Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0335

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

/* COM/95/335 def. - COD 95/0182 */

PB C 260 van 5.10.1995, p. 8–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51995PC0335

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek /* COM/95/335 DEF - COD 95/0182 */

Publicatieblad Nr. C 260 van 05/10/1995 blz. 0008


Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

(95/C 260/06)

COM(95) 335 def. - 95/0182(COD)

(Door de Commissie ingediend op 18 juli 1995)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 28, 100A en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overeenkomstig de procedure van artikel 189B van het Verdrag,

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, is bepaald dat het douanegebied van de Gemeenschap ondermeer de AAland-eilanden omvat, mits een verklaring wordt afgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 227, lid 5, van het Verdrag; dat het dienstig is de tekst te verduidelijken omdat aan deze voorwaarde is voldaan en genoemde eilanden een integrerend deel van de Republiek Finland vormen;

Overwegende dat in de Interimovereenkomst inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino (2) de grondgebieden zijn omschreven waarop deze Overeenkomst van toepasing is; dat het derhalve uitgesloten is het grondgebied van San Marino als een deel van het douanegebied van de Gemeenschap te beschouwen;

Overwegende dat ingevolge het akkoord van de Uruguay-Ronde de landbouwheffingen worden afgeschaft;

Overwegende dat in alle gevallen moet worden gewaarborgd dat goederen verkregen uit niet-communautaire goederen die onder een opschortende regeling zijn geplaatst, eerst in de Gemeenschap in het economisch verkeer worden gebracht nadat hiervoor invoerrechten zijn betaald, zelfs indien deze goederen de communautaire oorsprong hebben verworven; dat de definitie van het begrip "communautaire goederen" derhalve dient te worden aangepast; dat dergelijke goederen bovendien onder dezelfde opschortende regeling dienen te worden geplaatst als de goederen waaruit zij zijn verkregen;

Overwegende dat in de in het kader van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels is bepaald dat de Overeenkomstsluitende Partijen aan elke persoon die daartoe gegronde redenen aanvoert informatie over de oorsprong van de goederen verstrekken;

Overwegende dat bepaalde goederen aan in ecu uitgedrukte invoerrechten worden onderworpen; dat om verleggingen van het handelsverkeer tegen te gaan, de omrekening van deze in ecu uitgedrukte invoerrechten in nationale valuta met kortere tussenpozen dient te geschieden;

Overwegende dat ook in de andere gevallen waarin in de douanewetgeving bedragen in ecu zijn vastgesteld, bepaalde versoepelingen voor de omrekening van de genoemde bedragen in nationale valuta nodig blijken;

Overwegende dat, om zich op het vervullen van de douaneformaliteiten voor te bereiden, de deelnemers aan het economisch verkeer de goederen moeten kunnen onderzoeken, niet alleen bij rechtstreekse invoer, maar ook bij de beëindiging van een regeling voor extern douanevervoer;

Overwegende dat de Europese Gemeenschap, bij Besluit 93/329/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake tijdelijke invoer en de aanvaarding van de daarbij behorende bijlagen (3), de Overeenkomst inzake tijdelijke invoer waarover in de Internationale Douaneraad is onderhandeld en die op 26 juni 1990 te Istanboel is gesloten, heeft goedgekeurd; dat het bijgevolg eveneens mogelijk is het carnet ATA op grond van deze Overeenkomst te gebruiken;

Overwegende dat de mogelijkheid van terugbetaling in het kader van de regeling actieve veredeling - terugbetalingssysteem - in bepaalde gevallen tot onveredelde goederen dient te worden uitgebreid; dat, indien in het kader van dit systeem terugbetaling van invoerrechten werd toegestaan, het niettemin mogelijk moet zijn de betrokken goederen zonder bijzondere toestemming op een latere datum in het vrije verkeer te brengen, zoals bij het schorsingssysteem het geval is;

Overwegende dat het niet noodzakelijk lijkt in alle gevallen de wederuitvoer te melden van goederen die eerder in het douanegebied van de Gemeenschap werden ingevoerd;

Overwegende dat, waar de communautaire wetgeving in vrijstelling van rechten bij invoer of bij uitvoer voorziet, deze vrijstelling in alle gevallen moet kunnen worden toegepast, ongeacht de omstandigheden waarin de douaneschuld ontstaat; dat, indien onder dergelijke omstandigheden de procedurevoorschriften van de douanewetgeving niet worden nageleefd, de toepassing van het normale recht geen passende sanctie blijkt te zijn;

Overwegende dat, aangezien in bepaalde gevallen het wettelijk verschuldigde bedrag nog niet met zekerheid kan worden vastgesteld, de verjaringstermijn van drie jaar een navorderingsactie zou kunnen doen stranden; dat onder dergelijke omstandigheden het vermoedelijk verschuldigde bedrag tijdig dient te worden geboekt;

Overwegende dat het dienstig is nader aan te geven in welke gevallen de verplichting van de schuldenaar om de rechten te voldoen, wordt opgeschort;

Overwegende dat een douaneschuld steeds moet tenietgaan wanneer de douaneaangifte ongeldig wordt gemaakt, ook in andere dan de in artikel 66 van het communautair douanewetboek genoemde gevallen;

Overwegende dat artikel 3, lid 3, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2726/90 van de Raad van 17 september 1990 betreffende communautair douanevervoer (1) is komen te vervallen;

Overwegende dat een aantal bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de afschaffing van de controles en de formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten en op de bagage van personen bij intracommunautaire zeereizen (2) is opgenomen in de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3); dat die bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3925/91 derhalve ten opzichte van de bepalingen ter uitvoering van het communautair douanewetboek een overbodige herhaling vormen en dienen te worden geschrapt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

- het vijfde streepje komt als volgt te luiden:

"- het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de gebieden overzee, van St. Pierre en Miquelon en van Mayotte"

- het dertiende streepje komt te luiden:

"- het grondgebied van de Republiek Finland"

b) Lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Gelet op de Overeenkomst die daarop van toepassing is en ofschoon buiten het grondgebied van de Franse Republiek gelegen, wordt ook het grondgebied van het Vorstendom Monaco als omschreven in de te Parijs op 18 mei 1963 ondertekende Douane-overeenkomst (Journal officiel de la république française van 27 september 1963, blz. 8679) beschouwd deel van het douanegebied van de Gemeenschap te zijn".

2. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt 5 komt de laatste zinsnede als volgt te luiden:

"- hieronder valt ondermeer een bindende inlichting in de zin van artikel 12;"

b) in punt 7 komt het eerste streepje als volgt te luiden:

"- geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap onder de in artikel 23 bedoelde voorwaarden, zonder toevoeging van goederen die zijn ingevoerd uit landen of gebieden die geen deel van het douanegebied van de Gemeenschap vormen, tenzij het goederen betreft die uit goederen zijn verkregen welke onder een opschortende douaneregeling zijn geplaatst."

c) in punt 10, tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt.

d) in punt 11, tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt.

3. Artikel 12 komt als volgt te luiden:

"Artikel 12

1. De douaneautoriteiten verstrekken op schriftelijk verzoek en overeenkomstig de volgens de procedure van het Comité vastgestelde nadere regels bindende inlichtingen betreffende het tarief of de oorsprong.

2. De bindende inlichting betreffende het tarief of de oorsprong bindt de douaneautoriteiten tegenover de verkrijger van de inlichting slechts voor de tariefindeling, respectievelijk voor de vaststelling van de oorsprong van de goederen.

De bindende inlichting betreffende het tarief of de oorsprong bindt de douaneautoriteiten slechts ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten, wat het de oorsprong betreft in het kader van artikel 22, onder b), en artikel 27, na de datum waarop deze inlichting door die autoriteiten is verstrekt, worden vervuld.

3. De verkrijger van de inlichting moet kunnen aantonen dat er in elk opzicht overeenstemming is tussen:

- wat het tarief betreft: het aangegeven en het in de inlichting omschreven goed;

- wat de oorsprong betreft: het betrokken goed en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, enerzijds, en de in de inlichting omschreven goederen en omstandigheden, anderzijds.

4. Een bindende inlichting is, gerekend vanaf de datum waarop zij wordt verstrekt, gedurende zes jaar geldig indien zij op het tarief en gedurende drie jaar geldig indien zij op de oorsprong betrekking heeft. In afwijking van artikel 8 wordt zij met terugwerkende kracht ingetrokken indien zij op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager is verstrekt.

5. Een bindende inlichting verliest haar geldigheid wanneer zij:

A) op het gebied van het tarief:

a) wegens de vaststelling van een verordening niet meer met het aldus vastgelegde recht in overeenstemming is;

b) niet langer verenigbaar is met de uitlegging van één van de nomenclaturen als bedoeld in artikel 20, lid 6:

- op communautair niveau, door een wijziging in de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur of door een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,

- op internationaal niveau, door een indelingsadvies of door een, door de Internationale Douaneraad vastgestelde wijziging van de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen;

c) overeenkomstig artikel 9 wordt ingetrokken of gewijzigd en mits aan de verkrijger van de inlichting daarvan vooraf kennis wordt gegeven;

De datum waarop de bindende inlichting ten aanzien van de onder a) en b) genoemde gevallen haar geldigheid verliest, is de bij de bekendmaking van de vorengenoemde maatregelen vermelde datum, of, voor bepaalde internationale maatregelen, die welke in de Mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is vermeld.

B) op het gebied van de oorsprong:

a) ten gevolge van de vaststelling van een verordening of een door de Gemeenschap gesloten Overeenkomst niet meer met het aldus vastgestelde recht in overeenstemming is;

b) niet meer verenigbaar is:

- op het niveau van de Gemeenschap, met de voor de uitlegging van de wetgeving vastgeselde toelichtingen en adviezen of met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;

- op internationaal niveau, met de in het kader van de WTO gesloten Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, of met de toelichtingen of adviezen betreffende de oorsprong die voor de uitlegging van die Overeenkomst zijn vastgesteld.

c) overeenkomstig artikel 9 wordt ingetrokken of gewijzigd en mits aan de verkrijger van de inlichting daarvan vooraf kennis wordt gegeven.

De datum waarop de bindende inlichting ten aanzien van de onder a) en b) genoemde gevallen haar geldigheid verliest, is de bij de bekendmaking van de vorengenoemde maatregelen vermelde datum of, voor bepaalde internationale maatregelen, die welke in de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is vermeld.

6. Een bindende inlichting die overeenkomstig lid 5, onder A, b) of c), of B, b) of c), haar geldigheid verliest, mag door de verkrijger van de inlichting nog gedurende een periode van zes maanden na deze bekendmaking of kennisgeving worden gebruikt indien de verkrijger van de inlichting, op basis van de bindende inlichting en vóór de vaststelling van de betrokken maatregel, vaste en definitieve overeenkomsten voor de aankoop of de verkoop van de betrokken goederen heeft gesloten. Indien het echter om produkten gaat waarvoor bij het vervullen van de douaneformaliteiten een invoer-, uitvoer- of prefixatiecertificaat wordt overgelegd, komt de resterende geldigheidsduur van het betrokken certificaat in de plaats van de periode van zes maanden.

In het in lid 5, onder A), a), en B), a), bedoelde geval kan in de verordening of in de Overeenkomst een termijn worden vastgesteld gedurende welke het in de eerste alinea bepaalde van toepassing is.

7. De indeling van de goederen of de vaststelling van de oorsprong, onder de voorwaarden van lid 6, die in de bindende inlichting zijn aangegeven, gelden slechts voor:

- de vaststelling van de rechten bij invoer of bij uitvoer;

- de berekening van de uitvoerrestituties en van alle andere bedragen die bij invoer of uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden toegekend;

- het gebruik van invoer-, uitvoer- of prefixatiecertificaten die worden overgelegd bij het vervullen van de formaliteiten met het oog op de aanvaarding van de douaneaangifte betreffende de betrokken goederen, voor zover deze vergunningen of certificaten op basis van voornoemde inlichting zijn afgegeven.

Daarenboven kan, in uitzonderlijke gevallen waarin de goede werking van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde regelingen in gevaar kan komen, volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad (*) en van de overeenkomstige artikelen van andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten, worden besloten om van lid 6 af te wijken.

(*) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66".

4. Artikel 18 komt als volgt te luiden:

"Artikel 18

1. De tegenwaarde in nationale valuta die bij het vaststellen van de tariefindeling van goederen en de berekening van invoerrechten wordt toegepast, wordt éénmaal per maand vastgesteld. Voor deze omrekening worden de koersen toegepast die op de voorlaatste werkdag van de maand in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt. Deze koersen zijn gedurende de gehele volgende maand van toepassing.

Indien de aan het begin van de maand toe te passen koers evenwel meer dan 5 % afwijkt van die welke wordt gepubliceerd op de voorlaatste werkdag die aan de 15 de van dezelfde maand voorafgaat, is met ingang van de 15 de tot het einde van de betrokken maand deze laatste koers van toepassing.

2. De tegenwaarde van de ecu in nationale valuta die in andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen in het kader van de douanewetgeving moet worden toegepast, wordt éénmaal per jaar vastgesteld. Voor deze omrekening worden de koersen toegepast die op de eerste werkdag van oktober in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt en die vanaf 1 januari van het volgende jaar van kracht zijn. Indien voor een bepaalde nationale valuta geen koers wordt bekendgemaakt, is de voor die valuta te gebruiken omrekeningskoers die van de laatste dag waarvoor in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een koers is bekendgemaakt.

3. Indien een in ecu uitgedrukt bedrag om andere redenen dan de vaststelling van de tariefindeling van goederen of de berekening van in- of uitvoerrechten in nationale valuta wordt omgerekend, mogen de douaneautoriteiten het bedrag dat bij deze omrekening wordt verkregen, naar boven of naar beneden afronden.

Na afronding mag het bedrag niet meer dan 5 % van het oorspronkelijke bedrag afwijken.

De douaneautoriteiten kunnen de tegenwaarde in nationale valuta van een in ecu uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien de jaarlijkse aanpassing overeenkomstig lid 2, vóór bovenbedoelde afronding, tot een wijziging van de tegenwaarde in de nationale valuta van minder van 5 % of tot een daling van deze tegenwaarde leidt.".

5. In artikel 20, lid 3, onder c), tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt.

6. Artikel 31, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) aan het einde van het eerste streepje worden de woorden "van 1994" ingevoegd tussen het woord "Handel" en het woord "en";

b) aan het einde van het tweede streepje worden de woorden "van 1994" toegevoegd.

7. In artikel 55 wordt het cijfer 43 vervangen door het cijfer 42.

8. In artikel 83, onder a), worden de woorden "overeenkomstig artikel 66, lid 2," geschrapt.

9. Het volgende artikel 87 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 87 bis

Elk produkt of goed dat uit een onder een opschortende regeling geplaatst goed wordt verkregen, wordt geacht eveneens onder deze regeling te zijn geplaatst.".

10. In artikel 91, lid 2, onder c), worden de haakjes en de daartussen geplaatste woorden "ATA-Overeenkomst" geschrapt.

11. Artikel 112, lid 3, komt als volgt te luiden:

"3. Worden de invoergoederen overeenkomstig artikel 76 in het vrije verkeer gebracht zonder bij de douane te zijn aangebracht en voordat de desbetreffende aangifte is ingediend, dan zijn de overeenkomstig artikel 214 in aanmerking te nemen tariefindeling, douanewaarde en hoeveelheid, die welke bij de plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots op deze goederen van toepassing zijn.

De eerste alinea is van toepassing mits deze heffingsgrondslagen bij de plaatsing van de goederen onder het stelsel zijn erkend of toegelaten, tenzij de belanghebbende om toepassing verzoekt van de op de goederen bij het ontstaan van de douaneschuld hebbende heffingsgrondslagen.

De eerste alinea is van toepassing onverminderd controle achteraf in de zin van artikel 78.".

12. In artikel 124, lid 1, derde streepje, worden de woorden "landbouwheffing of aan een andere" geschrapt.

13. Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:

a) De leden 1 en 2 komen als volgt te luiden:

"1. De vergunninghouder kan om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer verzoeken indien hij, ten genoegen van de douaneautoriteiten, aantoont dat de met toepassing van het terugbetalingssysteem in het vrije verkeer gebrachte invoergoederen in de vorm van veredelingsprodukten of in die van onveredelde goederen:

- hetzij zijn uitgevoerd,

- hetzij, met het oog op latere wederuitvoer, onder de regeling voor douanevervoer, het stelsel van douane-entrepots, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling - schorsingssysteem - zijn geplaatst, dan wel in een vrije zone of in een vrij entrepôt zijn ondergebracht,

mits voor het overige aan alle voorwaarden voor de toepassing van de regeling is voldaan.

2. Met het oog op het volgen van één van de in lid 1, tweede streepje, bedoelde douanebestemmingen, worden de veredelingsprodukten of de onveredelde goederen als niet-communautaire goederen beschouwd."

b) Lid 4 komt als volgt te luiden:

"4. Indien veredelingsprodukten of onveredelde goederen die overeenkomstig het bepaalde in lid 1 onder een douaneregeling zijn geplaatst of die in een vrije zone of in een vij entrepot zijn ondergebracht, in het vrije verkeer worden gebracht, wordt, onverminderd artikel 122, onder b), het terugbetaalde of kwijtgescholden bedrag van de rechten bij invoer geacht het bedrag van de douaneschuld te vormen."

14. In artikel 163, lid 2, onder c), worden de haakjes en de daartussen geplaatste woorden "(ATA-overeenkomst)" geschrapt.

15. In artikel 182, lid 3, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"Behalve in de volgens de procedure van het Comité vastgestelde gevallen worden de douaneautoriteiten vooraf van de wederuitvoer of van de vernietiging van goederen in kennis gesteld".

16. Het volgende artikel 212 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 212 bis

Voorziet de douanewetgeving in vrijstelling van de rechten bij invoer of bij uitvoer, dan is deze vrijstelling eveneens van toepassing in de gevallen waarin uit hoofde van de artikelen 202 tot en met 205, 210 of 211 een douaneschuld onstaat, indien de belanghebbende aantoont dat aan de overige voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling is voldaan."

17. Artikel 217, lid 1, tweede alinea, onder b), komt als volgt te luiden:

"b) waarin het bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten hoger is dan het bedrag dat op grond van een bindende inlichting is vastgesteld;"

18. Aan artikel 220, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Indien de door de douaneautoriteiten uitgevoerde controles tot een douaneschuld of tot een hoger bedrag aan rechten kunnen leiden dan het reeds geboekte bedrag en deze autoriteiten niet in staat zijn het wettelijk verschuldigde bedrag nauwkeurig te berekenen, boeken zij het bedrag dat uiteindelijk voor deze goederen verschuldigd kan zijn, binnen een zodanige termijn dat dit bedrag vóór het verstrijken van de in artikel 221, lid 3, bedoelde termijn aan de schuldenaar kan worden medegedeeld."

19. Artikel 222, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verplichting van de schuldenaar om de rechten te voldoen wordt opgeschort, kunnen volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld:

- in artikel 220, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen

of

- wanneer overeenkomstig de artikelen 236, 238 of 239 een verzoek om kwijtschelding van de rechten wordt ingediend

of

- wanneer overeenkomstig artikel 233, onder c), tweede streepje, of onder d), goederen in beslag worden genomen met het oog op latere verbeurdverklaring".

20. In artikel 233, onder c), eerste streepje, worden de woorden "overeenkomstig artikel 66" geschrapt.

21. In artikel 251, lid 1, 26ste streepje, wordt het zinsdeel "met uitzondering van artikel 3, lid 3, onder b)" geschrapt.

Artikel 2

De punten 1, 2, 4, 6 en 7 van artikel 2, alsmede de artikelen 3, 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 worden geschrapt.

Artikel 3

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1996.

(1) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(2) PB nr. L 359 van 9. 12. 1992, blz. 14.

(3) PB nr. L 130 van 27. 5. 1993, blz. 1.

(1) PB nr. L 262 van 26. 9. 1990, blz. 1.

(2) PB nr. L 374 van 31. 12. 1991, blz. 4.

(3) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

Top