum van het verzoek, ten hoogste drie jaar bestaan. In gevallen waarin de schuldvordering wordt betwist, worden deze artikelen evenwel slechts toegepast op die schuldvorderingen die, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldvordering niet langer kan worden betwist, ten hoogste drie jaar bestaan."

3. Aan artikel 3 worden de volgende streepjes toegevoegd:

"- "invoerrechten", douanerechten en heffingen van gelijke werking op invoer, landbouwheffingen en andere invoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid of in dat van specifieke regelingen voor bepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten die worden verkregen;

- "uitvoerrechten", douanerechten en heffingen van gelijke werking op uitvoer, landbouwheffingen en andere uitvoerheffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in dat van specifieke regelingen voor gepaalde goederen die door de verwerking van landbouwproducten worden verkregen;

- "belastingen op inkomen en vermogen", de belastingen die zijn genoemd in artikel 1, lid 3, van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad (*), in samenhang met artikel 1, lid 4, van die richtlijn.

(*) PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15."

4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 2 worden de woorden "de naam en het adres" vervangen door de woorden "naam, adres en enige andere relevante informatie met betrekking tot de identiteit";

b) in lid 3 wordt punt b) geschrapt.

5. In artikel 5, lid 2, worden de woorden "de naam en het adres" vervangen door de woorden "naam, adres en enige andere relevante informatie met betrekking tot de identiteit".

6. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) aan lid 2, punt a), worden de volgende woorden toegevoegd: "behalve in gevallen waarin artikel 12, lid 2, tweede alinea, wordt toegepast;"

ii) punt b) komt te luiden:

"b) wanneer zij in de lidstaat waar zij is gevestigd, de daartoe ter beschikking staande invorderingsprocedures heeft ingesteld en beëindigd, welke op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering hebben geleid."

b) leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

"3. In het verzoek tot invordering worden vermeld:

a) Naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de betrokken persoon;

b) naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de verzoekende autoriteit;

c) een verwijzing naar de in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, afgegeven executoriale titel;

d) aard en bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van hoofdsom, interest en alle andere verschuldigde sancties, boetes en kosten, uitgedrukt in de valuta van de lidstaten waar de beide betrokken autoriteiten zijn gevestigd;

e) de datum waarop de geadresseerde door de verzoekende en/of door de aangezochte autoriteit van de schuldvordering kennis is gegeven;

f) de datum van waaraf uit hoofde van de geldende wetgeving in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, executie mogelijk is;

g) het percentage van de compensatie zoals bedoeld in artikel 18, lid 2, tweede alinea;

h) alle overige relevante informatie.

In het verzoek wordt de verschuldigde interest vermeld als een vast bedrag zoals dit op de datum van het verzoek verschuldigd was en een aanvullend, bij de invordering te bepalen bedrag. Ten einde de aangezochte autoriteit in staat te stellen dit aanvullende bedrag te berekenen, dienen een interestpercentage en de berekeningsmethode te worden vermeld die bij het bepalen van de interest welke vanaf de datum van het verzoek tot aan de datum van invordering bij de schuldenaar verschuldigd is, door de aangezochte autoriteit moeten worden toegepast.

4. In het verzoek tot invordering wordt bevestigd dat de voorwaarden van lid 2 zijn vervuld."

7. Artikel 8 komt te luiden:

"Artikel 8

De executoriale titel van de schuldvordering wordt onmiddellijk als executoriale titel van een schuldvordering van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, erkend en automatisch als zodanig behandeld."

8. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a) Aan lid 1 wordt de volgende volzin toegevoegd:

"De aangezochte autoriteit dient het gehele, door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende autoriteit over te maken".

b) Lid 2 wordt gewijzigd als volgt:

i) in de eerste alinea, tweede volzin, worden de woorden "dienen te worden overgemaakt" vervangen door de woorden "dienen eveneens te worden overgemaakt";

ii) De tweede alinea van lid 2 wordt geschrapt.

9. Artikel 10 komt te luiden:

"Artikel 10

Aan de in te vorderen schuldvorderingen wordt geen preferentiële behandeling toegekend buiten die welke wordt gegeven aan vergelijkbare schuldvorderingen die in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, ontstaan."

10. In artikel 11 worden de woorden "het gevolg" vervangen door de woorden "elk gevolg".

11. Artikel 12, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a) Aan de eerste volzin wordt het volgende zinsdeel toegevoegd: " , tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de tweede alinea anders verzoekt".

b) de volgende alinea wordt toegevoegd:

"Indien de verzoekende autoriteit van oordeel is dat de betwisting ongegrond zal worden verklaard, kan deze de aangezochte autoriteit verzoeken de schuldvordering in te vorderen. Indien de uitkomst van deze zaak vervolgens voor de schuldenaar, gunstig uitvalt, is de verzoekende autoriteit gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, geldende wettelijke en administratiefrechtelijke bepalingen."

12. Artikel 14 wordt geschrapt.

13. In artikel 17 worden de woorden "en de bijgevoegde stukken" vervangen door de woorden "de executoriale titel en de andere bijgevoegde stukken".

14. Artikel 18 komt te luiden:

"Artikel 18

1. De aangezochte autoriteit verricht de invordering en de inhouding bij de betrokken persoon van alle rechtstreeks met de invordering verbonden kosten die deze autoriteit heeft gemaakt, in overeenstemming met de ten aanzien van vergelijkbare schuldvorderingen geldende wettelijke en administratiefrechtelijke bepalingen in de lidstaat waar genoemde autoriteit is gevestigd.

2. Tot 31 december 2004 worden alle kosten van de aangezochte autoriteit, andere dan die bedoeld in lid 1, welke voor wederzijdse bijstand werden gemaakt met de invordering van de gehele of gedeeltelijke schuldvordering door de aangezochte autoriteit als resultaat, door de verzoekende autoriteit overeenkomstig de tweede alinea terugbetaald.

Nadat de aangezochte autoriteit het bedrag van de door hem ingevorderde schuldvordering aan de verzoekende autoriteit heeft overgemaakt, betaalt de verzoekende autoriteit aan de aangezochte autoriteit een bedrag dat overeenkomt met een percentage van ten minste 0,1 % van het ingevorderde en door de aangezochte autoriteit overgemaakte bedrag van de schuldvordering. Het percentage wordt door de verzoekende autoriteit in het eerste verzoek tot invordering vastgesteld.

3. Met ingang van 1 januari 2005 zien de lidstaten af van onderlinge vergoeding van de uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar uit hoofde van deze richtlijn verlenen, voortvloeiende kosten.

4. De lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, blijft ten opzichte van die waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van ongegrond gebleken eisen, voor wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende autoriteit afgegeven titel betreft."

15. Artikel 22, lid 1, komt te luiden:

"1. De nadere regels voor de tenuitvoerlegging van artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 3, artikelen 7, 8, 9 en 11, artikel 12, leden 1 en 2, artikel 18, lid 2 en artikel 25 alsmede voor de bepaling van de wijze waarop de mededelingen tussen de autoriteiten kunnen geschieden, de voorschriften inzake omrekening, overmaking van ingevorderde bedragen en de vaststelling van een minimumbedrag voor schuldvorderingen die voor een verzoek om bijstand in aanmerking kunnen komen, worden vastgesteld volgens de procedure die in de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel is vervat.".

16. Aan artikel 25 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Elke lidstaat deelt jaarlijks de Commissie mede: het aantal elk jaar verzonden en ontvangen verzoeken om informatie, kennisgeving en invordering; het bedrag van de betrokken schuldvorderingen; de ingevorderde bedragen; de als oninbaar beschouwde bedragen en de voor het uitvoeren van deze handelingen benodigde tijd. De Commissie brengt aan het Europees Parlement en aan de Raad over de toepassing van deze regeling en over de resultaten tweejaarlijks verslag uit.".

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing wordt vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen alsmede een concordantietabel voor de bepalingen van deze richtlijn en de vastgestelde bepalingen van nationaal recht.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18.

Top