EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D1680

Besluit (EU) 2024/1680 van de Raad van 22 april 2024 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Comité van de Partijen bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld over wijzigingen van het reglement van orde van dat comité met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie

ST/8479/2024/INIT

PB L, 2024/1680, 12.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1680/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1680/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1680

12.6.2024

BESLUIT (EU) 2024/1680 VAN DE RAAD

van 22 april 2024

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Comité van de Partijen bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld over wijzigingen van het reglement van orde van dat comité met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 336, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het “verdrag”) werd door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2023/1075 van de Raad (1) met betrekking tot de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie, en bij Besluit (EU) 2023/1076 van de Raad (2) met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met justitiële samenwerking in strafzaken en met betrekking tot asiel en non-refoulement, en is voor de Unie op 1 oktober 2023 in werking getreden. Momenteel zijn er 39 partijen bij het verdrag, waaronder de Unie en 22 lidstaten.

(2)

Het Comité van de Partijen (het “comité”) is een orgaan van het toezichtmechanisme van het verdrag. Op grond van artikel 67, lid 3, van het verdrag heeft het comité zijn eigen reglement van orde (het “reglement van orde”) vastgesteld. In het reglement van orde wordt bepaald dat elke partij bij het verdrag één stem heeft. Vanwege de toetreding van de Unie tot het verdrag zijn bepaalde aanpassingen van het reglement van orde vereist om te bepalen op welke wijze de Unie haar stemrecht als partij bij het verdrag kan uitoefenen.

(3)

In augustus 2023 heeft het secretariaat van het comité bepaalde wijzigingen van het reglement van orde voorgesteld om rekening te houden met de gevolgen van de toetreding van de Unie voor de werking van het comité. Het secretariaat van het comité heeft de partijen bij het verdrag en de Unie verzocht redactionele voorstellen in te dienen met het oog op goedkeuring van de wijzigingen in 2024. De wijzigingen moeten op 31 mei 2024 tijdens de 16e vergadering van het comité worden besproken en, indien mogelijk, worden goedgekeurd.

(4)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het comité, aangezien de wijzigingen van het reglement van orde juridisch bindend zullen zijn voor de Unie.

(5)

Volgens de door het secretariaat van het comité voorgestelde ontwerpwijzigingen moeten de regels inzake het quorum voor de goedkeuring van besluiten van het comité, zoals bepaald in het reglement van orde, worden gehandhaafd, maar worden aangevuld met een aantal nieuwe vereisten. De Unie moet alternatieve wijzigingen van het reglement van orde voorstellen om de reikwijdte van de toetreding van de Unie tot het verdrag beter weer te geven en de belangen van de Unie te beschermen, en tegelijk blijk te geven van de bereidheid van de Unie om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van partijen bij het verdrag die geen lidstaat van de Unie zijn.

(6)

Wat betreft de algemene stemregel in artikel 20 van het reglement van orde, stelt het secretariaat van het comité voor een clausule van niet-additionaliteit op te nemen op basis waarvan ofwel de Unie ofwel haar lidstaten het recht hebben om over een bepaalde aangelegenheid te stemmen. Het beginsel van niet-additionaliteit is reeds opgenomen in andere verdragen van de Raad van Europa waartoe de Unie is toegetreden en is ook aanvaardbaar in dit geval. De formulering van de clausule moet echter worden aangepast om de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten te weerspiegelen.

(7)

Wat betreft de algemene stemregel in artikel 20 van het reglement van orde, stelt het secretariaat van het comité ook voor een vereiste van een dubbele meerderheid op te nemen, wat betekent dat een besluit alleen wordt aangenomen bij een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen indien het ook wordt gesteund door een gewone meerderheid van de stemmen die zijn uitgebracht door partijen bij het verdrag die geen lidstaat van de Unie zijn. Een dergelijk vereiste zou compenseren dat de Unie in het comité een gewone meerderheid heeft wat het aantal stemmen betreft, zodat tegemoet wordt gekomen aan mogelijke bezorgdheden van partijen bij het verdrag die geen lidstaat van de Unie zijn over het gewicht van de stem van de Unie. De Unie moet voorstellen het vereiste van een dubbele meerderheid zodanig te wijzigen dat het alleen van toepassing is wanneer de Unie aan een stemming deelneemt en stemt met een aantal stemmen dat gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het comité toegewezen stemmen, en dat het de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten weerspiegelt.

(8)

Wat betreft de specifieke regels voor de verkiezing van de leden van de Groep van deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (“GREVIO”), moet de Unie verdere wijzigingen bovenop de voorgestelde wijziging voorstellen waarbij de Unie één stem krijgt, naast de individuele stem van elke lidstaat. Meer in het bijzonder wat betreft besluiten over verzoeken tot terugtrekking van een of meer kandidaten die niet voldoen aan de vereisten voor lidmaatschap van GREVIO, stelt het secretariaat van het comité voor het vereiste van een dubbele meerderheid toe te passen. Hoewel dergelijke besluiten een uitzonderlijk karakter hebben, moet de Unie voorstellen dat de tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen, zoals vereist voor dergelijke besluiten, alleen een gewone meerderheid van de door vertegenwoordigers van andere partijen dan de Unie en haar lidstaten uitgebrachte stemmen omvat als de Unie en haar lidstaten stemmen met een aantal stemmen dat gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het comité toegekende stemmen.

(9)

Wat betreft de wijzigingen van het reglement van orde die bij een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen moeten worden vastgesteld, waarbij elke partij bij het verdrag één stem heeft, moet de Unie voorstellen dat de toevoeging van het vereiste van een dubbele meerderheid, zoals voorgesteld door het secretariaat van het comité, alleen geldt als de Unie en haar lidstaten stemmen met een aantal stemmen dat gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het comité toegekende stemmen, mits wordt verduidelijkt dat het beginsel van niet-additionaliteit in die situatie niet van toepassing is.

(10)

Wat betreft het reglement van orde, moet de verwijzing naar de Unie in de lijst van deelnemers die geen lid zijn van het comité, worden geschrapt, aangezien die achterhaald is.

(11)

Het standpunt van de Unie in het comité moet derhalve worden gebaseerd op de aangehechte ontwerpwijzigingen van het reglement van orde.

(12)

Het standpunt van de Unie in het comité mag geen afbreuk doen aan toekomstige standpunten over reglementen van orde met betrekking tot andere verdragen van de Raad van Europa of overeenkomsten van de Unie met derde landen of internationale organisaties,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité van de Partijen (het “comité”) dat is ingesteld bij artikel 67 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, over de vaststelling van wijzigingen van het reglement van orde van het comité, wordt gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerpwijzigingen van het reglement van orde.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 22 april 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (EU) 2023/1075 van de Raad van 1 juni 2023 over de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, met betrekking tot de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie (PB L 143 I van 2.6.2023, blz. 1).

(2)  Besluit (EU) 2023/1076 van de Raad van 1 juni 2023 over de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met justitiële samenwerking in strafzaken en met betrekking tot asiel en non-refoulement (PB L 143 I van 2.6.2023, blz. 4).


BIJLAGE

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij artikel 67 van het verdrag ingestelde Comité van de Partijen met betrekking tot de wijzigingen van het reglement van orde van het Comité van de Partijen, tijdens de vergadering van het Comité van de Partijen op 31 mei 2024.

De Europese Unie herinnert eraan dat zij tot het Verdrag van Istanbul is toegetreden om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden. De Unie werkt welgemeend samen met niet-EU-lidstaten in alle internationale verdragen waartoe zij volledig is toegetreden.

De Unie wenst te bevestigen dat, wat het vereiste van dubbele meerderheid betreft, dit vereiste alleen geldt als de Unie stemt met een aantal stemmen dat gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het Comité toegekende stemmen (artikel 20) of zij samen met de lidstaten van de Europese Unie een dergelijk aantal stemmen bereikt wanneer zowel de Unie als haar lidstaten stemrecht hebben (artikelen 21 en 25).

De Europese Unie wijst erop dat haar huidige standpunt over de wijzigingen van het reglement van orde in het Comité van de Partijen geen afbreuk doet aan toekomstige standpunten over reglementen van orde met betrekking tot andere verdragen van de Raad van Europa of overeenkomsten van de Unie met derde landen of internationale organisaties.

Artikel 20 — Stemming

Wijziging nr. 1:

“1.

Ieder lid van het Comité beschikt over één stem. Indien de delegatie van een partij uit meer dan één vertegenwoordiger bestaat, mag slechts één vertegenwoordiger aan de stemming deelnemen.

De Europese Unie oefent haar stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag en dat gebonden is door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie. De lidstaten van de Europese Unie die niet gebonden zijn door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie, kunnen afzonderlijk stemmen.

Indien de Europese Unie haar stemrecht mag uitoefenen, wordt er niet gestemd door de lidstaten die partij zijn bij het verdrag en die gebonden zijn door de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op het gebied waarover wordt gestemd. Indien al haar lidstaten die partij zijn bij het verdrag hun stemrecht mogen uitoefenen, stemt de Europese Unie niet.”

“2.

Voor stemming is een quorum vereist”.

Wijziging nr. 2:

“3.

De besluiten van het Comité worden genomen met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen. Indien de Europese Unie overeenkomstig lid 1, tweede en derde alinea, aan een stemming deelneemt, moet een tweederdemeerderheid een gewone meerderheid van de door de andere partijen uitgebrachte stemmen omvatten als het aantal stemmen waarmee de Unie haar stemrecht uitoefent, gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het Comité toegekende stemmen.”

“4.

Over procedurele aangelegenheden wordt besloten met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.”

“5.

Indien de vraag rijst of een aangelegenheid procedureel is of niet, wordt deze niet als procedureel behandeld, tenzij het Comité besluit deze wel als procedureel te behandelen met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen overeenkomstig lid 3.”

“6.

Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “uitgebrachte stemmen” verstaan de voor- of tegenstemmen van de leden. De stem van leden die zich van stemming onthouden, geldt als niet-uitgebracht”.

Artikel 21 — Specifieke regels voor de verkiezing van de leden van GREVIO

“1.

De artikelen 16, 19 en 20 van dit reglement zijn niet van toepassing op de verkiezing van de leden van GREVIO.”

[…]

Wijziging nr. 3:

“4.

Voor een besluit van het Comité over een verzoek tot terugtrekking van een of meer kandidaten die niet voldoen aan de voorwaarden voor lidmaatschap van GREVIO als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 van het reglement inzake de verkiezingsprocedure voor de leden van GREVIO, is een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist, met inbegrip van een gewone meerderheid van de stemmen die zijn uitgebracht door vertegenwoordigers van andere partijen dan de Europese Unie en haar lidstaten als het aantal aan de Europese Unie en haar lidstaten toegekende stemmen gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het Comité toegekende stemmen. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “uitgebrachte stemmen” verstaan de voor- of tegenstemmen van de leden. De stem van leden die zich van stemming onthouden, geldt als niet-uitgebracht”.

[…]

“7.

Ieder lid van het Comité beschikt over één stem. Indien de delegatie van een partij uit meer dan één vertegenwoordiger bestaat, mag slechts één vertegenwoordiger aan de stemming deelnemen.”

Artikel 25 — Wijziging van het reglement van orde

Wijziging nr. 4:

“Het Comité kan het reglement van orde wijzigen met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen, met inbegrip van een gewone meerderheid van de stemmen die zijn uitgebracht door vertegenwoordigers van andere partijen dan de Europese Unie en haar lidstaten als het aantal aan de Europese Unie en haar lidstaten toegekende stemmen gelijk is aan of groter is dan twee derde van alle aan de leden van het Comité toegekende stemmen. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 20, lid 1, tweede en derde alinea, niet van toepassing.”

Artikel 2 — Samenstelling

1.   Leden

a.

Overeenkomstig artikel 67, lid 1, van het verdrag zijn de leden van het Comité de vertegenwoordigers van de partijen bij het verdrag.

[…]

2.   Deelnemers

[…]

b.

De volgende entiteiten kunnen vertegenwoordigers aanwijzen die zonder stemrecht of vergoeding van kosten aan de vergaderingen van het Comité mogen deelnemen:

i)

staten die het verdrag hebben ondertekend, maar nog niet hebben geratificeerd;

ii)

staten die het verdrag hebben geratificeerd of die ertoe zijn toegetreden, maar waarvoor het nog niet in werking is getreden;

iii)

staten die zijn uitgenodigd tot het verdrag toe te treden.

[…]


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1680/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top