Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1072

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1072 van de Commissie van 25 januari 2024 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft beschikkingen betreffende bindende inlichtingen op het gebied van douanewaarde en beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen

    C/2024/255

    PB L, 2024/1072, 15.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2024/1072/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2024/1072/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1072

    15.4.2024

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2024/1072 VAN DE COMMISSIE

    van 25 januari 2024

    tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft beschikkingen betreffende bindende inlichtingen op het gebied van douanewaarde en beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 24, punten c) en g), en artikel 36, punt b),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op grond van artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 moeten de douaneautoriteiten onder bepaalde voorwaarden beschikkingen betreffende bindende tariefinlichtingen (“BTI-beschikkingen”) en beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen (“BOI-beschikkingen”) afgeven.

    (2)

    Op grond van artikel 35 van Verordening (EU) nr. 952/2013 moeten de douaneautoriteiten in specifieke gevallen beschikkingen betreffende bindende inlichtingen afgeven in verband met de overige in titel II van die verordening bedoelde factoren. Een van de factoren die nog niet zijn onderworpen aan beschikkingen betreffende bindende inlichtingen, is de in titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde douanewaarde van goederen.

    (3)

    Beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen (“BWI-beschikkingen”) moeten in de douanewetgeving worden opgenomen om voor meer transparantie, rechtszekerheid, naleving en uniformiteit te zorgen bij de vaststelling van de douanewaarde, ten voordele van marktdeelnemers, douaneautoriteiten en de financiële belangen van de Unie.

    (4)

    Om de samenhang tussen de verschillende soorten bindende inlichtingen zo veel mogelijk te waarborgen, moeten de bepalingen met betrekking tot BWI-beschikkingen worden afgestemd op de bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (2) van de Commissie met betrekking tot BTI- en BOI-beschikkingen.

    (5)

    Artikel 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet worden gewijzigd zodat voor BWI-beschikkingen dezelfde uitzonderingen gelden op het recht om te worden gehoord als die welke van toepassing zijn op BTI- en BOI-beschikkingen op grond van artikel 22, lid 6, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

    (6)

    Aan Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet een nieuw artikel 18 bis worden toegevoegd om ervoor te zorgen dat beschikkingen betreffende bindende inlichtingen ook worden afgegeven met betrekking tot douanewaarde, om de materiële werkingssfeer van dergelijke beschikkingen te bepalen, om aan te geven in welke situaties een aanvraag voor een BW-beschikking niet wordt aanvaard, en om het bindende karakter ervan ten aanzien van zowel de douaneautoriteiten als de houder van de beschikking vast te stellen, alsook de geldigheidsduur ervan, door middel van bepalingen die vergelijkbaar zijn met die welke van toepassing zijn op BTI- en BOI-beschikkingen, overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

    (7)

    Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 moeten alle uitwisselingen van informatie, zoals aangiften, aanvragen of beschikkingen, tussen douaneautoriteiten van de lidstaten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten van de lidstaten, alsmede de door de douanewetgeving vereiste opslag van die informatie, met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken geschieden. Artikel 19, lid 3, en artikel 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten bijgevolg worden geschrapt vanwege de voorgenomen opneming van BOI-aanvragen en BOI-beschikkingen in het elektronische systeem bedoeld in artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (3), zoals gewijzigd.

    (8)

    Artikel 20 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, dat voorziet in verlengde termijnen voor het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen wanneer ten aanzien van het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen een schorsing geldt omdat de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling of oorsprongsbepaling niet gegarandeerd zijn, moet worden uitgebreid tot BW-beschikkingen waarvan de afgifte is geschorst omdat de correctheid en uniformiteit van de vaststelling van de douanewaarde niet gegarandeerd zijn.

    (9)

    Aan Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet een nieuw artikel 20 bis worden toegevoegd om ervoor te zorgen dat voor BW-beschikkingen bepalingen inzake het beheer ervan gelden die vergelijkbaar zijn met die van artikel 34 van Verordening (EU) nr. 952/2013 voor BTI- en BOI-beschikkingen.

    (10)

    Met het oog op de coherente toepassing van de BVI-beschikkingen, ook wat betreft het beheer ervan via een elektronisch systeem, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf de datum dat het in artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde elektronische systeem in gebruik wordt genomen.

    (11)

    De bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op het opheffen van de uitzondering op het gebruik van elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor de uitwisseling en opslag van informatie over aanvragen voor BTI- en BOI-beschikkingen, moeten van toepassing zijn vanaf de datum waarop het in artikel 21 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde elektronische systeem in gebruik wordt genomen voor die beschikkingen.

    (12)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 10 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    “e)

    wanneer het een beschikking betreft als bedoeld in artikel 18 bis, lid 1.”.

    2)

    Aan titel I, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, wordt het volgende artikel 18 bis toegevoegd:

    “Artikel 18 bis

    Beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen

    (Artikel 35 van het wetboek)

    1.   De douaneautoriteiten geven op aanvraag beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen (“BWI-beschikkingen”) af, met vermelding van de passende methode of criteria voor de vaststelling van de douanewaarde, en de toepassing daarvan, voor de vaststelling van de douanewaarde van goederen in bijzondere omstandigheden.

    Een dergelijke aanvraag wordt in de volgende omstandigheden niet aanvaard:

    a)

    indien de aanvraag reeds bij hetzelfde of een ander douanekantoor wordt of is ingediend door of namens de houder van een beschikking in verband met goederen in dezelfde omstandigheden die ook voor het verkrijgen van de douanewaarde bepalend zijn;

    b)

    indien de aanvraag geen verband houdt met een voorgenomen gebruik van de BWI-beschikking of een voorgenomen gebruik van een douaneregeling.

    2.   BWI-beschikkingen zijn slechts verbindend met betrekking tot de vaststelling van de douanewaarde van de goederen:

    a)

    voor de douaneautoriteiten, jegens de houder van de beschikking, ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt;

    b)

    voor de houder van de beschikking, jegens de douaneautoriteiten, met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.

    3.   BWI-beschikkingen gelden voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

    4.   Voor de toepassing van een BWI-beschikking in het kader van een specifieke douaneregeling kan de houder van de beschikking aantonen dat de betrokken goederen en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de douanewaarde bepalend zijn, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden.”

    .

    3)

    In artikel 19 wordt lid 3 geschrapt.

    4)

    In artikel 20, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

    “Wanneer de Commissie de douaneautoriteiten ervan in kennis stelt dat een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van een beschikking betreffende een bindende inlichting in overeenstemming met artikel 34, lid 10, punt a), van het wetboek wat betreft BTI- en BOI-beschikkingen, of in overeenstemming met artikel 20 bis, lid 7, punt a), wat betreft BWI-beschikkingen, wordt de in artikel 22, lid 3, eerste alinea, van het wetboek bedoelde beschikkingstermijn verder verlengd totdat de Commissie de douaneautoriteiten ervan in kennis stelt dat de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling, oorsprongsbepaling of douanewaardebepaling gegarandeerd zijn.”.

    5)

    Het volgende artikel 20 bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 20 bis

    Beheer van beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen

    (Artikel 35 van het wetboek)

    1.   In de volgende gevallen verliest een BWI-beschikking haar geldigheid vóór het einde van de in artikel 18 bis, lid 3, bedoelde periode:

    a)

    indien de vaststelling van een juridisch bindende handeling van de Unie ertoe leidt dat een BWI-beschikking niet aan de bepalingen van die handeling voldoet, vanaf de datum van inwerkingtreding van die handeling;

    b)

    indien een BWI-beschikking niet langer verenigbaar is met artikel VII van de Overeenkomst betreffende tarieven en handel, de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde) of met de besluiten die voor de interpretatie van die overeenkomst zijn vastgesteld door het Comité douanewaarde, met ingang van de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.   BWI-beschikkingen verliezen hun geldigheid niet met terugwerkende kracht.

    3.   In afwijking van artikel 23, lid 3, en artikel 27 van het wetboek worden BWI-beschikkingen nietig verklaard indien zij op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager zijn gegeven.

    4.   BWI-beschikkingen worden ingetrokken overeenkomstig artikel 23, lid 3, en artikel 28 van het wetboek.

    5.   De douaneautoriteiten trekken BWI-beschikkingen in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, met ingang van de datum van bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    6.   Wanneer een BWI-beschikking haar geldigheid verliest overeenkomstig lid 1, of wordt ingetrokken overeenkomstig de leden 4 of 5, mag de BWI-beschikking nog steeds worden gebruikt in het kader van bindende, op de beschikking gebaseerde contracten die al waren gesloten voordat de beschikking haar geldigheid verloor of werd ingetrokken.

    Het in de eerste alinea bedoelde verlengde gebruik beloopt ten hoogste zes maanden vanaf de datum waarop de BWI-beschikking haar geldigheid verliest of wordt ingetrokken.

    Om voor verlengd gebruik van een BWI-beschikking in aanmerking te komen, dient de houder van de beschikking bij de douaneautoriteit die de beschikking heeft afgegeven, binnen 30 dagen nadat zij haar geldigheid verliest of ingetrokken wordt, een aanvraag in onder vermelding van de hoeveelheden waarvoor om een periode van verlengd gebruik wordt verzocht, alsmede van de lidstaat of lidstaten waarin de goederen waarvoor het verlengd gebruik geldt, worden ingeklaard. De douaneautoriteit neemt een besluit over het verlengd gebruik en stelt de houder onverwijld doch uiterlijk binnen 30 dagen na de datum waarop de douaneautoriteiten alle voor de beschikking benodigde inlichtingen hebben ontvangen, daarvan in kennis.

    7.   De Commissie stelt de douaneautoriteiten daarvan in kennis indien:

    a)

    er een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van BWI-beschikkingen voor goederen waarvan de correctheid en uniformiteit van de douanewaardebepaling niet gegarandeerd zijn, of

    b)

    de in punt a) bedoelde schorsing is ingetrokken.”

    .

    6)

    Artikel 21 wordt geschrapt.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2027.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 januari 2024.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2024/1072/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top