This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51994PC0358
Proposal for a Council Regulation (EC) on the implementation of the European Communities Investment Partners financial instrument for the countries of Latin America, Asia, the Mediterranean region and South Africa
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het financieel instrument "EC Investment Partners" ten behoeve van de landen in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied en ten behoeve van Zuid-Afrika
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het financieel instrument "EC Investment Partners" ten behoeve van de landen in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied en ten behoeve van Zuid-Afrika
/* COM/94/358 def. - SYN 94/0190 */
PB C 287 van 15.10.1994, p. 7–10
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - DE ILLEGALE HANDEL IN NUCLEAIRE MATERIALEN EN RADIOACTIEVE STOFFEN /* COM/94/383DEF - SYN 94/0190 */
Publicatieblad Nr. C 287 van 15/10/1994 blz. 0007
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het financieel instrument "EC Investment Partners" ten behoeve van de landen in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied en ten behoeve van Zuid-Afrika (94/C 287/07) COM(94) 358 def. - 94/0190(SYN) (Door de Commissie ingediend op 22 september 1994) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W, Gezien het voorstel van de Commissie, In samenwerking met het Europees Parlement, Overwegende dat de Gemeenschap zowel op financieel en technisch als op economisch gebied met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied en met Zuid-Afrika samenwerkt; Overwegende dat, om deze samenwerking te versterken, men onder meer investeringen moet aanmoedigen die in het belang van beide partijen zijn, met name investeringen van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO); Overwegende dat de Raad een consensus heeft bereikt over het belang van de rol van de particuliere sector in het ontwikkelingsproces; Overwegende dat gezamenlijke ondernemingen en investeringen van ondernemingen uit de Gemeenschap in ontwikkelingslanden voor deze landen bepaalde voordelen kunnen opleveren, onder meer kapitaaloverdracht, "know-how", werkgelegenheid, overdracht van opleidingen en vaardigheden, meer exportmogelijkheden en bevrediging van de lokale behoeften; Overwegende dat in 1988 een proefproject voor een periode van drie jaar werd opgezet met het oog op de bevordering, door middel van een financieel instrument "European Community Investment Partners" (ECIP), van gezamenlijke ondernemingen tussen de Gemeenschap en landen in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied, dat bij Verordening (EEG) nr. 319/92 van de Raad (1) werd voortgezet en verlengd voor een proefperiode van drie jaar met ingang van 1 januari 1992; Overwegende dat de Rekenkamer in december 1993 overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 319/92 inzake de tenuitvoerlegging van het financieel instrument ECIP advies uitbracht, waarin werd vastgesteld dat ECIP aan een reële behoefte voldoet waarmee de markt geen of slechts gedeeltelijk rekening houdt en specifieke aanbevelingen heeft gedaan voor de verbetering van het management; Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad de resultaten van de hun overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 319/92 toegezonden onafhankelijke evaluatie hebben bestudeerd, waaruit blijkt dat ECIP aan de voornaamste doelstelling voldoet om wederzijds voordelige investeringen in gezamenlijke ondernemingen EG/plaatselijke ondernemers te bevorderen in landen in Azië, Latijns-Amerika en het Middellandse-Zeegebied en dat het ECIP-instrument moet worden verlengd en versterkt; Overwegende dat de Raad op 25 februari 1992 Verordening (EEG) nr. 443/92 (2) inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië en op 29 juni 1992 Verordening (EEG) nr. 1763/92 (3) betreffende de financiële samenwerking met de mediterrane derde landen heeft vastgesteld; Overwegende dat de verlenging en verdieping van het instrument derhalve noodzakelijk is teneinde de mogelijkheden voor wederzijds voordelige acties in de landen van Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied ten volle te benutten; Overwegende dat de Raad van 19 april 1994 heeft vastgesteld dat teneinde EU-investeringen in KMO's in Zuid-Afrika aan te moedigen, voordelen gelijk aan de ECIP of het opvolgend instrument aan Zuid-Afrika kunnen worden verleend en dat hiertoe voor specifieke financiering van dit instrument zou worden gezorgd; Overwegende dat het bedrijfsleven in alle Lid-Staten tot een zo ruim mogelijke deelneming moet worden aangemoedigd; Overwegende dat de deelneming van alle Lid-Staten in de bevordering van hun investeringen in de landen van Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied en in Zuid-Afrika via de in ontwikkeling gespecialiseerde financiële instellingen dient te worden aangemoedigd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. In het kader van economische samenwerking met de landen in Latijns-Amerika, Azië, het Middellandse-Zeegebied en met Zuid-Afrika hanteert de Gemeenschap bijzondere samenwerkingsvormen, die gericht zijn op de bevordering van wederzijds voordelige investeringen door ondernemers uit de Gemeenschap, met name in de vorm van gezamenlijke ondernemingen met plaatselijke ondernemers uit de betrokken landen. 2. Met inachtneming van hun respectieve mogelijkheden en behoeften genieten de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) voorrang bij de toepassing van het instrument, terwijl de grote multinationale ondernemingen daarvoor niet in aanmerking komen. Artikel 2 Het financieel instrument "EC Investment Partners" (ECIP), hierna "het instrument" te noemen, biedt vier soorten faciliteiten voor de financiering van: 1. de aanwijzing van projecten en partners, via subsidies tot ten hoogste 50 % van de kosten van de acties, met een maximum van 100 000 ecu; evenwel in het geval van de voorbereiding van een privatisering of een "Build Operate and Transfer" (BOT)- of een "Build Operate and Own" (BOO)-project op het gebied van infrastructuur, nutsvoorzieningen of milieudiensten wanneer de begunstigde een regering of een overheidsinstantie is, kan deze faciliteit tot 100 % van de kosten van de operatie worden verhoogd met een maximum van 200 000 ecu (faciliteit 1); 2. uitvoerbaarheidsstudies en andere acties van ondernemers die gezamenlijke ondernemingen willen oprichten of willen investeren, via renteloze voorschotten tot ten hoogste 50 % van de kosten met een maximum van 250 000 ecu, waarbij de kosten voorafgaand aan de uitvoerbaarheidsstudie door een subsidie tot maximaal 10 000 ecu kunnen worden gefinancierd (faciliteit 2); 3. de kapitaalbehoeften van een gezamenlijke onderneming of van een plaatselijke onderneming met licentieovereenkomsten, ter dekking van de specifieke investeringsrisico's in ontwikkelingslanden, via deelneming aan de vorming van het eigen vermogen of via achtergestelde leningen tot ten hoogste 20 % van het eigen en het achtergestelde kapitaal van de gezamenlijke onderneming, met een maximum van 1 miljoen ecu (faciliteit 3); 4. opleiding, technische bijstand of bijstand aan het management ten behoeve van een bestaande of in oprichting zijnde gezamenlijke onderneming of van een plaatselijke onderneming met licentieovereenkomsten, via subsidies tot ten hoogste 50 % van de kosten van de acties met een maximum van 250 000 ecu (faciliteit 4). Voor een zelfde project mogen de bedragen van de faciliteiten 2, 3 en 4 niet meer dan dan 1 miljoen ecu bedragen. Artikel 3 1. De financiële instellingen worden, na advies van het in artikel 8 omschreven comité, door de Commissie gekozen uit ontwikkelingsbanken, handelsbanken, "merchant banks" en instellingen ter bevordering van investeringen. 2. De financiële instelling die een voorstel heeft ingediend volgens de criteria van artikel 6, ontvangt een vergoeding volgens een door de Commissie vast te stellen regeling. Artikel 4 1. Voor de in artikel 2 bedoelde faciliteit 1 worden de financieringsaanvragen hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van een financiële instelling, bij de Commissie ingediend door de instelling, de vereniging of het lichaam die (dat) partners en projecten aanwijst. 2. Voor de in artikel 2 bedoelde faciliteiten 2, 3 en 4 kunnen de aanvragen van de betrokken ondernemingen slechts door bemiddeling van de in artikel 3 gedefinieerde financiële instellingen worden ingediend. De middelen van de Gemeenschap worden uitsluitend via de financiële instelling aangevraagd en aan de deelnemende ondernemingen verstrekt. 3. Voor de in artikel 2 bedoelde faciliteit 2 moeten de financiële instellingen en de ondernemingen het risico van het project delen; indien de actie slaagt, kan de bijdrage van de Gemeenschap voor KMO's tot 100 % van de kosten worden verhoogd. 4. Voor de in artikel 2 bedoelde faciliteit 3 moet de financiële bijdrage van de financiële instellingen ten minste gelijk zijn aan die van de Gemeenschap. 5. Voor de in artikel 2 bedoelde faciliteit 4 komen alleen de kosten voor opleiding, technische bijstand of managementexpertise die door externe instanties wordt verricht, in aanmerking. 6. In de door de Commissie met de financiële instellingen gesloten kaderovereenkomsten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer overeenkomstig artikel 188 C van het Verdrag controle uitoefent op de activiteiten van deze instellingen die verband houden met de ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen komende financiële projecten. Artikel 5 1. De in het kader van het instrument verleende bijdragen zijn - naar gelang van het geval en overeenkomstig artikel 2 - hetzij subsidies, hetzij renteloze voorschotten, hetzij deelnemingen aan de vorming van het eigen vermogen of achtergestelde leningen. Deelnemingen in het kapitaal of achtergestelde leningen worden in beginsel door de financiële instellingen namens hen verkregen. Maar in uitzonderlijke gevallen, wanneer - ofwel de financiële instelling niet in eigen naam kan handelen vanwege voorschriften, om juridische redenen of vanwege haar statuten, - ofwel rechtstreeks financiële deelneming van de Gemeenschap noodzakelijk is om de initiatiefnemers in staat te stellen andere financiële bronnen bijeen te brengen die normaal gesproken als gevolg van de bijzondere politieke situatie of specifieke juridische obstakels in het gastland van de gezamenlijke onderneming niet zouden kunnen worden gemobiliseerd, kan de Commissie een financiële instelling opdragen om namens de Gemeenschap een rechtstreekse deelneming te houden. Alleen projecten met een bijzondere uitwerking op de ontwikkeling of op het milieu of die van betekenis zijn voor de overdracht van technologie, komen voor dergelijke rechtstreekse deelneming in aanmerking. De commerciële, industriële, investerings- en financiële beslissingen van de in het kader van het instrument opgerichte gezamenlijke ondernemingen ressorteren onder de uitsluitende bevoegdheid van deze ondernemingen. 2. Wat de in artikel 2 bedoelde faciliteit 2 betreft, worden de renteloze voorschotten terugbetaald volgens een door de Commissie vast te stellen regeling, met dien verstande dat de terugbetalingstermijnen zo kort mogelijk moeten zijn en in geen geval langer dan vijf jaar mogen zijn. Deze voorschotten dienen niet te worden terugbetaald, wanneer de studies een negatief resultaat te zien geven. 3. Wat de in artikel 2 bedoelde faciliteit 3 betreft, worden de dank zij dit instrument verkregen deelnemingen zo spoedig gecedeerd wanneer het project levensvatbaar is geworden, met inachtneming van de voorschriften inzake goed financieel beheer van de Gemeenschap. 4. Door het aflossen van achtergestelde leningen, het te gelde maken van deelnemingen, het betalen van rente en het uitkeren van dividenden onstaan revolverende fondsen die voor rekening van de Gemeenschap bij financiële instellingen in bewaring worden gegeven en volgens de eisen van het instrument worden beheerd overeenkomstig de beginselen van goed beheer, veiligheid en een passend rendement van de investering. Deze fondsen zijn bestemd voor de transacties van het instrument of brengen marktrente op, en worden zodanig gebruikt dat voor de transacties van het instrument zo weinig mogelijk een beroep op de algemene begroting van de Europese Unie moet worden gedaan. Alle door financiële instellingen gehouden tegoeden worden aan de Gemeenschap teruggestort, indien de instelling niet meer bij het instrument betrokken is of het instrument ophoudt te functioneren. Artikel 6 1. De projecten worden geselecteerd door de financiële instelling of, wanneer het gaat om de in artikel 2 bedoelde faciliteit 1, door de Commissie en de financiële instelling, naar gelang van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde kredieten en op basis van de volgende critera: a) de verwachte levensvatbaarheid van de investering en de kwaliteit van de initiatiefnemers; b) de bijdrage aan de ontwikkeling, die met name in het licht van de onderstaande elementen wordt geëvalueerd: - effect op de lokale economie, - toegevoegde waarde, - creëren van lokale werkgelegenheid, - bevordering van plaatselijk ondernemerschap, - overdracht van technologie en know-how, alsmede exploitatie van de toegepaste technieken, - verwerving van opleidingen en vaardigheden door de managers van het lokale personeel, - gevolgen voor de vrouw, - creëren van lokale werkgelegenheid zonder dat dit aanleiding geeft tot exploitatie van de werknemers, - effect op de handels- en betalingsbalans, - milieueffecten, - produktie en aanbod op de lokale markt van produkten die tot dusver moeilijk verkrijgbaar of van geringe kwaliteit waren, - gebruik van lokale grondstoffen en hulpbronnen. 2. De Commissie neemt het definitieve financieringsbesluit en gaat na of aan de in lid 1 genoemde criteria is voldaan en of de projecten verenigbaar zijn met de verschillende aspecten van het Gemeenschapsbeleid, alsmede of de projecten in het belang van zowel de Gemeenschap als het betrokken ontwikkelingsland zijn. Artikel 7 De landen die in aanmerking komen, zijn de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse-Zeegebied die vroeger in aanmerking zijn gekomen voor ontwikkelingssamenwerkingsacties van de Gemeenschap of die met de Gemeenschap regionale of bilaterale samenwerkings- of associatieovereenkomsten hebben gesloten, en Zuid-Afrika. Artikel 8 1. De Commissie legt het instrument ten uitvoer overeenkomstig deze verordening. 2. Bij de uitvoering van haar taak wordt de Commissie naar gelang van het geval bijgestaan door het bij artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 443/92 of door het bij artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1763/92 ingestelde comité; deze comités behandelen, voor wat de ECIP-doeleinden betreft, Zuid-Afrika betreffende aangelegenheden, totdat een specifiek comité is opgericht dat de financiële en economische samenwerking met dat land zal behandelen. 3. Het volgende wordt goedgekeurd krachtens de in lid 4 vastgestelde procedure: - de keuze van de financiële instellingen, rekening houdend met hun ervaring en geschiktheid om de projecten vooraf te selecteren volgens de criteria van artikel 6; - herziening van het bedrag en/of financieringsvoorwaarden van elke faciliteit en het totaal in het kader van de faciliteiten 2, 3 en 4 beschikbare bedrag zoals bepaald in artikel 2. 4. Ten aanzien van de in lid 3 bedoelde punten legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien de Raad binnen een maand na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld. 5. Voorts kan het comité, op initiatief van de Commissie of op verzoek van een van zijn leden, iedere aangelegenheid onderzoeken die verband houdt met de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name: - informatie over de in het afgelopen jaar gefinancierde projecten; - de omschrijving van de in artikel 9 beoogde onafhankelijke evaluatie; - alle andere gegevens die de Commissie aan het comité wil voorleggen. 6. Om te zorgen voor een samenhangende samenwerking en om de complementariteit van acties te verbeteren, wisselen de Commissie en de Europese Investeringsbank alle relevante informatie uit over de geplande financiering. Artikel 9 1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks uiterlijk op 30 april een uitvoeringsverslag betreffende het voorgaande jaar voor, met inbegrip van een statistisch overzicht. Dit verslag heeft met name betrekking op de geselecteerde projecten, de verleende kredieten en de terugbetalingen aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. 2. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de vijf jaar de resultaten van een onafhankelijke evaluatie van het instrument voor. 3. Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie en de Rekenkamer zoals vastgesteld in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen, laat de Commissie ieder jaar een onafhankelijke controle van de financiële instellingen en van de begunstigde organisaties van faciliteit 1 verrichten. Zij neemt in de kader- en specifieke overeenkomsten specifieke bepalingen op inzake anti-fraude maatregelen, met name een mechanisme voor de terugvordering van voorschotten die na een dergelijke controle niet geheel werden verantwoord. 4. Naar gelang van de behoefte kan een beroep worden gedaan op externe technische bijstand, op voorwaarde dat deze bijstand rechtstreeks verband houdt met de speciale aard van het ECIP-instrument en rechtstreeks de Alamed-landen en Zuid-Afrika ten goede komt. De kosten van deze technische bijstand bedragen maximaal 5 % van de beschikbare kredieten, met uitzondering van de honoraria die aan de financiële instellingen worden betaald en die rechtstreeks van de aan iedere afzonderlijk gefinancierde actie toegewezen kredieten worden afgeboekt. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. (1) PB nr. L 35 van 12. 2. 1992, blz. 1. (2) PB nr. L 52 van 27. 2. 1992, blz. 1. (3) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 5.