Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC0556

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap

    PB C 195 van 18.7.1994, p. 6–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC0556

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap

    Publicatieblad Nr. C 195 van 18/07/1994 blz. 0006


    Advies over het voorstel voor een beschikking van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap (1) (94/C 195/03)

    De Raad heeft op 18 januari 1994 besloten, overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité om advies te vragen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 15 april 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Connellan.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 315e Zitting (vergadering van 27 april 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. In zijn resolutie over een goede werking van de interne markt (2) heeft de Raad zich ertoe verbonden met alle Gemeenschapsinstellingen en de lid-staten samen te werken ten einde een goede werking van de interne markt te waarborgen en snel op te treden indien zich nieuwe belemmeringen voordoen die de eenheid van de interne markt in gevaar kunnen brengen. Met het oog hierop heeft de Raad de Commissie verzocht alle praktische regelingen voor te stellen die kunnen bijdragen tot een evenwichtig beheer van de interne markt.

    1.2. In aansluiting op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement betreffende het beheer van de wederzijdse erkenning van nationale voorschriften na 1992, heeft dit voorstel met name tot doel een eenvoudige procedure voor uitwisseling van informatie tussen de lid-staten en de Commissie vast te stellen, zodat de Gemeenschap de wederzijdse erkenning van nationale wetgevingen die niet in communautair verband zijn geharmoniseerd, op doorzichtige en pragmatische wijze kan beheren.

    1.3. Het ESC heeft rekening gehouden met zijn advies van 27 mei 1993 (3) over de Mededeling van de Commissie inzake "De werking van de interne markt van de Gemeenschap na 1992/Follow-up van het Verslag-Sutherland" en zijn advies van 22 september 1993 (4) m.b.t. het werkdocument van de Commissie inzake "Een strategisch programma voor de interne markt".

    1.4. Het Comité acht het van groot belang dat de doorzichtige werking van de interne markt wordt gewaarborgd en het betuigt zijn instemming met dit nieuwe initiatief waarmee beoogd wordt te bereiken dat de geldende regels zo consequent mogelijk worden toegepast.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Dit is de eerste keer dat de Gemeenschap in de gelegenheid is om nieuwe interne-marktwetgeving kritisch te bekijken aan de hand van de in het Verslag-Sutherland gedane aanbevelingen; dienovereenkomstig moet bij alle voorstellen voor wetgeving worden nagegaan of deze voldoen aan de vijf volgende criteria: noodzaak, doeltreffendheid, evenredigheid, consistentie en communicatie.

    2.2. De lid-staten kunnen in principe een uitzondering maken op het beginsel van het vrije verkeer van goederen als zij zich daartoe kunnen beroepen op artikel 36 van het EG-Verdrag of zich een van de door het Europees Hof van Justitie m.b.t. artikel 30 nader omschreven omstandigheden voordoet. Krachtens artikel 36 mogen lid-staten invoer uit andere lid-staten beperken met het oog op de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Redenen van algemeen belang die kunnen worden aangevoerd als in de jurisprudentie van het Hof m.b.t. artikel 30 van het Verdrag aanvaarde dwingende vereiste zijn met name de bescherming van de consument, verbetering van de arbeidsomstandigheden, eerlijk handelsverkeer, doeltreffende belastingcontrole en bescherming van het milieu. Uit dien hoofde uitgevaardigde verboden mogen evenwel geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lid-staten vormen. Ook moeten zij noodzakelijk zijn, d.w.z. ter zake doen (er moet een causaal veband tussen de genomen maatregel en het beoogde doel zijn), en er moet geen alternatief zijn waardoor het vrije verkeer van goederen of diensten minder belemmerd zou worden. Ten slotte moeten de maatregelen evenredig zijn met het beoogde doel of de praktische gevolgen van het verbod.

    2.3. Noodzaak

    De lid-staten hebben momenteel de mogelijkheid op grond van de onder paragraaf 2.2 genoemde criteria, nationale wettelijke voorschriften uit te vaardigen c.q. bestaande wetsbepalingen te handhaven, ook wanneer deze tot een beperking van het vrije verkeer van goederen kunnen leiden. Zij zijn echter in principe niet verplicht, de andere lid-staten daarvan officieel in kennis te stellen. Het is duidelijk noodzakelijk dat andere lid-staten weten om welke redenen, bijv. bovengenoemde, het vrij verkeer wordt beperkt.

    2.4. Doeltreffendheid

    In het voorstel wordt aanbevolen dat een lid-staat die wil afwijken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen, de overige lid-staten en de Commissie van de getroffen maatregelen in kennis moet stellen. Het Comité is van oordeel dat d.m.v. deze procedure de aandacht wordt gevestigd op belemmeringen van de interne markt en aan het criterium van doeltreffendheid wordt voldaan.

    2.5. Evenredigheid

    Volgens het voorstel moet de informatie worden verstrekt op een formulier bestaande uit één enkel vel papier. Het Comité vindt dat dit niet een te zware belasting voor de lid-staten betekent; er wordt dus voldaan aan het criterium van evenredigheid.

    2.6. Consistentie

    Als de Commissie en de lid-staten kunnen beschikken over op een formulier ter kennisgeving verstrekte informatie zal het gemakkelijker zijn nationale wetgeving die afwijkt van de regel van vrij verkeer van goederen en produkten te vergelijken, terwijl tevens consequenter controle zal kunnen worden uitgeoefend op de toepassing van de teksten - hetgeen zonder deze nieuwe bepalingen niet het geval zou zijn (sic).

    2.7. Communicatie

    Hoewel zulks niet uitdrukkelijk in de ontwerp-beschikking wordt bepaald, wordt aangenomen dat de Commissie jaarlijks, in haar verslag over de werking van de interne markt, algemene informatie over het aantal kennisgevingen en de aard daarvan zal verstrekken.

    Met het oog op een evenwichtige werking van de interne markt acht het Comité het gewenst dat deze informatie met een grotere frequentie wordt gegeven.

    2.8. Samenvatting

    Het Comité is van mening dat vooral kleine en middelgrote bedrijven gebaat zullen zijn bij de tenuitvoerlegging van dit voorstel, omdat deze bedrijven anders soms niet weten om welke redenen en op welke gronden de toegang van hun produkten tot een andere lid-staat is beperkt. Het Comité neemt er nota van dat de voorgestelde beschikking niet geldt voor diensten, en het beveelt aan dat daarvoor een soortgelijk voorstel wordt uitgewerkt.

    3. Bijzondere opmerkingen

    3.1. Noodzaak

    3.1.1. Sinds de voltooiing van de interne markt op 31 december 1992 zijn de grenscontroles afgeschaft en is een toenemende behoefte ontstaan aan beleidscoördinatie op alle terreinen waarop de regel van wederzijdse erkenning van toepassing is.

    3.1.2. Dit geldt voor specifieke gevallen die nog niet zijn geregeld bij ontwerpen van technische voorschriften welke al op grond van Richtlijn 83/189/EEG (1) zijn aangemeld dan wel vallen onder Beschikking 89/45/EEG waarbij een algemeen verbod voor een specifiek produkt is opgelegd omdat dit gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de consumenten oplevert. Er zijn talrijke produkten, zoals b.v. industriële onderdelen, waarop geen van beide wetsteksten van toepassing is.

    3.1.3. Dank zij de voorgestelde kennisgevingsprocedure zal het vertrouwen van consumenten, werknemers en ondernemers in het wetgevend proces van de Gemeenschap toenemen.

    3.2. Doeltreffendheid

    3.2.1. In artikel 1 wordt bepaald dat een lid-staat de Commissie en de overige lid-staten in kennis moet stellen van zijn besluit om de toegang van een produkt tot de markt te beperken of totaal te verbieden, dan wel om dit produkt uit de markt te nemen.

    3.2.2. Het Comité wil verzekeren dat er geen onduidelijkheid over de interpretatie van de woorden "goederen" en "produkten" bestaat. Beide termen worden in dit artikel gebezigd. Onder "produkten" kunnen ook bepaalde diensten worden begrepen. Aan de andere kant heeft het Hof van Justitie in een recente uitspraak een verschil gemaakt tussen goederen en de omstandigheden waaronder deze worden verkocht, b.v. waarmerken of doorverkoop met verlies. Het Hof besliste dat bepaalde verkoopvoorwaarden niet onder het toepassingsgebied van artikel 30 vallen. Om deze redenen is het van wezenlijk belang dat de termen "goederen" en "produkten" in dit artikel duidelijk omschreven worden, zonder evenwel de deur te sluiten voor nieuwe ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Hof van Justitie.

    Bovendien is het van fundamenteel belang dat de reikwijdte van de voorgestelde beschikking duidelijk afgebakend wordt. Daarbij moeten ook belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen die door het Hof wellicht niet worden geacht onder artikel 30 te vallen, in aanmerking worden genomen.

    3.2.3. Het kan zijn dat niet alle beperkingen van het vrije goederenverkeer door de lid-staten worden gemeld. Alle individuele personen en groepen hebben het recht beperkingen van de markt onder de aandacht van de Commissie te brengen. Het is van essentieel belang dat de Commissie alle informatie betreffende in de praktijk bestaande stituaties ontvangt.

    Het Comité vindt dat zelfstandige handelaren, consumenten of verenigingen moeten worden aangemoedigd de Commissie te informeren als zij vaststellen dat een lid-staat wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen treft die ingaan tegen het beginsel van vrij verkeer van goederen.

    Hier is een rol weggelegd voor de Euro Info Centra, evenals voor het ESC.

    3.2.4. Bovendien stelt het Comité voor, in het kader van de reeks hoorzittingen over de werking van de interne markt die het in zijn advies van 22 september 1993 (1) heeft aangekondigd, ook nationale maatregelen die afwijken van het beginsel van vrij verkeer van goederen aan een onderzoek te onderwerpen.

    3.3. Evenredigheid

    3.3.1. Artikel 4 bepaalt dat de verplichte kennisgeving moet bestaan uit:

    - een afschrift van het besluit van de nationale overheid, en

    - een formulier waarop de vereiste gegevens worden vermeld.

    Zij dient te geschieden binnen 30 dagen vanaf de dag waarop het besluit door de betrokken lid-staat is genomen.

    3.3.2. Het Comité juicht het toe dat voor deze pragmatische aanpak is gekozen waarbij alleen om essentiële informatie wordt gevraagd. Met betrekking tot de aanmelding van ontwerpen van technische voorschriften op grond van Richtlijn 83/189/EEG heeft de ervaring geleerd dat 300 à 400 aanmeldingen per jaar worden gedaan. De voorgestelde beschikking verplicht tot kennisgeving van uitzonderingen op een krachtens artikel 36 van het Verdrag geharmoniseerde kaderregeling. Het valt daarom te verwachten dat er in dit geval wat minder aanmeldingen zullen zijn.

    3.3.3. Het beginsel van evenredigheid moet wel in acht worden genomen, maar mag geen alibi gaan vormen dat tot schending van het meer algemene beginsel van het vrije verkeer van goederen aanmoedigt.

    Het moet daarom duidelijk zijn dat een lid-staat die de in deze beschikking voorgestelde, eenvoudige procedure niet in acht neemt, voor het Hof kan worden gedaagd.

    3.4. Consistentie

    3.4.1. Hoofddoel van de kennisgevingsprocedure is te verzekeren dat het beginsel van wederzijdse erkenning, op enkele zeldzame uitzonderingen na, in de gehele Gemeenschap in acht wordt genomen. In geval van uitzonderingen kunnen de lid-staten zich bij die situatie neerleggen dan wel een geschil daaromtrent op bilaterale basis bijleggen. Anders kunnen de EG-instellingen tussenbeide komen. Het verdient aanbeveling, op EG-niveau daartoe in een verzoeningsprocedure te voorzien.

    3.4.2. Er zou naar moeten worden gestreefd praktische oplossingen te vinden en geschillen zo spoedig mogelijk te regelen. Het is zaak dat door de Commissie duidelijke, eenvoudige, snelle en doeltreffende procedures worden uitgewerkt voor de behandeling van zaken waarbij een geschil tussen verschillende lid-staten moet worden bijgelegd. Uiterlijk 6 maanden na de kennisgeving van afwijking door een lid-staat zou een besluit moeten worden genomen.

    3.4.3. De bevoegdheden van de Commissie op dit terrein vloeien voort uit de haar in artikel 155 opgedragen taak om toezicht te houden op de uitvoering van het Verdrag. Daarom kan zij, uitgaande van de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, de lid-staten er, wanneer nodig, op wijzen dat zij het risico lopen op grond van artikel 169 voor het Hof te worden gedaagd.

    3.5. Communicatie

    3.5.1. Artikel 6 bepaalt dat de lid-staten en de Commissie niet gehouden zijn gegevens openbaar te maken die door hun aard onder het beroepsgeheim vallen, tenzij er gezondheids- of veiligheidsproblemen in het geding zijn.

    3.5.2. Artikel 8 verplicht de Commissie om binnen twee jaar na de publikatie van deze beschikking een verslag uit te brengen. Aangenomen wordt dat in dit verslag een algemene evaluatie van de werking van de beschikking zal worden gegeven.

    3.5.3. Het Comité neemt er nota van dat de Commissie krachtens artikel 8 binnen twee jaar vanaf de kennisgeving van de beschikking bij het Parlement en bij de Raad verslag moet uitbrengen over de toepassing ervan en de wijzigingen moet voorstellen die zij noodzakelijk acht. Het Comité dringt erop aan dat ook het Economisch en Sociaal Comité bij deze verslaggeving wordt betrokken.

    3.5.4. Bovendien zal de Commissie in haar jaarverslag over de werking van de interne markt een verslag opnemen van de op grond van de beschikking aangemelde nationale maatregelen. In dit verslag zou ook een analyse van belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen moeten worden gemaakt. Voorts adviseert het Comité, een lijst van alle gemelde maatregelen die nog van kracht zijn in latere jaarverslagen op te nemen. In dit verband is het van essentieel belang dat een aangemelde, maar inmiddels afgeschafte uitzondering, van de lijst wordt geschrapt.

    3.5.5. Het Comité beveelt aan dat alle op grond van de beschikking aangemelde maatregelen met grotere regelmaat, b.v. driemaandelijks, door de Commissie of de lid-staten worden bekendgemaakt. Handelaren en consumenten dienen zo snel mogelijk over dergelijke, voor de handel belangrijke informatie te kunnen beschikken.

    4. Conclusie

    Het Comité juicht het voorstel ten zeerste toe en vindt dat dit voorziet in een belangrijke leemte door te verzekeren dat de interne markt op een consequente en doorzichtige wijze wordt beheerd. Naar zijn mening voldoen de kennisgevingsprocedures aan de essentiële vereisten van noodzaak, doeltreffendheid, evenredigheid, consistentie en communicatie, mits met de hierboven voorgestelde wijzigingen rekening wordt gehouden.

    Gedaan te Brussel, 27 april 1994.

    De Voorzitter

    van het Economischen Sociaal Comité

    Susanne TIEMANN

    (1) PB nr. C 18 van 21. 1. 1994, blz. 13.

    (2) PB nr. C 334 van 18. 12. 1992.

    (3) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993.

    (4) PB nr. C 304 van 10. 11. 1993.

    (5) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983.

    (6) PB nr. C 304 van 10. 11. 1993.

    Top