Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997AC0237

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot zeventiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten"

    PB C 133 van 28.4.1997, p. 38–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51997AC0237

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot zeventiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten"

    Publicatieblad Nr. C 133 van 28/04/1997 blz. 0038


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot zeventiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten"

    (97/C 133/13)

    De Raad heeft op 7 februari 1997 besloten, overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling voor milieu, volksgezondheid en consumentenzaken, die met de voorbereiding van werkzaamheden was belast, heeft een redactiegroep ingesteld en de heer Green als rapporteur aangewezen.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 343e Zitting (vergadering van 27 februari 1997) de heer Green tot algemeen rapporteur benoemd en het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

    1. Achtergrond

    1.1. De werkgroep is het Comité voor de vooruitgang van de techniek die belast is met de indeling en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten, heeft alle beschikbare gegevens inzake complexe aardolie- en koolteerproducten herzien en de producten op hun kankerverwekkende eigenschappen beoordeeld. Het resultaat is gepubliceerd in Richtlijn 94/69/EEG (), de 21e aanpassing van de richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen aan de vooruitgang van de techniek. De 21e aanpassing heeft een groot aantal stoffen die zijn ingedeeld als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting (CMR) van categorie 1 of 2, aan bijlage 1 van de richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen (67/548/EEG) () toegevoegd.

    1.2. De aardolie- en koolteerindustrie heeft haar medewerking aan deze indeling verleend door de stoffen van de Europese Inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (Einecs) te verdelen in groepen van gelijkaardige stoffen. Per groep () is vervolgens vastgesteld of de stoffen al dan niet kankerverwekkend zijn. Verder heeft de industrie ervoor zorg gedragen dat de aanwezigheid van bekende kankerverwekkende markers () in stoffen gehanteerd kon worden als criterium voor de indeling als kankerverwekkende stof. In die gevallen wordt met een nota naar de in de 21e aanpassing beschreven indeling verwezen.

    1.3. Hoewel een groot aantal stoffen is geklasseerd, betreft het slechts enkele productgroepen, waarvan een nog geringer aantal daadwerkelijk aan het grote publiek wordt verkocht. De meeste stoffen worden voor industriële doeleinden of als hulpstof in andere processen gebruikt. Dit geldt voor zowel aardolie- als koolteerproducten.

    1.4. In Richtlijn 94/60/EG (), de 14e aanpassing van Richtlijn 76/69/EEG () inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, wordt voorgeschreven dat CMR-stoffen niet aan het grote publiek mogen worden verkocht. De Richtlijn omvat echter een belangrijke uitzondering voor oliehoudende brandstoffen, b.v. gasoline en LPG.

    2. Het voorstel

    2.1. De voorgestelde 17e wijziging voegt slechts de in de 21e aanpassing van Richtlijn 67/548/EEG als kankerverwekkend ingedeelde stoffen toe aan het aanhangsel van Richtlijn 76/769/EEG, waardoor hiervoor een verbod op verkoop aan het grote publiek geldt.

    2.2. De voorgestelde wijziging voorziet daarnaast in de aanpassing van het aanhangsel van Richtlijn 76/769/EEG door toevoeging van andere stoffen die zijn ingedeeld als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting na publicatie van de 14e wijziging.

    2.3. Er heeft overleg plaats gevonden met de industriële producenten van stoffen die in de voorgestelde 17e wijziging zijn opgenomen. Zij hebben bevestigd geen bezwaar te hebben tegen opname van deze stoffen in de lijst, omdat de betrokken kankerverwekkende stoffen (m.u.v. brandstoffen) niet verkocht worden aan het grote publiek.

    2.4. Ter bescherming van de werknemers op de werkplek zijn de in de richtlijn betreffende kankerverwekkende stoffen (90/394/EEG) () gestelde voorwaarden van toepassing op de stoffen die als kankerverwekkend ingedeeld zijn en gebruikt worden voor industriële doeleinden.

    3. Algemene opmerkingen

    3.1. Het Economisch en Sociaal Comité keurt het voorstel van de Commissie tot 17e wijziging van Richtlijn 76/769/EEG goed.

    3.2. Het Comité juicht in het bijzonder de stappen toe die de Commissie op communautair niveau heeft voorgesteld om de consument te beschermen tegen blootstelling aan CMR-stoffen. Deze maatregelen vormen een aanvulling op de bestaande maatregelen ter bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen zoals voorzien in bovengenoemde richtlijn betreffende kankerverwekkende stoffen. Het Comité acht het van wezenlijk belang dat deze richtlijn volledig ten uitvoer wordt gelegd.

    3.3. Hoewel de voorgestelde wijziging met betrekking tot Richtlijn 76/769/EEG het op de markt brengen van CMR-stoffen voor een groot publiek beoogt te vermijden, is het Comité van mening dat het beter zou zijn om de beperking van de verkoop van dergelijke stoffen automatisch te laten volgen op de indeling op basis van de in Richtlijn 67/548/EEG beschreven voorwaarden.

    3.4. In onderhavig geval wijst het Comité erop dat de comitologieprocedure het proces ter invoering van een beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van CMR-stoffen kan bespoedigen, hoewel vooroverleg met de sociaal-economische partners en belanghebbende partijen geboden is.

    4. Bijzondere opmerkingen

    4.1. Er zij op gewezen dat in de 14e wijziging van Richtlijn 76/769/EEG wordt voorzien in een uitzondering voor van aardolie-afgeleide brandstoffen, zodat deze, zelfs wanneer zij CMR-stoffen bevatten, toegestaan zijn voor verkoop aan het grote publiek op voorwaarde dat zij verbranden bij gebruik. Desalniettemin dringt het Comité erop aan, stappen te nemen om de emissie van benzine bij tankstations te verminderen.

    4.2. Het Comité wijst erop dat nota N waarnaar bij verschillende CMR-stoffen wordt verwezen, vaag is, en dat nota N duidelijker geformuleerd dient te worden.

    Brussel, 27 februari 1997.

    De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

    T. JENKINS

    () PB nr. L 381 van 31. 12. 1994.

    () PB nr. L 196 van 16. 8. 1967.

    () Bijvoorbeeld: de groep aardolie:

    - Ruwe olie;

    - Aardoliegassen;

    - Gasolines (7 groepen);

    - Gasoliën (3 groepen);

    - Stookoliën;

    - Vetten;

    - Smeeroliën (3 groepen);

    - Aromatische extracten (4 groepen);

    - Wassen en petrolatum (3 groepen);

    - Bezinkseloliën;

    - Raffinaderijgassen.

    () De voorwaarden waaronder een stof op basis van een marker als kankerverwekkend wordt ingedeeld, zijn vermeld in de nota's J tot en met P van bijlage 1 van Richtlijn 67/548/EEG. Zie ook het aanhangsel bij dit voorstel.

    () PB nr. L 365 van 31. 12. 1994.

    () PB nr. L 262 van 27. 9. 1976.

    () PB nr. L 196 van 26. 7. 1990.

    Top