EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1923

Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1923 van de Commissie van 10 juli 2024 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op titaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

C/2024/4821

PB L, 2024/1923, 11.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1923/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1923/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1923

11.7.2024

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/1923 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2024

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op titaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 13 november 2023 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van titaandioxide (“TiO2”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het betrokken land” of “de VRC”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 29 september 2023 was ingediend door de European Titanium Dioxide Ad Hoc Coalition (“de klager”). De klacht werd ingediend namens de bedrijfstak van de Europese Unie (“de Unie”) voor TiO2 in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(3)

De Commissie heeft de invoer van het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1617 van de Commissie (“de registratieverordening”) (3) aan registratie onderworpen.

1.3.   Belanghebbenden

(4)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klager, de producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en hun representatieve verenigingen, de autoriteiten van de Volksrepubliek China en de haar bekende importeurs, handelaren en gebruikers specifiek in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd mee te werken.

(5)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

1.4.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(6)

Verscheidene partijen hebben opmerkingen over de opening van het onderzoek ingediend. Deze hadden betrekking op de productomschrijving, de vermeende door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, de bij de schadeberekening gebruikte streefwinst, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie. Al die opmerkingen komen verderop aan bod in de desbetreffende punten van deze verordening.

1.5.   Steekproef

(7)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten in de Unie

(8)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van de productie- en de verkoopvolumes, rekening houdend met de geografische ligging van de ondernemingen. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 50 % van de totale productie in de Unie en 65 % van het volume van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. Er werden geen opmerkingen ontvangen over de steekproef van producenten in de Unie. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

Steekproef van niet-verbonden importeurs

(9)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(10)

Eén niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en heeft ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(11)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(12)

In totaal hebben 29 producenten-exporteurs in de VRC de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef samengesteld van zeven ondernemingen die behoren tot twee concerns; bij het samenstellen van de steekproef is de Commissie uitgegaan van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht.

(13)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er werden geen opmerkingen over de steekproef ontvangen.

1.6.   Individueel onderzoek

(14)

Twee producenten-exporteurs in de VRC hebben aangegeven dat zij om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening wensten te verzoeken. De producenten die daarom hebben verzocht, hebben echter niet binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn de specifieke vragenlijst voor de producenten-exporteurs ingevuld. Uiteindelijk zijn er dan ook geen verzoeken om individueel onderzoek ontvangen.

1.7.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

(15)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende importeurs en gebruikers. Dezelfde vragenlijsten werden op de dag van de opening van het onderzoek online (4) beschikbaar gesteld.

(16)

De Commissie heeft de overheid van de VRC (“de Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(17)

Bovendien heeft de klager in de klacht voldoende voorlopig bewijsmateriaal verstrekt voor verstoringen van de grondstoffenmarkt in de VRC wat het betrokken product betreft. Derhalve had het onderzoek, zoals aangekondigd in het bericht van inleiding, betrekking op deze verstoringen van de grondstoffenmarkt om te bepalen of artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening moesten worden toegepast op de VRC. Daarom heeft de Commissie de Chinese overheid in dit verband aanvullende vragenlijsten gestuurd.

(18)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de twee in de steekproef opgenomen groepen van Chinese producenten-exporteurs en zes gebruikers. De Commissie heeft van de Chinese overheid geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen.

(19)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

Kronos Titan GmbH, Leverkusen, Duitsland, en haar verbonden ondernemingen:

Kronos Europe SA/N.V., Gent, België;

Société Industrielle du Titane, Parijs, Frankrijk.

Precheza a.s., Olomouc, Tsjechië, en haar verbonden onderneming:

Agrofert Italia SRL, Monza, Italië;

Tronox Pigments Holland B.V., Rotterdam, Nederland.

 

Gebruikers

Akzo Nobel Sourcing B.V., Amsterdam, Nederland;

Flint Group GmbH, Hilversum, Nederland;

Munksjö Paper AB, Aalen, Duitsland;

Felix Schoeller GmbH & Co. KG, Osnabrück, Duitsland;

Sherwin-Williams Italy SRL, Bologna, Italië;

A. Schulman Plastics, Rotterdam, Nederland.

Producenten-exporteurs in de VRC:

 

Anhui Gold Star-groep

Anhui Gold Star Titanium Dioxide (Group) Co., Ltd (“Anhui-groep”);

ANHUI GOLD STAR TITANIUM DIOXIDE TRADING COMPANY LIMITED (“Anhui Trading”).

 

LB Group

LB GROUP CO., LTD. (“LB”);

HENAN BILLIONS ADVANCED MATERIAL CO., LTD. (“HB”);

LB LUFENG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD. (“LL”);

LB SICHUAN TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.(“LS”);

LB XIANGYANG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD. (“LX”).

1.8.   Onderzoekstijdvak en beoordelingsperiode

(20)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(21)

Dit onderzoek heeft betrekking op titaandioxide, met de chemische formule TiO2, in alle vormen, als titaanoxiden of in pigmenten en preparaten op basis van titaandioxide, met een gehalte aan titaandioxide van ten minste 80 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, en met alle soorten deeltjesgroottes, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2823 00 00 en 3206 11 00 (Taric-codes 2823000010 en 2823000030) (“het onderzochte product”).

(22)

TiO2 is ingedeeld onder de registratienummers 12065-65-5 en 13463-67-7 van de Chemical Abstract Service (CAS RN) (“het onderzochte product”).

(23)

Titaandioxide is een chemisch product in de vorm van fijn wit poeder. Het wordt gebruikt in verschillende industriële producten en consumptiegoederen zoals verf, coatings, papier, kunststoffen, rubber, textiel, farmaceutische producten enz. Titaandioxide verspreidt licht uitstekend en wordt daarom toegepast wanneer witte ondoorschijnendheid en helderheid vereist zijn.

2.2.   Betrokken product

(24)

Bij het betrokken product gaat het om het onderzochte product van oorsprong uit de VRC.

2.3.   Soortgelijk product

(25)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product bij uitvoer naar de Unie;

het onderzochte product dat in de VRC wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het onderzochte product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd en aldaar wordt verkocht.

(26)

De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.4.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(27)

Verschillende partijen hebben binnen de daarvoor geldende termijn argumenten betreffende de productomschrijving ingediend.

(28)

Ten eerste verzocht een gebruiker, Schulman Plastics SAS (“Schulman Plastics”) om uitbreiding van de productomschrijving met het product “Masterbatch White”.

(29)

Ten tweede voerde een gebruiker, Akzo Nobel Sourcing B.V. (“AkzoNobel”), aan dat de structuur van het productcontrolenummer (PCN) moest worden gewijzigd.

(30)

Ten derde voerde een gebruiker, Munksjö Paper AB (“Munksjö”), aan dat de productomschrijving onduidelijk was en verzocht hij de Commissie te verduidelijken dat het zogeheten TiO2 van laminaatkwaliteit, een specifiek type TiO2 dat wordt gebruikt bij de productie van lamineerpapier, niet onder de productomschrijving valt. Munksjö heeft dit verzoek vervolgens ingetrokken en de Commissie verzocht om TiO2 van laminaatkwaliteit van de productomschrijving van het onderzoek uit te sluiten of, subsidiair, het vrij te stellen van antidumpingrechten in het kader van de regeling bijzondere bestemming van artikel 254 van het douanewetboek van de Unie (DWU) (5). Munksjö heeft dit laatste verzoek ingediend samen met een andere gebruiker, Felix Schoeller GmbH & Co. KG (“Felix”).

(31)

Ten vierde verzocht een gebruiker, Treibacher Industrie AG (“Treibacher”), om TiO2 met een zuiverheid van minstens 99,9 % van de productomschrijving uit te sluiten.

(32)

Ten slotte verzochten twee gebruikers, Flint Group GmbH (“Flint”) en Sun Chemical Ltd (“Sun Chemical”) afzonderlijk om een specifiek type TiO2 dat alleen als pigment wordt gebruikt bij de productie van inkt in de grafische industrie (“grafisch TiO2”), van de productomschrijving uit te sluiten. Daarnaast verzocht Flint om grafisch TiO2 bij wijze van alternatief vrij te stellen van antidumpingrechten in het kader van de regeling bijzondere bestemming van artikel 254 DWU.

(33)

Voorts heeft de Commissie de verzoeken van verschillende partijen met betrekking tot de uitsluiting van producten niet in aanmerking genomen, omdat die verzoeken werden ingediend na het verstrijken van de termijn voor het indienen van argumenten betreffende de productomschrijving. Die verzoeken hadden betrekking op ongecoat TiO2 voor niet-witte pigmenten en TiO2 van levensmiddelenkwaliteit. Toen de termijn voor het indienen van argumenten al was verstreken, heeft ook de Confederation of European Paper Industries (CEPI) verzocht om TiO2 van laminaatkwaliteit van de productomschrijving uit te sluiten. Daarnaast heeft AkzoNobel in haar na de uiterste termijn voor het indienen van argumenten betreffende de productomschrijving ingediende antwoord op de vragenlijst verzocht om uitsluiting van TiO2 dat met het chlorideproces is geproduceerd.

2.4.1.   Masterbatch White

(34)

Schulman Plastics voerde aan dat de productomschrijving moet worden uitgebreid met “Masterbatch White” (MW) (momenteel ingedeeld onder Taric-code 3206190090). MW is een geconcentreerd mengsel van basiselementen zoals pigmenten, kleurstoffen, dragers, dispergeermiddelen en additieven. Deze worden ingekapseld in een thermohardende hars, waarvan, eenmaal afgekoeld, korrels worden gemaakt, die worden gebruikt om kunststof te kleuren of de eigenschappen van kunststof te verbeteren. TiO2 is als wit pigment een belangrijk bestanddeel van MW, dat daarmee kunststoffen wit kan kleuren. Schulman Plastics voerde derhalve aan dat de stijging van de kosten van de invoer van TiO2 in de Unie als gevolg van antidumpingrechten zal leiden tot een verlegging van Chinese TiO2 naar de productie van MW in de VRC. Dit zou weer leiden tot een verdere toename van de invoer/dumping van goedkopere Chinese MW in de Unie, waardoor de producenten van MW in de Unie niet doeltreffend zouden kunnen concurreren.

(35)

Op basis van het tijdens het onderzoek verzamelde bewijsmateriaal en de beschrijving die Schulman Plastics zelf geeft van MW, heeft de Commissie opgemerkt dat het onderzochte product, zoals gedefinieerd in het bericht van inleiding en herhaald in overweging 21, wordt gebruikt als grondstof voor de productie van MW, waardoor MW een downstreamproduct van het onderzochte product is. Dit wordt verder bevestigd door het feit dat Schulman Plastic bij de Commissie de vragenlijst voor gebruikers heeft ingediend, waaruit bovendien duidelijk werd dat het onderzochte product een van de belangrijkste grondstoffen is die de onderneming gebruikt bij de productie van MW.

(36)

Daarom kon de klacht ook geen bewijsmateriaal bevatten op basis waarvan de Commissie zou kunnen beoordelen of er aanwijzingen zijn dat bij de invoer van MW van oorsprong uit de VRC sprake is van dumping en daaruit voortvloeiende schade, aangezien voor de berekening van de normale waarde voor MW benchmarks nodig zijn voor andere grondstoffen dan degene die worden gebruikt voor het onderzochte product volgens de huidige definitie. Het toepassingsgebied van dit onderzoek kon dus niet worden uitgebreid met MW, en het bestaan van dumpingpraktijken en daaruit voortvloeiende schade voor de producenten van MW in de Unie zou in een afzonderlijk antidumpingonderzoek moeten worden beoordeeld.

(37)

Daarom heeft de Commissie het verzoek om uitbreiding van het toepassingsgebied van dit onderzoek met MW, afgewezen.

2.4.2.   Argumenten over de PCN-structuur

(38)

AkzoNobel voerde aan dat de PCN-structuur die de Commissie voor dit onderzoek heeft vastgesteld, moet worden uitgebreid met een extra veld om rekening te houden met de oppervlaktebehandeling van verschillende soorten TiO2, aangezien: i) de meeste soorten in de handel verkrijgbaar TiO2 een oppervlaktebehandeling hebben ondergaan; ii) een dergelijke oppervlaktebehandeling gevolgen heeft voor de prestaties van TiO2 in verschillende toepassingen; en iii) producenten de oppervlaktebehandeling vermelden op de informatiebladen van de soorten TiO2 die zij produceren en verkopen. Daarnaast voerde AkzoNobel aan dat het PCN-veld voor “TiO2-gehalte in gewichtspercent” niet gedetailleerd genoeg is om de marktomstandigheden weer te geven. AkzoNobel stelde met name voor om de PCN-categorie voor producten met een TiO2-gehalte in gewichtspercent tussen 80 % en 98,5 %, op te splitsen in drie subcategorieën: 80 % tot 90 %, 90 % tot 95 %, en 95 % tot 98,5 %.

(39)

De klager bestreed deze argumenten door op te merken dat de oppervlaktebehandeling een minimaal aandeel heeft in de productiekosten en dus niet in aanmerking hoeft te worden genomen in de PCN-structuur. De klager merkte verder op dat de huidige categorie “TiO2-gehalte in gewichtspercent” gedetailleerd genoeg is om de marktomstandigheden weer te geven en een vergelijking tussen soortgelijke producten te waarborgen, terwijl de toevoeging van twee extra categorieën aan dit veld het onderzoek enkel nodeloos ingewikkelder zou maken.

(40)

AkzoNobel heeft op bovenstaande opmerkingen van klager gereageerd. AkzoNobel voerde aan dat de PCN-structuur niet alleen is opgezet om de productiekosten voor verschillende soorten TiO2, maar ook de verkoopprijzen op billijke wijze te vergelijken, wat impliceert dat verschillende soorten oppervlaktecoating invloed hebben op de verkoopprijs, aangezien de coating gevolgen heeft voor de gebruiksdoelen van bepaalde soorten TiO2 Bovendien heeft AkzoNobel aan de hand van de informatiebladen over de soorten TiO2 uit de portefeuille van Kronos, een producent in de Unie, aangetoond dat door de toevoeging van twee extra PCN’s aan het veld “TiO2-gehalte in gewichtspercent” de soorten TiO2 die Kronos produceert gelijkmatiger zouden worden verspreid over verschillende PCN’s, stellende dat dergelijke nader uit te splitsen PCN’s nuttiger zouden zijn.

(41)

Tijdens het onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat de meeste soorten TiO2 die door zowel de producenten in de Unie als de producenten-exporteurs in de handel worden gebracht, een oppervlaktebehandeling hebben ondergaan. Bij een dergelijke oppervlaktebehandeling worden verschillende combinaties van een of meer chemische stoffen gebruikt, die van invloed zijn op de prestaties van het product in verschillende toepassingen en daarom worden vermeld op de informatiebladen en/of in de verkoopbrochures van de producenten.

(42)

De Commissie herinnert er in dit verband aan dat het doel van het PCN is om overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening te zorgen voor een billijke prijsvergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs. De Commissie heeft echter geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit blijkt dat er een verband bestaat tussen de specifieke chemische stoffen die in de coating zijn aangetroffen en de prijzen van de producenten-exporteurs.

(43)

Bovendien heeft geen van de aan het onderzoek meewerkende producenten-exporteurs bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde PCN-structuur op grond dat die zou leiden tot een onbillijke vergelijking van prijzen.

(44)

De Commissie heeft dus geen reden gevonden om de PCN-structuur zo te wijzigen dat deze de betreffende factoren weerspiegelt en heeft het verzoek van AkzoNobel afgewezen.

2.4.3.   Verzoeken tot uitsluiting van producten

(45)

Zoals toegelicht in de overwegingen 27 tot en met 33, hebben verschillende partijen verzocht om uitsluiting van bepaalde producten. Bij de beoordeling van die verzoeken heeft de Commissie gekeken naar i) de fysische, chemische en technische basiseigenschappen van die productsoorten; ii) het eindgebruik en de onderlinge verwisselbaarheid; iii) de perceptie van de eindafnemer; iv) de gevolgen van de rechten voor de gebruiker; v) alternatieve leveringsbronnen, en vi) de gevolgen van de vrijstelling voor de rechten.

2.4.3.1.   TiO2 van laminaatkwaliteit

(46)

Felix en Munksjö hebben gezamenlijk verzocht om TiO2 van laminaatkwaliteit uit te sluiten van de productomschrijving (of anders te laten vallen onder de regeling bijzondere bestemming krachtens artikel 254 DWU), omdat dit een bijzonder type TiO2 is dat alleen wordt gebruikt voor de productie van lamineerpapier. In haar opmerkingen van 21 januari 2024 heeft ook de CEPI afzonderlijk verzocht om TiO2 van laminaatkwaliteit van de productomschrijving uit te sluiten. Het verzoek van de CEPI werd na het verstrijken van de termijn voor het indienen van argumenten betreffende de productomschrijving (23 november 2023) ingediend, zoals opgemerkt in overweging 33. De analyse in dit punt is dus alleen gebaseerd op de door Felix en Munksjö verstrekte informatie.

(47)

De klager heeft op 2 mei 2024 aanvullende opmerkingen over dit verzoek ingediend, waarop Felix en Munksjö hebben gereageerd in hun opmerkingen van 22 mei 2024. Aangezien de opmerkingen van de klager dateren van na de uiterste termijn van 29 januari 2024 voor opmerkingen over door andere belanghebbenden ingediende informatie, werd geen van deze aanvullende opmerkingen in aanmerking genomen. Op 30 mei 2024 brachten Felix en Munksjö middels nieuwe opmerkingen ook nieuwe feitelijke informatie in. Aangezien het onderzoek zich al in een laat stadium bevond, kon bij de voorlopige bevindingen geen rekening worden gehouden met deze informatie.

(48)

Lamineerpapier (ook bekend als decorpapier) is een speciaal papier dat wordt gebruikt als oppervlaktebekleding van verschillende soorten meubels en in een breed scala aan andere decoratieve toepassingen. De twee gebruikers voerden aan dat het TiO2 waarmee dat papier wordt gekleurd, een specifiek type TiO2 is dat niet geschikt is voor andere toepassingen, aangezien het moet worden bedekt met een dikke laag fosforhoudende coating. Dankzij deze speciale coating wordt het TiO2 goed geabsorbeerd in de papiervezels en wordt het zeer kleurvast, waarbij wordt voorkomen dat de TiO2-moleculen (en dus het eindproduct) grijs uitslaan; dat gebeurt niet omdat de moleculen in de melaminehars niet in contact komen met de lucht.

(49)

De twee gebruikers verwezen naar het besluit van de Commissie van 4 juli 2018 in de concentratiezaak Tronox/Cristal (6), waarin de Commissie concludeerde dat titaandioxidepigment voor gebruik in lamineerpapier en titaandioxidepigment voor gebruik in andere eindtoepassingen slechts in beperkte mate onderling substitueerbaar waren aan de vraagzijde.

(50)

De klager merkte op dat het aanbrengen van het type oppervlaktecoating dat is bestemd voor TiO2 van laminaatkwaliteit geen invloed heeft op het gewicht van de TiO2-deeltjes, noch op de grootte van het oppervlak in vergelijking met andere soorten TiO2, zoals kunststof- of coatingtoepassingen, en dat de coating sowieso maar een klein aandeel in de productiekosten heeft. Voorts voerde de klager aan dat de drie chemische stoffen die bij de oppervlaktebehandeling worden gebruikt, door alle TiO2-producenten op grote schaal worden toegepast in hun formules voor uiteenlopende TiO2-houdende productsoorten (ook voor verf, coatings, kunststoffen en andere toepassingen), waaruit blijkt dat geen van deze chemische stoffen uitsluitend wordt gebruikt voor producten van laminaatkwaliteit.

(51)

Na beoordeling van de criteria van overweging 45 heeft de Commissie geconcludeerd dat TiO2 van laminaatkwaliteit dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen heeft als andere soorten TiO2. Zowel TiO2 van laminaatkwaliteit als bepaalde andere soorten TiO2 hebben een fosforhoudende coating, hoewel fosfor in groter gehalte aanwezig is in TiO2 van laminaatkwaliteit. De Commissie concludeerde voorts dat TiO2 van laminaatkwaliteit door de specifieke kenmerken van de coating geschikt is voor de productie van lamineerpapier, aangezien deze speciale coating voorkomt dat het papier grijs uitslaat bij blootstelling aan zonlicht. De Commissie stelde echter vast dat verschillende producenten-exporteurs dit type TiO2 ook aanprijzen voor gebruik in pvc en duurzame kunststoffen, wat erop wijst dat het ook voor andere toepassingen en andere eindgebruiksdoeleinden kan worden gebruikt.

(52)

TiO2 vertegenwoordigt ongeveer [25-35] % van de totale productiekosten van deze gebruikers, die tussen [10-40] % van hun TiO2 betrekken in de VRC. De twee gebruikers hebben aangevoerd dat de TiO2-producenten in de Unie slechts beperkte hoeveelheden TiO2 zouden kunnen leveren, die ontoereikend zijn om aan hun totale vraag te voldoen.

(53)

Na analyse van het bewijsmateriaal en de opmerkingen van de twee gebruikers en de klager heeft de Commissie geconstateerd dat er geen redenen zijn om TiO2 van laminaatkwaliteit van de productomschrijving uit te sluiten, aangezien het dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen heeft als andere soorten TiO2 en in beginsel voor andere doeleinden kan worden gebruikt. De Commissie zag voorts evenmin redenen om de regeling bijzondere bescherming toe te passen, aangezien de producenten van lamineerpapier, ook indien de invoer van TiO2 uit de VRC volledig zou wegvallen, op basis van de informatie waarover zij beschikte in deze fase, toegang zouden hebben tot voldoende alternatieve leveringsbronnen, zowel binnen de Unie als vanuit andere derde markten, zoals Mexico.

2.4.3.2.   TiO2 met een zuiverheid van minstens 99,9 %

(54)

Eén gebruiker, Treibacher, verzocht TiO2 met een zuiverheid van minstens 99,9 % van de productomschrijving uit te sluiten omdat dit TiO2 alleen in de VRC beschikbaar is en wordt gebruikt voor specifieke nichetoepassingen. Deze gebruiker heeft echter nooit de vragenlijst beantwoord of bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat aan de criteria van overweging 45 is voldaan. Daarom kon de Commissie de criteria voor de uitsluiting van het product niet toetsen en heeft zij dit verzoek derhalve afgewezen.

2.4.3.3.   Grafisch TiO2

(55)

Twee gebruikers verzochten om grafisch TiO2 van de productomschrijving uit te sluiten: Sun Chemical en Flint. Sun Chemical diende haar opmerkingen in na het verstrijken van de termijn voor de indiening van argumenten betreffende de productomschrijving en heeft de vragenlijst niet beantwoord, terwijl Flint haar opmerkingen binnen de termijn heeft ingediend en ook antwoorden op de vragenlijst heeft verstrekt die de Commissie kon controleren. De onderstaande analyse is dus alleen gebaseerd op de door Flint verstrekte informatie.

(56)

Flint voerde aan een zeer hoogwaardig type TiO2 te gebruiken, dat een nicheproduct is dat alleen wordt gebruikt voor inkt in de grafische industrie en een speciaal productieproces en specifieke knowhow vereist.

(57)

De Commissie stelde vast dat grafisch TiO2 dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen heeft als andere soorten TiO2, aangezien het een standaardproduct van rutiel is waarvan de coating chemische stoffen bevat die ook worden aangetroffen in tal van andere soorten TiO2. Hoewel de chemische eigenschappen van grafisch TiO2 niet onderscheidend zijn, heeft de Commissie vastgesteld dat er inderdaad specifieke knowhow nodig is voor de productie ervan, waarover slechts een beperkt aantal producenten in de Unie en in de VRC beschikt. Flint kocht ook beperkte hoeveelheden van andere soorten TiO2 in voor andere doeleinden dan grafische inkt.

(58)

Hoewel in principe ook andere soorten TiO2 kunnen worden gebruikt voor de productie van inkt, zouden de prestaties dan veel slechter zijn. Flint heeft verscheidene soorten TiO2 van verschillende producenten getest in haar inktformules en heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat die over het algemeen geen bevredigende kwaliteit opleveren. De Commissie concludeerde derhalve dat producenten van grafische inkt inderdaad beperkte mogelijkheden hebben om over te stappen naar andere leveranciers, hetgeen ook werd bevestigd in de concentratiezaak Hutsman/Rockwoods (7), en dat de prestaties van grafisch TiO2 in eindproducten van invloed zouden zijn op de perceptie van de afnemers. Evenwel werd niet aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie de grafische industrie onvoldoende zou kunnen bevoorraden.

(59)

Hoewel grafisch TiO2 niet volledig kan worden vervangen door andere soorten TiO2, heeft het wel dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen. De Commissie concludeerde derhalve dat er geen reden is om het product uit te sluiten.

(60)

Aangezien evenmin is aangetoond dat grafisch TiO2 bijzondere fysische, chemische en technische eigenschappen heeft in vergelijking met andere soorten TiO2, laat staan een duidelijk omschreven eindgebruik gelet op het grote aantal recepten dat Flint voor zijn producten gebruikt, heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de douaneautoriteiten niet zouden kunnen nagaan of inderdaad sprake is van grafisch TiO2 dat wordt gebruikt bij de productie van inkt, met name omdat Flint ook andere soorten TiO2 voor andere doeleinden inkoopt. Ten slotte kon de gebruiker niet duidelijk aantonen dat zijn winstgevendheid sterk te lijden zou hebben onder de rechten. Daarom heeft de Commissie het verzoek om vrijstelling krachtens de regeling bijzondere bestemming afgewezen.

2.4.3.4.   Niet gecoat TiO2 voor niet-witte pigmenten

(61)

In haar opmerkingen van 18 december 2023 verzocht Sun Chemical de Commissie om, naast grafisch TiO2 zoals vermeld in overweging 55, ook TiO2 zonder coating (d.w.z. TiO2 waarop geen oppervlaktebehandeling is toegepast) uit te sluiten van de productomschrijving. Sun Chemical voerde aan dat dit een heel specifieke markt is en dat producten die met dergelijk ongecoat TiO2 worden vervaardigd, concurreren op markten buiten de Unie, zodat de uitvoer ervan niet concurrerend is indien antidumpingrechten worden geheven. De diensten van de Commissie hebben ook een hoorzitting met Sun Chemical gehouden, waar de onderneming haar verzoek nader heeft toegelicht.

(62)

Dit verzoek werd ontvangen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van argumenten betreffende de productomschrijving op 23 november 2023. De Commissie merkte op dat opmerkingen over de productomschrijving in een vroeg stadium van het onderzoek hadden moeten worden ingediend, zodat er voldoende tijd was om de merites ervan te beoordelen en andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen erop te reageren. Bovendien heeft Sun Chemical de Commissie geen antwoorden op de vragenlijst verstrekt. Zelfs indien het verzoek tijdig zou zijn ingediend, had de Commissie dus niet naar behoren kunnen nagaan of aan de criteria van overweging 45 was voldaan. De Commissie kon dit verzoek dan ook niet in overweging nemen.

2.4.3.5.   TiO2 van levensmiddelenkwaliteit

(63)

In haar opmerkingen van 21 januari 2024 verzocht de CEPI de Commissie om, naast TiO2 van laminaatkwaliteit zoals vermeld in overweging 46, ook TiO2 van levensmiddelenkwaliteit uit te sluiten van de productomschrijving. De CEPI voerde aan dat dit type TiO2 bijzonder is, aangezien het voldoet aan de eisen voor het voedseladditief E 171 en er extreem lage drempelwaarden voor zware metalen gelden, waardoor de productiekosten zeer hoog zijn.

(64)

Aangezien dit verzoek lang na 23 november 2023 (de uiterste datum voor argumenten betreffende de productomschrijving) werd ingediend, heeft de Commissie dit verzoek evenwel niet in overweging genomen. Zoals opgemerkt in overweging 62, moeten opmerkingen over de productomschrijving in een vroeg stadium van het onderzoek worden ingediend, binnen de daarvoor gestelde termijnen, zodat er voldoende tijd is om de merites ervan te beoordelen en andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen erop te reageren.

2.4.3.6.   Uitsluiting van TiO2 geproduceerd met het chlorideproces

(65)

AkzoNobel verzocht om met het chlorideproces geproduceerd TiO2 van het onderzoek uit te sluiten, omdat dergelijk TiO2 en met het sulfaatproces geproduceerd TiO2 in verf en coatings niet verwisselbaar zijn. AkzoNobel voerde verder aan dat het grootste deel van de TiO2-productie in de VRC plaatsvindt via het sulfaatproces, terwijl de markt van de Unie voornamelijk met het chlorideproces geproduceerd TiO2 verbruikt. AkzoNobel verzocht de Commissie om dezelfde redenen om, mocht zij dit uitsluitingsverzoek niet aanvaarden, ten minste afzonderlijke analyses van de schade en het oorzakelijk verband uit te voeren voor enerzijds met het chlorideproces geproduceerd TiO2 en anderzijds met het sulfaatproces geproduceerd TiO2.

(66)

De Commissie merkte op dat AkzoNobel haar verzoek om uitsluiting van producten deed in haar antwoord op de vragenlijst, dat zij op 20 december 2023 had ingediend, d.w.z. na de uiterste datum voor het indienen van argumenten betreffende de productomschrijving (23 november 2023). Het verzoek werd derhalve niet in overweging genomen. Zoals opgemerkt in overweging 62, moeten opmerkingen over de productomschrijving in een vroeg stadium van het onderzoek worden ingediend, binnen de daarvoor gestelde termijnen, zodat er voldoende tijd is om de merites ervan te beoordelen en andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen erop te reageren.

(67)

Met betrekking tot het verzoek om een afzonderlijke analyse van de schade en het oorzakelijk verband op basis van het productieproces, merkte de Commissie ten eerste op dat het onderzoek heeft uitgewezen dat vele gebruikers, waaronder producenten van verf en coatings, TiO2 kopen dat volgens beide methoden is geproduceerd.

(68)

Ten tweede heeft de Commissie vastgesteld dat een derde van de totale verkoop in de Unie van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs bestaat uit met het chlorideproces geproduceerd TiO2.

(69)

Het loutere feit dat Chinese producenten momenteel meer TiO2 produceren met het sulfaatproces, betekent bovendien niet dat dit in de toekomst het geval zal blijven. Het onderzoek heeft juist aangetoond dat de Chinese bedrijfstak zich ervoor inspant om de overgang van het sulfaat- naar het chlorideproces bij de productie van TiO2 te versnellen.

(70)

Ten derde kon de Commissie niet vaststellen dat de fysische, chemische of technische eigenschappen van de met de twee productieprocessen vervaardigde producten dusdanige onderlinge verschillen vertoonden om een van die processen te kunnen uitsluiten. Uit beide productieprocessen kan immers anataas-TiO2 worden vervaardigd, dat vrijwel alle andere belanghebbenden van rutiel-TiO2 onderscheiden vanwege de verschillende kristalstructuur, die aldus het voornaamste verschil tussen de soorten TiO2 is.

(71)

Op grond van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie het verzoek van AkzoNobel afgewezen.

3.   DUMPING

3.1.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(72)

Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening met betrekking tot de VRC, achtte de Commissie het passend om ten aanzien van de producenten-exporteurs uit dat land het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(73)

Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie bijgevolg in het bericht van inleiding alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht informatie over de inputs voor de productie van TiO2 te verstrekken. 25 producenten-exporteurs hebben de betrokken informatie verstrekt.

(74)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Van de Chinese overheid is geen antwoord ontvangen. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van inleiding alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(75)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijs, wellicht op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening een geschikt representatief land moet selecteren om op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks de normale waarde vast te stellen.

(76)

Op 26 maart 2024 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van TiO2 een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks mogelijke representatieve landen aangemerkt (te weten Brazilië, Maleisië, Mexico en Rusland). De Commissie heeft opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen van de producent-exporteur LB Group, de klager en een gebruiker, AkzoNobel.

(77)

Op 16 april 2024 heeft de Commissie de opmerkingen van belanghebbenden over de eerste mededeling behandeld in een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) en de belanghebbenden geïnformeerd over de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Brazilië als representatief land. Voorts heeft zij de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming Tronox Pigmentos do Brasil SA (“Tronox Brazil”), een producent van TiO2 in het representatieve land.

(78)

De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van AkzoNobel en van de klager. Deze opmerkingen komen aan bod in de desbetreffende rubrieken van punt 3.4.

(79)

Na de ontvangen opmerkingen en informatie te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie tot de conclusie dat Brazilië een geschikt representatief land was waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader toegelicht in punt 3.3.

3.2.   Normale waarde

(80)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening luidt: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”

(81)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(82)

Zoals hieronder nader wordt toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal, en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs, juist was om artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.2.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

(83)

Artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening luidt: “Verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben, waarop deze beleidstoezicht uitoefenen of waarvoor deze beleidsadvies geven;

overheidsaanwezigheid in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.”

(84)

Aangezien de lijst in artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet-cumulatief is, hoeven niet alle factoren aanwezig te zijn om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen.

(85)

Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking.

(86)

Artikel 2, lid 6 bis, punt c), van de basisverordening bepaalt het volgende: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld punt b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld punt b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”

(87)

In dit verband heeft de Commissie een landrapport opgesteld met betrekking tot de VRC (“het rapport”) (8), waaruit blijkt dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot vele belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren (zoals chemie). De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Het rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek. De klacht bevatte tevens relevant bewijsmateriaal in aanvulling op het rapport.

(88)

Meer in het bijzonder betoogde de klager aan de hand van het bewijsmateriaal in het rapport dat er sprake was van systemische verstoringen van betekenis in de economie van de VRC, een “socialistische markteconomie” waarbij de Chinese Communistische Partij (CCP) zowel de publieke als de particuliere sector aanstuurt.

(89)

De klager herinnerde eraan dat elementen in het rapport wijzen op verstoringen van betekenis in de Chinese titaansector. Aangezien veel TiO2-producenten ook actief zijn in de titaanmetaalsector, voerde de klager aan dat de TiO2-bedrijfstak in de VRC evenzeer als de titaansector te maken heeft met verstoringen van betekenis.

(90)

Bovendien merkte de klager op dat de bovengenoemde verstoringen van betekenis werden voortgezet en versterkt in het 14e vijfjarenplan voor nationale economische en sociale ontwikkeling (“14e vijfjarenplan”) van de VRC, waarin het vorige, 13e vijfjarenplan werd geïntegreerd en de volgende prioriteiten werden gesteld, zoals toegelicht op de website van de internationale titaandioxide-tentoonstelling van Shanghai van 2024:

1)

De overgang naar het chlorideproces voortzetten en de productstructuur optimaliseren om de internationale markt te betreden: de bedrijfstak van het betrokken product moet de transitie van een traditionele naar een geavanceerde productiesector versnellen en de structuur van de productieprocessen met behulp van chloride en zwavelzuur optimaliseren. Het aanbod kan groter zijn dan de vraag, wat Chinese producenten ertoe zou aanzetten om hun activiteiten op de internationale markten uit te breiden.

2)

Co-existentie van twee productieprocessen en optimalisering: uit hoofde van het 14e vijfjarenplan moet industriële modernisering actief worden bevorderd, moet de productstructuur van chloride en zwavelzuur worden geoptimaliseerd, moet meer worden geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek en technologische transformatie en moet het algemene concurrentievermogen op de markt voor de producten verder worden verbeterd. Hoewel het chlorideproces een sterke impuls moet krijgen, is de verwachting dat het sulfaatproces het belangrijkste productieproces zal blijven en dat beide processen ook tijdens het 15e vijfjarenplan nog naast elkaar zullen bestaan.

3)

Nadruk op vergroening van het sulfaatproces en bevordering van de ontwikkeling van het chlorideproces: aangezien het sulfaatproces nadelen heeft, is het noodzakelijk doorbraken in het chlorideproces te realiseren, de structurele hervorming van de aanbodzijde van de industrie te bevorderen, de gezonde ontwikkeling van de Chinese titaanindustrieketen te stimuleren en geavanceerde technologie en apparatuur te introduceren en te gebruiken.

4)

Nieuwe productiecapaciteit: tijdens het 13e vijfjarenplan is de Chinese capaciteit enorm uitgebreid. Nu de Chinese producenten eindelijk zijn begonnen met de uitrol van het chlorideproces, zal de productiecapaciteit van het betrokken product naar verwachting met 1,96 miljoen ton per jaar worden uitgebreid, waarvan meer dan 400 000 ton per jaar volgens de chloridemethode zal worden geproduceerd. Een dusdanig grote nieuwe productiecapaciteit is moeilijk te absorberen op de Chinese binnenlandse markt en zal de Chinese producenten ertoe aanzetten hun materialen uit te voeren.

5)

De klager merkte daarom op dat de enorme toename van de invoer van Chinees TiO2 in de Unie van de afgelopen jaren louter het gevolg was van de uitvoering van het 13e en het 14e vijfjarenplan.

(91)

Bovendien wordt in de klacht gewezen op de volgende elementen die duiden op verstoringen van betekenis.

(92)

Ten eerste wordt de markt van het betrokken product voor een groot deel bediend door ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft, waarop deze beleidstoezicht uitoefent of waarvoor deze beleidsadvies geeft. Zoals in het rapport is aangetoond, worden de grondstoffenindustrieën in de VRC gedomineerd door staatsondernemingen.

(93)

De klager merkte op dat de Chinese overheid nog steeds eigenaar is van veel van de belangrijkste fabrikanten, producenten en verkopers van het betrokken product, waaronder de volgende ondernemingen en concerns:

Pangang Group Company, Ltd, die in 2010 met Anshan Iron and Steel Group Corporation fuseerde tot Ansteel;

Shandong Jinhai Titanium Industry Resources Technology Co., Ltd (“Shandong Jinhai”), onderdeel van Shandong Lubei Enterprise Group Corporation;

China National BlueStar (Group) Co. (“BlueStar”), onderdeel van Sinochem Holdings Corporation, Ltd (“Sinochem”) en, zoals vastgesteld door de Commissie (9), een dochteronderneming van China National Chemical Corporation (“ChemChina”).

(94)

Daarom merkte de klager op dat de Chinese overheid de handelsstrategie van de bij de productie van TiO2 betrokken ondernemingen controleert en coördineert.

(95)

Ten tweede kan de overheid zich, door haar aanwezigheid in ondernemingen die TiO2 produceren, mengen in prijzen en/of kosten.

(96)

Zo merkte de klager op dat de overheid niet alleen aanwezig is in staatsondernemingen, maar ook in particuliere ondernemingen. In het rapport en talrijke eerdere onderzoeken constateerde de Commissie dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen “om vaderlandslievendheid voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen” in alle sectoren van de Chinese economie. Artikel 19 van de vennootschapwet van de VRC vereist dan ook de aanwezigheid van een partijcel in elke onderneming.

(97)

Niet zelden zijn leidinggevenden in de bedrijfstak van het betrokken product tevens lid van de CCP. Zo is de secretaris van de raad van bestuur van LB Group lid van de CCP, terwijl de voorzitters van de raden van bestuur van respectievelijk GPRO Group (de moedermaatschappij van Nanjing Titanium White Chemical Co., Ltd, een Chinese TiO2-producent), Bluestar en Lubei Group allen secretaris zijn van hun eigen partijcomités en de voorzitter van laatstgenoemde groep tevens afgevaardigde is bij het Chinese Nationale Congres.

(98)

Voorts verklaarde de voorzitter van GPRO dat “de Communistische Partij van China een grote, glorieuze en correcte Marxistische partij is. Trouw zijn aan de partijleiding en versterkte partijopbouw zijn essentiële voorwaarden om te waarborgen dat de onderneming zich steeds in de juiste richting ontwikkelt en grootse prestaties levert”, terwijl de voorzitter van de Lubei Group als voorzitter van een vergadering “de geest van de belangrijke toespraak van secretaris-generaal Xi Jinping en de belangrijkste punten van het verslag over de werkzaamheden van de regering wilde overbrengen en bespreken, waarbij hij benadrukte dat onze ideeën en acties snel moeten worden afgestemd op deze toespraak”.

(99)

Ten derde bevoordeelt de Chinese overheid via discriminerend beleid en discriminerende maatregelen binnenlandse leveranciers en oefent zij anderszins invloed uit op de vrije marktwerking.

(100)

De klager herinnerde eraan dat bewijs uit eerdere antidumpingonderzoeken van de Commissie aantoont dat over “de gehele linie […] het planningssysteem in de VRC ertoe [leidt] dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten”.

(101)

Voorts merkte de klager op dat de TiO2-bedrijfstak door de Chinese overheid zowel in het 13e als het 14e vijfjarenplan als een strategische sector wordt beschouwd (zie overweging 90).

(102)

Bovendien benadrukte de klager dat de VRC feitelijk uitvoerbeperkingen oplegt voor aan titaan verwante producten. De VRC voert een catalogus van aan uitvoervergunningen onderworpen goederen, en werkt die regelmatig bij via mededelingen van het ministerie van Handel en de algemene douanedienst. Voor goederen in die catalogus moet de exporteur een uitvoervergunning aanvragen bij het ministerie van Handel of de bevoegde plaatselijke dienst (10).

(103)

In dit verband kan het ministerie van Handel de uitvoer van goederen beperken of verbieden indien dat noodzakelijk is omwille van de staatsveiligheid, het maatschappelijk belang of de openbare zeden, indien de goederen in kwestie schaars zijn of onderworpen zijn aan effectieve bescherming, indien het land of de regio van bestemming een beperkte marktcapaciteit heeft, of in andere omstandigheden uit hoofde van een internationaal verdrag dat de VRC heeft gesloten.

(104)

Daarom merkte de klager op dat dit systeem van uitvoervergunningen uitvoerbeperkingen in de hand kan werken om ervoor te zorgen dat de binnenlandse Chinese bedrijfstak kan profiteren van preferentiële en goedkope toegang tot aan titaan verwante producten. Dienovereenkomstig blijft de Chinese overheid het beleid bepalen waar de marktdeelnemers zich aan moeten houden, met als gevolg dat de marktkrachten geen vrij spel hebben.

(105)

Ten vierde is de sector van het betrokken product onderhevig aan de verstoringen die voortvloeien uit de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomsregels.

(106)

Die verstoringen zijn volgens de klager voelbaar in alle sectoren: de Chinese overheid speelt een belangrijke rol in insolventieprocedures en heeft vaak op verschillende wijzen rechtstreekse invloed op de uitkomst. Zo moet de Chinese overheid de rechter vooraf toestemming geven om te beslissen of de aanvragen van beursgenoteerde ondernemingen in de praktijk worden aanvaard of afgewezen.

(107)

Veel insolvente ondernemingen worden onderworpen aan een herstructureringsplan, en ze worden zelden van de beurs gehaald. Dit komt feitelijk neer op overheidsgaranties voor staatsondernemingen. Door het ontbreken van normale marktmechanismen, zoals doeltreffende en transparante faillissementsprocedures, blijft het Chinese financiële stelsel onderhevig aan ernstige verstoringen.

(108)

In een eerder onderzoek, inzake stalen wielen (11), constateerde Commissie dan ook dat “het Chinese systeem voor faillissementen er niet in [slaagt] zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren”.

(109)

Bij het bovengenoemde onderzoek werden ook verstoringen vastgesteld met betrekking tot de Chinese eigendomswetgeving, aangezien de regels inzake de toewijzing en verwerving van grond in de VRC vaak onduidelijk en ondoorzichtig zijn en de prijzen vaak door de autoriteiten worden vastgesteld op basis van niet-marktconforme overwegingen.

(110)

De faillissements-, de vennootschaps- en de eigendomswetgeving in de VRC zijn van toepassing op alle sectoren, en er is geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat die wetten niet van toepassing zijn in de Chinese TiO2-bedrijfstak.

(111)

De klager concludeerde dat er in de TiO2-bedrijfstak sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Derhalve is het niet passend gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC, die niet betrouwbaar zijn, en moet de normale waarde uitsluitend worden berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen.

(112)

De Commissie heeft onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie heeft daartoe het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier gebruikt. Het bewijsmateriaal in het dossier omvatte het bewijsmateriaal in het rapport en in de bijgewerkte versie ervan (“bijgewerkt rapport”) (12), dat berust op openbare bronnen.

(113)

Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector met inbegrip van het betrokken product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen.

3.2.2.   Verstoringen van betekenis die de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC beïnvloeden

(114)

Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en bepaalt het economische bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking” (13).

(115)

De staatseconomie wordt als de “leidende kracht van de nationale economie” beschouwd en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (14). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt.

(116)

De Chinese eigendomswetgeving vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (15).

(117)

Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de CCP. De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden.

(118)

Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet.

(119)

Achter de reeds bestaande eerste zin van de bepaling: “Het socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “Het leiderschap van de Communistische Partij van China is het essentiële kenmerk van het socialisme met Chinese karakteristieken” (16). Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC.

(120)

Dit leiderschap en deze zeggenschap is inherent aan het Chinese systeem en gaat veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de overheden algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking.

(121)

De Chinese staat hanteert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (17). De Chinese autoriteiten zetten uiteenlopende interventionistische economische hulpmiddelen in, waaronder het systeem van industriële planning en het financiële stelsel, maar ook op het niveau van de regelgeving.

(122)

Ten eerste — op het niveau van de algemene bestuurlijke zeggenschap — wordt de koers van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloedt. Al deze plannen samen bestrijken een alomvattende en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en hebben betrekking op alle overheidsniveaus.

(123)

De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden tevens de middelen bepaald waarmee de desbetreffende bedrijfstakken/sectoren worden ondersteund, evenals de termijnen waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiedoelen.

(124)

In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.).

(125)

De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten effectief aanpassen aan de vereisten van het planningssysteem. Dit komt niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, waardoor de marktdeelnemers ertoe worden aangezet de in de plannen vastgestelde prioriteiten na te leven (18).

(126)

Ten tweede wordt het financiële systeem van de VRC op het niveau van de toewijzing van financiële middelen gedomineerd door de handels- en beleidsbanken in staatseigendom. Die banken moeten hun kredietbeleid ontwikkelen en uitvoeren in overeenstemming met de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project (19).

(127)

Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel aldus opgezet dat zij niet gericht zijn op maximale doelmatigheid van de financiële markten maar op het waarborgen van zeggenschap en ingrijpen door de staat en de CCP (20).

(128)

Ten derde — op het niveau van de regelgeving — neemt het overheidsingrijpen in de economie verschillende vormen aan. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen dan economische doelmatigheid na te streven, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van doelstellingen van het overheidsbeleid te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (21).

(129)

Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. De autoriteiten grijpen de doorlichting van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen aan als belangrijke instrumenten om de doelstellingen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals handhaving van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (22).

(130)

Samengevat berust het Chinese economische model op enkele basisbeginselen die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen verhoudt zich moeizaam tot de vrije marktwerking en leidt tot verstoringen in de doeltreffende toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (23).

3.2.3.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben, waarop deze beleidstoezicht uitoefenen of waarvoor deze beleidsadvies geven

(131)

In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft en/of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent of waarvoor deze beleidsadvies geeft, een essentieel onderdeel van de economie.

(132)

De sector van het betrokken product wordt zowel door staatsondernemingen als door particuliere ondernemingen bediend.

(133)

Zo is Pangang Group Vanadium and Titanium Resources, Ltd (24) (“Pangang”), onderdeel van Pangang Group, een dochteronderneming van de staatsonderneming Anshan Iron and Steel Group (“Ansteel”) (25), voor een aanzienlijk deel in handen van de staat (meer dan 54 %) (26). Anderzijds is LB Group, voorheen Lomon Billions Group Co, Ltd, (“LB Group”) (27) een particuliere onderneming (28), terwijl CNNC Huan Yuan Titanium Dioxide Co, Ltd (29) (“CHTI CNNC”) een particuliere onderneming is, maar nog steeds voor iets meer dan 7 % in handen is van de staat (30).

(134)

Bovendien stimuleren de autoriteiten de vorming van clusters in de petrochemische en chemische sector, met name om te profiteren van de onderlinge afhankelijkheid van verschillende chemische productieprocessen. Het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie vereist namelijk dat “maatregelen worden genomen om toonaangevende ondernemingen groter en sterker te maken. Geleid door de markt en gesteund door de overheid, zullen wij […] dergelijke ondernemingen helpen om transregionale fusies en reorganisaties van ondernemingen te versnellen, zodat de industrie meer geconcentreerd wordt en internationale activiteiten gemakkelijker worden. In sectoren als de petrochemie en de chemie […] zullen we een aantal vooruitstrevende ondernemingen ondersteunen die leidinggevend kunnen zijn in het ecosysteem van de industriële keten met een groot concurrentievermogen […]” (31) .

(135)

De richtlijnen van de staat worden weerspiegeld in de acties van de bedrijven, zoals blijkt uit de website van Pangang: “Met het oog op de toekomst zal Pangang Vanadium and Titanium Co., Ltd zich blijven richten op nationale strategieën en de eisen van de markt, voortdurend zijn onafhankelijke innovatiecapaciteiten versterken en de bouw versnellen van een gespecialiseerde nieuwe onderneming van wereldklasse met “uitmuntend professionalisme, innovatiegedreven, slank management en onderscheidende kenmerken” om als basis te dienen voor de Chinese vanadium- en titaanindustrie en grotere bijdragen te leveren aan hoogwaardige ontwikkeling” (32).

(136)

Interventies van de CCP in de operationele besluitvorming zijn echter de norm geworden, niet alleen in staatsondernemingen, maar ook in particuliere ondernemingen (33), waarbij de CCP een leidende rol opeist ten aanzien van vrijwel elk aspect van de economie van het land. De invloed van de staat door middel van CCP-structuren binnen ondernemingen leidt er feitelijk toe dat marktdeelnemers onder zeggenschap en beleidstoezicht van de overheid staan, gezien de mate waarin de staats- en partijstructuren in de VRC met elkaar zijn verweven.

(137)

Een nauwkeurige weergave van de controle en het toezicht van de overheid op ondernemingen is te vinden op provinciaal niveau. In Yunnan wordt in het 14e vijfjarenplan van Chuxiong voor nieuwe materialen en de ontwikkeling van geavanceerde fabricagesystemen (“14e vijfjarenplan van Chuxiong”) de sector van het betrokken product aangepakt en beïnvloed door de volgende doelstellingen vast te stellen: “De voordelen van de titaanbronnen en de titaanindustrie van Chuxiong ten volle benutten, vooral de voordelen van waterkrachtbronnen, en de schaal van de titaanindustrie blijven uitbreiden met de uitbreiding van de industriële keten en de verbetering van de toegevoegde waarde van het product als hoofdlijn. Vertrouwend op de middelen, technologie en marktvoordelen van grote ondernemingen zoals Longbai en Kunming Iron and Steel, zullen wij de opbouw van de nieuwe titaanindustrie van Longbai Group en projecten die zijn gerelateerd aan Yunnan Titanium Industry versnellen, de bevordering van investeringen versterken, downstreamondernemingen in de keten van de titaanindustrie introduceren om de titaanindustrie te ontwikkelen en op te bouwen […]” (34).

(138)

In het 14e vijfjarenplan van Chuxiong is het volgende nog meer gedetailleerd uitgewerkt: “Gebruikmakend van de mogelijkheid van de staat om de ontwikkeling van titaandioxide op basis van chloride aan te moedigen, zullen we ons richten op het ondersteunen van Longbai Lufeng Titanium Industry om de productielijn van titaandioxide op basis van chloride weer op gang te brengen en uit te breiden, om uiteindelijk een productiebasis voor titaandioxide op basis van chloride van 300 000-400 000 ton/jaar te vormen. Tegelijkertijd zal Longbai Group haar voordelen met betrekking tot de technologie voor de koppeling van zwavel en chloor volledig benutten, de structurele aanpassing en integratie van de industrie voor titaandioxide op basis van sulfaat versnellen, de samenwerking tussen ondernemingen die titaandioxide op basis van sulfaat produceren en Longbai Group versterken, het gebruik van hulpbronnen verbeteren, ferrosulfaat naar Zuidoost-Azië uitvoeren, de Zuidoost-Aziatische markt bezetten, en stimuleren en ondersteunen wij ook de ontwikkeling van sterke binnenlandse en buitenlandse downstreamondernemingen die titaandioxide voor coatings en kunststoffen produceren in Yunnan. Het is de belangrijkste productiebasis voor titaandioxide op basis van chloride in het land geworden en leidt de ontwikkeling van de Chinese titaandioxide-industrie. De ontwikkeling van sponstitaan versnellen, focussen op het bevorderen van de opzet van hoogwaardige projecten voor de productie van sponstitaan voor rotoren van Longbai Group, de ontwikkeling van technologie voor het volledige productieproces van sponstitaan versnellen, en de daarop gebaseerde bestaande productielijn voor sponstitaan transformeren en uitbreiden, met als doel uiteindelijk de grootste productiebasis voor sponstitaan ter wereld te worden met een jaarlijkse productiecapaciteit van 100 000-300 000 ton. De ontwikkeling van hoogwaardige fijn titaan actief bevorderen” (35).

(139)

Overheidscontrole en beleidstoezicht kunnen ook worden waargenomen op het niveau van de relevante brancheorganisaties (36).

(140)

Zo stelt de Titanium Dioxide Industry Branch van de China Coating Industry Association (“TiO2-branche”) in artikel 3 van haar statuten dat de organisatie “een organisatie van de Chinese Communistische Partij opricht, partijactiviteiten verricht en de nodige voorwaarden schept voor de activiteiten van de partijorganisatie”. De vereniging aanvaardt de professionele richtsnoeren, het toezicht en het beheer door de entiteiten die belast zijn met registratie en beheer, door entiteiten die belast zijn met partijopbouw en door de relevante administratieve afdelingen die belast zijn met het beheer van de industrie” (37). Artikel 36 stelt verder dat de personen die de leiding hebben over de Vereniging moeten voldoen aan voorwaarden zoals “het leiderschap van de Chinese Communistische Partij onderschrijven, het socialisme met Chinese kenmerken steunen, resoluut de lijn, beginselen en het beleid van de partij ten uitvoer leggen en over goede politieke kwaliteiten beschikken” (38).

(141)

Tot de leden van TiO2-branche behoren zowel LB Group als CHTI CNNC, respectievelijk de grootste en de een na grootste producent in de VRC (39).

(142)

Hieruit blijkt dat zelfs particuliere producenten in de sector van het betrokken product niet onder marktvoorwaarden kunnen opereren. Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de sector staan immers onder beleidstoezicht en krijgen beleidsadvies.

3.2.4.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsaanwezigheid in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(143)

Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door het in handen hebben van staatsondernemingen en andere instrumenten, kan de Chinese overheid zich ook via overheidsaanwezigheid in ondernemingen in de prijzen en kosten mengen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten (40), maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen.

(144)

Volgens het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (41)) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie.

(145)

Deze eis leek in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In elk geval sinds 2016 echter heeft de CCP haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in ondernemingen nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden (42), onder meer door druk uit te oefenen op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (43).

(146)

Reeds in 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (44). Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van het betrokken product en de leveranciers van de grondstoffen ervan.

(147)

Daarnaast werd op 15 september 2020 een document bekendgemaakt met als titel “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (“de richtsnoeren”) (45) waarin de rol van de partijcomités in particuliere ondernemingen verder werd uitgebreid.

(148)

In afdeling II.4 van de richtsnoeren staat het volgende: “Wij moeten de totale capaciteit van de Partij om sturing te geven aan activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector vergroten en de werkzaamheden op dit gebied op doeltreffende wijze opvoeren”; en in afdeling III.6 staat: “Wij moeten de aanwezigheid van de Partij in particuliere ondernemingen verder opvoeren en de partijcellen in staat stellen hun rol als bastion doeltreffend te vervullen en de partijleden in staat stellen hun rol als voorhoede en pioniers te spelen.” De richtsnoeren benadrukken zo de rol van de CCP in ondernemingen en andere entiteiten van de particuliere sector en trachten deze te versterken (46).

(149)

Het onderzoek heeft bevestigd dat overlappingen tussen managementfuncties en het CCP-lidmaatschap/partijfuncties ook in de TiO2-sector voorkomen. Verschillende leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht van LB Group, de grootste producent van het betrokken product, zijn CCP-leden en bekleden functies in het secretariaat van het partijcomité (47). Hetzelfde geldt voor CHTI CNNC (48) en Pangang (49).

(150)

De inmenging van de CCP in de zakelijke besluitvorming blijkt duidelijk uit de website van LB Group, waarop de rol van de partij binnen LB Group als volgt wordt beschreven: “Partijopbouw geeft de toon aan en draagt bij aan de ontwikkeling van ondernemingen. In de afgelopen jaren heeft het partijcomité van Lomon Billions Group Co., Ltd de werkwijze voor partijopbouw verder vernieuwd, de culturele positie van partijopbouw voortdurend verbeterd en actief gewerkt aan de diepe integratie van partijopbouw met de centrale activiteiten van de onderneming, waarbij het de vitaliteit en de hoogwaardige ontwikkeling van de onderneming heeft gestimuleerd. Xu Gang, secretaris van het partijcomité en voorzitter van Lomon Billions, concludeerde: “Lomon Billions houdt zich altijd aan het ongewijzigde patroon van organisatie, publiciteit en tuchtinspectie van de werkinstellingen van de partij in de onderneming. De partijorganisatie ziet erop toe dat het beleid en belangrijke taken van de partij en het land worden uitgevoerd. De uitvoerende rol van de onderneming, het principe dat de partij kaderleden en talenten aanstuurt, en de praktijk van “het bouwen van afdelingen waar er partijleden zijn” blijven onveranderd, zodat de partijopbouw door de onderneming altijd een grote effectiviteit behoudt.” […] Het partijcomité van Lomon Billions heeft gewerkt aan een goede praktijk van diepgaande integratie van niet-publieke partijopbouw met de centrale activiteiten van de onderneming door aan te dringen op volledige dekking van partijorganisaties en partijwerk, verticale verdieping en horizontale uitbreiding […]” (50).

(151)

LB Group wordt met name sterk beïnvloed door overheidsinstanties, zoals blijkt uit de voorgaande overwegingen (zie overweging 137).

(152)

Verder hebben de aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten en bij de levering van grondstoffen en basisproducten een extra verstorend effect op de markt (51). De aanwezigheid van de staat in ondernemingen, in de TiO2-bedrijfstak en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten) maakt het de Chinese overheid dus mogelijk zich in de prijzen en kosten te mengen.

3.2.5.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(153)

De koers van de Chinese economie wordt in aanzienlijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten worden gesteld en waarin de doelstellingen worden voorgeschreven waar de centrale, provinciale en lokale overheden zich op moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De bij de planningsinstrumenten bepaalde doelstellingen zijn van bindende aard en de autoriteiten op elk bestuurlijk niveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het desbetreffende lagere overheidsniveau.

(154)

Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (52).

(155)

De Chinese autoriteiten hebben een aantal beleidsmaatregelen vastgesteld die de werking van de sector van het betrokken product sturen.

(156)

Het 14e vijfjarenplan (zie overweging 90) is gericht op “de transformatie en modernisering van traditionele industrieën, de bevordering van de optimalisering van de indeling en de structurele aanpassing van grondstofindustrieën zoals de petrochemische, staal-, non-ferrometaal- en bouwmaterialenindustrie, de uitbreiding van het aanbod van hoogwaardige producten zoals de lichte industrie en textiel, de versnelling van de transformatie en modernisering van ondernemingen in belangrijke industrieën zoals de chemische industrie […] Grondige uitvoering van speciale projecten om het kernconcurrentievermogen en de technologische transformatie van de productie-industrie te versterken, ondernemingen aanmoedigen om gebruik te maken van geavanceerde en toepasbare technologieën, de modernisering van apparatuur versterken en nieuwe producten op grote schaal toepassen” (53).

(157)

Ook in het richtsnoeradvies over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de petrochemische en chemische sector tijdens de periode van het 14e vijfjarenplan (“richtsnoeradvies”) wordt benadrukt dat “de transformatie en modernisering van traditionele industrieën moet worden versneld en dat nieuwe chemische materialen en fijnchemicaliën krachtig moeten worden ontwikkeld. De digitale transformatie van de industrie moet worden versneld […] en de vooruitgang van de VRC van een groot petrochemisch en chemisch land naar een sterk petrochemisch en chemisch land moet worden bevorderd” (54). De belangrijkste doelstellingen zijn als volgt: “Tegen 2025 moet de petrochemische industrie in wezen een hoogwaardig ontwikkelingspatroon volgen met een sterk onafhankelijk innovatievermogen, een redelijke structuur en indeling, en groen, veilig en koolstofarm zijn. Zij moet ook het vermogen om hoogwaardige producten te garanderen sterk verbeteren, het kernconcurrentievermogen aanzienlijk versterken en een stevige stap zetten in de richting van een hoog niveau van zelfredzaamheid en zelfverbetering” (55).

(158)

De hierboven genoemde doelstellingen worden verder gespecificeerd in de volgende delen van het richtsnoeradvies. Zo zijn de autoriteiten die dit advies hebben opgesteld bijvoorbeeld van plan om “ondernemingen te ondersteunen om het voortouw te nemen bij de vorming van organisaties voor gezamenlijke innovatie, zoals allianties voor technologische innovatie in de industrie en stroomopwaartse en stroomafwaartse samenwerkingsmechanismen, en de rationele indeling van lokale overheden te ondersteunen bij de bouw van regionale innovatiecentra en proefbases”, om “kerntechnologieën te veroveren en het momentum van innovatie en ontwikkeling te versterken, […] en om doorbraken op het gebied van cruciale technologieën te versnellen […]” (56).

(159)

Bovendien wordt in de versie van 2024 van de Catalogus met richtsnoeren voor de aanpassing van de industriële structuur (“Catalogus met richtsnoeren”) rechtstreeks ingegaan op de sector van het product door het TiO2-zwavelzuurbehandelingsproces te vermelden als een industrie waarvoor beperkingen gelden, terwijl in de versie van 2019 het TiO2-chlorideproces wordt vermeld als een aangemoedigde industrie (57).

(160)

Op provinciaal niveau worden de beleidsdoelstellingen en de bijbehorende ondersteunende instrumenten specifieker en gerichter.

(161)

In het 14e vijfjarenplan voor de hoogwaardige ontwikkeling van de chemische industrie van Jiangsu (58) (“Chemisch plan van Jiangsu”) worden bijvoorbeeld belangrijke doelstellingen voor de sector van het betrokken product vastgesteld: “Tegen het einde van het 14e vijfjarenplan zal de industriële structuur van kleurstofpigmenten en hun tussenproducten aanzienlijk geoptimaliseerd zijn”, en “we zullen ernaar streven om de totale productiewaarde van de inktindustrie te verhogen tot 8 miljard RMB, en de toegenomen productiecapaciteit zal worden opgenomen in de ontwikkeling en integratie van chemische parken (concentratiegebieden).”

(162)

Voor de anorganische chemische industrie stelt het Chemisch plan van Jiangsu de volgende doelen: “Totale kwantiteitscontrole, verbetering van kwaliteit en efficiëntie, optimalisatie van de configuratie […] Gebruikmaken van geavanceerde energiebesparings- en emissiereductietechnologieën om industrieën en ondernemingen om te vormen en te verbeteren […] Stimuleren dat de downstreamindustrieën van chloor en waterstof zich ontwikkelen in de richting van hoogwaardige, functionele en verfijnde industrieën. De regionale chloorindustrieketen versterken en uitbreiden […]” (59).

(163)

Het Chemisch plan van Jiangsu specificeert verder de doelen voor elk industriegebied aan de kust. Voor Lianyungang zijn er bijvoorbeeld de volgende doelen gesteld: “de integratie van raffinage en chemicaliën bevorderen. […] De ontwikkeling van hoogwaardige polyolefinen. […] De complexe verwerking van grondstoffen bevorderen” (60). In Yancheng moeten de industrieën nieuwe chemische materialen ontwikkelen, waaronder zwavelzuur.

(164)

In Henan stelt het bericht van het Algemeen kantoor van de Volksregering van de provincie Henan over de publicatie van het actieplan van de provincie Henan (2022-2025) om de herstructurering en het leiderschap van de materiaalindustrie te versnellen de volgende doelen voor nieuwe op titaan gebaseerde materialen: “de lokalisatie van hoogwaardige grondstoffen voor titaandioxide op basis van chloride versnellen, evenals het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe hoogwaardige groene titaandioxide, en titaan-, zirkonium-, vanadium- en scandiumbronnen aanleggen. Het nieuwe groene alomvattende extractiesysteem bevordert de ontwikkeling van titaanindustrieclusters in Jiaozuo, Luoyang en andere plaatsen” (61).

(165)

In Sichuan stelt het besluit van het Provinciale Comité van Sichuan van de Chinese Communistische Partij over de bevordering van de hoogwaardige ontwikkeling van groene en koolstofarme industrieën met als doel het bereiken van een koolstofpiek en koolstofneutraliteit ook tal van doelstellingen: “De uitgebreide ontwikkeling en het gebruik van vanadium- en titaanbronnen verdiepen. […] de titaanindustrie versterken, een industriële basis van wereldklasse voor vanadium en titaan creëren en Panzhihua uitbouwen tot de “Vanadium- en titaanhoofdstad van de VRC”. […] Het project uitvoeren om de vanadium- en titaanindustrieketen te versterken en uit te breiden en de ontwikkeling van hoogwaardige vanadium- en titaanproducten, functionele materialen en speciale onderdelen te versnellen […]” (62).

(166)

Tegelijkertijd dringt de gids van de provincie Sichuan voor de hoogwaardige ontwikkeling van vanadium, titanium, staal en zeldzame aardmetalen aan op een “doorbraak in belangrijke kerntechnologieën. Er moet een doorbraak worden bereikt in de uitgebreide gebruikstechnologie van vanadium-titaanmagnetiet en worden gestreefd naar de industrialisatietechnologie van hoogwaardige titaanextractie uit hoogovenslakken van hoogtitaan, en de productie van hoogwaardige titaandioxide op basis van chloride, titaan voor de luchtvaart en titaanlegeringen moet worden versneld” (63).

(167)

Zoals in overweging 137 reeds is aangegeven, wordt in het 14e vijfjarenplan van Chuxiong de sector van het betrokken product gericht aangepakt en beïnvloed. Het plan bevat ook de volgende doelstellingen: “De chemische industrieketen en de titaanmetallurgische industrieketen moeten een hele industrieketen vormen, de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling, het kernconcurrentievermogen en het marktaandeel van de titaanindustrie verbeteren en een belangrijke nationale productiebasis voor titaandioxide op basis van chloride en de grootste productiebasis voor sponstitaan ter wereld worden. Er moet een titaanindustrie van 100 miljard RMB worden opgebouwd. De industrie voor de winning en verwerking van titaanerts moet worden gestandaardiseerd, er moet een groene modelmijn worden gebouwd, en de technologie en apparatuur voor hoogtitaanslak en titaandioxide op basis van zwavelzuur moet worden geïntegreerd, getransformeerd en gemoderniseerd, en de regionale indeling moet worden geoptimaliseerd. Er moet sterk worden ingezet op de ontwikkeling van hoogwaardig titaandioxide op basis van chloride en sponstitaan voor rotoren en verschillende ondernemingen moeten worden aangemoedigd om actief te werken aan de ontwikkeling van verhandelbare producten zoals titaanlegeringen en titaanproducten, evenals hoogwaardige titaanmaterialen voor de luchtvaart, ruimtevaart, zeevaart en andere sectoren.” (64) Verder worden in het plan de volgende doelen gesteld: “Een hele industriële keten creëren. De bouw versnellen van de titaanmetallurgische industrieketen van “ilmeniet — titaanconcentraat — hoogtitaanslakken — sponstitaan (titaandioxide) — titaanprofielen (titaanlegering of -coating)” en de chemische titaanindustrieketen van “hoogtitaanslakken — titaandioxide — coating — kunststof”, de ontwikkeling van hoogwaardig titaandioxide op basis van chloride versnellen, en de mogelijkheden voor de productie van titaandioxide en de technische voordelen vergroten […]” (65).

(168)

Bovendien gelden voor het betrokken product verschillende uitvoerbeperkingen.

(169)

Ten eerste zijn titaandioxide en andere titaangerelateerde producten onderworpen aan niet-automatische uitvoervergunningen (66), waardoor exporterende bedrijven genoodzaakt zijn om vooraf toestemming van de overheid te krijgen in de vorm van licenties of vergunningen om het product te kunnen exporteren. Dergelijke procedures geven de overheid niet alleen controle over de exporteurs en de hoeveelheden geëxporteerde goederen, maar kunnen ook de transactiekosten verhogen of exporteurs verhinderen snel te reageren op verkoopkansen in het buitenland als gevolg van lange verwerkingstijden (67).

(170)

Ten tweede geldt voor het betrokken product geen btw-teruggaaf bij uitvoer (68).

(171)

Met deze en andere middelen stuurt en controleert de Chinese overheid derhalve vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en werking van de sector, evenals de upstreambasisproducten.

(172)

Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen te voldoen aan de doelstellingen van het overheidsbeleid voor de sector. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

3.2.6.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(173)

Volgens de informatie in het dossier slaagt het Chinese systeem voor faillissementen er niet in zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat het Chinese faillissementsrecht, ook al berust het formeel op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving.

(174)

Het aantal faillissementen is nog altijd opvallend laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats doordat de insolventieprocedures lijden aan een aantal tekortkomingen die in de praktijk ontmoedigen om een faillissementsaanvraag in te dienen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (69).

(175)

Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot de eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (70). Alle grond is eigendom van de staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing ervan is volledig in handen van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (71). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (72).

(176)

Net als in andere sectoren van de Chinese economie zijn de producenten van het betrokken product onderworpen aan de gewone regels van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Dit heeft tot gevolg dat ook deze ondernemingen te maken hebben met verstoringen van bovenaf wegens de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal blijken deze overwegingen ook volledig van toepassing te zijn op de sector van het betrokken product. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie stelt.

(177)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er in de sector van het betrokken product sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving.

3.2.7.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(178)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen omdat het recht op collectieve organisatie van werknemers en werkgevers wordt belemmerd. De VRC heeft een aantal essentiële verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, niet geratificeerd (73).

(179)

Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbond actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (74). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in de VRC beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied.

(180)

Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (75). Deze bevindingen leiden tot verstoring van de loonkosten in de VRC.

(181)

Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de TiO2-sector niet onderworpen zou zijn aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De sector staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het betrokken product of de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn).

3.2.8.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(182)

De toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC is onderhevig aan diverse verstoringen.

(183)

Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door de sterke positie van staatsbanken (76), die bij het verschaffen van toegang tot kapitaal andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project hanteren. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie, maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (77), en voeren zij geregeld het beleid van de Chinese overheid uit.

(184)

In de sector van het betrokken product bijvoorbeeld heeft het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie als centrale doelstelling het concurrentievermogen van de chemische industrie te verbeteren. In dit verband worden “de financiële instellingen aangemoedigd om […] brede financiële diensten te verlenen aan grondstoffenondernemingen die fusies en reorganisaties hebben doorgevoerd, en ook voor transformaties en moderniseringen” (78).

(185)

Het richtsnoeradvies onthult ook het scala aan ondersteunende instrumenten en beleidsmaatregelen die worden gebruikt om de doelstellingen van het industriebeleid na te streven: “Ondersteunend beleid verbeteren. De coördinatie versterken tussen fiscaal, financieel, regionaal, investerings-, import- en export-, energie-, ecologisch milieu-, prijs- en ander beleid en industrieel beleid. Nationale platforms voor samenwerking tussen industrie en de financiële sector inschakelen en de banden tussen banken en ondernemingen en de samenwerking tussen de industrie en de financiële sector stimuleren. […]” (79).

(186)

De banken voldoen aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (80). Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen.

(187)

Zo heeft de Chinese overheid verduidelijkt dat zelfs particuliere commerciële bankbeslissingen onder toezicht van de CCP moeten staan en in overeenstemming moeten blijven met het nationale beleid. Een van de drie overkoepelende doelstellingen van de staat met betrekking tot de governance van het bankwezen is nu het versterken van de leidende positie van de partij in de bank- en verzekeringssector, ook met betrekking tot operationele en managementkwesties (81). Ook moet bij de criteria voor prestatie-evaluatie van commerciële banken nu in het bijzonder rekening worden gehouden met de wijze waarop entiteiten “de nationale ontwikkelingsdoelstellingen en de reële economie dienen”, en met name hoe zij “strategische en opkomende industrieën ten dienste staan” (82).

(188)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid (83). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden aangemoedigd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (84). Dit leidt ertoe dat er gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

(189)

Ten tweede worden de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de toename van de schulden van de ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

(190)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel verstrekte leningen tegen of onder de referentierente maakte eind 2018 nog steeds ten minste een derde van alle leningen uit (85) en in 2020 hebben de officiële media in de VRC gemeld dat de CCP heeft opgeroepen om “de marktrente voor leningen naar beneden bij te sturen” (86). Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

(191)

De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietrestricties die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen snel gestegen. De Chinese overheid heeft er een aantal malen voor gekozen wanbetalingen te voorkomen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen.

(192)

In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(193)

In het onderhavige onderzoek werd geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het betrokken product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

3.2.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(194)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het bijgewerkte rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese stelsel zoals hierboven en in deel I van het bijgewerkte rapport beschreven, van toepassing zijn op het hele land en op alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren als hierboven en in deel II van het bijgewerkte rapport beschreven.

(195)

De Commissie herinnert eraan dat voor de vervaardiging van het betrokken product bepaalde basisproducten nodig zijn. Wanneer de producenten van het betrokken product deze basisproducten inkopen of daarvoor contracten sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als hun kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als die welke hierboven zijn genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. Deze verstoringen zijn in detail beschreven in de punten 3.2.2-3.2.8 hierboven. De Commissie wees erop dat de regelgeving die aan deze verstoringen ten grondslag ligt, algemeen van toepassing is, aangezien de producenten van TiO2 net als elke andere marktdeelnemer in de VRC aan die regels zijn onderworpen. De verstoringen zijn derhalve rechtstreeks van invloed op de kostenstructuur van het betrokken product.

(196)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het betrokken product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dat ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het bijgewerkte rapport.

(197)

Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct dat als input dient voor het basisproduct enz.

(198)

Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen.

3.2.10.   Conclusie

(199)

Uit de analyse in deze rubriek, met onder meer een onderzoek van al het beschikbare bewijs voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de sector van het betrokken product, is gebleken dat prijzen of kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin vermelde elementen.

(200)

Op grond daarvan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten.

(201)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt.

3.3.   Representatief land

3.3.1.   Algemene opmerkingen

(202)

De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gebruikt met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de databank van de Wereldbank (87) vergelijkbaar is met dat van de VRC;

vervaardiging van het onderzochte product in dat land;

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land, en

waar er meer dan één mogelijk representatief land was, is waar passend de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale bescherming en milieubescherming.

(203)

Zoals toegelicht in de overwegingen 76 en 77, heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt. In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Brazilië in het onderhavige geval als een passend representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

3.3.2.   Een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC

(204)

In de eerste mededeling heeft de Commissie Brazilië, Maleisië, Mexico en de Russische Federatie aangemerkt als TiO2-producerende landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC (d.w.z. op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomensland”). De Russische Federatie kon echter niet als representatief land worden gebruikt omdat de Commissie niet over betrouwbare invoerstatistieken beschikt. Er zijn geen opmerkingen ontvangen over de in de eerste mededeling genoemde landen.

3.3.3.   Onmiddellijk beschikbare gegevens in het representatieve land

(205)

Voor de bovengenoemde in overweging genomen landen heeft de Commissie de onmiddellijk beschikbare gegevens, waaronder gegevens over de invoer van productiefactoren en financiële gegevens van de producenten van het onderzochte product in deze mogelijke representatieve landen, verder geverifieerd.

(206)

Uit de analyse van de invoer van de belangrijkste productiefactoren (namelijk titaanertsen en concentraten met uiteenlopende concentraties TiO2 en titaanslakken) bleek dat er, ongeacht het potentiële representatieve land, ofwel geen betrouwbare statistieken beschikbaar zijn, ofwel geen statistieken die differentiatie op basis van TiO2-concentratie in de ertsen mogelijk maken.

(207)

Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening gebruikgemaakt van een internationale referentieprijs van een algemeen erkend ertsmarktplatform (TZMI (88)) voor titaanerts en de concentraten daarvan, namelijk ilmeniet, rutiel, afval van calcineerovens, synthetisch rutiel en titaanslakken.

(208)

Bovendien bleek uit de analyse van de Commissie dat alleen voor Brazilië, en niet voor Mexico en Maleisië, gegevens beschikbaar waren over representatieve niet-verstoorde volumes van andere belangrijke basisproducten voor de productie van TiO2 (voornamelijk zwavelzuur), alsook representatieve bedrijfsgegevens waaruit een redelijk bedrag voor winstgevendheid en voor VAA-kosten voor het onderzoektijdvak (of een deel daarvan) bleek. Voorts werd de Braziliaanse invoer niet wezenlijk beïnvloed door invoer uit de VRC of een van de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad genoemde landen (89). Bovendien is de TiO2-productie en -productiecapaciteit in Brazilië aanzienlijk en bestaan er voor zover bekend geen bijzondere handelsverstoringen voor TiO2. Hoewel Brazilië de uitvoer van ilmeniet, een van de grondstoffen voor de productie van TiO2, aan een vergunningsplicht onderwerpt, is een dergelijke potentiële handelsverstoring irrelevant omdat in dit geval gebruik wordt gemaakt van de TZMI-benchmark in plaats van de Braziliaanse invoergegevens voor ilmeniet. Verder wordt opgemerkt dat geen enkele belanghebbende bezwaar had tegen het gebruik van Brazilië als representatief land.

(209)

Wat de producenten in Brazilië en de beschikbaarheid van hun gegevens betreft, heeft de Commissie een TiO2-producent geïdentificeerd, Tronox Brazil, waarvoor financiële resultaten beschikbaar zijn voor 2022, en dus voor een periode die één kwartaal overlapt met het onderzoektijdvak, die met name in het TiO2-segment een redelijk bedrag voor winstgevendheid en voor VAA-kosten laten zien.

(210)

De Commissie heeft de winst- en de VAA-gegevens voor 2022 gebruikt, ondanks het feit dat er ook financiële gegevens voor het gehele onderzoektijdvak beschikbaar waren (vierde kwartaal van 2022-derde kwartaal van 2023). Volgens de jaarrekening van de onderneming werden de markt- en bedrijfsprestaties van Tronox Brazil in 2023 namelijk beïnvloed door een daling van de marktvraag in combinatie met de invoer van TiO2 uit de VRC, wat resulteerde in een daling van de winstgevendheid, de netto-inkomsten, het verkoopvolume en de gemiddelde verkoopprijs van Tronox Brazil op de TiO2-markt. Dit zorgde ervoor dat de relevante bedragen voor winst en VAA-kosten niet redelijk waren in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(211)

LB Group maakte bezwaar tegen het besluit van de Commissie om gebruik te maken van de financiële gegevens van Tronox Brazil voor 2022 en voerde aan dat de Commissie gebruik kon maken van gegevens die het onderzoektijdvak volledig dekten.

(212)

Er zij op gewezen dat de financiële gegevens van Tronox Brazil, waaruit een redelijke winstgevendheid voor het volledige onderzoektijdvak blijkt, weliswaar beschikbaar zijn, maar dat deze gegevens betrekking hebben op de volledige bedrijfsactiviteiten van de onderneming, met inbegrip van activiteiten die niet strikt verband houden met het TiO2-segment. Bij het extraheren van uitsluitend gegevens voor het TiO2-segment zijn de financiële gegevens voor 2023 daarentegen niet redelijk om de redenen die in overweging 210 zijn uiteengezet. De gegevens uit het onderzoektijdvak voor het TiO2-segment van Tronox Brazil zouden dan bedrijfsresultaten laten zien die dicht bij de rentabiliteitsdrempel liggen, wat niet redelijk kan worden geacht in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. In plaats daarvan zijn de gegevens van 2022 voor het TiO2-segment de beste beschikbare bron voor redelijke bedragen voor winst en VAA-kosten, gezien het feit dat de gegevens uitsluitend betrekking hebben op het TiO2-segment, voor de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(213)

Gezien het bovenstaande was de Commissie van oordeel dat de financiële gegevens van 2022 die beschikbaar waren voor Tronox Brazil voor het TiO2-segment het meest geschikt waren voor de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

3.3.4.   Niveau van sociale en milieubescherming

(214)

Aangezien was vastgesteld dat Brazilië op grond van alle voornoemde factoren het geschikte representatieve land was, hoefde er conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening geen beoordeling plaats te vinden van het niveau van sociale en milieubescherming.

3.3.5.   Conclusie

(215)

Gezien de analyse hierboven voldeed Brazilië aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd.

3.4.   Bronnen aan de hand waarvan niet-verstoorde kosten en benchmarks worden vastgesteld

(216)

In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld zoals grondstoffen, energie en arbeid waarvan de producent-exporteurs bij de productie van het onderzochte product gebruikmaken, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren.

(217)

Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van gegevens van Global Trade Atlas (“GTA”) en van TZMI om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Bovendien verklaarde de Commissie dat zij de gegevens van het Instituto Brasileiro de Geografia e Estatística (“IGBE”) en het Braziliaanse ministerie van Mijnbouw en Energie zou gebruiken om de niet-verstoorde kosten van respectievelijk arbeid (90) en energie (91) vast te stellen.

(218)

In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden tevens geïnformeerd dat wegens het grote aantal productiefactoren van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die volledige informatie hadden verstrekt en het verwaarloosbare relatieve aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten, deze verwaarloosbare items onder “verbruiksgoederen” werden gegroepeerd. De Commissie heeft berekend welk percentage de hulpstoffen uitmaakten van de totale grondstofkosten en dat percentage toegepast op de herberekende grondstofkosten met gebruikmaking van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in Brazilië.

(219)

AkzoNobel voerde na de eerste en tweede mededeling aan dat de GTA-prijs voor zwavelzuur niet representatief kan zijn en drong erop aan dat in plaats daarvan een conversiefactor van 1,05 zou worden gebruikt voor de berekening van cif-prijzen op basis van fob-prijzen die beschikbaar zijn in de statistieken van Brazilië of van het Internationaal Handelscentrum (International Trade Center, “ITC”). De gebruiker probeerde verder de betrouwbaarheid van de GTA-gegevens te ondermijnen door te verwijzen naar de buitensporige GTA-prijzen voor een aantal landen (Polen, Finland en Duitsland). Bovendien beweerde AkzoNobel, onder verwijzing naar de gemiddelde vrachtkosten voor TiO2 dat naar Brazilië werd verscheept, dat de vrachtkosten voor het zuur tussen 5-7 % van de zuurprijs lagen.

(220)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening schrijft het gebruik voor van de overeenkomstige gegevens in een passend representatief land, “mits de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn.” De Commissie beschikt niet over gegevens over de binnenlandse prijzen van zwavelzuur in Brazilië en dergelijke gegevens zijn niet onmiddellijk beschikbaar. Gegevens over de invoerprijzen van zwavelzuur zijn daarentegen onmiddellijk beschikbaar in de Global Trade Atlas (GTA). Aangezien deze invoer op de Braziliaanse binnenlandse markt concurreert, wordt ervan uitgegaan dat deze de relevante binnenlandse prijzen weerspiegelt.

(221)

Wat betreft het argument dat de GTA-invoerwaarden voor bepaalde landen niet representatief zijn, werd opgemerkt dat de invoer uit de betwiste landen, met name Finland en Duitsland, in verhouding tot de totale invoer van zwavelzuur slechts ongeveer 5 % van de totale invoer in Brazilië vertegenwoordigt. In het algemeen heeft de Commissie gecontroleerd of er voldoende representatieve hoeveelheden zwavelzuur werden ingevoerd om er zeker van te zijn dat de gebruikte gemiddelde prijs het effect van eventueel abnormale prijzen aan de onder- of bovenkant van het bereik beperkte. Zolang de invoerhoeveelheden voldoende representatief waren, wat het geval was voor zwavelzuur, en er geen sprake was van andere specifieke omstandigheden die hen niet-representatief of ongeschikt maakten, was er geen objectieve reden om de GTA-gegevens van het onderzoek uit te sluiten.

(222)

Bovendien kan het voorgestelde gebruik van het vrachtpercentage op de prijs van TiO2 als referentiepunt voor het bepalen van de vervoerskosten voor zwavelzuur niet worden gehandhaafd. AkzoNobel leek voorbij te gaan aan het feit dat zwavelzuur een veel goedkoper materiaal is dan TiO2. In plaats daarvan zou het passender zijn om de absolute vrachtkosten per eenheid als referentiepunt te nemen, gezien het verschil in de prijzen van TiO2 en zwavelzuur.

(223)

Bij gebrek aan plausibel bewijsmateriaal waaruit zou blijken dat de gebruikte GTA-gegevens voor zwavelzuur niet representatief zouden zijn, heeft de Commissie dit argument dan ook verworpen.

3.4.1.   Productiefactoren

(224)

Aan de hand van alle door de belanghebbenden verstrekte en tijdens de controlebezoeken verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht:

Tabel 1

Productiefactoren voor TiO2

Productiefactor

Goederencodes/beschikbare codes en gegevensbron

Prijs in CNY

Meeteenheid

Grondstoffen

Ilmeniet (sulfaatproces)

2614 00

TZMI

2 842,20

Ton

Ilmeniet (chlorideproces)

2614 00

TZMI

2 772,72

Ton

Synthetisch rutiel

2614 00

TZMI

9 827,98

Ton

Geraffineerd synthetisch rutiel/Afval van calcineerovens/Ruw TiO2 — Rutiel

2614 00

TZMI

10 568,24

Ton

(Hoog)titaanslakken/Chlorideprocesslakken

2620 99

TZMI

6 757,92

Ton

Zwavelzuur (98 %)

2807000010

Global Trade Atlas (GTA) (92) /MacMap (93)

912,61

Ton

Zwavel

2503000000

GTA/MacMap

1 250,16

Ton

Gecalcineerde petroleumcokes

2713129000

GTA/MacMap

5 271,81

Ton

(Vloeibare) caustische soda/natriumhydroxide (32 %)

2815110000 , 2815120000

GTA/MacMap

3 386,93

Ton

Bitumineuze steenkool

2701 12

GTA/MacMap

1 762,22

Ton

Zirkonylchloride (94)

2827 49 12 , 2827 49 29

GTA/MacMap

16 761,84

Ton

IJzerpoeder

7205 29 10 , 7205 29 20 en 7205 29 90

GTA/MacMap

13 049,93

Ton

Aluminiumpoeder

7603 10

GTA/MacMap

39 179,62

Ton

Aluminiumhydroxide

2818 30

GTA/MacMap

13 943,93

Ton

Fosforzuur

2809 20 11 , 2809 20 19 , 2809 20 20 , 2809 20 30 , 2809 20 90

GTA/MacMap

6 062,29

Ton

Arbeid

Arbeid

[N.v.t.]

Instituto Brasileiro de Geografia e Estatística (95)

79,05

vte

Energie

Elektriciteit

[N.v.t.]

Ministério de Minas e Energia (96)

0,8868

kWh

Aardgas

[N.v.t.]

Ministério de Minas e Energia (97)

4,58

m3

Stoom

[N.v.t.]

Ministério de Minas e Energia (98)

356,66

Ton

3.4.2.   Grondstoffen

(225)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, voor andere grondstoffen dan titaanerts en -concentraten, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA op het niveau van het nationaal tarief, waarbij invoerrechten en vervoerskosten werden opgeteld.

(226)

Een invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 genoemde landen die geen lid zijn van de WTO (99).

(227)

De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in punt 3.2.10 tot de conclusie komt dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen voor de voor de uitvoer bestemde producten hebben, was de Commissie van mening dat dezelfde verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. De overige volumes werden representatief geacht.

(228)

Voor de niet-verstoorde prijzen van titaanerts en -concentraten gebruikte de Commissie als basis de prijzen zoals die door TZMI werden gerapporteerd, waarbij de vervoerskosten werden opgeteld. De vervoerskosten per eenheid werden vastgesteld als het verschil tussen de cif-prijs van ilmeniet zoals gerapporteerd in Metal Bulletin/Fast Markets (100) en de fob-prijs voor dezelfde soort titaanerts, zoals gerapporteerd door TZMI.

(229)

De Commissie heeft de vervoerskosten van de meewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen om de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming.

(230)

LB voerde aan dat de kosten van titaanerts dat in eigen land bij verbonden mijnen wordt gewonnen, daadwerkelijk worden gemaakt en niet verstoord zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. De Commissie herinnert eraan dat voor de productie van TiO2 een reeks basisproducten nodig is, waaronder de ertsen. Wanneer de TiO2-producenten deze basisproducten in eigen land aankopen, zijn de prijzen die zij betalen (en die als kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde verstoringen als die welke in overweging 195 zijn genoemd. Meer specifiek is een basisproduct dat op zichzelf in de VRC werd geproduceerd door een reeks productiefactoren en de kosten voor basisproducten te combineren (zoals grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) ook blootgesteld aan aanzienlijke verstoringen. Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen, zodat het argument van LB moest worden afgewezen.

3.4.3.   Arbeid

(231)

De Commissie heeft de door het IBGE gepubliceerde statistieken (101) gebruikt om aan de hand van de gedetailleerde gegevens over de lonen in de productiesector voor 2021 de lonen in Brazilië vast te stellen voor de economische activiteit 20.1 “Vervaardiging van anorganische chemische producten” volgens de NACE Rev.2-classificatie.

(232)

De statistieken van het IBGE geven informatie over de totale jaarlijkse lonen en aanverwante lasten en over het aantal werknemers in de chemische sector. Alleen informatie met betrekking tot personeel in verband met de productie werd in aanmerking genomen. De waarden werden voor het onderzoektijdvak geïndexeerd aan de hand van de nationale consumentenprijsindex (102).

3.4.4.   Elektriciteit

(233)

De Commissie heeft voor het onderzoektijdvak gebruikgemaakt van de statistieken over industriële elektriciteitsprijzen die door het Braziliaanse ministerie van Mijnbouw en Energie zijn gepubliceerd (103). De in het maandbulletin gepubliceerde tarieven omvatten de “Imposto sobre Circulação de Mercadorias e Serviços” (“ICMS”), een belasting die door de Braziliaanse staten wordt geheven op het verkeer van goederen en de levering van interstatelijke en intergemeentelijke vervoers- en communicatiediensten. Deze belasting kon door de industriële gebruikers worden teruggevorderd en werd derhalve niet daadwerkelijk betaald. Aangezien de ICMS tijdens het onderzoektijdvak in de meeste staten 17 % tot 18 % bedroeg, heeft de Commissie de elektriciteitsbenchmark herberekend, waarbij zij een gemiddelde van 17,5 % van de gepubliceerde percentages heeft afgetrokken.

3.4.5.   Aardgas

(234)

De Commissie gebruikte de aardgasprijs voor industriële gebruikers in Brazilië zoals gepubliceerd door het Braziliaanse ministerie van Mijnbouw en Energie (104) voor het onderzoektijdvak. De in het maandbulletin gepubliceerde tarieven omvatten de ICMS-belasting, en de Commissie paste de methode toe die werd gebruikt voor het vaststellen van de elektriciteitsprijzen, zoals beschreven in overweging 233.

3.4.6.   Stoom

(235)

De Commissie heeft de prijs van stoom in Brazilië berekend met gebruik van de door het Amerikaanse ministerie van Energie voorgestelde methode (105). Deze methode voorziet in kosten voor stoom op basis van de warmte-input die nodig is voor de productie ervan. Daartoe gebruikte de Commissie aardgas als warmte-input en gebruikte zij de gasprijs voor industriële gebruikers in Brazilië zoals gepubliceerd door het Braziliaanse ministerie van Mijnbouw en Energie voor het onderzoektijdvak.

3.4.7.   Algemene productiekosten, VAA-kosten en winst

(236)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de overhead-productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken.

(237)

De algemene productiekosten van de meewerkende producenten-exporteurs werden uitgedrukt als aandeel van de werkelijke productiekosten van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten.

(238)

Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst in hetzelfde handelsstadium af fabriek, vast te stellen, heeft de Commissie zich gebaseerd op de financiële gegevens voor 2022 van Tonox Brazil, zoals ontleend aan de website van de onderneming (106).

3.4.8.   Berekening

(239)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(240)

Ten eerste stelde de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vast. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de medewerkende producent-exporteur. Dit gemelde verbruik werd in het kader van de controles ter plaatse geverifieerd. De Commissie vermenigvuldigde het gebruik van de factoren met de niet-verstoorde kosten per eenheid in het representatieve land, zoals beschreven in punt 3.4.1.

(241)

Toen de niet-verstoorde vervaardigingskosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de overhead-vervaardigingskosten, de VAA-kosten en de winst toegepast zoals vermeld in punt 3.4.7. De VAA-kosten en de winst werden bepaald op basis van de jaarrekening van Tronox Brazil, zoals uitgelegd in punt 3.3.3. De VAA-kosten, uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroegen 5,9 %. De winst, uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroeg 5,0 %.

(242)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

3.5.   Uitvoerprijs

(243)

De uitvoer naar de Unie door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vond plaats hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers hetzij via verbonden ondernemingen.

(244)

Voor de producenten-exporteurs die het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie hadden uitgevoerd, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(245)

Voor de producenten-exporteurs die het betrokken product ook via een als importeur optredende verbonden onderneming naar de Unie hadden uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie was doorverkocht. In dit geval zijn prijscorrecties toegepast voor alle tussen invoer en doorverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van de VAA-kosten van de verbonden importeur, en een redelijke winst.

(246)

Bij gebrek aan medewerking van niet-verbonden importeurs in deze zaak, werd in het onderhavige onderzoek een redelijke winst, die in het recente onderzoek naar polyvinylalcohol (“PVA”) (107) voor een ander chemisch product was vastgesteld op 6,89 %, gebruikt om een betrouwbare uitvoerprijs grens Unie vast te stellen.

3.6.   Vergelijking

(247)

De Commissie moet overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer in hetzelfde handelsstadium maken en correcties toepassen om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. In het onderhavige geval heeft de Commissie ervoor gekozen om de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs te vergelijken in het stadium af fabriek. Zoals hieronder verder wordt toegelicht, werden de normale waarde en de uitvoerprijs waar nodig aangepast om i) ze te corrigeren tot het niveau af fabriek, en ii) rekening te houden met verschillen tussen factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed op de prijzen zijn en op de vergelijkbaarheid daarvan.

3.6.1.   Correcties van de normale waarde

(248)

Zoals uiteengezet in overweging 239 werd de normale waarde in het handelsstadium af fabriek vastgesteld door gebruik te maken van de productiekosten, samen met de bedragen voor VAA-kosten en winst, die voor dat handelsstadium redelijk werden geacht. Daarom waren er geen aanpassingen nodig om de normale waarde terug te brengen tot het stadium van de prijs af fabriek.

(249)

De Commissie zag geen redenen om correcties toe te passen op de normale waarde (afgezien van de correctie voor de btw, die zonder restitutie over de uitvoer moest worden betaald), en dergelijke correcties werden ook niet aangevraagd door een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

3.6.2.   Correcties van de uitvoerprijs

(250)

Om de uitvoerprijs terug te brengen tot het handelsstadium af fabriek, werden correcties aangebracht voor de kosten van vervoer, opslag, douanerechten, verzekeringen, verwerking en laden.

(251)

Er werden correcties toegepast op de volgende factoren die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen: commissielonen, kredietkosten en bankkosten.

(252)

Wat de correctie van commissielonen betreft, voerde LB gedurende het onderzoektijdvak TiO2 naar de Unie uit via verbonden handelaren die buiten de Unie, namelijk in Hongkong en in het Verenigd Koninkrijk, waren gevestigd. De handelaren waren verantwoordelijk voor het verkoopproces en de commerciële risico’s die daarmee gepaard gingen en ontvingen een handelsmarge voor de verkoop. De Commissie heeft derhalve vastgesteld dat de functies van die handelaren vergelijkbaar waren die van een op commissiebasis werkende agent. Bijgevolg is ook een correctie krachtens artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening toegepast voor verkopen via de verbonden handelsondernemingen. De correctie bestond uit de aftrek van de VAA-kosten van de handelsondernemingen en een vastgestelde winst van 6,89 %, zoals uiteengezet in overweging 246.

3.7.   Dumpingmarges

(253)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product.

(254)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

LB-groep:

LB GROUP CO., LTD.

HENAN BILLIONS ADVANCED MATERIAL CO., LTD.

LB LUFENG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB SICHUAN TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB XIANGYANG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

39,7  %

Anhui Gold Star-groep:

Anhui Gold Star Titanium Dioxide (Group) Co., Ltd.

ANHUI GOLD STAR TITANIUM DIOXIDE TRADING COMPANY LIMITED

14,4  %

(255)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(256)

Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 35,0 %.

(257)

Voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald.

(258)

De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de meewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer uit het betrokken land naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak volgens de statistieken van Eurostat.

(259)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor meer dan 96 % van de totale invoer tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan besloot de Commissie om de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de in de steekproef opgenomen medewerkende onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(260)

De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

LB-groep:

LB GROUP CO., LTD.

HENAN BILLIONS ADVANCED MATERIAL CO., LTD.

LB LUFENG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB SICHUAN TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB XIANGYANG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

39,7  %

Anhui Gold Star-groep:

Anhui Gold Star Titanium Dioxide (Group) Co., Ltd.

ANHUI GOLD STAR TITANIUM DIOXIDE TRADING COMPANY LIMITED

14,4  %

Andere medewerkende ondernemingen

35,0  %

Alle overige ondernemingen

39,7  %

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(261)

Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak vervaardigd door elf producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(262)

De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 560 000 ton. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals de door de klager ingediende macrovragenlijst. Zoals aangegeven in overweging 8, vertegenwoordigden de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie 50 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

4.2.   Vaststelling van de relevante markt van de Unie

(263)

Om vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of en in welke mate bij de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde soortgelijke product.

(264)

De Commissie heeft vastgesteld dat een klein deel van de totale productie van de producenten in de Unie voor de markt voor intern gebruik bestemd is. Slechts twee van de elf producenten in de Unie hebben gemeld dat zij het product intern hebben verkocht en vanwege het vertrouwelijke zakelijke karakter van deze gegevens kunnen de exacte volumes niet in de onderhavige verordening bekend worden gemaakt. Die twee producenten behoorden niet tot de in de steekproef opgenomen producenten. De markt voor intern gebruik was in de gehele beoordelingsperiode stabiel en vertegenwoordigde minder dan 1 % van het totale verbruik in de Unie.

(265)

De Commissie heeft bepaalde macro-economische indicatoren met betrekking tot de bedrijfstak in de Unie onderzocht op basis van gegevens die de verkoop op de vrije markt betroffen. Deze indicatoren zijn het verkoopvolume op de markt van de Unie en de marktaandelen.

(266)

Andere macro-economische indicatoren konden slechts zinvol worden onderzocht door aan de gehele activiteit, met inbegrip van het interne gebruik en de interne verkoop van de bedrijfstak van de Unie, te refereren. Het gaat daarbij om productiehoeveelheden, capaciteit, bezettingsgraad, werkgelegenheid, productiviteit en uitvoer. Deze zijn afhankelijk van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd is voor intern gebruik dan wel voor verkoop op de vrije markt.

(267)

Gezien het feit dat slechts twee niet in de steekproef opgenomen producenten zeer beperkte hoeveelheden interne verkoop meldden, komt die verkoop tot slot niet tot uiting in de analyse van micro-economische indicatoren, die zijn gebaseerd op gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(268)

Aangezien slechts een klein deel van de productie van de producenten in de Unie bestemd was voor de markt voor intern gebruik, werd bij het onderzoek geen betekenisvol verschil vastgesteld tussen de onderzochte economische indicatoren die betrekking hadden op de gehele activiteit en de indicatoren die waren gebaseerd op de gegevens voor de vrije markt.

4.3.   Verbruik in de Unie

(269)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte hoeveelheden, zoals ontleend aan de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de door de klager ingediende macrovragenlijst, en de invoer in de Unie van het betrokken product uit derde landen op basis van statistieken van Eurostat.

(270)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (ton)

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Totaal verbruik in de Unie

1 220 424

1 267 582

1 125 734

954 998

Index

100

104

92

78

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, macrovragenlijst, Eurostat.

(271)

Het verbruik in de Unie steeg van 2020 tot 2021 met 4 procentpunten en was in beide jaren hoger dan normaal. Dit was vooral het gevolg van de COVID-19-lockdowns die mensen ertoe aanzetten hun huizen te renoveren, wat leidde tot een grote vraag naar verven en coatings voor gebruik binnenshuis en bijgevolg naar TiO2 als hun belangrijkste grondstof. Aangezien de COVID-19-pandemie gedurende het hele jaar 2021 aanwezig was (en in 2020 pas medio maart werd uitgeroepen), volgt hier logischerwijs uit dat de daaruit voortvloeiende positieve effecten op de vraag op de markt van de Unie meer uitgesproken waren in 2021.

(272)

Na deze piekvraag daalde het verbruik in de Unie in 2022 met 12 procentpunten en in het onderzoektijdvak met nog eens 14 procentpunten.

4.4.   Invoer uit het betrokken land

4.4.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(273)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld aan de hand van statistieken van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het invoervolume en het totale verbruik in de Unie zoals vastgesteld in tabel 2 hierboven.

(274)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Volume van de invoer uit het betrokken land (ton)

178 256

169 146

186 885

209 375

Index

100

95

105

117

Marktaandeel

15  %

13  %

17  %

22  %

Index

100

91

114

150

Bron:

Eurostat.

(275)

Vanaf het begin van de beoordelingsperiode vond invoer uit de VRC plaats op de markt van de Unie. De invoer vertoont een stijgende trend en is tussen 2020 en het onderzoektijdvak in totaal met 17 % gestegen. In de krimpende markt die in 2022 en het onderzoektijdvak werd waargenomen (zie tabel 2 hierboven), resulteerde dit in een aanzienlijke toename van het Chinese marktaandeel met 50 % tussen 2020 en het onderzoektijdvak.

(276)

In 2021 was er een tijdelijke ommekeer in deze voortdurende stijging van de invoer uit en het marktaandeel van de VRC als gevolg van de buitengewone omstandigheden van de containercrisis in 2021. Het volume van de invoer uit en het marktaandeel van de VRC daalden dat jaar met respectievelijk 5 % en 9 %.

(277)

Zodra de containercrisis in 2022 begon af te nemen, begon de Chinese invoer echter weer te stijgen, met een toename van 10 procentpunten in volume in 2022 en nog eens 12 procentpunten in het onderzoektijdvak.

4.4.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(278)

De Commissie heeft de invoerprijzen vastgesteld op basis van de statistieken van Eurostat, door de totale waarde van de invoer uit de VRC te delen door het totale volume van die invoer. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in China op de vragenlijst.

(279)

De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

VRC

1 826

2 507

3 032

2 235

Index

100

137

166

122

Bron:

Eurostat.

(280)

De invoerprijzen uit de VRC stegen in 2021 en 2022. De klager voerde aan dat deze stijging samenviel met een stijging van de wereldwijde prijzen van ilmenieterts en met hogere verschepingskosten in 2021 en 2022. Toen de verschepingskosten eind 2022 (d.w.z. aan het begin van het onderzoektijdvak) meer in de richting van de historische niveaus daalden, daalden de Chinese prijzen mee, ondanks het feit dat de kosten van de belangrijkste grondstoffen hoog bleven.

(281)

Desondanks bleven de Chinese eindprijzen tijdens de hele beoordelingsperiode onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, met uitzondering van 2021, toen de prijzen van containers uit de VRC naar de Unie hun hoogtepunt bereikten.

(282)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

1)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

2)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen Chinese medewerkende producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(283)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daaruit bleek dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de markt van de Unie tussen 14 % en 15,3 % bedroeg. De ingevoerde hoeveelheden waarvoor deze prijsonderbieding werd vastgesteld vertegenwoordigen ongeveer 70 % van de totale Chinese invoer tijdens het onderzoektijdvak.

(284)

Voorts stelde de Commissie vast dat er gedurende de gehele beoordelingsperiode sprake was van verhindering van een prijsverhoging en van prijsdruk in het onderzoektijdvak.

(285)

Hoewel de Chinese invoerprijzen in 2021 en 2022 stegen, lagen zij altijd onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, behalve in 2021 toen de verzendkosten een recordhoogte bereikten. Zoals blijkt uit tabel 8 hieronder werd de kloof tussen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en de productiekosten in elk jaar van de beoordelingsperiode kleiner, wat wijst op verhindering van prijsverhogingen.

(286)

Bovendien zijn de prijzen van de invoer uit China in het onderzoektijdvak met meer dan een kwart gedaald ten opzichte van 2022, terwijl hun volume en marktaandeel op de markt van de Unie toenamen. Dit veroorzaakte een aanzienlijke prijsdruk op de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak, aangezien de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen moest verlagen tot onder de productiekosten en verliezen moest incasseren om enig marktaandeel te behouden, ondanks het feit dat de productiekosten bleven stijgen.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(287)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(288)

Zoals in overweging 19 vermeld, is voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(289)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie een onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in het antwoord op de macrovragenlijst van de klager en gegevens van Eurostat over de invoer van het onderzochte product. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren ging de Commissie uit van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(290)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden.

(291)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(292)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Productievolume (ton)

809 485

843 918

743 733

560 647

Index

100

104

92

69

Productiecapaciteit (ton)

964 000

934 300

941 900

943 200

Index

100

97

98

98

Bezettingsgraad

84  %

90  %

79  %

59  %

Index

100

108

94

71

Bron:

Door de klager verstrekte macro-economische vragenlijst.

(293)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daalde tussen 2020 en het onderzoektijdvak met 31 %, en sloot daarmee nauw aan bij de ontwikkeling van het verkoopvolume zoals weergegeven in tabel 6. Deze daling van het productievolume was groter dan de daling van het verbruik in de Unie met 22 % tijdens de beoordelingsperiode. De tijdelijke stijging van het productievolume in 2021 is toe te schrijven aan de opleving van de vraag die, zoals toegelicht in overweging 271, werd veroorzaakt door de “thuisblijfeconomie” tijdens de COVID-19-lockdowns, waarvan de bedrijfstak van de Unie volop kon profiteren omdat de Chinese invoer dat jaar daalde.

(294)

Tijdens de beoordelingsperiode schommelde de totale capaciteit in de Unie met 2-3 %. De daling van de capaciteit in 2021 heeft als oorzaken dat een producent dat jaar de productie een maand stillegde voor noodzakelijk onderhoud en dat de sulfaatproductielijn van Kronos in Leverkusen werd gesloten. In 2022 en tijdens het onderzoektijdvak nam de capaciteit licht toe, voornamelijk door de voltooiing van projecten waarbij knelpunten werden verholpen bij verschillende fabrieken in de Unie.

(295)

Daarnaast sloot één niet in de steekproef opgenomen producent in de Unie, Venator, twee van zijn fabrieken in de Unie: Venator Duisburg en Venator Scarlino. De besluiten over de sluiting van deze fabrieken werden genomen in juni 2023 en februari 2024 en daarom was het effect ervan op het productievolume en de productiecapaciteit tijdens het onderzoektijdvak nog niet of slechts in beperkte mate zichtbaar.

(296)

De in 2021 waargenomen stijging van de bezettingsgraad, die werd veroorzaakt door een toename van het nettoproductievolume als gevolg van de stijging van de vraag tijdens de COVID-19-pandemie, wordt dus uitvergroot gelet op de daling van de totale capaciteit. Het productievolume en de bezettingsgraad daalden vervolgens in 2022 en vooral tijdens het onderzoektijdvak, deels in lijn met de algemene dalende ontwikkeling van de vraag, maar ook als gevolg van het verlies van marktaandeel aan de invoer uit de VRC, zoals hieronder wordt toegelicht.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(297)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

604 643

680 395

559 502

451 583

Index

100

113

93

75

Marktaandeel

49  %

53  %

49  %

47  %

Index

100

108

100

95

Bron:

Door de klager verstrekte macro-economische vragenlijst en Eurostat.

(298)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie steeg in 2021 met 13 procentpunten ten opzichte van 2020, voornamelijk als gevolg van de bovengenoemde stijging van de vraag in verband met de “thuisblijfeconomie” tijdens de COVID-19-lockdowns en de daling van de druk van de invoer met dumping uit de VRC dat jaar. Zoals reeds toegelicht, begon de vraag naar TiO2 in 2022 te dalen, na de hoge vraag in 2021. Aangezien de containercrisis tegelijkertijd op haar retour was, begon de invoer uit de VRC zowel in absolute termen als qua marktaandeel te stijgen, wat resulteerde in de drastische daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie.

(299)

Die marktomstandigheden zijn ook terug te zien in de marktaandelen. Toen er in 2021 geen invoer met dumping vanuit de VRC plaatsvond en de vraag sterk steeg, nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 4 procentpunten toe. Op de krimpende markt in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak nam de invoer met dumping uit de VRC alsmaar toe en verloor de bedrijfstak van de Unie in 2022 eerst 4 procentpunten aan marktaandeel en in het onderzoektijdvak nog eens 2 procentpunten.

4.5.2.3.   Groei

(300)

Zoals hierboven uiteengezet, kon de bedrijfstak van de Unie vanwege de bijzondere omstandigheden tijdens de COVID-19-pandemie (de “thuisblijfeconomie” in verband met de lockdowns in een deel van 2020 en in 2021 en de containercrisis in 2021) profiteren van de vraagpiek in 2021, terwijl de invoer uit de VRC dat jaar afnam. Hierdoor werd de achteruitgang van de bedrijfstak van de Unie tijdelijk vertraagd, waarna die bedrijfstak op de — overigens krimpende — markt van 2022 en tijdens het onderzoektijdvak flink aan marktaandeel verloor ten gunste van de invoer uit de VRC.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(301)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

5 105

4 915

4 838

4 787

Index

100

96

95

94

Productiviteit (ton/vte)

159

172

154

117

Index

100

108

97

74

Bron:

Door de klager verstrekte macro-economische vragenlijst.

(302)

De bedrijfstak van de Unie heeft zijn personeelsbestand tijdens de beoordelingsperiode gestaag ingekrompen naarmate de productie en het verkoopvolume afnamen.

(303)

De productiviteit ontwikkelde zich in lijn met de veranderingen op productie- en werkgelegenheidsgebied. De productiviteit daalde in de beoordelingsperiode met 26 %, met een tijdelijke opleving in 2021 dankzij de stijging van de productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie in verband met de genoemde uitzonderlijk gunstige omstandigheden in dat jaar.

4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(304)

Alle dumpingmarges lagen boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(305)

Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(306)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de twee producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de vrije markt (EUR/ton)

2 277

2 432

3 076

2 990

Index

100

107

135

131

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 010

2 203

3 025

3 442

Index

100

110

151

171

Bron:

Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(307)

Uit tabel 8 blijkt dat de periode vanaf 2021 werd gekenmerkt door voortdurende kostenstijgingen, voornamelijk onder invloed van hogere kosten van de belangrijkste grondstoffen en hogere energiekosten. Dit kwam vooral tot uiting in 2022 en in het onderzoektijdvak, toen de wereldwijde inflatiedruk aanzienlijk toenam. De klager voerde aan dat, ofschoon de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 een sterke stijging van de energiekosten in de Unie heeft veroorzaakt, de toename van de productiekosten het sterkst werd beïnvloed door de stijging van de kosten van de belangrijkste grondstof, titaanerts.

(308)

Deze waargenomen stijging van de productiekosten werd vervolgens opgevangen met een prijsstijging in 2021 en 2022, toen de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen nog steeds boven de productiekosten wist te houden. Uit tabel 8 blijkt echter dat het verschil tussen de productiekosten en de verkoopprijs elk jaar kleiner werd. Uiteindelijk konden de producenten in de Unie in het onderzoektijdvak, na een verdere aanzienlijke kostenstijging ten opzichte van 2022, hun verkoopprijzen niet langer boven hun productiekosten houden en moesten zij hun prijzen ten opzichte van 2022 zelfs verlagen om een zeker marktaandeel te behouden.

(309)

Hoewel de vraag naar TiO2 inderdaad het laagst was in het onderzoektijdvak, slaagden bepaalde landen van uitvoer (zoals het Verenigd Koninkrijk en Mexico, zie tabel 12) erin hun prijzen bij invoer in de Unie te verhogen ten opzichte van 2022, terwijl de prijzen van de invoer uit andere landen slechts licht daalden. De invoer uit de VRC noteerde de scherpste prijsdaling en tegelijkertijd de scherpste stijging van het marktaandeel en zette de bedrijfstak van de Unie aldus flink onder druk om zijn eigen prijzen te verlagen.

4.5.3.2.   Loonkosten

(310)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten (EUR/vte)

63 811

67 261

68 562

67 756

Index

100

105

107

106

Bron:

Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(311)

De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn in de beoordelingsperiode met 6 % gestegen.

4.5.3.3.   Voorraden

(312)

De voorraden van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Voorraden

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden (ton)

74 928

49 858

60 945

49 762

Index

100

67

81

66

Eindvoorraden als percentage van de productie

9,3

5,9

8,2

8,9

Index

100

64

89

96

Bron:

Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(313)

De voorraden in absolute cijfers en als percentage van de productie daalden in 2021 met respectievelijk 33 % en 36 % als gevolg van gunstige omstandigheden waarin de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopvolume en marktaandeel kon vergroten. Toen de markt in 2022 begon te krimpen, namen de voorraden weer toe en werd niet de gehele geplande productie verkocht. In het onderzoektijdvak krompen de voorraden weer toen de productievolumes werden verminderd. Aangezien het verkoopvolume op de krimpende markt zowel in 2022 als in het onderzoektijdvak daalde, namen de voorraden als percentage van de productie weer toe en bereikten zij in het onderzoektijdvak bijna het niveau van 2020.

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(314)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de [in de steekproef opgenomen] producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

7,9

9,8

5,1

–11,7

Index

100

125

65

– 148

Kasstroom (EUR)

92 461 606

124 892 941

3 767 112

–4 293 138

Index

100

135

4

–46

Investeringen (EUR)

37 870 922

36 314 534

39 542 712

43 030 210

Index

100

96

104

114

Rendement van investeringen

53  %

41  %

2  %

–67  %

Index

100

79

5

– 127

Bron:

Gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(315)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(316)

Tabel 8 laat zien dat het verschil tussen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en zijn productiekosten tijdens de beoordelingsperiode elk jaar kleiner werd, terwijl die bedrijfstak in het onderzoektijdvak zelfs zijn verkoopprijzen moest verlagen tot onder de stijgende productiekosten. Hieruit blijkt dat prijsverhogingen tijdens de beoordelingsperiode werden verhinderd en dat in het onderzoektijdvak sprake was van prijsverlagingen.

(317)

Door de disbalans tussen de stijgende kosten en de onder druk staande prijzen nam de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode af, waarbij 2021 opnieuw de uitzondering vormde, zoals hieronder wordt toegelicht.

(318)

De stijging van de winstgevendheid in 2021 wordt verder verklaard door het feit dat, hoewel de nettowinst op een verkoop per eenheid in 2021 (229 EUR, het verschil tussen de verkoopprijs per eenheid en de productiekosten per eenheid) lager was dan diezelfde nettowinst in 2020 (268 EUR), de kasstroom toch steeg als gevolg van een toenemend verkoopvolume.

(319)

Aangezien de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak daalde en zijn prijzen ook in 2022 niet konden worden verhoogd en in het onderzoektijdvak werden verlaagd, daalde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in 2022 met 4,8 procentpunten en in het onderzoektijdvak met nog eens 16,8 procentpunten, tot ruim onder nul.

(320)

De investeringen daalden met –4 % in 2021 alvorens in 2022 met +8 % te stijgen en met nog eens +10 % in het onderzoektijdvak. Deze stijgende trend geeft echter een verkeerd beeld en de Commissie heeft kunnen bevestigen dat de kennelijke stijging in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak volledig kan worden toegeschreven aan één over 2022 en het onderzoektijdvak gespreide investering van ongeveer 10 miljoen EUR in capaciteitsuitbreiding, waartoe een producent in de Unie eerder had besloten en die redelijkerwijs niet kon worden geannuleerd. De producent heeft aangetoond dat de planning, de grondwerken en de bestelling van de apparatuur allemaal vóór de betrokken periode hadden plaatsgevonden. Eenmaal geleverd moest de apparatuur worden geïnstalleerd, omdat het duurder zou zijn geweest de apparatuur niet in gebruik te nemen en aan de elementen bloot te stellen. Zonder deze investering zouden de totale investeringscijfers van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie een dalende trend vertonen die vergelijkbaar is met die van andere belangrijke schade-indicatoren.

(321)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. In het licht van de hierboven beschreven ontwikkelingen daalde het gedurende de gehele beoordelingsperiode aanhoudend, van een gezond rendement van 53 % in 2020 tot een uiterst negatief rendement van –67 % in het onderzoektijdvak.

(322)

Het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken werd ernstig aangetast door de uitholling van de winstgevendheid en van de kasstroom tijdens de beoordelingsperiode.

4.5.4.   Conclusie inzake schade

(323)

Alle belangrijke schade-indicatoren vertoonden tijdens de beoordelingsperiode een negatieve trend, en hoewel de situatie van de bedrijfstak van de Unie in 2021 tijdelijk verbeterde, lieten de schade-indicatoren in 2022 een daling en vervolgens tijdens het onderzoektijdvak een sterke daling zien.

(324)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daalde met 31 % en het verkoopvolume daalde met 25 % tussen 2020 en het onderzoektijdvak. Deze daling was sterker dan de daling van het verbruik in de Unie, dat tijdens de beoordelingsperiode met 22 % daalde. Bijgevolg daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 49 % in 2020 tot 47 % in het onderzoektijdvak, met een tijdelijke stijging in 2021 en begin 2022.

(325)

Tegelijkertijd steeg het invoervolume uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode met 17 % en steeg het Chinese marktaandeel van 15 % in 2020 tot 22 % in het onderzoektijdvak. Het invoervolume uit de VRC daalde in 2020 en 2021 tijdelijk met 5 % als gevolg van de containercrisis. Aangezien de bedrijfstak van de Unie tijdelijk werd afgeschermd tegen goedkope invoer uit de VRC en tijdens de COVID-19-pandemie te maken kreeg met een stijging van de vraag, kon hij zijn verkoopvolume en verkoopprijzen verhogen en boekte hij in 2021 een onverwacht hoge winst. Deze positieve trend hield echter verband met uitzonderlijke omstandigheden en werd omgebogen in het onderzoektijdvak, toen het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk daalde (met 38 procentpunten tussen 2021 en het onderzoektijdvak) en de winstgevendheid flink kelderde (van 10 % in 2021 tot –12 % in het onderzoektijdvak).

(326)

Bovendien kreeg de bedrijfstak van de Unie te maken met een aanzienlijke stijging van de productiekosten, die in de beoordelingsperiode met 71 % stegen. De kostenstijging was hoofdzakelijk toe te schrijven aan hogere kosten voor de belangrijkste grondstoffen en hogere energiekosten. De bedrijfstak van de Unie kon zijn verkoopprijzen echter niet voldoende verhogen om deze grote kostenstijging op te vangen. Zijn verkoopprijzen stegen in de beoordelingsperiode slechts met 31 %. De prijzen bereikten in 2022 een piek, maar daalden in het onderzoektijdvak aanzienlijk, ondanks de aanhoudende stijging van de productiekosten. Daardoor werd de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak verliesgevend. Voor kasstroom en rendement van investeringen waren vergelijkbare negatieve gevolgen te zien.

(327)

Zoals reeds uiteengezet in overweging 316, heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode verhinderde om zijn prijzen te verhogen en in het onderzoektijdvak leidde tot prijsverlagingen.

(328)

Kortom, hoewel de bedrijfstak van de Unie dankzij de buitengewone omstandigheden in 2021 goed kon presteren, nam de invoer uit de VRC op de krimpende markt in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak toe en groeide het marktaandeel ervan, waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onder druk kwamen te staan terwijl zijn productiekosten stegen. Dit is het duidelijkst het geval in het onderzoektijdvak, toen de prijzen van de invoer uit de VRC met een kwart daalden ten opzichte van 2022.

4.5.4.1.   Opmerkingen van de partijen

(329)

Verscheidene partijen betwistten het bestaan van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(330)

De China National Coatings Industry Association (CNCIA), een vereniging die producenten-exporteurs vertegenwoordigt, voerde aan dat de bedrijfstak van de Unie geen schade heeft geleden en verwees daarbij naar paragrafen in jaarverslagen van verschillende producenten in de Unie, met name de niet in de steekproef opgenomen onderneming Cinkarna. De CNCIA voerde daarbij het volgende aan: i) Cinkarna hield de productie in 2022 volgens haar jaarverslag op het maximale niveau; ii) Kronos en Cinkarna noteerden in 2021 en 2022 een hogere totale verkoopwaarde; iii) Cinkarna, Tronox en Venator meldden dat de prijzen en/of inkomsten in 2022 waren gestegen ten opzichte van voorgaande jaren; iv) Cinkarna noteerde in 2022 een hogere winst en ebitda dan in 2021, en v) Cinkarna was voornemens de investeringen in 2023 te verdubbelen.

(331)

De Commissie merkte om te beginnen op dat, hoewel verschillende producenten uiteenlopend kunnen presteren van goed tot slecht, de in de punten i), iv) en v) uitgelichte prestaties van één producent (Cinkarna) niet noodzakelijkerwijs illustratief zijn voor de prestaties van de gehele bedrijfstak van de Unie. Dit is precies de reden waarom de Commissie een representatieve steekproef van producenten in de Unie selecteert aan de hand waarvan zij conclusies trekt over de micro-economische indicatoren. Bovendien is de analyse van de Commissie uitsluitend gericht op de economische indicatoren met betrekking tot het onderzochte product, waarvoor gedetailleerdere gegevens nodig zijn dan louter de algemene cijfers in het jaarverslag van een producent in de Unie. Indien een belanghebbende vindt dat de voorgestelde steekproef niet representatief is voor de gehele bedrijfstak van de Unie omdat een van de geselecteerde ondernemingen wegens specifieke omstandigheden veel slechter presteert dan de rest, of vice versa, moet hij zich bij het begin van het onderzoek verzetten tegen de voorgestelde steekproef van producenten in de Unie, hetgeen de CNCIA niet heeft gedaan.

(332)

Evenzo merkte de Commissie op dat de beoordeling in de punten ii) en iii) hierboven onvolledig is en slechts op enkele van de schade-indicatoren is gebaseerd, zonder daarbij te kijken naar de totale situatie van de bedrijfstak van de Unie en de markt van de Unie, zoals de Commissie doet met het oog op haar conclusies in antidumpingonderzoeken. Uit tabel 8 blijkt dat de gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie zowel in 2021 als in 2022 zijn gestegen. Deze prijsstijgingen werden echter ingegeven door de noodzaak om winstgevend te blijven tegen de achtergrond van stijgende productiekosten. Bovendien heeft de Commissie inderdaad vastgesteld dat de totale verkoopwaarde van de bedrijfstak van de Unie in 2022 is gestegen ten opzichte van 2021. Dit staat echter niet gelijk aan betere prestaties op de markt, zoals de CNCIA suggereerde, aangezien het totale verkoopvolume daalde. Door alleen de totale verkoopwaarde in een bepaald jaar in ogenschouw te nemen, kan dus geen uitsluitsel worden geboden.

(333)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de door de CNCIA genoemde elementen, zoals vermeld in overweging 330, weliswaar feitelijk kloppen, maar niets afdoen aan de conclusies van de Commissie over de situatie van de bedrijfstak van de Unie als geheel.

(334)

De CNCIA merkte voorts op dat de Commissie in haar besluit tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (108) geen schade heeft vastgesteld, hoewel het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in dat geval met 21 % daalde, tegenover slechts 2 procentpunten in het onderhavige geval. Zoals vermeld in overweging 332, beschouwt de Commissie alle schade-indicatoren in hun totaliteit, in het licht van de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie en de markt van de Unie, die uiteraard in elk onderzoek anders zijn, zodat de definitieve conclusies per geval worden getrokken. De Commissie merkte in dit verband op dat de CNCIA slechts één element van het bovengenoemde onderzoek aanstipt, terwijl het besluit tot beëindiging op meerdere factoren stoelde, waaronder in de eerste plaats de winstgevendheid van de producenten in de Unie (109). Hoe dan ook doen de omstandigheden in die zaak niet ter zake met het oog op de omstandigheden in dit onderzoek.

(335)

De CNCIA voerde voorts aan dat de daling van de productie na 2021 kan worden toegeschreven aan de sluiting van fabrieken als beschreven in de overwegingen 294 en 295. De door de klager ingediende macrovragenlijst wijst evenwel uit dat het productievolume van bijna alle producenten in de Unie zowel in 2021 als in 2022 op jaarbasis daalde, en niet alleen het productievolume van die drie fabrieken. De Commissie verklaarde dat argument dan ook ongegrond.

(336)

Een gebruiker, PPG Industries Europe Sarl (PPG), voerde verder aan dat prijsverhogingen niet worden verhinderd, omdat Venator begin 2024 besloot de prijzen wereldwijd, ook in de Unie, te verhogen omdat het nodig was “de marges weer op een duurzaam niveau te brengen”, en verwees daarbij naar het persbericht van Venator van februari 2024 (110). Dit doet echter niet ter zake in het kader van de bovenstaande analyse, aangezien deze argumenten van Venator betrekking hadden op de periode na het onderzoektijdvak, terwijl alle bovenstaande analyses en beoordelingen betrekking hebben op het onderzoektijdvak en de drie jaren daaraan voorafgaand. Bovendien kan geen conclusie inzake verhindering van een prijsverhoging worden getrokken op basis van het enkele feit dat één producent in de Unie prijsverhogingen heeft aangekondigd. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

(337)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(338)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie en andere factoren, zoals de wereldwijde daling van het verbruik na de COVID-19-pandemie, de verwachte verbetering van de marktomstandigheden, de stijgende productiekosten en het verbod op het gebruik van TiO2 van levensmiddelenkwaliteit in de Unie.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(339)

Zoals toegelicht in overweging 271, nam het verbruik in de Unie tijdens de COVID-19-pandemie toe, toen mensen tijdens de lockdowns in de Unie besloten hun woning te renoveren, waardoor de vraag naar TiO2 in 2020 en vooral in 2021 steeg. Deze opvallende opleving van de vraag werd gevolgd door een even opvallende daling van de vraag in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak. Hoewel deze daling voornamelijk het gevolg was van het afbouwen van de voorraden na de sterke stijging van de vraag in 2020 en 2021, werd zij nog verergerd door de algemene inflatiedruk die in 2022 begon en waarschijnlijk ook door de vrees voor marktinstabiliteit als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne.

(340)

Tabel 3 laat zien dat het invoervolume uit de VRC op de markt van de Unie in die omstandigheden op een hoog peil bleef en tussen 2020 en het onderzoektijdvak steeg met 17 %. Zelfs op de krimpende markt in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak steeg het Chinese marktaandeel tussen 2020 en het onderzoektijdvak aldus met maar liefst 50 %. Deze trend werd in 2021 tijdelijk omgebogen: de omvang van de invoer uit de VRC en het marktaandeel daarvan daalden dat jaar met respectievelijk 5 % en 9 %, wat kan worden toegeschreven aan de containercrisis, waardoor de goederenstroom uit de VRC slonk. In combinatie met de vraagpiek in 2021 bood dit de bedrijfstak van de Unie kortstondig enige lucht en kon de bedrijfstak zijn verkoopvolume aanzienlijk verhogen en tijdelijk marktaandeel herwinnen (zie tabel 6).

(341)

Zodra de containercrisis in 2022 ging luwen, begon de invoer uit de VRC echter weer te stijgen, waarbij het volume in 2022 met 10 % en in het onderzoektijdvak met nog eens 12 % toenam, ten nadele van de producenten in de Unie en van de invoer uit andere derde landen (zie tabel 12). Dit komt duidelijk tot uiting in het marktaandeel, waarbij het toenemende marktaandeel van de invoer uit de VRC naadloos aansluit op de daling van het marktaandeel van de producenten in de Unie en van de invoer uit derde landen zowel in 2022 als in het onderzoektijdvak.

(342)

De prijzen van de invoer uit de VRC weerspiegelen ook de bovengenoemde marktomstandigheden. De prijzen bij invoer uit de VRC bleven tijdens de beoordelingsperiode onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, behalve in 2021, toen de containercrisis en de kosten voor verscheping van de VRC naar Europa hun hoogtepunt bereikten. Bovendien lagen de prijzen bij invoer uit de VRC zelfs onder de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, zowel in 2020 als in het onderzoektijdvak, en lagen zij in 2022 in wezen op hetzelfde niveau. Indien de verschepingskosten in 2021 en 2022 niet explosief waren gestegen, waren de prijzen van de invoer uit de VRC tijdens de gehele beoordelingsperiode waarschijnlijk onder de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie gebleven.

(343)

Zelfs bij het feitelijke prijspeil verhinderden de Chinese prijzen de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode duidelijk om de prijzen te verhogen (zie overweging 284) en oefenden zij een neerwaartse druk op de prijzen uit in het onderzoektijdvak (zie overweging 286).

(344)

Bovendien heeft de Commissie, zoals reeds opgemerkt in de overwegingen 282 en 283, een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van tussen 14 % en 15,3 % vastgesteld voor de invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de markt van de Unie in het onderzoektijdvak, waarin de situatie van de bedrijfstak van de Unie steeds verder verslechterde.

(345)

Uit de analyse van de schade-indicatoren in de overwegingen 269 tot en met 337 blijkt dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie met name tegen het einde van de beoordelingsperiode verslechterde en dat dit samenviel met een aanzienlijke stijging van de invoer met dumping uit het betrokken land, waarvan is vastgesteld dat deze de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak onderbood. Hoe dan ook stond deze invoer gedurende de gehele beoordelingsperiode prijsverhogingen sterk in de weg en oefende in het onderzoektijdvak een neerwaartse druk uit op de prijzen, aangezien de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kon meeverhogen met de stijging van de productiekosten en de prijzen in het onderzoektijdvak zelfs moest verlagen tot onder de productiekosten.

(346)

Gelet op de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie voorlopig vastgesteld dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade en de invoer met dumping uit de VRC in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. Deze schade had gevolgen voor zowel volume als prijs.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

(347)

Verschillende belanghebbenden voerden aan dat eventuele schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode heeft geleden, niet werd veroorzaakt door de Chinese uitvoer, maar door andere factoren, zoals de wereldwijde daling van het verbruik na de COVID-19-pandemie, de stijgende productiekosten en het verbod op het gebruik van TiO2 van levensmiddelenkwaliteit in de Unie.

(348)

De Commissie heeft onderzocht of en in hoeverre die factoren hebben bijgedragen tot de schade.

5.2.1.   Conjunctuur van de TiO2-markt

(349)

Verscheidene partijen voerden aan dat de daling van de vraag in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak slechts te maken had met de gebruikelijke neergang op de cyclische TiO2-markt.

(350)

Ten eerste heeft één gebruiker ter ondersteuning van dit argument de Commissie marktonderzoeksgegevens van TZMI uit november 2021 verstrekt (111), met zowel historische trends als prognoses voor de toekomst.

(351)

De Commissie merkte in dat verband op dat de in overweging 350 genoemde marktonderzoeksgegevens betrekking hebben op geaggregeerde mondiale verbruikstrends die mogelijk geen correcte weergave bieden van de vraag op de markt van de Unie. Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat, zoals reeds in de klacht werd aangetoond, de vraag in de Unie in 2020 en 2021 een stabiele groei vertoonde en in beide jaren met 4 % groeide op jaarbasis. Bovendien is de vraag in de Unie, zoals blijkt uit tabel 2, in 2022 weliswaar met 12 % gedaald, maar in het onderzoektijdvak nog sterker, met nog eens 14 %. Geen van deze ontwikkelingen is volledig in overeenstemming met de in overweging 350 vermelde globale prognoses van TZMI.

(352)

Ten tweede voerden twee gebruikers, Munksjö en Felix, in hun antwoorden op de vragenlijst eveneens aan dat de TiO2-markt uiterst cyclisch is en dat de vermeende schade voor de bedrijfstak van de Unie slechts het gevolg is van de krimpende markt in het onderzoektijdvak. Munksjö heeft een informatieblad met marktonderzoeksgegevens van drie verschillende bronnen (ICIS, Euwid en TZMI) ingediend, waarop de ontwikkeling van de TiO2-prijzen op de markt van de Unie in de afgelopen vijftien jaar wordt weergegeven, en stelt dat hieruit blijkt dat de TiO2-markt van de Unie tussen 2008 en het vierde kwartaal van 2023 drie cycli van krimp en groei heeft doorlopen.

(353)

De Commissie bevestigt dat uit deze gegevens blijkt dat de TiO2-prijzen op de markt van de Unie de afgelopen vijftien jaar drie pieken vertoonden, in het eerste kwartaal van 2012, het tweede kwartaal van 2018 en het tweede kwartaal van 2022. Deze perioden van hogere prijzen hadden een licht verschillende duur en werden stuk voor stuk logischerwijs gevolgd door een prijsdaling. De algemene trend laat echter een prijsstijging zien.

(354)

Gelet op het bovenstaande en na alle beschikbare informatie te hebben onderzocht, is de Commissie gekomen tot de volgende conclusies over de situatie op de TiO2-markt van de Unie.

(355)

Ten eerste is er weliswaar sprake van een wereldwijde cyclische vraag naar TiO2, maar er zijn geen aanwijzingen dat dit uniek is voor de TiO2-markt en bijzondere aandacht verdient, aangezien alle markten regelmatig fasen van krimp en expansie doormaken.

(356)

Ten tweede waren de mondiale vraagprognoses van TZMI weliswaar over het algemeen nauwkeurig, maar niet volledig in overeenstemming met de werkelijke ontwikkelingen op de markt van de Unie, althans wat de beoordelingsperiode betreft.

(357)

Ten derde kan uit alle gegevens waarover de Commissie beschikt, geen patroon worden afgeleid waaruit met absolute zekerheid blijkt wanneer de markt van de Unie een opleving of een neergang zal doormaken en op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat er in 2023 wel sprake moest zijn van krimp.

(358)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat, ook al kon uit de mondiale markttendensen vrij nauwkeurig worden afgeleid dat de vraag in de Unie zou toenemen in 2020 en 2021 en vervolgens zou dalen, de TiO2-markt van de Unie gedurende de beoordelingsperiode te maken had met specifieke en buitengewone omstandigheden die de ontwikkeling van de vraag bepaalden. Zoals reeds vermeld in overweging 271, heeft de Commissie geconcludeerd dat de door de COVID-19-lockdowns aangezwengelde “thuisblijfeconomie” een stijging van de vraag naar TiO2 heeft veroorzaakt in 2020 en vooral in 2021. Dus ook al zou de vraag in de Unie in 2020 stijgen, dan heeft de COVID-19-pandemie die stijging nog versterkt en de vraag ook in 2021 opgestuwd. Na een dergelijk sterke stijging van de vraag zal elke daaropvolgende daling van het verbruik vanzelfsprekend ook uitgesproken zijn. Die daling (in 2022 en in het onderzoektijdvak) werd nog verder verergerd door a) de algemene inflatiedruk die in 2022 opkwam en tijdens het gehele onderzoektijdvak aanhield en b) waarschijnlijk ook door de vrees voor marktinstabiliteit als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022.

5.2.2.   Vraag op de markt van de Unie

(359)

Anderzijds voerden sommige partijen aan dat de verslechterende situatie van de bedrijfstak van de Unie juist te wijten was aan een aanzienlijke daling van de vraag in de nasleep van de COVID-19-pandemie en aan de bovengenoemde inflatiedruk van 2022.

(360)

De Commissie merkte in dit verband op dat de markt van de Unie inderdaad te maken kreeg met een sterke daling van de vraag, die verband hield met het afbouwen van de voorraden na de vraagpiek tijdens de COVID-19-pandemie en met de algemene inflatiedruk (zie overweging 358). Een dergelijke krimpende markt resulteert vanzelfsprekend in een daling van de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie, ongeacht of er sprake is van invoer met dumping uit de VRC.

(361)

Onder normale mededingingsvoorwaarden zouden de verkoopvolumes van alle marktdeelnemers in een dergelijke krimpende markt echter gelijkmatiger zijn gedaald. In het onderhavige geval daalden de invoer uit de andere derde landen (behalve de VRC) en de verkoop van de bedrijfstak van de Unie (zie de tabellen 6 en 12) evenwel in bijna alle gevallen zowel in 2022 als in het onderzoektijdvak, terwijl in die jaren alleen de invoer uit de VRC toeneemt (zie tabel 3), wat opnieuw wijst in de richting van de conclusie dat de Chinese producenten, toen de verschepingstarieven in 2022 begonnen te dalen, in staat bleven hun product tegen dumpingprijzen te verkopen op de markt van de Unie en zo marktaandeel te winnen ten koste van andere marktdeelnemers.

(362)

Wat de daling van het verbruik betreft, wees de CNCIA erop dat de Commissie in haar besluit van 27 juni 2012 betreffende de invoer van bepaalde sojaproteïneconcentraten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (112) een daling van het verbruik met 8 % voldoende achtte om het oorzakelijk verband te verbreken. Zij voerde aan dat de Commissie, gezien de daling van het verbruik met 14 procentpunten in het onderzoektijdvak ten opzichte van 2022, nu tot dezelfde conclusie zou moeten komen.

(363)

De Commissie merkte op dat de genoemde zaak niet werd beëindigd omdat het oorzakelijk verband tussen de vastgestelde dumping en de aanmerkelijke schade werd afgezwakt door een daling van de vraag, maar omdat in het geheel geen aanmerkelijke schade werd vastgesteld. Het argument werd derhalve ongegrond verklaard en afgewezen (113).

(364)

De CNCIA voerde voorts aan dat de daling van de verkoop in 2022 ook kan worden verklaard door het in dat jaar genomen besluit van de Unie om het gebruik van TiO2 in levensmiddelen voor menselijke consumptie (additief E 171) te verbieden (114), en merkte op dat dit verbod in het jaarverslag 2022 van Tronox wordt genoemd als een van de oorzaken van de daling van de verkoop.

(365)

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, maken specialistische toepassingen van TiO2 ongeveer 4 % van de totale markt uit en hebben toepassingen in levensmiddelen voor menselijke consumptie daarbinnen een nog kleiner aandeel. De Commissie concludeerde derhalve dat dit verbod een verwaarloosbaar effect had op de verkoop van de producenten in de Unie.

5.2.3.   Invoer uit derde landen

(366)

Het volume van de invoer uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Invoer uit derde landen

Land

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Verenigd Koninkrijk

Volume (ton)

187 211

108 085

140 773

101 465

 

Index

100

58

75

54

 

Marktaandeel

15  %

9  %

13  %

11  %

 

Gemiddelde prijs

2 238

2 542

3 104

3 114

 

Index

100

114

139

139

Mexico

Volume (ton)

93 747

120 213

102 347

73 036

 

Index

100

128

109

78

 

Marktaandeel

8  %

9  %

9  %

8  %

 

Gemiddelde prijs

1 504

1 514

1 869

2 388

 

Index

100

101

124

159

VS

Volume (ton)

63 383

99 464

81 215

59 948

 

Index

100

157

128

95

 

Marktaandeel

5  %

8  %

7  %

6  %

 

Gemiddelde prijs

2 146

2 321

2 954

2 925

 

Index

100

108

138

136

Overige derde landen (behalve de VRC)

Volume (ton)

97 372

94 045

59 516

65 654

 

Index

100

97

61

67

 

Marktaandeel

8  %

7  %

5  %

7  %

 

Gemiddelde prijs

1 935

2 201

2 892

2 781

 

Index

100

114

149

144

Totaal van alle derde landen behalve de VRC

Volume (ton)

441 713

421 807

383 850

300 102

 

Index

100

95

87

68

 

Marktaandeel

36  %

33  %

34  %

31  %

 

Gemiddelde prijs

2 002

2 121

2 710

2 827

 

Index

100

106

135

141

Bron:

Eurostat en de gecontroleerde vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(367)

De Commissie merkte om te beginnen op dat de invoer uit het Verenigd Koninkrijk (na de VRC) weliswaar het grootste aandeel had in de invoer in de Unie uit derde landen, maar dat volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, de enige producenten in het Verenigd Koninkrijk twee bedrijven zijn die eigendom zijn van de bedrijfstak van de Unie. Deze invoer concurreert derhalve niet met de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de prijs ervan is ook hoger dan de Chinese invoerprijzen. Deze invoer draagt derhalve niet bij tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(368)

Het volume van de invoer uit alle andere derde landen is in de beoordelingsperiode steeds sterker gedaald, met 5 % in 2021, 8 % in 2022 en 9 % in het onderzoektijdvak.

(369)

De omvang van de invoer uit met name de VS en Mexico volgt de trends die zijn beschreven voor de verkoop van de bedrijfstak van de Unie, d.w.z. een toename van de invoer bij een uitzonderlijk hoge vraag in 2021, gevolgd door een daling in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak. Tegelijkertijd begon het marktaandeel van zowel de VS als Mexico, na een tijdelijke stijging in 2021, in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak te dalen. In het onderzoektijdvak verloor ook de invoer uit alle andere derde landen marktaandeel ten opzichte van 2022.

(370)

Belanghebbenden voerden aan dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer uit Mexico en niet door de invoer uit de VRC. De Commissie heeft voor de invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de markt van de Unie tijdens het onderzoektijdvak een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge tussen 14 % en 15,3 % vastgesteld. De Commissie merkte op dat de prijzen bij invoer uit Mexico inderdaad laag waren. Deze prijzen stegen in het onderzoektijdvak echter aanzienlijk ten opzichte van eerdere jaren en waren hoger dan de prijzen bij invoer uit de VRC.

(371)

De Commissie stelde daarentegen vast dat de prijzen van alle invoer uit de VRC aanzienlijk waren gedaald, en wel met 25 % tussen 2022 en het onderzoektijdvak, en dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak met 18,2 % werden onderboden.

(372)

De Commissie heeft vervolgens het belang van de invoer uit de VRC en Mexico op de totale markt van de Unie onderzocht. De tabellen 3 en 12 laten zien dat het totale volume van de invoer uit de VRC in het onderzoektijdvak drie keer zo hoog was als het totale volume van de invoer uit Mexico. Bovendien verloor de invoer uit Mexico in het onderzoektijdvak marktaandeel ten opzichte van 2022 en daalde ook de totale invoer uit alle andere derde landen dan de VRC. De invoer uit de VRC heeft daarentegen in het onderzoektijdvak als enige marktaandeel gewonnen.

(373)

De Commissie concludeerde derhalve dat de invoer uit Mexico en uit andere derde landen het vastgestelde oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet afzwakte.

5.2.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(374)

De uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Uitvoerprestaties van de producenten in de Unie

 

2020

2021

2022

Onderzoektijdvak

Uitvoervolume (ton)

223 194

225 958

177 595

151 869

Index

100

101

80

68

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 371

2 514

3 396

3 092

Index

100

106

143

130

Bron:

Door de klager verstrekte macrovragenlijst wat betreft de omvang van de uitvoer, en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst wat betreft de gemiddelde prijs.

(375)

Net als de productievolumes en de binnenlandse verkoop nam het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie in 2021 toe, hoewel deze stijging minder uitgesproken was dan in het geval van de binnenlandse verkoop, alvorens in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijk te dalen. De uitvoerprijzen volgden voorts dezelfde trend als de prijzen op de markt van de Unie; ze stegen in 2021 en 2022 alvorens in het onderzoektijdvak te dalen tot een niveau dat aanzienlijk boven het niveau van 2021 lag.

(376)

De bedrijfstak van de Unie realiseerde tijdens de beoordelingsperiode op de uitvoermarkten hogere prijzen dan op de markt van de Unie. Desondanks slaagde de bedrijfstak van de Unie er niet in de prijs bij uitvoer van zijn product in het onderzoektijdvak boven zijn productiekosten te houden en moest hij de uitvoerprijzen dat jaar zelfs verlagen.

(377)

De klager voerde aan dat oneerlijke handelspraktijken van de Chinese producenten-exporteurs op alle markten de concurrentie op de uitvoermarkten bemoeilijken en de verklaring zijn voor de suboptimale uitvoerprestaties. Andere belanghebbenden voerden aan dat er geen bewijs is ter staving van dat argument.

(378)

In de klacht was bewijsmateriaal opgenomen inzake de aankondiging van de sluiting van de fabriek van Chemours in Taiwan in 2023 en de klager heeft tijdens het onderzoek aanvullend bewijsmateriaal verstrekt waaruit bleek dat twee TiO2-producenten in Japan, Sakai Chemicals en Ishihara Sangyo, hadden aangekondigd in respectievelijk 2026 en 2027 fabrieken te sluiten. Al deze fabrieken liggen geografisch gezien in de buurt van de VRC, zodat het waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer oneigenlijke invloed heeft gehad op hun prestaties op hun binnenlandse of regionale markten. Bovendien hebben de bevoegde autoriteiten in Brazilië een eigen antidumpingonderzoek tegen Chinees TiO2 geopend. Volgens de Commissie is het derhalve niet uitgesloten dat de Chinese uitvoer de concurrentiepositie van de bedrijfstak van de Unie op andere markten, net als op de markt van de Unie, belemmert.

(379)

Voorts heeft de Commissie geconstateerd dat de winstgevendheid van de uitvoer gedurende de hele beoordelingsperiode vrijwel gelijke tred hield met de ontwikkeling van de winstgevendheid van de verkoop in de Unie, terwijl de uitvoer ongeveer 25 % van de totale verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie uitmaakte.

(380)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie niet werd veroorzaakt door de uitvoerprestaties.

5.2.5.   Stijgende productiekosten

(381)

Verscheidene partijen merkten op dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door stijgende productiekosten.

(382)

Terwijl de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie in 2021, en met name in 2022 en het onderzoektijdvak, stegen, kon die bedrijfstak zijn prijzen in 2021 en 2022 verhogen om winstgevend te blijven. De bedrijfstak werd pas in het onderzoektijdvak gedwongen zijn prijzen te verlagen tot onder de productiekosten, toen de Chinese invoer op de krimpende markt aanzienlijk goedkoper werd en qua volume toenam en zo in de Unie aan marktaandeel won.

(383)

De belanghebbenden verwezen opnieuw naar de zaak rond sojaproteïneconcentraten uit de VRC, waarin het oorzakelijk verband werd verbroken toen de prijs van de belangrijkste grondstof steeg. De Commissie merkte evenwel op dat de stijging van de productiekosten in dit geval wereldwijd optrad als gevolg van de wereldwijde inflatiedruk en alle marktdeelnemers in vergelijkbare mate trof, zoals blijkt uit het feit dat de prijzen van de invoer uit alle andere derde landen (met uitzondering van de VRC) in 2022 aanzienlijk stegen en nog verder stegen in het onderzoektijdvak. Zo zijn de prijzen van de belangrijkste grondstof, ilmenieterts, die ongeveer een derde van de totale productiekosten vertegenwoordigt, in 2022 wereldwijd met ongeveer 80 % gestegen ten opzichte van 2020, en daalden zij in het onderzoektijdvak slechts licht.

(384)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de stijgende productiekosten niet hebben bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak heeft geleden.

5.2.6.   Marktonderzoek dat wijst op herstel

(385)

Op 3 april 2024 diende AkzoNobel verdere argumenten in over het ontbreken van een oorzakelijk verband, en baseerde zich daarbij op een verslag over de mondiale situatie van de TiO2-markt, dat in februari 2024 door het marktonderzoeksbureau TZMI werd gepubliceerd. In het verslag wordt gesuggereerd dat de TiO2-markt zich herstelt en worden prijsstijgingen op de markt van de Unie en een toename van de winstgevendheid van de producenten in de Unie verwacht.

(386)

Ter zake merkte de Commissie op dat het verslag weliswaar suggereert dat de marktomstandigheden in Europa zijn verbeterd, maar dat die verbetering in enkele geanalyseerde statistieken in het verslag nog steeds als zwak wordt aangemerkt. Wat voorts de prijzen in Europa en de verwachte verbeterde winstgevendheid van de producenten in de Unie op hun binnenlandse markt betreft, wordt in het verslag erkend dat de prognoses van de prijsniveaus die de bedrijfstak van de Unie zal kunnen bereiken, ten minste gedeeltelijk zijn gebaseerd op een positieve uitkomst van het onderhavige onderzoek.

(387)

Dus zelfs als dat verslag de toekomstige prestaties van de bedrijfstak van de Unie uiterst nauwkeurig zou voorspellen, gaat de voorspelling in wezen uit van het scenario van een hersteld gelijk speelveld op de markt van de Unie, waardoor deze niet kan worden gebruikt als tegenargument voor de Commissie om geen beslissing te nemen waarop die voorspelling zelf ten minste gedeeltelijk is gebaseerd.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(388)

De partijen merken terecht op dat de bedrijfstak van de Unie het door verschillende factoren moeilijk heeft. Ten eerste was er in 2022 en het onderzoektijdvak sprake van een uitzonderlijke daling van de vraag naar TiO2 op de markt van de Unie. Ten tweede werden beide jaren gekenmerkt door een aanzienlijke stijging van de energiekosten op de markt van de Unie en door een wereldwijde stijging van de kosten van ilmeniet. Ten derde waren de prijzen bij invoer uit Mexico in de eerste drie jaar van de beoordelingsperiode lager dan de Chinese prijzen.

(389)

Geen van deze factoren doet echter af aan de bevinding dat i) het invoervolume uit de VRC, in tegenstelling tot dat van de andere derde landen, tijdens de gehele beoordelingsperiode toenam (met een tijdelijke vertraging door uitzonderlijke omstandigheden in 2021), ii) de invoer uit de VRC de Unie binnenkwam tegen dumpingprijzen, iii) de invoer uit de VRC op de krimpende markt in 2022 en tijdens het onderzoektijdvak marktaandeel verwierf ten koste van de bedrijfstak van de Unie en van de invoer uit andere derde landen, en iv) de prijs van de invoer uit de VRC in het onderzoektijdvak, toen de prijzen van de invoer uit alle andere landen grofweg gelijk bleven aan die in 2022, drastisch daalde, met een kwart ten opzichte van 2022, waardoor de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kon verhogen en die prijzen sterk onder druk kwamen te staan.

(390)

In die geest heeft de Commissie de argumenten van de partijen over de sluiting van fabrieken in de Unie onderzocht. In de klacht merkte de klager op dat de drie TiO2-fabrieken in de Unie waren gesloten als gevolg van druk van de invoer uit de VRC en dat zonder de uitzonderlijk gunstige omstandigheden van de COVID-19-pandemie meer sluitingen te verwachten waren. Enkele belanghebbenden tekenden hiertegen bezwaar aan met het argument dat deze conclusie niet met bewijzen werd gestaafd en dat de sluitingen te wijten waren aan andere omstandigheden dan vermeende invoer met dumping uit de VRC. De partijen wezen op de openbare verklaringen van de ondernemingen, waarin de inkrimping van de productie of de sluiting van fabrieken wordt toegeschreven aan ongunstige marktomstandigheden, zoals een verminderde vraag, stijgende productiekosten en slechte economische omstandigheden in het algemeen, terwijl de fabriek van Venator (een van de niet in de steekproef opgenomen producenten) in Scarlino problemen ondervond bij het verkrijgen van vergunningen.

(391)

In lijn hiermee wezen de belanghebbenden op verdere verklaringen uit bedrijfsverslagen van producenten in de Unie (Kronos, Police, Venator, Cinkarna), waarin de daling van de vraag en de stijging van de productiekosten werden genoemd als oorzaken van de moeilijke situatie waarin de bedrijfstak van de Unie verkeert. Volgens de partijen bewijst dit dat de invoer uit de VRC niet algeheel verantwoordelijk kan worden gesteld voor de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(392)

De Commissie merkt in dat verband op dat, hoewel de fabriek van Venator in Scarlino inderdaad niet op volle capaciteit kon draaien in afwachting van vergunningen, de aangehaalde verklaringen van Kronos en Venator uitwijzen dat bij de beslissingen over het niveau en de voortzetting van de productie rekening wordt gehouden met de moeilijke algemene marktomstandigheden. De bovenstaande analyse laat zien dat het daarbij duidelijk ook gaat om de invoer met dumping uit China die de markt onder druk zet, terwijl in een aantal van de aangehaalde verslagen de aanwezigheid van goedkope invoer uit de VRC ook als een van de uitdagingen wordt genoemd (115).

(393)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en het schadelijke effect van de invoer met dumping. De krimpende vraag, de stijgende productiekosten en de invoer uit andere derde landen, met name Mexico, droegen slechts in beperkte mate bij tot de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie wat betreft verkoopvolume, prijzen en winstgevendheid.

(394)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade. De schade bestaat voornamelijk uit een verlies van marktaandeel, prijsonderbieding, verhindering van prijsverhogingen en dalende winstgevendheid, rendement van investeringen en kasstroom.

6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(395)

De klagers hebben in de klacht het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkten in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening aangevoerd.

(396)

Om het geschikte niveau van de maatregelen te beoordelen, heeft de Commissie eerst het bedrag aan rechten vastgesteld dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

(397)

Vervolgens onderzocht zij of de dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hoger zou zijn dan hun schademarge.

6.1.   Schademarge

(398)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening.

(399)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit het betrokken land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(400)

In eerste instantie heeft de Commissie een basiswinst vastgesteld die alle kosten onder normale mededingingsvoorwaarden dekt.

(401)

PPG en de CNCIA waren beide van mening dat de in de klacht voorgestelde nagestreefde winst (10,2 %) te hoog is. PPG voerde aan dat geen van de jaren tijdens het onderzoektijdvak toereikend was om de basiswinst vast te stellen wegens de uitzonderlijke economische situatie in elk jaar en herinnerde aan de conclusies van de Commissie in het antidumpingonderzoek naar de invoer van bepaalde soorten polyethyleentereftalaat van oorsprong uit de VRC (116). Verder betoogden zij dat, aangezien de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode kon verkopen tegen prijzen die boven de productiekosten lagen, de basiswinst moest worden vastgesteld als een gemiddelde winst van alle vier jaren. De CNCIA voerde verder aan dat de Commissie dezelfde basiswinst zou moeten toepassen die zij heeft toegepast in het antidumpingonderzoek naar de invoer van elektrolytisch mangaandioxide van oorsprong uit de VRC (117), aangezien EMD net als TiO2 een anorganische verbinding is.

(402)

De Commissie merkte op dat het argument over de verkoopprijzen van de producenten in de Unie misschien correct was voor de beoordelingsperiode die in de klacht werd gebruikt, maar niet langer relevant was in het door de Commissie gebruikte onderzoektijdvak. Zoals hierboven is aangetoond, lagen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak ver onder de productiekosten. De winstgevendheid die zou worden vastgesteld op basis van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie in dat jaar, zou dus niet de winstgevendheid weerspiegelen die nodig is om de volledige kosten terug te verdienen.

(403)

Wat het argument van de CNCIA betreft, betekent het feit dat EMD en TiO2 beide anorganische chemicaliën zijn, niet dat hun producenten op vergelijkbare markten opereren of dat hun prestaties vergelijkbaar zouden zijn en de Commissie heeft geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit bleek dat dit wel het geval zou zijn.

(404)

De Commissie merkte op dat tijdens de beoordelingsperiode het marktaandeel van de invoer uit de VRC in 2021 het laagst was en dat de winstgevendheid en kasstroom in dat jaar het meest positief waren. De daling van de invoer uit de VRC in dat jaar was echter, zoals hierboven uitgelegd, te wijten aan de uitzonderlijke omstandigheden van de containercrisis. In combinatie met de stijgende vraag als gevolg van de COVID-19-lockdowns waren de prestaties van de bedrijfstak van de Unie dit jaar uitzonderlijk positief. De Commissie concludeerde derhalve dat 2021 niet in aanmerking komt als representatief jaar voor de vaststelling van een basiswinst overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening.

(405)

Bovendien werd ook het jaar 2020, net als 2021, beïnvloed door de gunstige omstandigheden van de toegenomen consumptie als gevolg van de “thuisblijfeconomie” tijdens de COVID-19-lockdowns, zij het in mindere mate. Op basis van de in dit stadium beschikbare informatie concludeerde de Commissie derhalve dat ook 2020 niet in aanmerking komt als representatief jaar voor de vaststelling van een basiswinst overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening.

(406)

Ten slotte zouden met betrekking tot de stijging van de invoer uit de VRC en de sterke achteruitgang van de bedrijfstak van de Unie die in 2022 begon en in het onderzoektijdvak aanhield, geen van deze jaren in aanmerking komen als representatief jaar voor de vaststelling van een basiswinst overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening.

(407)

Op zoek naar een periode waarin normale concurrentievoorwaarden heersen, wilde de Commissie de winstgevendheid van de afgelopen tien jaar onderzoeken. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verstrekten gegevens over de winstgevendheid gedurende drie jaar vóór de beoordelingsperiode. De Commissie heeft van alle drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor die jaren echter geen gegevens over de winstgevendheid ontvangen die uitsluitend betrekking hadden op de verkoop van TiO2 aan niet-verbonden afnemers in de Unie. Op basis van de informatie waarover de Commissie op dit moment beschikt, was het dan ook niet mogelijk een winstgevendheid vast te stellen die verband zou houden met de verkoop van het onderzochte product aan niet-verbonden afnemers in de Unie.

(408)

Aangezien er geen bewijs is dat onder normale concurrentievoorwaarden een winstgevendheid van meer dan 6 % kon worden behaald, heeft de Commissie de basiswinst vastgesteld op 6 %, overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening.

(409)

Twee producenten in de Unie verstrekten bewijsmateriaal waaruit bleek dat hun niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode onder normale mededingingsvoorwaarden hoger zou zijn geweest. De Commissie verifieerde deze informatie op basis van investeringsplannen en geweigerde en uitgestelde projecten, waaruit bleek dat deze investeringen daadwerkelijk gepland waren. De argumenten van beide producenten in de Unie werden inderdaad gerechtvaardigd geacht. Om dit in de nagestreefde winst tot uiting te laten komen, berekende de Commissie het verschil tussen de uitgaven voor investeringen, O & O en innovatie (“IOI”) onder normale mededingingsvoorwaarden, zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en geverifieerd door de Commissie, en de werkelijke IOI-uitgaven tijdens de beoordelingsperiode. Dat verschil, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroeg 0,09 %.

(410)

Dat verschil in IOI van 0,09 % werd opgeteld bij de in overweging 398 vermelde basiswinst van 6 %, wat een nagestreefde winst van 6,09 % opleverde.

(411)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie extra kosten van 60,68 EUR/t vastgesteld.

(412)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs van [3 400-3 800] EUR/t en [3 600-4 000] EUR/t voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde streefwinstmarge (zie overweging 410) op te tellen bij de productiekosten van de drie producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

(413)

De Commissie heeft vervolgens het niveau van de schademarge bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land, zoals vastgesteld voor de berekeningen van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de drie producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(414)

De schademarge voor “andere medewerkende ondernemingen” en voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overwegingen 255 tot en met 259).

Land

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Volksrepubliek China

LB Group

39,7

53,4

Anhui Gold Star-groep

14,4

53,0

Andere medewerkende ondernemingen

35,0

53,3

Alle overige ondernemingen

39,7

53,4

(415)

In het onderhavige geval hebben de klagers het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkten in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening aangevoerd. Om het geschikte niveau van de maatregelen te beoordelen, heeft de Commissie eerst het bedrag aan rechten vastgesteld dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft zij onderzocht of de dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hoger zou zijn dan hun schademarge (zie de overwegingen 417 en 418).

6.2.   Onderzoek van de marge die toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen

(416)

Zoals uiteengezet in het bericht van inleiding, heeft de klager aan de Commissie voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat er in het betrokken land sprake is van verstoringen van de grondstoffenmarkt met betrekking tot het onderzochte product. Volgens het bewijsmateriaal in de klacht wordt ilmeniet, dat goed is voor 25 % van de productiekosten van het onderzochte product, in China voor eigen gebruik gewonnen. Bovendien geldt er in China geen btw-teruggaaf bij uitvoer van ilmeniet. Beide maatregelen worden in artikel 7, lid 2 bis, tweede alinea, van de basisverordening genoemd als verstoringen van de grondstoffenmarkt. Derhalve is overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening onderzoek gedaan naar de vermeende verstoringen teneinde te beoordelen of in voorkomend geval een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om een einde te maken aan de schade.

(417)

Aangezien de marges die toereikend zijn om de schade weg te nemen, hoger zijn dan de dumpingmarges, was de Commissie van oordeel dat het in dit stadium niet nodig was dit aspect aan te pakken.

(418)

Op grond van bovenstaande beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat het passend is het bedrag van de voorlopige rechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening vast te stellen.

6.3.   Conclusie over het niveau van de maatregelen

(419)

Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

LB Group

39,7  %

Anhui Gold Star-groep

14,4  %

Andere medewerkende ondernemingen

35,0  %

Alle overige ondernemingen

39,7  %

7.   BELANG VAN DE UNIE

(420)

Gezien de beslissing van de Commissie om artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schadeveroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening.

(421)

Het belang van de Unie is vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(422)

Zoals reeds eerder vermeld, telt de bedrijfstak van de Unie elf producenten, waarvan de omzet en winstgevendheid tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode aanzienlijk zijn verslechterd, waardoor zijn marktaandeel, de voorraden, investeringen, het rendement van investeringen en de kasstroom negatief zijn beïnvloed. De Commissie concludeerde in dit stadium dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit het betrokken land (zie overweging 337).

(423)

Als er geen voorlopige maatregelen worden ingesteld, zou de bedrijfstak van de Unie zich door de lage winstgevendheid en andere financiële indicatoren als gevolg van de prijsdruk door de invoer met dumping gedwongen kunnen zien de productie van TiO2 te staken. Het is echter de verwachting dat de verkoopvolumes en prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie na het opleggen van voorlopige antidumpingmaatregelen zullen stijgen, waardoor de winstgevendheid en andere financiële indicatoren van deze bedrijfstak zullen toenemen en sluiting wordt voorkomen.

(424)

Het is dan ook duidelijk dat voorlopige antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zijn.

7.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren

(425)

De in overweging 10 vermelde niet-verbonden importeur heeft de vragenlijst uiteindelijk niet beantwoord. De Commissie ontving geen antwoorden van importeurs en handelaren op de vragenlijst.

(426)

Derhalve heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen nadelige gevolgen zullen hebben voor de importeurs en handelaren in de Unie.

7.3.   Belang van de gebruikers

(427)

In totaal hebben 23 gebruikers en gebruikersorganisaties aan dit onderzoek deelgenomen en zich tegen de instelling van rechten verzet. Daarvan hebben zes gebruikers de vragenlijst beantwoord. De rest diende opmerkingen in.

(428)

TiO2 wordt voornamelijk gebruikt in de verf- en coatingsector, die meer dan 60 % van de markt vertegenwoordigt, waarbij architecturale en industriële verven ongeveer 55 % en industriële inkten ongeveer 5 % van de totale vraag uitmaken. Het op één na grootste marktsegment is de kunststofindustrie met ongeveer 25 %, gevolgd door papier met 12 % en speciale toepassingen met 4 %. Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van gebruikers die actief zijn in de sectoren verf en coatings, grafische inkten, lamineerpapier en kunststoffen. Alle zes antwoorden werden ter plaatse bij de gebruikers gecontroleerd.

7.3.1.   Gebruikers die de vragenlijst hebben beantwoord

(429)

De waarschijnlijke gevolgen van de maatregelen zouden verschillend zijn voor de gebruikers, afhankelijk van het segment van de downstreammarkt waarin zij actief zijn. De Commissie analyseerde afzonderlijk de situatie van gebruikers van TiO2 voor meer speciale toepassingen zoals lamineerpapier en grafische inkten (deze gebruikers dienden ook argumenten betreffende de productomschrijving in) en gebruikers van TiO2 voor de belangrijkste toepassing ervan in verven, coatings en kunststoffen.

(430)

Ten eerste zullen van de zes gebruikers waarvan de Commissie de antwoorden op de vragenlijst heeft geverifieerd, de producenten van lamineerpapier de meeste gevolgen ondervinden van eventuele maatregelen. TiO2 vertegenwoordigt ongeveer [25-35] % van hun totale productiekosten, en zij betrekken ongeveer [10-40] % van hun TiO2 in de VRC. Beide gebruikers toonden ook aan dat hun winstgevendheid in het onderzoektijdvak laag of negatief was. De Commissie schatte dat hun winstgevendheid met ongeveer [2 tot 3] procentpunten zou dalen als er rechten worden ingesteld en alle andere omstandigheden gelijk blijven. Zoals aangegeven in overweging 52, betrekken deze twee gebruikers echter een groot deel van hun TiO2 uit andere bronnen dan de VRC, en de Commissie concludeerde derhalve dat de twee gebruikers over voldoende alternatieve bevoorradingsbronnen beschikken.

(431)

Ten tweede verstrekte Flint Group, een producent van grafische inkten, bewijs waaruit blijkt dat producten die TiO2 bevatten slechts een klein deel van haar totale omzet genereren, terwijl Chinees TiO2 slechts een gedeeltelijk aandeel van de productiekosten van die producten vertegenwoordigt. Vanwege de complexiteit van Flint’s bedrijfsstructuur en het feit dat zij in een aantal fabrieken in de Unie een groot aantal inktformules produceert die TiO2 bevatten, kon Flint geen nauwkeurige cijfers geven over de winstgevendheid van haar TiO2-gerelateerde bedrijfssegment. Flint liet in het onderzoektijdvak echter wel een goede winstgevendheid zien op het niveau van de totale onderneming.

(432)

Op basis van de beschikbare informatie concludeerde de Commissie dat haar winstgevendheid in het TiO2-gerelateerde bedrijfssegment in een voorts ongewijzigde situatie waarschijnlijk met minder dan één procentpunt zou dalen indien antidumpingrechten werden ingesteld (118), gezien het geringe aandeel van TiO2 in de totale omzet en de productiekosten. Bovendien zou het bedrijf winstgevend blijven. De Commissie kon het effect op de totale winstgevendheid van de groep niet bepalen, maar het effect zou nog minder uitgesproken zijn. De Commissie concludeerde daarom dat Flint Group geen significante gevolgen van de rechten zou ondervinden.

(433)

Ten derde zijn er twee andere gebruikers, AkzoNobel en Sherwin-Williams SRL (“Sherwin-Williams”), twee van de grote verf- en coatingproducenten. Verf- en coatingfabrikanten zijn qua volume de grootste gebruikers van TiO2. De impact van rechten op de prestaties van deze categorie gebruikers zou veel minder uitgesproken zijn. AkzoNobel heeft de vragenlijst ingevuld op het niveau van alle entiteiten die in de Unie aanwezig zijn. Chinees TiO2 maakt een verwaarloosbaar deel uit van hun totale productiekosten en tijdens het onderzoektijdvak waren ze winstgevend. Sherwin-Williams verstrekte de antwoorden op de vragenlijst voor twee entiteiten die het meest door de rechten zouden worden getroffen, en voor alle activiteiten in de Unie. Chinees TiO2 vertegenwoordigt slechts een klein aandeel van de totale productiekosten van deze twee entiteiten samen. Terwijl de winstgevendheid op hun producten die TiO2 bevatten tijdens het onderzoektijdvak laag was, vertoonden beide entiteiten van Sherwin-Williams een gezonde totale winstgevendheid. De totale omzet van die twee fabrieken vertegenwoordigt een klein aandeel van de totale in de Unie behaalde omzet van Sherwin-Williams, die in het onderzoektijdvak winstgevend was. De Commissie concludeerde derhalve dat beide gebruikers, zelfs indien zij een dergelijke kostenstijging niet aan hun afnemers zouden kunnen doorberekenen, in staat zouden zijn de maatregelen op te vangen.

(434)

Tot slot verstrekte Schulman Plastics, een grote producent van kunststoffen en aanverwante materialen in de Unie, de antwoorden op de vragenlijst voor een van haar fabrieken, gericht op de productie van MW, die van de in deze rubriek beoordeelde bedrijven het meest door de rechten zal worden getroffen. Deze fabriek betrekt slechts een deel van haar TiO2 uit de VRC, maar TiO2 vertegenwoordigt het overgrote deel van de totale productiekosten. De winstgevendheid van MW business was in het onderzoektijdvak gezond, terwijl de fabriek in haar geheel zelfs beter presteerde dan de MW-activiteiten alleen. Hoewel de winstgevendheid van deze onderneming door haar kostenstructuur zeker meer zal worden getroffen dan alle andere gebruikers, schatte de Commissie dat zij, zelfs als zij een dergelijke kostenstijging niet aan haar afnemers zou kunnen doorberekenen, toch winstgevend zou blijven.

(435)

Zoals in dit punt wordt aangetoond, zouden de meeste gebruikers die de vragenlijst hebben beantwoord, winstgevend blijven zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de voorlopige antidumpingrechten. Bovendien beschikten zij over andere bevoorradingsbronnen. De Commissie concludeerde derhalve dat de gebruikers in het algemeen geen onevenredige nadelige gevolgen van de maatregelen zullen ondervinden. Twee gebruikers (Felix en Sherwin-Williams) werkten tijdens het onderzoektijdvak met verlies in het TiO2-bedrijfssegment en hadden samen ongeveer 1 000 mensen in dienst. Om de in de overwegingen 430 en 433 uiteengezette redenen was de Commissie echter niet van mening dat hun situatie door de instelling van maatregelen ernstig zou verslechteren. Omgekeerd zal het verdwijnen van producenten in de Unie een groot deel van het aanbod voor alle gebruikers wegnemen.

7.3.2.   Andere gebruikers

(436)

Verscheidene gebruikers en gebruikersverenigingen en de CNCIA hebben schriftelijke opmerkingen ingediend waarin zij aanvoerden dat de instelling van rechten tegen het belang van de Unie zou indruisen.

(437)

Ten eerste voerden de gebruikers aan dat er slechts een beperkt aantal TiO2-producenten in de Unie is en dat hun capaciteit ontoereikend is om aan de vraag in de Unie te voldoen. Daarom zijn er diverse bevoorradingsbronnen nodig en is de aanwezigheid van Chinees TiO2 op de markt noodzakelijk om een normale werking van de markt mogelijk te maken. Een gebruiker voerde aan dat downstreamindustrieën vaak te kampen hebben met perioden van extreem tekort aan TiO2, waarin ze allemaal onder een toewijzingsregeling vallen en slechts een beperkte hoeveelheid van hun vraag naar TiO2 van de producenten in de Unie kunnen ontvangen. Bovendien werd beweerd dat de invoer uit de VRC een essentiële bevoorradingsbron voor de Unie zal worden als gevolg van de sluiting van fabrieken in de Unie. Bovendien voerden zij aan dat antidumpingrechten een einde zouden maken aan de bevoorrading uit de VRC en de gebruikers nog kwetsbaarder zouden maken voor de bevoorradingstekorten die zij in 2021/2022 hadden ondervonden.

(438)

De Commissie herinnerde er in dat verband aan dat antidumpingrechten niet bedoeld zijn om de markt van de Unie af te sluiten voor invoer uit het betrokken land, maar om oneerlijke marktpraktijken aan te pakken en gelijke voorwaarden te herstellen, zodat de markt normaal kan functioneren. Zelfs als de invoer uit de VRC volledig zou verdwijnen, zijn er echter meerdere bevoorradingsbronnen uit tal van andere derde landen, waardoor de stabiliteit van de bevoorrading gegarandeerd is. Bovendien hebben de producenten in de Unie tijdens het onderzoek aangetoond dat diverse investeringen met het oog op capaciteitsuitbreiding gepland zijn, in afwachting van een normalisering van de marktomstandigheden. Wat de bevoorradingstekorten in 2021 en 2022 betreft, merkte de Commissie op dat de bevoorradingsproblemen in die jaren juist werden veroorzaakt door de lengte van de bevoorradingsketens, die toen zwaar werden verstoord door de containercrisis. Bijgevolg zou juist het verlies aan capaciteit in de Unie in de toekomst eventuele vergelijkbare bevoorradingstekorten als gevolg van schokken in de wereldeconomie kunnen verergeren. De Commissie heeft deze argumenten dus ongegrond verklaard.

(439)

Ten tweede voerden bepaalde belanghebbenden aan dat prijsstijgingen van TiO2 slecht zouden zijn voor de algemene inflatie in de Unie, en met name schadelijk voor de belangrijke bouwsector, aangezien deze een belangrijke downstreamindustrie is voor producenten van verven en vernissen. De gebruikers voerden aan dat de kosten in de bouwsector blijven stijgen en dat de sector nu al hard wordt getroffen door de economische crisis.

(440)

De Commissie merkte in dat verband op dat geen enkele marktdeelnemer uit de bouwsector zich als belanghebbende bij dit onderzoek heeft aangemeld om bezwaar te maken tegen de instelling van rechten. Bovendien werd geen bewijsmateriaal verstrekt om het effect van de instelling van rechten op de bouwsector te kwantificeren. Bijgevolg heeft de Commissie dit argument ongegrond verklaard.

(441)

Ten derde voerden diverse belanghebbenden aan dat gebruikers en downstreamindustrieën verdere kostenstijgingen niet aan hun afnemers kunnen doorberekenen, maar zij hebben daarvoor geen bewijzen geleverd. De Commissie kon de juistheid van dit argument dus niet controleren. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat in een algemeen inflatoir klimaat, waarin de prijzen over de hele linie stijgen, de gebruikers hun prijzen niet zouden kunnen verhogen om de geringe gevolgen van de antidumpingrechten voor hun productiekosten te compenseren. De Commissie wees dit argument derhalve af.

(442)

Ten vierde heeft een aantal gebruikers voorts aangevoerd dat zij het grootste deel van hun productie (zoals keramiek) uitvoeren en dat, aangezien zij voor hun productie sterk afhankelijk zijn van TiO2, een stijging van de kosten van TiO2 als gevolg van dit onderzoek hen in een nadelige concurrentiepositie zal brengen ten opzichte van hun concurrenten buiten de Unie en het risico zal vergroten dat zij hun downstreamproductie gaan verplaatsen.

(443)

Deze gebruikers verstrekten echter geen controleerbare ondersteunende informatie (zoals antwoorden op de vragenlijst) aan de hand waarvan de Commissie het gewicht van Chinees TiO2 in hun kostenstructuur zou kunnen bepalen en het effect op hun prestaties in de Unie nauwkeurig zou kunnen beoordelen. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

(444)

Ten vijfde voerden enkele andere gebruikers, producenten van masterbatches, aan dat concurrenten buiten de Unie Chinees TiO2 tegen veel lagere kosten zullen kunnen verkrijgen en hun producten met meer concurrentiekracht aan de Unie zullen kunnen verkopen. Aangezien hun product meer dan [75-80] % TiO2 bevat, beweerden zij dat een prijsverschil van 50 % het voor hen volledig onmogelijk zou maken om te concurreren en hen zou kunnen dwingen hun fabrieken in de Unie te sluiten. Downstreamindustrieën zullen ook minder concurrerend worden op de binnenlandse en exportmarkten.

(445)

De Commissie merkte in dat verband op dat de VS al antidumpingrechten hebben ingesteld tegen Chinees TiO2, terwijl Brazilië in april 2024 een eigen antidumpingonderzoek is gestart. Andere markten nemen dus al maatregelen om de verstorende praktijken van de Chinese invoer met dumping te corrigeren. De Commissie was ook van oordeel dat, zelfs indien de handel in TiO2 van de VRC naar andere derde markten zou worden verlegd en downstreamindustrieën daardoor minder concurrerend zouden worden, dit nog steeds minder negatieve gevolgen voor die industrieën zou hebben dan het verdwijnen van de TiO2-producenten in de Unie, waardoor downstreamindustrieën aan bevoorradingstekorten en ergere bevoorradingsschokken zouden worden blootgesteld.

7.4.   Conclusie inzake belang van de Unie

(446)

Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat er geen dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit stadium van het onderzoek voorlopige maatregelen in te stellen op de invoer van TiO2 van oorsprong uit de VRC.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(447)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, het niveau van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(448)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van TiO2 van oorsprong uit het betrokken land. De Commissie concludeerde dat de dumpingmarge het passende niveau moet zijn om de schade weg te nemen.

(449)

Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

LB Group

39,7  %

Anhui Gold Star-groep

14,4  %

Andere medewerkende ondernemingen

35,0  %

Alle overige ondernemingen

39,7  %

(450)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen.

(451)

Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(452)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(453)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(454)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

9.   REGISTRATIE

(455)

Zoals vermeld in overweging 3, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product aan registratie onderworpen. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening.

(456)

In dit stadium van de procedure kan geen besluit worden genomen over een mogelijke retroactieve toepassing van antidumpingmaatregelen.

10.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

(457)

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gesteld van de voorgenomen instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld (“voorafgaande kennisgeving”).

(458)

Een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs diende een opmerking in over de methode voor de vaststelling van de VAA van een verbonden handelaar. In tegenstelling tot wat door de producent-exporteur wordt gesuggereerd en in overeenstemming met de vaste praktijk van de Commissie, omvatten VAA-kosten niet de kosten zoals vervoer en rechten, opslag en verzekering in verband met de dumpingberekeningen voor de genoemde producent-exporteur. Daarnaast hebben drie gebruikers, Plastika Kritis SA, Felix en Munksjö, opmerkingen over de voorafgaande kennisgeving ingediend. De Commissie merkte op dat geen van deze opmerkingen betrekking had op de juistheid van de berekeningen en zal deze derhalve samen met alle andere opmerkingen na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen onderzoeken.

11.   SLOTBEPALINGEN

(459)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(460)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op titaandioxide, met de chemische formule TiO2, in alle vormen, als titaanoxiden of in pigmenten en preparaten op basis van titaandioxide, met een gehalte aan titaandioxide van ten minste 80 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, en met alle soorten deeltjesgroottes, ingedeeld onder de registratienummers 12065-65-5 en 13463-67-7 van de Chemical Abstract Service (CAS RN), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2823 00 00 en 3206 11 00 (Taric-codes 2823000010 en 2823000030), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

LB-groep:

LB GROUP CO., LTD.

HENAN BILLIONS ADVANCED MATERIAL CO., LTD.

LB LUFENG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB SICHUAN TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

LB XIANGYANG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

39,7  %

89CB

Anhui Gold Star-groep:

Anhui Gold Star Titanium Dioxide (Group) Co., Ltd.

ANHUI GOLD STAR TITANIUM DIOXIDE TRADING COMPANY LIMITED

14,4  %

89CC

Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in bijlage

35,0  %

zie bijlage

Alle andere invoer van oorsprong uit de VRC

39,7  %

8999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.

4.   Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

2.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.

3.   Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, kunnen binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hiertoe een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur kan buiten deze termijn ingediende verzoeken beoordelen en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1617 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening voor invoer ten verbruik in de EU zijn aangegeven, moeten worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2024.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van titaandioxide (“TiO2 ”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C, C/2023/786, 13.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/786/oj).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1617 van de Commissie van 6 juni 2024 tot onderwerping van de invoer van titaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie (PB L, 2024/1617, 7.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1617/oj).

(4)   https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2694.

(5)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(6)  Besluit van de Commissie van 4.7.2018 in zaak M.8451 — TRONOX/CRISTAL, punten 57-74, beschikbaar op: m8451_3750_3.pdf (europa.eu).

(7)  Besluit van de Commissie van 10.9.2014 in zaak M.7061 — HUNTSMAN CORPORATION/EQUITY INTERESTS HELD BY ROCKWOOD HOLDINGS, beschikbaar op: m7061_20140910_20600_4133655_EN.pdf (europa.eu).

(8)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2.

(9)  Besluit van de Commissie van 31.3.2011 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (zaak COMP/M.6082 — CHINA NATIONAL BLUESTAR/ELKEM) op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad, overweging 3.

(10)  Ilmeniet (ook bekend als titaanerts) — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van TiO2 — is niet opgenomen in de catalogus van aan uitvoervergunningen onderworpen goederen. Dit product wordt echter niet in aanzienlijke mate buiten de VRC uitgevoerd en wordt gebruikt bij de vervaardiging van TiO2 voor de binnenlandse markt.

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1693 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op stalen wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 259 van 10.10.2019, blz. 15, overweging 93).

(12)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations” (SWD(2024) 91 final van 10 april 2024).

(13)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 7.

(14)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 7-8.

(15)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 10, 18.

(16)  Beschikbaar op: http://www.npc.gov.cn/zgrdw/englishnpc/Constitution/node_2825.htm (geraadpleegd op 30 april 2024).

(17)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 29-30.

(18)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 4, blz. 57, 92.

(19)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 149-150.

(20)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 153-171.

(21)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 7, blz. 204-205.

(22)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 8, blz. 207-208 en 242-243.

(23)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 19-24; hoofdstuk 4, blz. 69 en 99-100; hoofdstuk 5, blz. 130-131.

(24)  Zie https://www.pgvt.cn/index.php?s=Home/Article/lists/art_type/strat_index (geraadpleegd op 30 april 2024).

(25)  Zie http://www.ansteel.cn/yewubankuai/fantaichanye/2016-11-18/5.html (geraadpleegd op 30 april 2024).

(26)  Zie het jaarverslag 2023 van de onderneming, blz. 73, beschikbaar op: https://static.cninfo.com.cn/finalpage/2024-03-26/1219403167.PDF (geraadpleegd op 30 april 2024).

(27)  Zie http://www.lomonbillions.com/news1/10935 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(28)  Zie het jaarverslag 2023 van de onderneming, beschikbaar op 6384971587015100121058021.PDF (ruituoyun.com) (geraadpleegd op 30 april 2024).

(29)  Zie https://www.zhtb.com/ (geraadpleegd op 30 april 2024).

(30)  Zie het jaarverslag 2023 van de onderneming, blz. 111, beschikbaar op http://file.finance.sina.com.cn/211.154.219.97:9494/MRGG/CNSESZ_STOCK/2024/2024-4/2024-04-18/9985963.PDF (geraadpleegd op 30 april 2024).

(31)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 13, blz. 466.

(32)  Zie http://www.panzhihua.gov.cn/zwgk/gzdt/bdyw/4434292.shtml (geraadpleegd op 30 april 2024).

(33)  Artikel 33 van de statuten van de CCP, artikel 19 van de Chinese vennootschapswet. Zie ook Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 3, blz. 47-50.

(34)  Zie https://www.cxz.gov.cn/info/egovinfo/1001/xxgkxt_content/115323000151673132-/2022-06110032.htm — Afdeling II.2. (geraadpleegd op 30 april 2024).

(35)  Ibid. — Afdeling II.2.4.

(36)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 2, blz. 24-27.

(37)  Zie https://www.chinacoatingnet.com/about/regulations.html (geraadpleegd op 30 april 2024).

(38)  Ibid.

(39)  De volledige ledenlijst van TiO2-branche is beschikbaar op https://www.chinacoatingnet.com/news/show.php?itemid=9466 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(40)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 5, blz. 124-125.

(41)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 3, blz. 40.

(42)  Zie bijvoorbeeld: Blanchette, J. — Xi’s Gamble: The Race to Consolidate Power and Stave off Disaster; Foreign Affairs, deel 100, nummer 4, juli/augustus 2021, blz. 10-19.

(43)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 3, blz. 41.

(44)  Beschikbaar op: https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (geraadpleegd op 30 april 2024).

(45)  Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren: www.gov.cn/zhengce/2020-09/15/content_5543685.htm (geraadpleegd op 30 april 2024).

(46)  Financial Times (2020) “Chinese Communist Party asserts greater control over private enterprise” (“Chinese Communistische Partij vergroot controle over particuliere ondernemingen”): https://on.ft.com/3mYxP4j (geraadpleegd op 30 april 2024).

(47)  Zie: http://www.lomonbillions.com/newsinfo/10911/32246; https://www.sohu.com/a/293150452_698242; https://vip.stock.finance.sina.com.cn/corp/view/vCI_CorpManagerInfo.php?stockid=002601&Pcode=30749532&Name=%D5%C5%B8%D5 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(48)  Zie het jaarverslag 2023 van de onderneming, blz. 50.

(49)  Zie het jaarverslag 2023 van de onderneming, blz. 33 en volgende.

(50)  Zie http://www.lomonbillions.com/newsinfo/10911/13846 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(51)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 14, afdelingen 14.1-14.3.

(52)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 4, blz. 56-57, 99-100.

(53)  Zie http://www.xinhuanet.com/2021-03/13/c_1127205564.htm — Afdeling III.8.3 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(54)  Zie https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/yj/art/2022/art_4ef438217a4548cb98c2d7f4f091d72e.html — Eerste deel, Algemene vereisten (geraadpleegd op 30 april 2024).

(55)  Ibid. — Eerste deel, belangrijkste doelstellingen.

(56)  Ibid. — Tweede deel, Verbetering van het niveau van innovatie en ontwikkeling.

(57)  Zie voor de zwavelzuurbehandelingsmethode de Catalogus met richtsnoeren van 2024, blz. 88 (van kracht per 1 februari 2024), beschikbaar op https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/fzggwl/202312/P020231229700886191069.pdf (geraadpleegd op 30 april 2024). De methode werd ook vermeld als methode waarvoor beperkingen gelden in de Catalogus met richtsnoeren van 2019, blz. 84. Zie voor de chlorideprocesmethode de Catalogus met richtsnoeren van 2019, blz. 15 (van kracht tot 31 januari 2024), beschikbaar op https://www.gov.cn/xinwen/2019-11/06/5449193/files/26c9d25f713f4ed5b8dc51ae40ef37af.pdf (geraadpleegd op 30 april 2024).

(58)  Beschikbaar op: http://gxt.jiangsu.gov.cn/art/2021/8/25/art_83673_10000511.html (geraadpleegd op 30 april 2024).

(59)  Ibid.

(60)  Ibid.

(61)  Zie https://www.shenqiu.gov.cn/p_detail_12649.html — Afdeling II.2.5 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(62)  Zie https://www.sc.gov.cn/10462/10464/10797/2021/12/8/74e1f8013f874f5c9e2f2a2aafd4141b.shtml (geraadpleegd op 30 april 2024).

(63)  Zie https://h5.drcnet.com.cn/docview.aspx?version=integrated&docid=6718774&leafid=3046&chnid=1024 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(64)  Zie https://www.cxz.gov.cn/info/e govinfo/1001/xxgkxt_content/115323000151673132-/2022-06110032.htm — Afdeling II.2 (geraadpleegd op 30 april 2024).

(65)  Ibid. — Afdeling II.2.4.

(66)  Andere titaangerelateerde producten zijn niet-veredeld sponstitaan, ander ruw titaan, titaanpoeder en titaanafval en -resten. Zie de Catalogus van goederen onderworpen aan uitvoervergunningen, blz. 17, jaarlijks gepubliceerd door het ministerie van Handel (MOFCOM) en beschikbaar op http://images.mofcom.gov.cn/wms/202212/20221230211147281.pdf (geraadpleegd op 30 april 2024).

(67)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 12, blz. 343-344.

(68)  Zie https://hd.chinatax.gov.cn/nszx2023/cktslcx2023.html (geraadpleegd op 30 april 2024).

(69)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 171-179.

(70)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 9, blz. 260-261.

(71)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 9, blz. 257-260.

(72)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 9, blz. 252-254.

(73)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 13, blz. 360-361, 364-370.

(74)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 13, blz. 366.

(75)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 13, blz. 370-373.

(76)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 137-140.

(77)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 146-149.

(78)  Zie https://www.gov.cn/zhengce/zhengceku/2021- 12/29/5665166/files/90c1c79a00b44c67b59c29392476c862.pdf — Afdeling IV(III) (geraadpleegd op 30 april 2024).

(79)  Zie https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/yj/art/2022/art_4ef438217a4548cb98c2d7f4f091d72e.html — Achtste afdeling, Organisatorische waarborgen versterken (geraadpleegd op 30 april 2024).

(80)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 149.

(81)  Zie het officiële beleidsdocument van de China Banking and Insurance Regulatory Commission van 28 augustus 2020: Three-year action plan for improving corporate governance of the banking and insurance sectors (2020-2022) (Driejarig actieplan ter verbetering van de corporate governance in de bank- en verzekeringssectoren (2020-2022)): http://www.cbirc.gov.cn/cn/view/pages/ItemDetail.html?docId=925393&itemId=928 (geraadpleegd op 30 april 2024). In het plan wordt opgedragen “verder te handelen in de geest van de keynotespeech van secretaris-generaal Xi Jinping over de te boeken vooruitgang bij de hervorming van de corporate governance in de financiële sector”. Bovendien is afdeling II van het plan gericht op het bevorderen van de organische integratie van de partijleiding in corporate governance: “Wij laten de integratie van het leiderschap van de Partij in het ondernemingsbestuur systematischer, gestandaardiseerder en meer op basis van procedures verlopen […] Belangrijke operationele en beheersaangelegenheden moeten door het partijcomité zijn besproken voordat de raad van bestuur of de directie hierover een besluit neemt.”

(82)  Zie de mededeling van de CBIRC over de methode voor de beoordeling van de prestaties van handelsbanken, gepubliceerd op 15 december 2020: http://jrs.mof.gov.cn/gongzuotongzhi/202101/t20210104_3638904.htm (geraadpleegd op 30 april 2024).

(83)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 157-158.

(84)  Bijgewerkt rapport — hoofdstuk 6, blz. 150-152, 156-160, 165-171.

(85)  OESO (2019), Economisch onderzoek van de OESO: China 2019, OECD Publishing, Parijs, blz. 29, beschikbaar op

https://doi.org/10.1787/eco_surveys-chn-2019-en (geraadpleegd op 30 april 2024).

(86)   http://www.gov.cn/xinwen/2020-04/20/content_5504241.htm (geraadpleegd op 30 april 2024).

(87)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income.

(88)   https://www.tzmi.com.

(89)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(90)   https://www.ibge.gov.br/estatisticas/economicas/industria/9042-pesquisa-industrial-anual.html?=&t=destaques.

(91)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(92)   https://connect.ihsmarkit.com/, http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm.

(93)   http://www.macmap.org.

(94)  In de prijs van zirkonylchloride heeft de Commissie zirkoniumchlorideoxiden en andere chlorideoxiden opgenomen, omdat de invoerprijzen van zirkoniumchlorideoxiden afzonderlijk niet representatief waren.

(95)   https://www.ibge.gov.br/estatisticas/economicas/industria/9042-pesquisa-industrial-anual.html?=&t=resultados.

(96)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(97)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(98)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(99)  Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.

(100)   https://www.fastmarkets.com/login.

(101)   https://www.ibge.gov.br/estatisticas/economicas/industria/9042-pesquisa-industrial-anual.html?=&t=destaques.

(102)   https://www.ibge.gov.br/en/statistics/economic/prices-and-costs/17136-national-consumer-pricce-index.html?edicao=36055&t=downloads.

(103)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(104)   https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/sntep/publicacoes/boletins-mensais-de-energia/2023-1/ingles.

(105)   https://www1.eere.energy.gov/manufacturing/tech_assistance/pdfs/steam15_benchmark.pdf (laatst geraadpleegd op 22 april 2024). De methode heeft betrekking op de kosten van verzadigde stoom voor typische waarden van de bedrijfsdruk en de temperatuur van het voedingswater. Bij de toepassing van de methode werd een gemiddelde van deze typische waarden gebruikt.

(106)   https://www.tronox-ri.com.br/informacoes-financeiras/central-de-resultados/.

(107)  Overweging 352 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 van de Commissie van 25 september 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 315 van 29.9.2020, blz. 1).

(108)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/176 van de Commissie van 9 februari 2016 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en geproduceerd door Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co. Ltd (PB L 33 van 10.2.2016, blz. 14).

(109)  Ibid, overwegingen 140 en 141.

(110)  Persbericht van Venator, “Venator Announces Transformative Business Plan and Intends to Shut Down TiO2 Production in Duisburg, Germany”, 1 februari 2024, beschikbaar op https://www.venatorcorp.com/investor-relations/financial-news/2024/02-01-2024 (laatstelijk geraadpleegd op 29 mei 2024).

(111)  Verslag van TZMI van november 2021, beschikbaar voor abonnees.

(112)  Besluit van de Commissie van 27 juni 2012 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde sojaproteïneconcentraten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 168 van 28.6.2012, blz. 38).

(113)  Ibid., overwegingen 129 tot en met 139.

(114)  Verordening (EU) 2022/63 van de Commissie van 14 januari 2022 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het levensmiddelenadditief titaandioxide (E 171) (PB L 11 van 18.1.2022, blz. 1).

(115)  Zie bijvoorbeeld het niet-gecontroleerde bedrijfsverslag van Cinkarne Celje over de periode januari-september 2023, blz. 16, beschikbaar op https://www.cinkarna.si/uploads/Objave/2023/Unaudited_Business_Report_Of_Cinkarne_Celje_for_The_Period_Jan_Sep_2023.pdf (laatstelijk geraadpleegd op 28 mei 2024); het geconsolideerde kwartaalverslag van Grupa Azoty Zakłady Chemiczne Police over het eerste kwartaal van 2023, blz. 56, beschikbaar op https://zchpolice.grupaazoty.com/upload/4/files/2023/Grupa_Azoty_Police_Skonsolidowany_Raport_za%20_I_kwartal_2023_clean.docx_f....pdf (laatstelijk geraadpleegd op 28 mei 2024); het geconsolideerde kwartaalverslag van Grupa Azoty Zakłady Chemiczne Police over het derde kwartaal van 2023, blz. 58, beschikbaar op https://zchpolice.grupaazoty.com/upload/4/files/2023/IR/3Q/EN/Grupa_Azoty_Police_Skonsolidowany_Raport_za%20_III_kwartal_2023.docx_clean....pdf (laatstelijk geraadpleegd op 28 mei 2024).

(116)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2659 van de Commissie van 27 november 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde polyethyleentereftalaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L, 2023.2659 van 28.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2659/oj), overweging 275.

(117)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2120 van de Commissie van 12 oktober 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrolytisch mangaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 2023/2120 van 13.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2120/oj).

(118)  De Commissie berekende een indicator voor het TiO2-gerelateerde bedrijfssegment op basis van het verschil tussen de gerapporteerde productiekosten van Flint en de opbrengsten van de producten die TiO2 bevatten. De Commissie simuleerde vervolgens de stijging van deze productiekosten door de waarde van het uit de VRC afkomstige TiO2 te verhogen met de gemiddelde antidumpingmarge en berekende op die basis een nieuwe indicator voor de winstgevendheid. Het procentuele verschil tussen de twee indicatoren voor de winstgevendheid werd toegepast op de werkelijk gerapporteerde winstgevendheid in het TiO2-bedrijfssegment om de impact van de rechten op de winst te schatten.


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China

Land

Naam

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

ANHUI ANNADA TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

89CO

Volksrepubliek China

CITIC TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

89CP

Volksrepubliek China

Chongqing Titanium Industry Co., Ltd of Pangang Group

89CQ

Volksrepubliek China

GUANGXI BLUESTAR DAHUA CHEMICAL CO.,LTD.

89CR

Volksrepubliek China

GUANGXI JINMAO TITANIUM CO., LTD

89CS

Volksrepubliek China

GUANGDONG HUIYUN TITANIUM INDUSTRY CORPORATION LIMITED

89CT

Volksrepubliek China

Guangfeng Titanium Co., Ltd.

89CU

Volksrepubliek China

Hebei Milson Titanium Dioxide Co.,Ltd.

89CV

Volksrepubliek China

Jinan Yuxing Chemical Co.,Ltd

89CW

Volksrepubliek China

KUNMING DONGHAO TITANIUM CO., LTD.

89CX

Volksrepubliek China

Nanjing Titanium Dioxide Chemical Co., Ltd.

89CY

Volksrepubliek China

NINGBO XINFU TITANIUM DIOXIDE CO.,LTD

89CZ

Volksrepubliek China

PANZHIHUA DARUI TECHNOLOGY CO.,LTD.

89DA

Volksrepubliek China

PANZHIHUA DONGFANG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

89DB

Volksrepubliek China

PANZHIHUA KAIHAO TECHNOLOGY CO., LTD.

89DC

Volksrepubliek China

Pangang Group Titanium Industry Co., Ltd.

89DD

Volksrepubliek China

SHANDONG XIANGHAI TITANIUM CO., LTD.

89DE

Volksrepubliek China

SHANDONG DAWN TITANIUM INDUSTRY CO., LTD.

89DF

Volksrepubliek China

SHANDONG DOGUIDE GROUP CO., LTD.

89DG

Volksrepubliek China

SHANDONG JINHAI TITANIUM RESOURCES TECHNOLOGY CO., LTD.

89DH

Volksrepubliek China

Xuzhou Titanium Dioxide Chemical Co., Ltd.

89DI

Volksrepubliek China

Yibin Tianyuan Haifeng Hetai Co., Ltd.

89DJ

Volksrepubliek China

YUNNAN DAHUTONG TITANIUM INDUSTRY CO., LTD

89DK


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1923/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top