Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AR0240

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling"

CdR 240/98 fin

PB C 51 van 22.2.1999, p. 1 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998AR0240

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling" CdR 240/98 fin -

Publicatieblad Nr. C 051 van 22/02/1999 blz. 0001


Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling"

(1999/C 51/01)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad van 18 maart 1998 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (COM(98) 131 def. - 98/0114 SYN) ();

gezien het besluit van de Raad van 19 mei 1998 om het Comité overeenkomstig artikel 130 E en artikel 198 C, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap over dit onderwerp te raadplegen;

gezien het besluit van het Bureau van 13 mei 1998 om commissie 1 "Regionaal beleid, Structuurfondsen, economische en sociale samenhang, grensoverschrijdende en interregionale samenwerking" te belasten met de voorbereiding van dit advies;

gezien het door commissie 1 op 30 september 1998 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 240/98 rev.; rapporteurs: de heren Chaves González en Kauppinen);

gezien zijn advies over "De rol van regionale en lokale autoriteiten bij de toepassing van het partnerschapsbeginsel in het kader van de Structuurfondsenregeling" (CDR 234/95) ();

gezien zijn advies over "Innovatie in het kader van de Structuurfondsen 1995-1999 - Richtsnoeren voor het tweede actieprogramma in het kader van artikel 10 van het EFRO" (CDR 303/95) ();

gezien zijn advies over "De consolidering van het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie: voorstellen tot invoering van een Euro-mediterraan samenwerkingsverband" (CDR 371/95) ();

gezien zijn advies over "De noordelijke dimensie van de Europese Unie en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende samenwerking aan de grens tussen de EU en de Russische Federatie en in de Barentsz-regio" (CDR 10/96 fin) ();

gezien zijn advies over "Het huidige en toekomstige beleid van de EU t.a.v. de Oostzeeregio, met bijzondere nadruk op de plaatselijke en regionale aspecten" (CDR 141/96 fin) ();

gezien zijn advies over "Het communautair initiatief Interreg IIC en de potentiële rol van de lokale en regionale overheden" (CDR 108/97 fin) ();

gezien zijn advies over "De lokale overheden en het Euro-mediterrane partnerschap" (CDR 125/97 fin) ();

gezien zijn advies over "De regio's en gemeenten en het Europese structuurbeleid na 1999" (CDR 131/97 fin) ();

gezien zijn advies over "Agenda 2000: Financiering van de Europese Unie na 1999 met inachtneming van de uitbreiding en de uitdagingen van de 21e eeuw" (CDR 303/97 fin) ();

gezien zijn advies over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen" (CDR 167/98 fin) (),

heeft tijdens zijn 26e zitting van 18 en 19 november 1998 (vergadering van 18 november) het volgende advies uitgebracht.

1. Algemene opmerkingen

1.1. Het regionaal beleid en het structuurbeleid vervullen een sleutelfunctie in het Europese integratieproces. Via de Structuurfondsen vindt één derde van de EU-middelen zijn weg naar de minst ontwikkelde gebieden in de EU om daar de juiste voorwaarden voor het wegwerken van de opgelopen ontwikkelingsachterstand te creëren. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling neemt bij dit alles een spilpositie in.

1.2. De voorgestelde herziening van de Structuurfondsenregeling is een belangrijk middel om een evenwichtig en duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsproces op gang te brengen en de regionale verschillen in ontwikkeling uit te vlakken.

1.3. De herziening van de regels komt op een moment dat de regio's en lokale overheden geconfronteerd worden met ingrijpende veranderingen als gevolg van de snelle sociale en technologische ontwikkelingen en de uitdagingen die een en ander met zich meebrengt. Het komt er namelijk op aan de hiermee gepaard gaande moeilijkheden te voorkomen en de door deze ontwikkelingen geboden mogelijkheden optimaal te benutten.

1.4. Het Comité acht het eveneens van belang dat de structurele steunmaatregelen van de EU worden beschouwd als onderdeel van het stimuleringsbeleid van de lid-staten, de regio's en de lokale overheden.

1.5. Het is tevens essentieel dat het belang van de wisselwerking tussen de betrokkenen op de verschillende regionale niveaus van begin af aan wordt onderkend.

1.6. De globalisering van de economie leidt tot ingrijpende wijzigingen in de sociaal-economische structuur van regio's en lokale gemeenschappen. Het is de taak van de regionale en lokale overheden om een harmonische en evenwichtige ontwikkeling te waarborgen.

1.7. De voorstellen van de Europese Commissie vormen een samenhangend geheel. Bovendien heeft de Commissie voor een nieuwe benadering gekozen: zij komt enerzijds met een voorstel voor een kaderverordening - d.w.z. een verordening met regels die voor álle Structuurfondsen gelden - en anderzijds met specifieke voorstellen voor resp. het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).

2. Algemene taak van het EFRO

2.1. Dit advies over het EFRO vormt een aanvulling op het advies over het "Voorstel voor een verordening (EG) houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen".

2.2. Krachtens artikel 130 C van het EG-Verdrag is het EFRO bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Gemeenschap.

2.3. Volgens de voorgestelde algemene verordening heeft het EFRO voornamelijk tot taak bij te dragen tot verwezenlijking van de doelstellingen 1 en 2 in de zin van artikel 1 van de algemene verordening en deel te nemen aan de financiering van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale projecten. Verder dient het Fonds steun te verlenen aan innovatieve acties en technische ondersteuningsmaatregelen op EU-niveau.

3. Analyse van de taken van het EFRO

3.1. Doelstelling 1

3.1.1. In het kader van doelstelling 1 wordt beoogd de ontwikkeling van regio's met een ontwikkelingsachterstand te bevorderen. Onder deze doelstelling vallen regio's van het NUTS II-niveau met een BBP per inwoner dat lager is dan 75 % van het communautaire gemiddelde (BBP gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend aan de hand van de communautaire gegevens over de laatste drie jaren waarvoor dergelijke gegevens beschikbaar zijn). Doelstelling 1 zal voortaan ook gelden voor ultraperifere regio's en gebieden die nu nog onder doelstelling 6 vallen. De Commissie zal later bepalen welke regio's in de periode 2000-2006 steun uit hoofde van doelstelling 1 zullen krijgen.

3.1.2. Regio's die vanaf de volgende programmeringsperiode niet meer aan de criteria van doelstelling 1 voldoen, krijgen zes jaar lang overgangssteun.

3.1.3. Het Comité is zich ervan bewust dat het niet eenvoudig is om vast te stellen welke regio's steun uit hoofde van doelstelling 1 dienen te krijgen. Het vindt evenwel dat de Commissie een evenwichtig voorstel heeft ingediend, dat in de lijn ligt van het advies dat het Comité in november 1997 heeft uitgebracht.

3.2. Doelstelling 2

3.2.1. Onder de nieuwe doelstelling 2 vallen vier verschillende soorten gebieden die met sociaal-economische herstructureringsproblemen kampen en waarvan de bevolking of oppervlakte een bepaalde minimumomvang heeft: gebieden waar sociaal-economische veranderingen in de industrie en dienstensector plaatsvinden, achteropgeraakte plattelandsgebieden, stedelijke gebieden in moeilijkheden en visserijgebieden die zich in een crisissituatie bevinden. De bevolking van al deze gebieden samen mag niet meer dan 18 % van de totale bevolking van de Unie uitmaken. Door verschillende soorten probleemgebieden onder één enkele doelstelling onder te brengen laat de Commissie zien dat zij de steunregeling wil vereenvoudigen en verduidelijken. Het Comité wijst erop dat deze vereenvoudiging ook voelbaar dient te zijn voor degenen die op lokaal niveau met de tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen zijn belast.

3.2.2. De Commissie en de lid-staten bepalen samen welke gebieden in aanmerking komen voor steun uit hoofde van doelstelling 2. Gebieden die nu nog onder doelstelling 2 en 5b vallen, maar volgens de nieuwe regels straks geen doelstelling-2-steun meer kunnen krijgen, zullen nog vier jaar lang overgangssteun ontvangen.

3.2.3. De Commissie dient de nieuwe doelstelling-2-regeling opnieuw te bekijken en daarbij rekening te houden met de aanbevelingen in het CvdR-advies van november 1997 en in het CvdR-advies over de nieuwe kaderverordening.

3.2.4. Het zal een moeilijke opgave zijn te bepalen welke gebieden binnen elke lid-staat doelstelling-2-steun moeten krijgen. Het is voor de regio's en lokale overheden van belang dat de besluiten worden genomen aan de hand van een zo transparant mogelijk statistisch en kwalitatief onderzoek, waarbij een evenwichtige ontwikkeling van alle regio's en deelgebieden wordt gewaarborgd.

3.3. Het nieuwe communautaire initiatief voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking

3.3.1. De Commissie stelt voor het aantal communautaire initiatieven terug te brengen tot drie, waarbij elk initiatief steun ontvangt uit één van de Structuurfondsen. Het Comité pleit in dit verband nogmaals voor een extra initiatief om de herstructurering van bepaalde industriële sectoren, m.i.v. de omschakeling van militaire naar civiele productie, in goede banen te kunnen leiden en doelgericht op onvoorziene crisissituaties te kunnen reageren.

3.3.2. De Commissie wil het EFRO steun laten verlenen voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerkingsprojecten die tot doel hebben een harmonische en evenwichtige ontwikkeling en ruimtelijke ordening in Europa te bevorderen.

3.3.3. Dit nieuwe communautair initiatief bestrijkt daarmee een belangrijk deel van het takenpakket van het EFRO. Het Comité zal de tenuitvoerlegging ervan aandachtig volgen.

3.3.4. Elk project in het kader van een communautair initiatief kan slechts steun uit één Fonds ontvangen. Het blijft echter mogelijk om de steunverlening te verruimen tot álle maatregelen die voor de uitvoering van het desbetreffende project noodzakelijk zijn.

3.4. Innovatieve acties

3.4.1. Op initiatief van de Commissie kunnen de Fondsen innovatieve acties op communautair niveau financieren, en wel tot een maximum van 0,7 % van hun respectieve jaarlijkse begroting. Deze acties kunnen bestaan uit studies, proefprojecten en uitwisselingen van ervaringen.

3.4.2. Elk proefproject kan slechts steun uit één Fonds ontvangen. Verder blijft het mogelijk om het toepassingsgebied van het betrokken Fonds te verruimen om steun te kunnen verlenen aan álle maatregelen die voor de uitvoering van het desbetreffende proefproject noodzakelijk zijn.

3.5. Technische hulp

3.5.1. Op initiatief of voor rekening van de Commissie kan via de Fondsen - tot een maximum van 0,3 % van hun respectieve jaarlijkse begroting - steun worden toegekend aan diverse maatregelen die voor de bijstandsverlening via de Fondsen noodzakelijk zijn (voorbereiding, toezicht, evaluatie en controle).

3.5.2. In artikel 22 van de algemene verordening worden de details van deze technische hulp weergegeven.

4. Samenvatting en doel van de voorgestelde EFRO-verordening

4.1. In de voorgestelde EFRO-verordening wordt nader aangegeven welke maatregelen door het EFRO kunnen worden gefinancierd en op welke manier het EFRO de ontwikkeling van de regio's gaat trachten te stimuleren.

4.2. Na de overwegingen volgen slechts negen artikelen, waarvan er vijf algemene administratieve bepalingen bevatten. In artikel 1 wordt de taak van het Fonds omschreven, in artikel 2 het toepassingsgebied, in artikel 3 de regels voor communautaire initiatieven en in artikel 4 de regels voor innovatieve acties.

4.3. Het Comité is verheugd over de duidelijke samenhang tussen de algemene verordening en de verordeningen voor de verschillende Fondsen.

5. Beoordeling van de voorgestelde EFRO-verordening

5.1. Overwegingen

5.1.1. De overwegingen vormen een samenhangend geheel en laten duidelijk tot uiting komen dat er verschillende Fondsen zijn, met elk hun eigen doelstellingen. Zo heeft bijvoorbeeld de vierde overweging betrekking op het verlenen van steun ten behoeve van een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de economische bedrijvigheid. In het kader van het regionale ontwikkelingsbeleid zou echter ook aan andere maatschappelijke aspecten aandacht moeten worden geschonken. Voor sommige van die aspecten kan momenteel steun uit het Europees Sociaal Fonds worden verkregen. Gezien de huidige procedurele problemen is het volgens het Comité noodzakelijk de verschillende Structuurfondsen beter te coördineren om de planning van stimuleringsmaatregelen te vereenvoudigen.

5.1.2. In de vijfde overweging wordt relatief veel aandacht besteed aan de milieuproblematiek en de voorwaarden voor economische ontwikkeling. Ter wille van de duidelijkheid zou in dit punt verwezen moeten worden naar de steunmaatregelen ten behoeve van de globalisering van het MKB, als onderdeel van de steunverlening ten behoeve van het concurrentievermogen van bedrijven. Tevens dient te worden vermeld hoe belangrijk het voor het afremmen en tegengaan van de degradatie en erosie van de bodem en voor de duurzame ontwikkeling van grote delen van de EU is dat de watervoorraden toereikend zijn.

5.1.3. Aangezien het EFRO er o.m. op gericht is de economische en sociale samenhang te verbeteren door regionale onevenwichtigheden weg te werken en de ontwikkeling en omschakeling van de regio's te bevorderen, dient te worden vermeld dat ook eilandgebieden en achterop geraakte plattelandsgebieden met een aantal structurele handicaps te kampen hebben, zoals overigens ook in artikel 158 van het Verdrag van Amsterdam wordt erkend. Evenzo dient te worden vermeld dat ook ultraperifere regio's als gevolg van de grote afstand tot de rest van de Unie met permanente nadelen worden geconfronteerd, zoals wordt erkend in artikel 299 van het Verdrag van Amsterdam. Tot slot dient ook te worden gewezen op de specifieke problemen van perifere regio's, die niet alleen aan de perifere ligging van de regio's in kwestie te wijten zijn, maar ook moeten worden toegeschreven aan de specifieke geografische kenmerken van deze regio's en aan het feit dat zij in alle opzichten volledig geïsoleerd zijn van de rest van de Unie.

5.2. Artikel 1 - Taak

5.2.1. De formulering van dit artikel is voldoende algemeen, maar tegelijkertijd ook redelijk nauwkeurig. Het Comité heeft er dan ook niets op aan te merken.

5.3. Artikel 2 - Toepassingsgebied

5.3.1. Dit is het belangrijkste artikel van de verordening, omdat hierin wordt aangegeven voor welke soorten acties en op welke gebieden EFRO-steun kan worden verleend. Het Comité meent dat de verordening de regio's en lokale overheden de mogelijkheid biedt om achtergebleven gebieden te helpen hun eigen ontwikkelingspotentieel ten volle te benutten en op die manier een evenwichtig en duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsproces op gang te brengen.

5.3.2. Aan de lijst van prioritaire actiegebieden dient nog een werkterrein te worden toegevoegd, nl. de hervorming van de productie- en de dienstensector. Via het EFRO moeten met name kleine en middelgrote bedrijven worden geholpen zich aan de specifieke omstandigheden in de interne markt aan te passen (concurrentie, euro). Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke gemeente of regio en met de verdere ontwikkeling van het Europese integratieproces.

5.3.3. Het Comité onderschrijft het belang van medefinanciering van infrastructuurinvesteringen door het EFRO. Het heeft evenwel geen begrip voor de houding van de Commissie ten opzichte van de wens van lokale en regionale autoriteiten om o.a. in verouderde industriegebieden in dergelijke investeringen te participeren als naar hun opvatting modernisering van de verkeersinfrastructuur noodzakelijk is.

5.3.4. Daar de identiteit en vitaliteit van regio's en lokale gemeenschappen ook door culturele factoren wordt bepaald, is het, zeker in deze tijden van toenemende globalisering, van fundamenteel belang dat in het kader van het regionaal beleid ook terdege aandacht wordt geschonken aan culturele activiteiten met een economische inslag. Het Comité stelt daarom voor "culturele activiteiten die van belang zijn vanuit het oogpunt van het structuurbeleid", waaronder activiteiten die samenhangen met de exploitatie van cultuurgoederen en de uitbouw van het cultuurtoerisme, toe te voegen aan de lijst van gebieden waarop financiële steun zal worden verleend (art. 2).

5.3.5. Het Comité is van oordeel dat niet alleen steun moet worden verleend voor investeringen in het kader van de uitbouw van de transeuropese netwerken, maar ook voor investeringen in de vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur als deze van regionaal of interregionaal belang zijn. Daarbij valt o.m. te denken aan ultraperifere, eiland-, plattelands- en berggebieden, die met specifieke structurele handicaps te kampen hebben.

5.4. Artikel 3 - Communautair initiatief inzake grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking

5.4.1. Het voorgestelde communautair initiatief - in feite een herziene versie van het Interreg-programma - heeft betrekking op grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerkingsprojecten die moeten bijdragen tot een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van het grondgebied en de ruimtelijke structuur in Europa.

5.4.2. Dit initiatief zal uitsluitend door het EFRO worden gefinancierd. Nieuw is dat voortaan ook EFRO-steun zal kunnen worden verleend voor maatregelen die in de huidige regeling onder een van de andere Structuurfondsen vallen.

5.4.3. Het Comité kan de inhoud van het initiatief en de voorgestelde financiële regeling volledig onderschrijven. Het is van oordeel dat het steunverleningsproces wellicht heel wat vlotter zal verlopen als er slechts één Fonds in het spel is. De voorgestelde procedure biedt ook een goede gelegenheid om het principe van financiering door één Fonds uit te testen. Enkele problemen daargelaten zijn de Interreg-programma's grotendeels succesvol geweest en bovendien is er grote behoefte aan grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking.

5.4.4. Aangezien de exacte regels momenteel nog worden uitgewerkt, wenst het Comité de aandacht te vestigen op enkele zaken waarmee bij het opstellen en toepassen van de nieuwe regels rekening moet worden gehouden.

5.4.5. Het initiatief heeft betrekking op drie vormen van samenwerking, nl. grensoverschrijdende, transnationale en interregionale. Het Comité zou graag zien dat de steunverlening zich hoofdzakelijk richt op het stimuleren van de deelname van regio's en lokale overheden aan grensoverschrijdende en interregionale samenwerkingsprojecten, aangezien de nationale overheden al voldoende mogelijkheden hebben om transnationale samenwerkingsprojecten op te zetten.

5.4.6. Binnen het kader van dit initiatief moet speciale aandacht worden geschonken en - in kwalitatief én kwantitatief opzicht - adequate steun worden verleend aan interregionale samenwerkingsverbanden waarbij bepaalde vanuit sociaal-economisch oogpunt homogene gebieden nauw met elkaar gaan samenwerken en zodoende nieuwe functionele, economische en culturele entiteiten gaan vormen.

5.4.7. Wat het aspect grensoverschrijdende samenwerking betreft zou extra aandacht moeten worden geschonken aan het oplossen van de problemen die dit soort samenwerking langs de buitengrenzen van de EU vooralsnog belemmeren.

5.4.8. In het kader van de programma's MEDA, Phare en Tacis is namelijk gebleken dat grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten aan de buitengrenzen van de EU in de praktijk op talloze specifieke problemen stuiten, waardoor de samenwerking sterk wordt bemoeilijkt. Het Comité pleit dan ook voor vereenvoudiging van de procedures, zodat de acties in het kader van dit nieuwe initiatief, en dan vooral de acties ter bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking, beter kunnen worden afgestemd op de programma's MEDA, Phare en Tacis.

Aangezien regio's en lokale overheden een hoofdrol spelen bij grensoverschrijdende samenwerking, is het Comité bereid mee te werken om praktische oplossingen te helpen vinden.

5.4.9. Met het oog op de komende uitbreidingsronde is een goede coördinatie tussen het nieuwe initiatief voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking en het Phare-programma van groot belang. Een goede coördinatie zal het tevens gemakkelijker maken om met het uitbreidingsproces samenhangende problemen aan de buitengrenzen van de EU uit de wereld te helpen.

5.4.10. Evenzo moet worden gezorgd voor een betere coördinatie tussen het nieuwe initiatief en het MEDA-programma, opdat regio's en lokale overheden een effectievere bijdrage kunnen leveren aan de implementatie van het Euro-mediterrane partnerschap waarover tijdens de Conferentie van Barcelona in november 1995 overeenstemming is bereikt. Via een betere coördinatie tussen beide programma's en via gedecentraliseerde samenwerkingsprojecten zullen zij kunnen bijdragen tot het creëren van een "ruimte van vrede, stabiliteit en welvaart" in het Middellandse-Zeegebied.

5.4.11. In combinatie met het nieuwe initiatief zou de Tacis-regeling ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking een uiterst efficiënte bijdrage kunnen gaan leveren aan het stimuleren van de samenwerking tussen Rusland en de grensgebieden van de EU. Juist in deze Europese grensgebieden is de achterstand in ontwikkelingsniveau - zowel qua levensstandaard als qua efficiëntie van de democratisch gekozen overheden op lokaal en regionaal niveau - het grootst.

5.4.12. Het Comité is van oordeel dat binnen het kader van dit initiatief terdege aandacht dient te worden geschonken aan grensoverschrijdende gebieden of regio's met een gemeenschappelijk minderheidscultuur en/of -taal.

5.4.13. Interregionale samenwerking is een essentieel aspect van het Europese integratieproces. Een goed wederzijds begrip binnen Europa is van fundamenteel belang om de samenhang in Europa te kunnen verbeteren. Het nieuwe communautair initiatief biedt de middelen om dit doel te bereiken.

5.4.14. Het nieuwe initiatief zou moeten voorzien in de mogelijkheid om met name grensoverschrijdende en interregionale programma's te combineren.

5.4.15. Het Comité is van oordeel dat binnen het kader van het initiatief voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking ook specifieke maatregelen moeten worden genomen om interregionale samenwerking tussen ultraperifere regio's mogelijk te maken.

5.5. Artikel 4 - Innovatieve acties

5.5.1. Krachtens artikel 4 zal steun kunnen worden verleend voor studies die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd, alsmede voor proefprojecten en uitwisselingen van ervaringen op innovatiegebied.

5.5.2. Het Comité steunt het voorstel van de Commissie, omdat is gebleken dat innovatieve acties de regio's en lokale gemeenschappen ten goede komen. Op initiatief van de Commissie uitgevoerde projecten hebben in het verleden goede resultaten opgeleverd en bovendien de samenwerking tussen de Commissie en de regio's en lokale overheden bevorderd, hetgeen tot een beter wederzijds begrip heeft geleid.

5.5.3. Het Comité stelt met grote voldoening vast dat het toepassingsgebied van het EFRO wordt verruimd zodat ook steun zal kunnen worden verleend voor maatregelen die strikt genomen onder een van de andere Structuurfondsen vallen. De Commissie toont hiermee dat zij ruimdenkend is en dat zij daadwerkelijk oog heeft voor de behoeften van de regio's en lokale gemeenschappen. Het Comité hoopt nu alleen nog maar dat de Commissie ook voor eenvoudige en efficiënte procedures zorgt en dat zij met name de selectiecriteria vereenvoudigt, een financiële controle a posteriori opzet en bij de meest bescheiden projecten mechanismen voor onderlinge risicoverdeling invoert.

5.5.4. Het Comité wijst erop dat de Commissie onlangs heeft besloten prioriteit te geven aan economisch belangrijke projecten. Daardoor worden nu minder projecten gesteund dan voorheen. Het Comité heeft begrip voor de context waarin dit is gebeurd, maar verzet zich resoluut tegen deze tendens.

5.5.5. Veel Europese regio's en lokale gemeenschappen zijn zeer klein en hebben nauwelijks kans om deel te nemen aan dergelijke grootschalige projecten. Daarom is het van essentieel belang dat de Commissie ook kleinschalige innovatieve projecten, waaronder projecten die afkomstig zijn uit de civiele samenleving, een kans geeft. Ook kleine regio's en lokale gemeenschappen hebben behoefte aan innovaties om het huidige snelle ontwikkelingstempo te kunnen bijhouden.

5.5.6. Het Comité dringt erop aan om uit hoofde van artikel 4 ook interregionale samenwerkingsprojecten te ondersteunen. Concreet pleit het ervoor om de programma's Ecos-Ouverture en Recite voort te zetten en de procedures van deze beide programma's te verbeteren, teneinde de door het EFRO gefinancierde acties en de via de programma's MEDA, Phare en Tacis ondersteunende projecten beter te kunnen coördineren.

5.6. Artikelen 5 t/m 9

5.6.1. Deze artikelen kunnen zonder meer de goedkeuring van het Comité wegdragen.

6. Conclusie

6.1. Dit advies over de voorgestelde EFRO-verordening vormt een aanvulling op - maar staat volledig los van - het advies over de algemene Structuurfondsenverordening. Het Comité verzoekt de Commissie om haar voorstel opnieuw te bekijken en aan te passen aan de hand van de aanbevelingen die in dit advies naar voren worden gebracht. Het dringt er ook op aan dat de Commissie met zijn opmerkingen rekening houdt wanneer zij concrete regels voor het nieuwe communautair initiatief inzake grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking en voor de steunverlening ten behoeve van innovatieve acties vaststelt. Ten slotte verzoekt het de Commissie nog om de regels van de programma's MEDA, Phare en Tacis te herzien, teneinde tot een efficiënt systeem voor de planning en uitvoering van grensoverschrijdende en interregionale programma's te komen.

Brussel, 18 november 1998.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Manfred DAMMEYER

() PB C 176 van 9.6.1998, blz. 35.

() PB C 100 van 2.4.1996, blz. 72.

() PB C 100 van 2.4.1996, blz. 124.

() PB C 126 van 29.4.1996, blz. 12.

() PB C 337 van 11.11.1996, blz. 7.

() PB C 42 van 10.2.1997, blz. 6.

() PB C 244 van 11.8.1997, blz. 19.

() PB C 64 van 27.2.1998, blz. 59.

() PB C 64 van 27.2.1998, blz. 5.

() PB C 64 van 27.2.1998, blz. 40.

() PB C 373 van 2.12.1998, blz. 1.

Top