Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D1809

    Besluit (EU) 2024/1809 van de Raad van 21 juni 2024 betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangers, en tot intrekking van de Besluiten 2013/471/EU en (EU) 2023/1013

    ST/9514/2024/INIT

    PB L, 2024/1809, 27.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1809/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1809/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1809

    27.6.2024

    BESLUIT (EU) 2024/1809 VAN DE RAAD

    van 21 juni 2024

    betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangers, en tot intrekking van de Besluiten 2013/471/EU en (EU) 2023/1013

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 301, derde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Besluit 2013/471/EU van de Raad (1) zijn regels vastgesteld betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité (het “Comité”), alsmede aan de plaatsvervangers.

    (2)

    Bij Besluit (EU) 2023/1013 van de Raad (2) is een afwijking van de artikelen 2, 3 en 4 van Besluit 2013/471/EU ingevoerd betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Comité, alsmede aan de plaatsvervangers (samen de “begunstigden” genoemd), waardoor begunstigden die vergaderingen elektronisch op afstand bijwonen, recht krijgen op een dagvergoeding. Daarenboven werd het passend geacht dat het toekennen van dergelijke dagvergoedingen deel uitmaakt van een toekomstige alomvattende herziening van Besluit 2013/471/EU, die vóór het einde van de huidige ambtstermijn van het Comité moet worden uitgevoerd.

    (3)

    Besluit (EU) 2023/1013 voorziet in een dagvergoeding voor begunstigden die elektronisch op afstand bepaalde vergaderingen van het Comité bijwonen. Meer bepaald voorziet dit besluit in dagvergoedingen voor vergaderingen waarvoor overeenkomstig de interne regels van het Comité toestemming is verleend, met uitzondering van bureauvergaderingen, zittingen van de voltallige vergadering, vergaderingen van de afdelingen en vergaderingen van de adviescommissie Industriële Reconversie, en in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke omstandigheden, voor andere vergaderingen waarvoor naar behoren toestemming is verleend die onmogelijk volledig fysiek te organiseren zijn en die essentieel zijn om de institutionele en bedrijfscontinuïteit van het Comité te waarborgen. Voor de duidelijkheid en transparantie is het passend dat dezelfde voorwaarden die sinds 2023 van toepassing zijn, in dit besluit worden opgenomen.

    (4)

    Op 25 augustus 2023 heeft het Comité de Raad verzocht een nieuw besluit vast te stellen betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Comité, alsmede aan de plaatsvervangers, waarbij de in artikel 2 van Besluit 2013/471/EU vastgestelde dagvergoedingsbedragen worden aangepast om rekening te houden met de ontwikkeling van de koopkracht tussen 2013 en 2023 volgens de Eurostat-gegevens. In dat verband is het ook belangrijk een passend evenwicht te bewaren tussen de verschillende instellingen en adviesorganen van de Unie, met name met het Europees Comité van de Regio’s.

    (5)

    De bedragen van de dagvergoedingen die aan de leden van het Comité en de plaatsvervangers worden betaald, zijn sinds 2013 niet meer aangepast en moeten worden aangepast. Er zou regelmatig een herziening van de bedragen moeten plaatsvinden. Bijgevolg dient een herziening plaats te vinden binnen de twaalf maanden voorafgaand aan het begin van de vijfjarige ambtstermijn van het Comité. Daarnaast dient een herziening plaats te vinden wanneer de inflatie volgens de Eurostat-gegevens een bepaald percentage overschrijdt. Er moet een systeem worden ingevoerd voor de vergoeding van reiskosten op basis van de werkelijke kosten, alsmede voor toelagen ter compensatie voor door de leden van het Comité en de plaatsvervangers doorgebrachte tijd en voor daarmee verbonden administratieve kosten.

    (6)

    Waar passend dienen gedetailleerde regels voor het toekennen van vergoedingen, het vergoeden van reiskosten en het vaststellen van de maximumvergoedingen voor reiskosten op het niveau van het Comité te worden vastgesteld. Bovendien moeten deze gedetailleerde regels voor de vergoedingen erop gericht zijn de voordelen van het op afstand bijwonen van vergaderingen te maximaliseren en er tegelijkertijd voor zorgen dat het aantal door het Comité georganiseerde vergaderingen niet ongerechtvaardigd toeneemt. In de uitvoeringsregels moet de voorkeur worden gegeven aan groenere vervoerswijzen, met name treinreizen voor kortere afstanden, en aan reisregelingen die de koolstofvoetafdruk van de begunstigden verkleinen in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2050. Met ingang van de eerste dag van de volgende ambtstermijn van het Comité moeten de uitvoeringsregels, als algemene regel, referentiebedragen vastleggen voor de maximumvergoeding voor vliegreizen, die vergelijkbaar dienen te zijn met een economyclasstarief.

    (7)

    Het Comité dient bij het Europees Parlement en bij de Raad regelmatig verslag uit te brengen over de vergoeding van reiskosten en de betaling van andere vergoedingen aan begunstigden in het voorgaande jaar. In die verslagen moet met name melding worden gemaakt van de gevolgen voor de begroting, de gemaakte en terugbetaalde reiskosten, de betaalde vergoedingen voor zowel het fysiek bijwonen als het op afstand bijwonen van vergaderingen, de evolutie van het aantal Comitévergaderingen elektronisch op afstand, de duur van dergelijke vergaderingen, en eventuele budgettaire besparingen en milieuvoordelen die vergaderingen op afstand hebben opgeleverd.

    (8)

    Het Comité moet bij de Raad een evaluatieverslag indienen over de toepassing van dit besluit, en met name over de gevolgen ervan voor de begroting. Dat evaluatieverslag moet de elementen bevatten aan de hand waarvan de Raad, indien nodig, de vergoedingen van de begunstigden kan vaststellen.

    (9)

    Besluiten 2013/471/EU en (EU) 2023/1013 moeten derhalve worden ingetrokken,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité (het “Comité”) en de plaatsvervangers (hierna collectief de “begunstigden” genoemd) hebben overeenkomstig dit besluit recht op een dagvergoeding voor vergaderdagen, op de vergoeding van hun reiskosten en op afstands- en reisduurvergoedingen.

    Artikel 2

    1.   De dagvergoeding voor begunstigden die vergaderingen fysiek bijwonen, wordt vastgesteld op 367 EUR.

    Het Comité kan besluiten deze dagvergoeding met maximaal 50 % te verhogen:

    a)

    wanneer de begunstigde die naar behoren is uitgenodigd voor een of meer vergaderingen, zowel vóór de eerste vergadering als na de laatste vergadering genoodzaakt is te betalen voor overnachting op de plaats van de vergadering, of

    b)

    in het geval van een vergadering buiten Brussel, wanneer de tarieven van de hotels die werden geselecteerd als overnachtingsplaats voor de begunstigde hoger liggen dan 190 EUR per nacht.

    2.   De dagvergoeding mag aan begunstigden worden toegekend voor maximaal twee dagen voor het overbruggen van een termijn tussen twee vergaderingen, wanneer die vergoeding lager is dan het vergoeden van de reiskosten die de begunstigde zou maken voor een heen- en terugreis tussen die vergaderingen.

    Artikel 3

    1.   De dagvergoeding voor begunstigden die elektronisch op afstand vergaderingen bijwonen, wordt vastgesteld op 149 EUR.

    2.   De in lid 1 bedoelde dagvergoeding wordt alleen toegekend voor vergaderingen waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig de interne regels van het Comité, met uitzondering van bureauvergaderingen, zittingen van de voltallige vergadering, vergaderingen van de afdelingen en vergaderingen van de adviescommissie Industriële Reconversie.

    3.   In naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke omstandigheden wordt de in lid 1 bedoelde dagvergoeding ook toegekend voor een andere vergadering waarvoor naar behoren toestemming is verleend met uitzondering van die waarvoor de dagvergoeding wordt toegekend overeenkomstig lid 2, mits een dergelijke vergadering niet volledig fysiek kan worden georganiseerd en zij essentieel is om de institutionele en bedrijfscontinuïteit van het Comité te waarborgen.

    Artikel 4

    De reiskosten van begunstigden worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Het Comité stelt passende maximumvergoedingen vast teneinde ervoor te zorgen dat de reiskosten het in zijn goedgekeurde jaarbegroting bepaalde niveau niet overstijgen.

    Artikel 5

    De begunstigden hebben recht op afstands- en reisduurvergoedingen. In het geval van reizen tussen de woonplaats van de begunstigde en Brussel heeft de begunstigde recht op vergoedingen voor een heenreis naar Brussel en een terugreis van Brussel voor iedere week van werkzaamheden in het Comité.

    Artikel 6

    Het Comité stelt uiterlijk op 2 december 2024 gedetailleerde regels vast ter uitvoering van de artikelen 2, 3, 4 en 5.

    Artikel 7

    De in artikel 5 bedoelde afstandsvergoeding wordt als volgt berekend:

    a)

    voor het trajectdeel tussen 0 en 50 km: 18,98 EUR;

    b)

    voor het trajectdeel tussen 51 en 500 km: 0,10 EUR/km;

    c)

    voor het trajectdeel tussen 501 en 1 000 km: 0,05 EUR/km;

    d)

    voor het trajectdeel tussen 1 001 en 3 000 km: 0,03 EUR/km;

    e)

    voor het trajectdeel dat 3 000 km te boven gaat: geen vergoeding.

    Artikel 8

    De in artikel 5 bedoelde reisduurvergoeding wordt als volgt berekend:

    a)

    bij een reis met een totale duur tussen twee en vier uur: een achtste van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

    b)

    bij een reis met een totale duur tussen vier en zes uur: een kwart van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

    c)

    bij een reis met een totale duur van meer dan zes uur zonder dat overnachting nodig is: de helft van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

    d)

    bij een reis met een totale duur van meer dan zes uur waarbij overnachting nodig is: een volledige dagvergoeding als bedoeld in artikel 2, op vertoon van bewijsstukken.

    Artikel 9

    1.   Binnen de twaalf maanden voorafgaand aan het begin van de vijfjarige ambtstermijn van het Comité overweegt de Raad een aanpassing van de in artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 1, en artikel 7 genoemde bedragen.

    2.   Op verzoek van het Comité kan de Raad ook een aanpassing overwegen van de in artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 1, en artikel 7 genoemde bedragen wanneer de geaccumuleerde jaarlijkse inflatie volgens het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen van Eurostat voor de EU-27 sinds de laatste door de Raad overeengekomen aanpassing meer dan 6 % bedraagt.

    Artikel 10

    Uiterlijk op 30 april van elk jaar dient het Comité bij het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd verslag in over de vergoeding van reiskosten en de betaling van andere vergoedingen aan begunstigden in het voorgaande jaar. Dat verslag bevat bijzonderheden betreffende het aantal begunstigden, het aantal reizen, de bestemmingen, de reisklasse en de gemaakte en vergoede reiskosten, alsmede de betaalde vergoedingen, voor zowel het fysiek bijwonen als het op afstand bijwonen van vergaderingen. Het verslag bevat ook eventuele budgettaire besparingen en milieuvoordelen in verband met het bijwonen van vergaderingen op afstand.

    Artikel 11

    Uiterlijk op 31 december 2026 dient het Comité bij de Raad een evaluatieverslag in over de toepassing van dit besluit en in het bijzonder over de gevolgen voor de begroting.

    Dit evaluatieverslag bevat de elementen die het de Raad mogelijk maken om, indien nodig, de vergoedingen van de begunstigden vast te stellen.

    Artikel 12

    Besluiten 2013/471/EU en (EU) 2023/1013 worden met ingang van 1 september 2024 ingetrokken.

    Artikel 13

    Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.

    Artikel 9 is van toepassing met ingang van 1 januari 2026.

    Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2024.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    V. VAN PETEGHEM


    (1)  Besluit 2013/471/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangers (PB L 253 van 25.9.2013, blz. 22).

    (2)  Besluit (EU) 2023/1013 van de Raad van 16 mei 2023 betreffende een afwijking van Besluit 2013/471/EU betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangers, en tot wijziging van Besluit (EU) 2021/1072 (PB L 136 van 24.5.2023, blz. 69).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1809/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top