Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2917

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2917 van de Commissie van 20 oktober 2023 betreffende de verificatieactiviteiten, accreditatie van verificateurs en goedkeuring van monitoringplannen door administrerende autoriteiten krachtens Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer, en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 van de Commissie

    C/2023/6973

    PB L, 2023/2917, 29.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2917/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2917/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2917

    29.12.2023

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/2917 VAN DE COMMISSIE

    van 20 oktober 2023

    betreffende de verificatieactiviteiten, accreditatie van verificateurs en goedkeuring van monitoringplannen door administrerende autoriteiten krachtens Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer, en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 van de Commissie

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (1), en met name artikel 6, lid 8, derde alinea, artikel 7, lid 5, tweede alinea, artikel 13, lid 6, artikel 15, lid 5, en artikel 16, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 van de Commissie (2) stelt bepalingen vast betreffende de beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, betreffende vereisten op het gebied van competenties en procedures, en betreffende regels inzake de accreditatie van en het toezicht op verificateurs door nationale accreditatie-instanties. Verordening (EU) 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad (3) diende tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om maritieme vervoersactiviteiten op te nemen in het EU-emissiehandelssysteem, ingesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), en te voorzien in de monitoring, rapportage en verificatie van emissies van aanvullende broeikasgassen en emissies van aanvullende scheepstypen. De verordening bevatte ook een verplichting voor maatschappijen om geverifieerde geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau (“verslagen op maatschappijniveau”) en geverifieerde verslagen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757 in te dienen wanneer er een verandering van maatschappij is (“gedeeltelijke emissieverslagen”), evenals een verplichting voor de verantwoordelijke administrerende autoriteiten om monitoringplannen en wijzigingen daarvan goed te keuren.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 3 octies sexies van Richtlijn 2003/87/EG moet de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij ervoor zorgen dat de rapportage van op het niveau van de maatschappij geaggregeerde emissiegegevens die door een scheepvaartmaatschappij zijn ingediend, wordt geverifieerd overeenkomstig de verificatie- en accreditatieregels van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2015/757. De bepalingen inzake verificatie en accreditatie in de onderhavige verordening, die een aanvulling vormen op de regels in hoofdstuk III van Verordening (EU) 2015/757, moeten daarom regels bevatten voor de verificatie van geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau.

    (3)

    Bovendien moet aan de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 vastgestelde regeling een reeks regels voor de verificatie van verslagen op maatschappijniveau worden toegevoegd, die de stappen van de verificatie van de emissieverslagen volgen, maar waarmee overlapping van de verificatieactiviteiten met betrekking tot verslagen op scheepsniveau en onnodige extra administratieve lasten worden vermeden.

    (4)

    Bovendien moet een reeks regels voor de verificatie van gedeeltelijke emissieverslagen worden toegevoegd aan de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 vastgestelde regeling. Uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757 moeten gedeeltelijke emissieverslagen dezelfde elementen bevatten als de emissieverslagen, maar dan beperkt tot de periode die overeenstemt met de activiteiten die onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij worden uitgevoerd. Het is daarom passend dat gedeeltelijke emissieverslagen worden geverifieerd volgens dezelfde regels die gelden voor de verificatie van emissieverslagen.

    (5)

    In artikel 6, lid 8, respectievelijk artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757 is vastgesteld dat de Commissie ter aanvulling van die verordening bevoegd is om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de regels voor de goedkeuring van monitoringplannen door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten en voor de goedkeuring van wijzigingen van de monitoringplannen door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten. In artikel 13, lid 6, respectievelijk artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757 is bepaald dat de Commissie de bevoegdheid heeft om gedelegeerde handelingen vast te stellen om die verordening aan te vullen met de regels voor de verificatie van de geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau, met inbegrip van de verificatiemethoden en de verificatieprocedure, en de afgifte van een verificatieverslag, en voor het bepalen van nadere regels voor de in die verordening bedoelde verificatieactiviteiten. In artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2015/757 is bepaald dat de Commissie de bevoegdheid heeft om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de accreditatiemethoden voor verificateurs nader te bepalen. Aangezien er tussen deze verificatie-, accreditatie- en goedkeuringsactiviteiten een wezenlijk verband bestaat, worden in deze verordening de vijf bovengenoemde rechtsgrondslagen gehanteerd.

    (6)

    De verificatieactiviteiten omvatten de beoordeling van monitoringplannen door verificateurs, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2015/757. Wanneer verificateurs een monitoringplan beoordelen, moeten zij een aantal activiteiten uitvoeren om de volledigheid, relevantie en conformiteit van de door de betrokken maatschappij ingediende informatie te evalueren met betrekking tot het monitoring- en rapportageproces van het schip, om te kunnen concluderen of het plan in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757. Dit moet elementen bevatten met betrekking tot het gegevensbeheers- en controlesysteem zoals beschreven in het monitoringplan van het schip, overeenkomstig de gemeenschappelijke beginselen voor monitoring en rapportage die zijn vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) 2015/757 en de bijlagen I en II daarbij. Om de correcte handhaving van Verordening (EU) 2015/757 te garanderen, moet een organisatie of persoon die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die door de aanvaarding van die verantwoordelijkheid ermee heeft ingestemd om alle taken en verantwoordelijkheden over te nemen die voortvloeien uit de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie, zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5), ook de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, Richtlijn 2003/87/EG, en moet deze organisatie of persoon de verificateur vóór het begin van de beoordeling van het monitoringplan een document verstrekken waaruit blijkt dat hij naar behoren door de scheepseigenaar is gemachtigd om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, Richtlijn 2003/87/EG. Met betrekking tot schepen waarvan de emissies binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, kan het document zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2599 van de Commissie (6), ten behoeve van de beoordeling van het monitoringplan aan de verificateur worden verstrekt.

    (7)

    Deze verordening vult Verordening (EU) 2015/757 aan door te voorzien in specifieke regels met betrekking tot activiteiten in verband met de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau, de accreditatie van verificateurs en de beoordeling en goedkeuring van monitoringplannen. Deze activiteiten moeten voldoen aan de beginselen voor monitoring en rapportage die zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2015/757 en de bijlagen I en II daarbij, en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2849 van de Commissie (7).

    (8)

    Het gebruik van de in artikel 6, lid 8, en artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757 vastgestelde bevoegdheden moet ervoor zorgen dat de goedkeuring van de monitoringplannen en van de wijzigingen daarvan die overeenkomstig die verordening wordt verleend, door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten op geharmoniseerde wijze wordt uitgevoerd, met name wat betreft de kennisgevingen en de informatieverstrekking door de maatschappijen en de verantwoordelijke administrerende autoriteiten.

    (9)

    De monitoringplannen van schepen waarvan de emissies binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/757, maar niet binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, hoeven niet te worden onderworpen aan de goedkeuring van de verantwoordelijke administrerende autoriteit.

    (10)

    Wanneer zij monitoringplannen en wijzigingen daarvan goedkeuren, moeten verantwoordelijke administrerende autoriteiten terdege rekening houden met de conclusies van de verificateur wat betreft de beoordeling van de monitoringplannen. De beslissing om een monitoringplan goed te keuren, moet onafhankelijk worden genomen door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten, aangezien administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij ervoor moeten zorgen dat de scheepvaartmaatschappijen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) 2015/757 naleven, ook met betrekking tot de monitoring en rapportage van de relevante parameters tijdens een rapportageperiode.

    (11)

    Wanneer de verantwoordelijke administrerende autoriteit het monitoringplan niet goedkeurt, moet de maatschappij het herzien volgens de door die administrerende autoriteit verstrekte informatie en een herziene versie van dat monitoringplan voor herbeoordeling indienen bij de verificateur. Om onnodige administratieve lasten voor maatschappijen en verificateurs te voorkomen, kunnen er meerdere uitwisselingen plaatsvinden tussen maatschappijen en administrerende autoriteiten voordat het herziene monitoringplan voor herbeoordeling naar de verificateur wordt gestuurd.

    (12)

    Voor de uitvoering van artikel 13, lid 6, en artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757 is een algemeen regelgevend kader noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de beoordeling van de monitoringplannen, de verificatie van emissieverslagen, van gedeeltelijke emissieverslagen en van verslagen op maatschappijniveau, en de afgifte van verificatieverslagen die overeenkomstig die verordening zijn vastgesteld, op geharmoniseerde wijze worden uitgevoerd door verificateurs die de technische competentie bezitten om de aan hen toevertrouwde taken op onafhankelijke en onpartijdige wijze te verrichten.

    (13)

    Geharmoniseerde regels voor de beoordeling van monitoringplannen, de verificatie van emissieverslagen, van gedeeltelijke emissieverslagen en van verslagen op maatschappijniveau, en de afgifte van conformiteitsdocumenten door verificateurs moeten de verantwoordelijkheden van de verificateurs duidelijk omlijnen.

    (14)

    De conclusies van de verificateur met betrekking tot de beoordeling van het monitoringplan zijn essentieel om de maatschappijen en verantwoordelijke administrerende autoriteiten inzicht te geven in het resultaat van de door de verificateur verrichte verificatieactiviteiten. Het is daarom noodzakelijk dat dergelijke conclusies alle relevante informatie bevatten die tijdens de beoordeling van het monitoringplan is aangetroffen, met inbegrip van een beschrijving van eventuele niet-gecorrigeerde non-conformiteiten en een samenvatting van de procedures van de verificateur, met inbegrip van de procedures voor bezoeken ter plaatse.

    (15)

    Het is van essentieel belang dat in alle fasen van het verificatieproces documenten en relevante informatie worden uitgewisseld tussen maatschappijen en verificateurs, met name bij de beoordeling van het monitoringplan, de uitvoering van de strategische analyse en de risicoanalyse, en de verificatie van het emissieverslag, van het gedeeltelijke emissieverslag en van het verslag op maatschappijniveau. Daarom moeten geharmoniseerde vereisten worden vastgesteld voor het verstrekken van informatie en documenten die aan de verificateur beschikbaar moeten worden gesteld alvorens hij met de verificatieactiviteiten begint en op andere tijdstippen in de loop van de verificatie.

    (16)

    De verificateur moet een risicogebaseerde aanpak hanteren bij het verifiëren van de emissieverslagen, de gedeeltelijke emissieverslagen en de verslagen op maatschappijniveau, overeenkomstig artikel 15, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) 2015/757. Een belangrijk onderdeel van het verificatieproces is een analyse van de kans dat gerapporteerde gegevens materiële onjuistheden bevatten; die analyse bepaalt bovendien hoe de verificateur de verificatieactiviteiten moet uitvoeren.

    (17)

    Om te zorgen voor consistentie en vergelijkbaarheid van de gemonitorde gegevens in de tijd overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2015/757, moet de verificateur het monitoringplan dat als bevredigend is beoordeeld en dat, indien van toepassing, door de verantwoordelijke administrerende autoriteit is goedgekeurd, als uitgangspunt nemen bij het verifiëren van het emissieverslag van een schip.

    (18)

    Alle stappen in het verificatieproces van een emissieverslag, een gedeeltelijk emissieverslag of een verslag op maatschappijniveau zijn onderling verbonden en moeten worden besloten met een verificatieverslag dat een verklaring over de resultaten van de verificatie bevat. De mate van zekerheid van het verificatieverslag moet afhangen van de grondigheid en gedetailleerdheid van de verificatieactiviteiten en de formulering van de verificatieverklaring.

    (19)

    De beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Om aan deze verplichtingen te voldoen, moeten verificateurs interne processen uitwerken en deze voortdurend verbeteren. De criteria om te bepalen of een verificateur competent is, moeten in alle lidstaten dezelfde zijn; bovendien moeten zij verifieerbaar, objectief en transparant zijn.

    (20)

    Om een hoog kwaliteitsniveau van de verificatieactiviteiten te bevorderen, moeten geharmoniseerde normen worden vastgesteld om te bepalen of een verificateur competent, onafhankelijk en onpartijdig is, en dus gekwalificeerd is om de vereiste activiteiten uit te voeren.

    (21)

    In Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (8) wordt een uitgebreid kader vastgesteld voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoeren. Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757 zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing indien Verordening (EU) 2015/757 geen specifieke bepalingen inzake de accreditatie van verificateurs bevat.

    (22)

    Krachtens artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2015/757 is de Commissie gemachtigd om de accreditatiemethoden voor verificateurs nader te bepalen voor activiteiten die binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, dat wil zeggen met betrekking tot broeikasgasemissies van de maritieme vervoersector. Dienovereenkomstig vormt deze verordening een aanvulling op de regels in Verordening (EG) nr. 765/2008 en Verordening (EU) 2015/757, met name met betrekking tot de toepasselijke geharmoniseerde normen, de eisen voor de beoordelingsteams, de uitvoering van collegiale toetsing van nationale accreditatie-instanties en de wederzijdse erkenning van verificateurs. Het is nodig om dergelijke aanvullende regels nader te bepalen zodat de criteria en normen die worden overwogen in het kader van de accreditatie van verificateurs voor activiteiten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/757, zijn afgestemd op het doel en de inhoud van die activiteiten. Deze regels moeten bijdragen tot een verdere verbetering van de robuustheid van de verificatie- en accreditatieprocessen en tot een geharmoniseerde aanpak in alle lidstaten.

    (23)

    Het systeem van verificatie en accreditatie moet onnodige overlapping vermijden van procedures en organisaties die al uit hoofde van andere wetgevingsinstrumenten van de Unie zijn vastgesteld. Dergelijke overlapping betekent immers een extra belasting voor lidstaten of marktdeelnemers. Daarom moeten de beste praktijken die voortvloeien uit de toepassing van de geharmoniseerde normen die op basis van een door de Commissie verstrekte opdracht door het Europees Comité voor normalisatie zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) (zoals de normen betreffende vereisten voor instanties voor broeikasgasvalidaties en -controles voor gebruik bij accreditatie of andere vormen van erkenning, en de normen betreffende algemene verplichtingen voor accreditatie-instanties die conformiteitsbeoordelingsorganen accrediteren, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie), en andere technische documenten die door de Europese samenwerking voor accreditatie zijn ontwikkeld, in aanmerking worden genomen.

    (24)

    De krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 aangewezen nationale accreditatie-instantie moet de bevoegdheid hebben om administratieve maatregelen toe te passen, zoals een schorsing of intrekking van de accreditatie, toezicht te houden op verificateurs en een gezaghebbende accreditatieverklaring af te geven over de competentie van een verificateur om overeenkomstig deze verordening verificatieactiviteiten uit te voeren.

    (25)

    Een doeltreffende samenwerking tussen nationale accreditatie-instanties en de verantwoordelijke administrerende autoriteiten is van essentieel belang voor de goede werking van het EU-emissiehandelssysteem, dat vanaf de rapportageperiode die op 1 januari 2024 begint, ook emissies door maritiem vervoer zal omvatten, en voor het toezicht op de kwaliteit van de verificatie. Omwille van de transparantie is het nodig ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instanties en de verantwoordelijke administrerende autoriteiten doeltreffende middelen voor de uitwisseling van informatie vaststellen. Informatie-uitwisselingen tussen verantwoordelijke administrerende autoriteiten onderling en tussen verantwoordelijke administrerende autoriteiten en nationale accreditatie-instanties moeten zijn onderworpen aan de strengste eisen inzake vertrouwelijkheid en geheimhouding en moeten worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving en wetgeving van de Unie.

    (26)

    In het licht van de opneming van emissies van maritieme vervoersactiviteiten in het EU-emissiehandelssysteem moet ervoor worden gezorgd dat de bij deze verordening ingevoerde regels voor verificatie- en accreditatieactiviteiten die van toepassing zijn op broeikasgasemissies door maritiem vervoer, verder worden afgestemd op de regels voor de verificatie- en accreditatieactiviteiten die van toepassing zijn op de broeikasgasemissies van de andere sectoren die onder het EU-emissiehandelssysteem vallen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de maritieme vervoerssector. Dit afstemmen van de regels betreft met name de regels inzake verificatieactiviteiten, waaronder de bezoeken ter plaatse, de uitwisseling van informatie, de eisen voor verificateurs en de aan nationale accreditatie-instanties gestelde eisen.

    (27)

    Vanwege de omvang van de noodzakelijke wijzigingen in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 is het nodig dat die verordening in haar geheel wordt ingetrokken.

    (28)

    De bepalingen in de onderhavige verordening hebben betrekking op verificatie-, goedkeurings- en accreditatieactiviteiten wat betreft de broeikasgasemissies die vanaf 1 januari 2024 vrijkomen. Zij zorgen voor een doeltreffende werking van het EU-emissiehandelssysteem, dat vanaf de verslagperiode die op 1 januari 2024 begint, ook van toepassing zal zijn op emissies door maritiem vervoer, en voor de opneming van emissies van methaan en distikstofoxide in het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/757 vanaf de verslagperiode die op 1 januari 2024 begint. Het is daarom passend dat de bepalingen van deze verordening met ingang van 1 januari 2024 van toepassing worden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening bevat bepalingen betreffende de beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen en geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau. Zij bevat tevens de vereisten op het gebied van competenties en procedures.

    Verder worden in deze verordening de methoden voor de accreditatie van verificateurs door nationale accreditatie-instanties en de regels voor de uitwisseling van informatie nader bepaald.

    In deze verordening worden regels vastgesteld voor de goedkeuring van monitoringplannen en wijzigingen daarvan door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten.

    Artikel 2

    Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    1)

    “accreditatie”: een formele verklaring van een nationale accreditatie-instantie dat een verificateur aan de vereisten van de geharmoniseerde normen in de zin van artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 en aan de in deze verordening vastgestelde vereisten voldoet, en dat hij derhalve gekwalificeerd is om de verificatieactiviteiten uit te voeren krachtens de artikelen 4 tot en met 36;

    2)

    “emissieverslag”: een verslag zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2015/757;

    3)

    “gedeeltelijk emissieverslag”: een verslag zoals bedoeld in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757;

    4)

    “verslag op maatschappijniveau”: de geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau zoals gedefinieerd in artikel 3, punt q), van Verordening (EU) 2015/757;

    5)

    “non-conformiteit” heeft een van de volgende betekenissen:

    a)

    met betrekking tot de beoordeling van een monitoringplan, dat het plan niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 van de Commissie (10);

    b)

    met betrekking tot de verificatie van een emissieverslag en een gedeeltelijk emissieverslag:

    i)

    dat de broeikasgasemissies en andere relevante informatie niet zijn gerapporteerd in overeenstemming met de monitoringmethode zoals beschreven in het monitoringplan dat door een geaccrediteerd verificateur als bevredigend is beoordeeld en dat, indien van toepassing, door de verantwoordelijke administrerende autoriteit is goedgekeurd;

    ii)

    dat de gerapporteerde gegevens niet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928 van de Commissie (11) of deze verordening;

    c)

    met betrekking tot de verificatie van een verslag op maatschappijniveau, dat de gerapporteerde gegevens niet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927;

    d)

    met betrekking tot accreditatie, elke handeling of omissie van de verificateur die in strijd is met de vereisten van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG en deze verordening;

    6)

    “redelijke mate van zekerheid”: een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, uitdrukkelijk vermeld in een verificatieverklaring ten aanzien van de vraag of het emissieverslag, het gedeeltelijke emissieverslag of het verslag op maatschappijniveau geen materiële onjuistheden bevat;

    7)

    “mate van zekerheid”: de mate van zekerheid die de verificateur biedt met betrekking tot het verificatieverslag op basis van het doel om het verificatierisico te beperken naargelang van de omstandigheden van de verificatieopdracht;

    8)

    “materialiteitsniveau”: de kwantitatieve drempel of grenswaarde waarboven onjuistheden, afzonderlijk of in combinatie, door de verificateur als materieel worden beschouwd;

    9)

    “intrinsiek risico”: de kans op mogelijke materiële onjuistheden (afzonderlijk of in combinatie) van een parameter in het emissieverslag, het gedeeltelijke emissieverslag of het verslag op maatschappijniveau voordat de mogelijke effecten van gerelateerde controles in acht zijn genomen;

    10)

    “controlerisico”: de kans op mogelijk materiële onjuistheden (afzonderlijk of in combinatie) van een parameter in het emissieverslag, het gedeeltelijke emissieverslag of het verslag op maatschappijniveau die door het controlesysteem noch zullen worden voorkomen, noch tijdig zullen worden gedetecteerd en gecorrigeerd;

    11)

    “detectierisico”: het risico dat een verificateur een materiële onjuistheid niet detecteert;

    12)

    “verificatierisico”: het risico (dat afhangt van het intrinsieke, het controle- en het detectierisico) dat de verificateur een onjuist verificatieadvies uitbrengt wanneer het emissieverslag, het gedeeltelijke emissieverslag of het verslag op maatschappijniveau materiële onjuistheden bevat;

    13)

    “onjuistheid”: een omissie, verkeerde voorstelling of fout in de gerapporteerde gegevens, met uitzondering van de krachtens Verordening (EU) 2015/757 toelaatbare onzekerheid, en met inachtneming van de door de Commissie over deze kwesties ontwikkelde richtsnoeren;

    14)

    “materiële onjuistheid”: een onjuistheid die naar oordeel van de verificateur, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden, het materialiteitsniveau overschrijdt of op een andere manier effect zou kunnen hebben op de totale gerapporteerde emissies of andere relevante informatie;

    15)

    “locatie”: met betrekking tot de beoordeling van het monitoringplan of de verificatie van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag van een schip, of het verslag op maatschappijniveau, de locatie waar het monitoringproces wordt vastgesteld en beheerd, met inbegrip van locaties waar relevante gegevens en informatie worden gecontroleerd en bewaard;

    16)

    “interne verificatiedocumentatie”: alle interne documentatie die een verificateur bijhoudt om de activiteiten te kunnen bewijzen en rechtvaardigen die voor de beoordeling van het monitoringplan of de verificatie van een emissieverslag, een gedeeltelijk emissieverslag of een verslag op maatschappijniveau krachtens deze verordening zijn uitgevoerd;

    17)

    “MRV-auditor voor de scheepvaart”: een individueel lid van een verificatieteam dat verantwoordelijk is voor de beoordeling van een monitoringplan of de verificatie van een emissieverslag, een gedeeltelijk emissieverslag of een verslag op maatschappijniveau, maar niet de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart;

    18)

    “MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart”: een MRV-auditor voor de scheepvaart die verantwoordelijk is voor de leiding van en het toezicht op het verificatieteam, alsook voor de uitvoering van en rapportage over de beoordeling van een monitoringplan of de verificatie van een emissieverslag, een gedeeltelijk emissieverslag of een verslag op maatschappijniveau;

    19)

    “onafhankelijk evaluator”: door de verificateur specifiek voor het uitvoeren van interne evaluatieactiviteiten aangewezen persoon die tot dezelfde entiteit behoort, maar geen van de aan evaluatie onderworpen verificatieactiviteiten heeft uitgevoerd;

    20)

    “technisch deskundige”: een persoon met grondige kennis en deskundigheid op het gebied van een specifiek onderwerp die nodig zijn voor de uitvoering van verificatieactiviteiten zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 36 en van accreditatieactiviteiten zoals bedoeld in de artikelen 46 tot en met 63;

    21)

    “beoordelaar”: door een nationale accreditatie-instantie aangewezen persoon om individueel of als lid van een beoordelingsteam een verificateur krachtens deze verordening te beoordelen;

    22)

    “hoofdbeoordelaar”: een beoordelaar die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor de beoordeling van een verificateur krachtens deze verordening;

    23)

    “beoordelingsteam”: een of meer door een nationale accreditatie-instantie aangewezen beoordelaars om een verificateur te beoordelen krachtens deze verordening;

    24)

    “competentie”: het vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen om een activiteit uit te voeren;

    25)

    “analytische procedures”: de analyse van schommelingen en tendensen in de gegevens, met inbegrip van de analyse van relaties die niet overeenstemmen met andere relevante informatie of die afwijken van voorspelde hoeveelheden;

    26)

    “controlesysteem”: het risicobeoordelingssysteem en alle controleactiviteiten van de maatschappij, met inbegrip van het continue beheer ervan, die een maatschappij heeft ontwikkeld, gedocumenteerd, uitgevoerd en gehandhaafd krachtens deel C, punt 1, van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/757;

    27)

    “controleactiviteiten”: alle door de maatschappij uitgevoerde handelingen of getroffen maatregelen om de intrinsieke risico’s te beperken.

    Artikel 3

    Vermoeden van overeenstemming

    Een verificateur die aantoont dat hij voldoet aan de criteria van de desbetreffende geharmoniseerde normen in de zin van artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt verondersteld aan de vereisten van de artikelen 4 tot en met 45 van deze verordening te voldoen, voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen deze vereisten dekken.

    HOOFDSTUK II

    VERIFICATIEACTIVITEITEN

    AFDELING 1

    Beoordeling van monitoringplannen

    Artikel 4

    Informatieverstrekking door de maatschappijen

    1.   Maatschappijen verstrekken aan de verificateur hun monitoringplan van het schip, dat volgens het in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 opgenomen model is opgesteld. Indien het monitoringplan in een andere taal dan het Engels is opgesteld, verstrekken zij een vertaling ervan in het Engels.

    2.   Alvorens met de beoordeling van het monitoringplan wordt gestart, verstrekt de maatschappij aan de verificateur eveneens ten minste de volgende informatie:

    a)

    relevante documentatie of een relevante beschrijving van de installaties van het schip, met inbegrip van de certificaten voor emissiebronnen, de gebruikte stroommeters (indien van toepassing) en in voorkomend geval de buiten het kader van het plan opgestelde en in stand gehouden procedures en processen of stroomschema’s waarnaar in het plan wordt verwezen, met inbegrip van procedures voor gegevensstroom- en controleactiviteiten;

    b)

    de risicobeoordeling zoals bedoeld in deel C, punt 1, van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/757 en een overzicht van het gehele controlesysteem;

    c)

    in het geval van de in artikel 7, lid 2, punten c) en d), van Verordening (EU) 2015/757 bedoelde wijzigingen van het monitoring- en rapportagesysteem, relevante bijgewerkte versies of nieuwe documenten die een beoordeling van het gewijzigde plan mogelijk maken;

    d)

    wanneer de maatschappij de organisatie of persoon is, zoals de beheerder of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die door de aanvaarding van die verantwoordelijkheid ermee heeft ingestemd om alle taken en verantwoordelijkheden over te nemen die voortvloeien uit de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie, zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006, bewijs dat deze organisatie of persoon naar behoren door de scheepseigenaar is gemachtigd om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 2003/87/EG en de verplichting om emissierechten in te leveren overeenkomstig artikel 3 octies ter en artikel 12 van die richtlijn (de “ETS-verplichtingen”).

    3.   Voor de toepassing van lid 2, punt d), verstrekt de in dat punt bedoelde organisatie of persoon aan de verificateur een document waarin duidelijk wordt aangegeven dat de scheepseigenaar hem of haar naar behoren heeft gemachtigd om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, de ETS-verplichtingen.

    Het document wordt ondertekend door zowel de scheepseigenaar als die organisatie of persoon.

    Indien dat document in een andere taal dan het Engels is opgesteld, wordt een Engelse vertaling verstrekt.

    Het document moet de volgende informatie bevatten:

    a)

    de naam en het unieke IMO-identificatienummer van de maatschappij en geregistreerde eigenaar van de organisatie of persoon die door de scheepseigenaar is gemachtigd;

    b)

    het land van registratie van de organisatie of persoon die door de scheepseigenaar is gemachtigd, zoals opgenomen in het kader van de regeling voor het unieke IMO-identificatienummer voor maatschappijen en geregistreerde eigenaars;

    c)

    de naam en het unieke IMO-identificatienummer van de maatschappij en geregistreerde eigenaar van de scheepseigenaar;

    d)

    de volgende informatie betreffende de contactpersoon van de scheepseigenaar:

    i)

    voornaam;

    ii)

    achternaam;

    iii)

    functie;

    iv)

    zakelijk adres;

    v)

    zakelijk telefoonnummer;

    vi)

    zakelijk e-mailadres;

    e)

    de datum waarop de machtiging van de scheepseigenaar aan die organisatie of persoon is verleend;

    f)

    het IMO-identificatienummer van het schip.

    4.   Op verzoek verstrekt de maatschappij alle andere informatie die relevant wordt geacht voor de uitvoering van de beoordeling van het plan.

    Artikel 5

    Beoordeling van monitoringplannen

    1.   Bij het beoordelen van een monitoringplan onderzoekt de verificateur de verklaringen over de volledigheid, nauwkeurigheid, relevantie en de conformiteit met Verordening (EU) 2015/757 van de in het monitoringplan verstrekte informatie.

    2.   De verificateur doet ten minste het volgende:

    a)

    beoordelen of de maatschappij het geschikte model voor het monitoringplan heeft gebruikt en of informatie is verstrekt over alle verplichte items waarnaar in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 wordt verwezen;

    b)

    controleren of de scheepseigenaar identiek is aan de geregistreerde eigenaar zoals opgenomen in het kader van de regeling voor het unieke IMO-identificatienummer voor maatschappijen en geregistreerde eigenaars;

    c)

    controleren of het land van registratie van de maatschappij identiek is aan het land dat is geregistreerd in het kader van de regeling voor het unieke IMO-identificatienummer voor maatschappijen en geregistreerde eigenaars;

    d)

    controleren of de maatschappij, wanneer zij niet de scheepseigenaar is, naar behoren door de scheepseigenaar is gemachtigd om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, de ETS-verplichtingen;

    e)

    verifiëren dat alle informatie in het monitoringplan nauwkeurig en volledig is met betrekking tot de emissiebronnen, de aan boord van het schip geïnstalleerde meetapparatuur en de bestaande systemen en procedures voor de monitoring en rapportage van relevante informatie krachtens Verordening (EU) 2015/757;

    f)

    ervoor zorgen dat is voorzien in adequate regelingen voor monitoring indien de maatschappij gebruik wil maken van de vrijstelling van de monitoring van brandstof en broeikasgasemissies per reis krachtens artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757, met inachtneming van de vereiste informatie zoals bedoeld in artikel 10, punt k), van die verordening;

    g)

    indien van toepassing, beoordelen of de door de maatschappij ingediende informatie betreffende elementen, procedures of controles die zijn uitgevoerd als onderdeel van de bestaande beheerssystemen van het schip of die vallen onder de relevante geharmoniseerde normen voor kwaliteit, milieu of beheer, geschikt is voor de monitoring van broeikasgasemissies en andere relevante informatie en rapportage krachtens Verordening (EU) 2015/757 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928.

    3.   Voor de beoordeling van het monitoringplan kan de verificateur een beroep doen op informatiewinning, inspectie van documenten, observatie en andere audittechnieken die geschikt worden geacht.

    Artikel 6

    Bezoeken ter plaatse

    1.   De verificateur voert bezoeken ter plaatse uit om voldoende inzicht te verwerven in de in het monitoringplan beschreven procedures en te valideren dat de daarin verstrekte informatie juist is.

    2.   De verificateur bepaalt de locatie of locaties voor het bezoek ter plaatse na inachtneming van de plaats waar de kritische massa van relevante gegevens is opgeslagen, met inbegrip van elektronische of papieren exemplaren van documenten waarvan de originelen op het schip worden bijgehouden, en van de plaats waar gegevensstroom- en controleactiviteiten worden uitgevoerd.

    3.   Voorts bepaalt de verificateur welke activiteiten moeten worden uitgevoerd en hoeveel tijd nodig is voor het bezoek ter plaatse.

    4.   De maatschappij verleent de verificateur toegang tot haar locaties, met inbegrip van de relevante locaties op het vasteland en het relevante schip.

    5.   De verificateur mag een virtueel locatiebezoek uitvoeren op voorwaarde dat aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de verificateur heeft voldoende inzicht in de monitoring- en rapportagesystemen van het schip, met inbegrip van het bestaan ervan en de uitvoering en de effectieve exploitatie ervan door de maatschappij;

    b)

    de aard en de complexiteit van het monitoring- en rapportagesysteem zijn van dien aard dat een fysiek bezoek ter plaatse niet nodig is;

    c)

    de verificateur is in staat om alle vereiste informatie op afstand te verkrijgen en beoordelen;

    d)

    indien ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de maatschappij een fysiek bezoek ter plaatse onmogelijk maken en indien deze omstandigheden na alle redelijke inspanningen niet kunnen worden verholpen.

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het monitoringplan in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen, moet worden genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afleggen van een virtueel locatiebezoek is voldaan. De verificateur stelt de maatschappij zonder onnodige vertraging in kennis van het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen en van het feit dat aan de voorwaarden voor een virtueel locatiebezoek is voldaan.

    6.   De verificateur kan afzien van een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in de leden 1 en 5, op voorwaarde dat cumulatief wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 5, punten a), b) en c).

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het monitoringplan in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien, wordt genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afzien van bezoeken ter plaatse is voldaan. De verificateur brengt de maatschappij zonder onnodige vertraging op de hoogte van het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien en van het feit dat aan de voorwaarden voor het afzien van bezoeken ter plaatse is voldaan.

    7.   Van een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in de leden 1 en 5 wordt niet afgezien in de volgende situaties:

    a)

    het monitoringplan van een schip wordt voor het eerst door de verificateur beoordeeld;

    b)

    tijdens de verslagperiode zijn wijzigingen in het monitoringplan aangebracht zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, punten b) tot en met e), van Verordening (EU) 2015/757.

    8.   Indien de verificateur een virtueel locatiebezoek krachtens lid 5 uitvoert of krachtens lid 6 afziet van een bezoek ter plaatse, rechtvaardigt hij in de interne verificatiedocumentatie waarom geen bezoek ter plaatse is afgelegd.

    Artikel 7

    Behandeling van non-conformiteiten in het monitoringplan

    1.   Wanneer de verificateur in de loop van de beoordeling van het monitoringplan non-conformiteiten constateert, stelt hij de maatschappij hiervan zonder onnodige vertraging in kennis en verzoekt hij dat binnen een voorgesteld tijdschema de nodige correcties worden aangebracht.

    2.   De maatschappij corrigeert alle door de verificateur meegedeelde non-conformiteiten en dient bij de verificateur overeenkomstig het overeengekomen tijdschema een herzien monitoringplan in dat de verificateur voor het begin van de verslagperiode kan herbeoordelen.

    3.   De verificateur documenteert in de interne verificatiedocumentatie alle non-conformiteiten die in de loop van de beoordeling van het monitoringplan zijn gecorrigeerd en geeft aan dat deze opgelost zijn.

    Artikel 8

    Onafhankelijke evaluatie van de beoordeling van het monitoringplan

    1.   Het verificatieteam dient de interne verificatiedocumentatie en de ontwerpconclusies van de beoordeling van het plan onverwijld en alvorens ze aan de maatschappij mee te delen, in bij een onafhankelijke evaluator.

    2.   De onafhankelijke evaluator voert de evaluatie zodanig uit dat wordt gewaarborgd dat het monitoringplan overeenkomstig deze verordening is beoordeeld en dat de nodige professionaliteit en oordeelkundigheid aan de dag zijn gelegd.

    3.   Het toepassingsgebied van de onafhankelijke evaluatie omvat het volledige beoordelingsproces dat in de artikelen 4 tot en met 9 is beschreven.

    4.   De verificateur neemt de resultaten van de onafhankelijke evaluatie op in de interne verificatiedocumentatie.

    Artikel 9

    Conclusies van de verificateur over de beoordeling van het monitoringplan

    Op basis van de tijdens de beoordeling van het monitoringplan verzamelde informatie stelt de verificateur de maatschappij onverwijld schriftelijk in kennis van de bereikte conclusies. De conclusies bevatten de volgende elementen:

    a)

    een verklaring waarin wordt aangegeven of het monitoringplan in overeenstemming wordt geacht met Verordening (EU) 2015/757, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 en, indien van toepassing, Richtlijn 2003/87/EG, dan wel of het plan non-conformiteiten bevat waardoor het niet in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 en, indien van toepassing, Richtlijn 2003/87/EG;

    b)

    een beschrijving van eventuele niet-gecorrigeerde non-conformiteiten;

    c)

    een samenvatting van de procedures van de verificateur, met inbegrip van informatie over bezoeken ter plaatse, over de redenen voor het uitvoeren van virtuele locatiebezoeken of de redenen om ervan af te zien;

    d)

    wanneer een monitoringplan wordt beoordeeld na wijzigingen in het monitoringplan zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757, een samenvatting van die wijzigingen tijdens de betrokken verslagperiode;

    e)

    alle andere relevante elementen die tijdens de beoordeling van het monitoringplan zijn aangetroffen.

    AFDELING 2

    Verificatie van emissieverslagen en gedeeltelijke emissieverslagen

    Artikel 10

    Informatieverstrekking door de maatschappijen

    1.   Alvorens met de verificatie van het emissieverslag en van het gedeeltelijke emissieverslag wordt begonnen, verstrekt de maatschappij de volgende ondersteunende informatie aan de verificateur:

    a)

    een lijst van reizen die het schip in kwestie heeft uitgevoerd tijdens de verslagperiode of, voor zover het gedeeltelijke emissieverslagen betreft, de periode waarin het schip onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij viel, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2015/757;

    b)

    waar er gegevenslacunes zijn tijdens de rapportageperiode:

    i)

    het aantal reizen waarvoor gegevens ontbreken, en de omstandigheden van en redenen voor dergelijke gegevenslacunes;

    ii)

    de toegepaste ramingsmethode voor de gebruikte vervangende gegevens, zoals bedoeld in deel C, punt 2, van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, in het monitoringplan;

    iii)

    de hoeveelheid emissies berekend op basis van vervangende gegevens;

    c)

    in voorkomend geval een exemplaar van het verificatieverslag van het voorgaande jaar, indien de verificateur de verificatie voor dat verslag niet heeft uitgevoerd;

    d)

    een exemplaar van het (de) toegepaste monitoringplan(nen), met de conclusies van de beoordeling door een geaccrediteerd verificateur en, indien van toepassing, een bewijs van goedkeuring door de verantwoordelijke administrerende autoriteit, samen met de kennisgeving van de verantwoordelijke administrerende autoriteit aan de maatschappij.

    2.   Nadat de verificateur de specifieke afdeling(en) of het (de) document(en) heeft bepaald die relevant wordt (worden) geacht met het oog op de verificatie, verstrekt de maatschappij eveneens de volgende ondersteunende informatie:

    a)

    exemplaren van het officiële logboek van het schip en van het oliejournaal (indien apart);

    b)

    exemplaren van de bunkerdocumenten;

    c)

    exemplaren van relevante certificaten betreffende brandstoffen voor de bepaling van de emissiefactoren overeenkomstig bijlage I of deel C, punt 1.2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2015/757;

    d)

    exemplaren van de documenten die voor elke reis van het schip tijdens de verslagperiode informatie bevatten over het aantal vervoerde passagiers en de hoeveelheid vervoerde vracht, de afgelegde afstand en de op zee doorgebrachte tijd.

    3.   Daarnaast kunnen verificateurs de maatschappij verzoeken om, indien van toepassing op basis van de toegepaste monitoringmethode, de volgende informatie te verstrekken:

    a)

    een overzicht van het IT-landschap met de gegevensstroom voor het betrokken schip;

    b)

    bewijs van het onderhoud en de nauwkeurigheid/onzekerheid van de meetapparatuur/stroommeters (bv. meetbrieven);

    c)

    een uittreksel van de activiteitengegevens van de stroommeters over het brandstofverbruik;

    d)

    exemplaren van het bewijs van de aflezing van de brandstoftankmeters;

    e)

    een uittreksel van de activiteitengegevens van rechtstreekse emissiemeetsystemen;

    f)

    enige andere informatie die voor de verificatie van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag relevant is.

    4.   Indien een schip van maatschappij verandert, betrachten de betrokken maatschappijen zorgvuldigheid om, op verzoek, aan de verificateur de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde ondersteunende documenten of informatie betreffende de onder hun respectieve verantwoordelijkheid afgelegde reizen te verstrekken.

    5.   Maatschappijen bewaren de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde informatie voor de perioden die zijn vastgesteld uit hoofde van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen uit 1973 (het Marpol-Verdrag) en het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee uit 1988 (het Solas-Verdrag). In afwachting van de afgifte van het conformiteitsdocument overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2015/757 of, voor gedeeltelijke emissieverslagen, in afwachting van de afgifte van het verificatieverslag, kan de verificateur om alle in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie verzoeken.

    Artikel 11

    Strategische analyse

    1.   Bij het begin van de verificatie beoordeelt de verificateur de waarschijnlijke aard, reikwijdte en complexiteit van de verificatietaken door alle aan het schip verwante activiteiten aan een strategische analyse te onderwerpen.

    2.   Voor een beter begrip van de door de maatschappij uitgevoerde activiteiten verzamelt en beoordeelt de verificateur de vereiste informatie om na te gaan of het verificatieteam voldoende competent is om de verificatie uit te voeren, of de in het contract vermelde tijdtoewijzing correct is en of het de noodzakelijke risicoanalyse kan uitvoeren. Deze informatie omvat ten minste:

    a)

    de in artikel 10, leden 1 en 2, bedoelde informatie;

    b)

    de informatie uit verificaties van de voorbije jaren indien de verificateur de verificatie voor dezelfde maatschappij uitvoert.

    3.   Bij de evaluatie van de in lid 2 bedoelde informatie beoordeelt de verificateur ten minste de volgende aspecten:

    a)

    de gebruikte scheepsmotoren en brandstoftypen, evenals het aantal reizen dat het schip in kwestie tijdens de verslagperiode heeft uitgevoerd;

    b)

    het monitoringplan zoals beoordeeld door de verificateur en, indien van toepassing, zoals goedgekeurd door de verantwoordelijke administrerende autoriteit;

    c)

    de gegevensstroomactiviteiten en het controlesysteem.

    4.   Wanneer de verificateur de strategische analyse uitvoert, controleert hij het volgende:

    a)

    of het voorgelegde monitoringplan de meest recente versie is en, indien vereist overeenkomstig artikel 6, lid 8, en artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757, of het door de verantwoordelijke administrerende autoriteit is goedgekeurd;

    b)

    of er tijdens de verslagperiode wijzigingen in het monitoringplan zijn aangebracht zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757, en, indien van toepassing, of deze door de verantwoordelijke administrerende autoriteit zijn goedgekeurd.

    Artikel 12

    Door de verificateurs te verrichten risicoanalyse

    1.   Naast de in artikel 15, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) 2015/757 bedoelde elementen detecteert en analyseert de verificateur elk van de volgende elementen:

    a)

    de intrinsieke risico’s;

    b)

    de controlerisico’s;

    c)

    de detectierisico’s.

    Bij het in kaart brengen en analyseren van de in de eerste alinea bedoelde elementen houdt de verificateur rekening met de bevindingen van de in artikel 11, lid 1, bedoelde strategische analyse.

    2.   Tijdens het uitvoeren van de risicoanalyse neemt de verificateur gebieden met een hoger verificatierisico in aanmerking, waaronder ten minste de volgende aspecten: gegevens per reis, brandstofverbruik, gebruikte brandstoftypen, toepassing van eventuele afwijkingen van artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG zoals bepaald in artikel 12, lid 3 bis, artikel 12, lid 3 ter, en artikel 12, leden 3-sexies tot en met 3-ter, van die richtlijn, broeikasgasemissies, afgelegde afstand, op zee doorgebrachte tijd, vervoerde vracht en geaggregeerde gegevens in het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag.

    3.   De verificateur houdt bij het detecteren en analyseren van de in lid 2 bedoelde aspecten rekening met het bestaan, de volledigheid, nauwkeurigheid, consistentie, transparantie en relevantie van de gerapporteerde informatie.

    4.   Zo nodig herziet de verificateur de risicoanalyse op basis van de in de loop van de verificatie verkregen informatie en past hij de te verrichten verificatieactiviteiten aan of voert hij deze opnieuw uit.

    Artikel 13

    Verificatieplan

    De verificateur stelt op basis van de tijdens de risicoanalyse verkregen informatie en vastgestelde risico’s een verificatieplan op. Het verificatieplan moet de volgende gegevens bevatten:

    a)

    een verificatieprogramma waarin de aard en het toepassingsgebied van de verificatieactiviteiten worden beschreven, alsook het tijdstip en de manier waarop deze activiteiten moeten worden uitgevoerd;

    b)

    een testplan waarin het toepassingsgebied en de methodiek voor het testen van de controleactiviteiten worden uiteengezet, alsook de procedures voor de controleactiviteiten;

    c)

    een gegevensbemonsteringsplan waarin het toepassingsgebied en de methoden worden uiteengezet voor de gegevensbemonstering van de meetgegevens die ten grondslag liggen aan de geaggregeerde broeikasgasemissies, het brandstofverbruik of andere relevante informatie in het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag.

    Artikel 14

    Verificatieproces betreffende het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag

    1.   De verificateur voert het verificatieplan uit en verifieert op basis van de risicoanalyse of de monitoring- en rapportagesystemen zoals beschreven in het monitoringplan dat als bevredigend is beoordeeld, in de praktijk bestaan en naar behoren zijn uitgevoerd.

    Daartoe overweegt de verificateur om de volgende soorten processen uit te voeren:

    a)

    informatiewinning bij de betrokken personeelsleden;

    b)

    documentinspectie;

    c)

    procedures voor observatie en walkthrough.

    2.   De verificateur controleert het volgende:

    a)

    de gegevensstroomactiviteiten, alsook de voor de gegevensstroom gebruikte systemen, waaronder informatietechnologiesystemen;

    b)

    of de controleactiviteiten correct worden gedocumenteerd, uitgevoerd, gehandhaafd en effectief zijn om de intrinsieke risico’s beperken;

    c)

    of de in het monitoringplan vermelde procedures de intrinsieke risico’s en controlerisico’s kunnen beperken en of de procedures worden uitgevoerd, voldoende worden gedocumenteerd en correct worden gehandhaafd.

    Voor de toepassing van punt a) traceert de verificateur de gegevensstroom op basis van de volgorde en interactie van de gegevensstroomactiviteiten vanaf de primaire brongegevens tot de opstelling van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag.

    Voor de toepassing van de punten b) en c) kan de verificateur de specifieke bemonsteringsmethoden van een schip gebruiken, op voorwaarde dat bemonstering gerechtvaardigd is op basis van de risicoanalyse.

    Artikel 15

    Verificatie van de gerapporteerde gegevens

    1.   De verificateur verifieert de in het emissieverslag of de in het gedeeltelijke emissieverslag gerapporteerde gegevens door:

    a)

    ze grondig te toetsen, waarbij hij de gegevens onder andere terugvoert tot de primaire gegevensbron;

    b)

    de gegevens te vergelijken met externe gegevensbronnen, met inbegrip van de traceergegevens van het schip;

    c)

    aansluitingen uit te voeren;

    d)

    drempels met betrekking tot passende gegevens te controleren;

    e)

    herberekeningen uit te voeren.

    2.   Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde gegevensverificatie verifieert de verificateur:

    a)

    de volledigheid van de in het monitoringplan beschreven emissiebronnen;

    b)

    de volledigheid van de gegevens, met inbegrip van de gegevens over reizen waarvan is aangegeven dat zij onder Verordening (EU) 2015/757 vallen;

    c)

    de volledigheid en de consistentie van de gegevens met betrekking tot emissies die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, onder andere met betrekking tot de toepassing van:

    i)

    het toepassingsgebied zoals uiteengezet in artikel 3 octies bis van Richtlijn 2003/87/EG;

    ii)

    de geleidelijke invoering van inleveringsverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 3 octies ter van Richtlijn 2003/87/EG;

    iii)

    afwijkingen van artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG zoals voorzien in artikel 12, leden 3 bis en 3 ter, en artikel 12, leden 3-sexies tot en met 3-ter, van die richtlijn;

    d)

    de consistentie tussen de gerapporteerde geaggregeerde gegevens en de gegevens van de relevante documentatie of primaire bronnen;

    e)

    de consistentie tussen het geaggregeerde brandstofverbruik en de gegevens over de brandstof die is aangeschaft of op een andere manier aan het betrokken schip is geleverd, indien van toepassing;

    f)

    de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de gegevens.

    Artikel 16

    Verificatie van op ontbrekende gegevens toegepaste methoden

    1.   Wanneer in het door de verificateur beoordeelde en, indien van toepassing, door de verantwoordelijke administrerende autoriteit goedgekeurde monitoringplan bedoelde methoden zijn gebruikt om ontbrekende gegevens aan te vullen overeenkomstig deel C van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/757, verifieert de verificateur of de gebruikte methoden geschikt waren voor de specifieke situatie en of zij correct zijn toegepast.

    2.   Indien de in lid 1 bedoelde methoden niet vooraf zijn beoordeeld of goedgekeurd, verifieert de verificateur of de door de maatschappij gevolgde aanpak om de ontbrekende gegevens aan te vullen, waarborgt dat de emissies niet worden onderschat en dat die aanpak niet tot materiële onjuistheden leidt.

    Artikel 17

    Materialiteitsniveau

    1.   Om de gegevens over het brandstofverbruik en de broeikasgasemissies in het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag te verifiëren, bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van het respectieve volume dat voor ieder item tijdens de verslagperiode is gerapporteerd.

    2.   Om andere relevante informatie in het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag over de vervoerde vracht, de vervoerswerkzaamheden, de afgelegde afstand en de op zee doorgebrachte tijd te verifiëren, bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van het respectieve volume dat voor ieder item tijdens de verslagperiode is gerapporteerd.

    Artikel 18

    Bezoeken ter plaatse

    1.   De verificateur verricht bezoeken ter plaatse om voldoende inzicht te verwerven in de maatschappij en in het monitoring- en rapportagesysteem zoals in het monitoringplan is beschreven.

    2.   De verificateur bepaalt de locatie of locaties voor het bezoek ter plaatse op basis van de resultaten van de risicoanalyse en nadat hij de plaats in overweging heeft genomen waar de kritische massa van relevante gegevens is opgeslagen, met inbegrip van elektronische of papieren exemplaren van documenten waarvan de originelen op het schip worden bijgehouden, en de plaats waar gegevensstroom- en controleactiviteiten worden uitgevoerd.

    3.   Op basis van de resultaten van een bezoek ter plaatse aan een locatie op het vasteland en wanneer hij besluit dat een verificatie aan boord noodzakelijk is om het risico op materiële onjuistheden in het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag te beperken, kan de verificateur besluiten om over te gaan tot een bezoek van het schip.

    4.   Voorts bepaalt de verificateur welke activiteiten moeten worden uitgevoerd en hoeveel tijd nodig is voor het bezoek ter plaatse.

    5.   De maatschappij verleent de verificateur toegang tot haar locaties, met inbegrip van de relevante locaties op het vasteland en het relevante schip.

    6.   De verificateur mag een virtueel locatiebezoek uitvoeren op voorwaarde dat, op basis van de resultaten van de risicoanalyse, aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de verificateur heeft voldoende inzicht in de monitoring- en rapportagesystemen van het schip, met inbegrip van het bestaan ervan en de uitvoering en de effectieve exploitatie ervan door de maatschappij;

    b)

    de aard en de complexiteit van het monitoring- en rapportagesysteem zijn van dien aard dat een fysiek bezoek ter plaatse niet nodig is;

    c)

    de verificateur kan alle vereiste informatie op afstand verkrijgen en beoordelen, met inbegrip van de correcte toepassing van de in het monitoringplan beschreven methode en de verificatie van de in het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag gerapporteerde gegevens;

    d)

    indien ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de maatschappij een fysiek bezoek ter plaatse onmogelijk maken en indien deze omstandigheden na alle redelijke inspanningen niet kunnen worden verholpen.

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Onverminderd de eerste alinea, punt d), voert de verificateur geen virtueel locatiebezoek uit als in de drie verslagperioden voorafgaand aan de huidige verslagperiode geen fysiek bezoek ter plaatse is uitgevoerd. De periode van drie jaar heeft betrekking op drie opeenvolgende verslagperioden die ingaan na 1 januari 2024, met inbegrip van verslagperioden waarin virtuele locatiebezoeken zijn afgelegd uit hoofde van de eerste alinea, punt d).

    Het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen, moet worden genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afleggen van een virtueel locatiebezoek is voldaan. De verificateur stelt de maatschappij zonder onnodige vertraging in kennis van het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen en van het feit dat aan de voorwaarden voor een virtueel locatiebezoek is voldaan.

    7.   De verificateur kan beslissen om van een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in de leden 1 en 6 af te zien, op voorwaarde dat cumulatief wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 6, punten a), b) en c).

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien, wordt genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afzien van bezoeken ter plaatse is voldaan. De verificateur brengt de maatschappij zonder onnodige vertraging op de hoogte van het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien en van het feit dat aan de voorwaarden voor het afzien van bezoeken ter plaatse is voldaan.

    8.   Van een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in de leden 1 en 6 wordt niet afgezien in de volgende situaties:

    a)

    het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag van een schip wordt voor de eerste keer door de verificateur geverifieerd;

    b)

    een verificateur heeft geen bezoek ter plaatse afgelegd in twee verslagperioden die onmiddellijk voorafgaan aan de huidige verslagperiode.

    9.   Voor schepen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, stelt de maatschappij de verantwoordelijke administrerende autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien.

    De verantwoordelijke administrerende autoriteit kan bezwaar maken tegen het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien, waarbij alle volgende elementen in aanmerking moeten worden genomen:

    a)

    de informatie van de verificateur over het resultaat van de risicoanalyse;

    b)

    de informatie dat alle benodigde informatie op afstand kan worden verkregen en beoordeeld;

    c)

    het bewijs dat aan alle voorwaarden om van het bezoek ter plaatse af te zien overeenkomstig de punten 7 en 8 is voldaan.

    In geval van bezwaar stelt de verantwoordelijke administrerende autoriteit de maatschappij binnen een redelijke termijn, maar niet later dan twee maanden vanaf de datum waarop zij in kennis is gesteld van het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien, in kennis van het bezwaar en de redenen daarvoor.

    10.   Indien de verificateur een virtueel locatiebezoek krachtens lid 6 uitvoert of krachtens lid 7 afziet van een bezoek ter plaatse, rechtvaardigt hij in de interne verificatiedocumentatie waarom geen bezoek ter plaatse is afgelegd.

    Artikel 19

    Behandeling van materiële onjuistheden en non-conformiteiten in het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag

    1.   Wanneer de verificateur in de loop van de verificatie van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag onjuistheden en non-conformiteiten constateert, stelt hij de maatschappij hiervan zonder onnodige vertraging in kennis en verzoekt hij om binnen een redelijke termijn de nodige correcties aan te brengen.

    De maatschappij corrigeert alle meegedeelde onjuistheden of non-conformiteiten.

    2.   De verificateur documenteert in de interne verificatiedocumentatie alle onjuistheden en non-conformiteiten die in de loop van de verificatie zijn gecorrigeerd en geeft aan dat deze opgelost zijn.

    3.   Indien de maatschappij de in lid 1 bedoelde onjuistheden of non-conformiteiten niet corrigeert, verzoekt de verificateur de maatschappij alvorens het verificatieverslag af te geven om de belangrijkste oorzaken van de onjuistheden of non-conformiteiten te verklaren.

    4.   De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde onjuistheden, die afzonderlijk of met andere onjuistheden voorkomen, effect hebben op de totale gerapporteerde emissies of op andere relevante informatie, en of dat effect tot materiële onjuistheden leidt.

    De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde non-conformiteit, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomt, effect heeft op de ingediende gegevens en of dat tot materiële onjuistheden leidt.

    5.   Wanneer de omvang en de aard van de onjuistheden of non-conformiteiten, of de bijzondere omstandigheden waarin zij voorkomen, dat rechtvaardigen, beschouwt de verificateur onjuistheden of non-conformiteiten die zich afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden onder het in artikel 17 vastgestelde materialiteitsniveau bevinden, als materieel.

    Artikel 20

    Conclusie van de verificatie van het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag

    Om de verificatie van het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag te voltooien, doet de verificateur het volgende:

    a)

    bevestigen dat alle verificatieactiviteiten zijn uitgevoerd;

    b)

    definitieve analytische procedures op de geaggregeerde gegevens uitvoeren om ervoor te zorgen dat zij geen materiële onjuistheden bevatten;

    c)

    verifiëren of de informatie in het verslag voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757 en, indien van toepassing, van Richtlijn 2003/87/EG;

    d)

    alvorens het verificatieverslag bekend te maken, de interne verificatiedocumentatie en het ontwerpverslag opstellen en deze overeenkomstig artikel 23 bij de onafhankelijke evaluator indienen;

    e)

    een persoon machtigen om het verslag authentiek te verklaren op basis van de door de onafhankelijke evaluator bereikte conclusies en het bewijs in de interne verificatiedocumentatie, en de maatschappij hiervan in kennis stellen.

    Artikel 21

    Aanbevelingen voor verbetering

    1.   De verificateur deelt de maatschappij aanbevelingen voor verbetering mee in verband met de niet-gecorrigeerde onjuistheden en non-conformiteiten die niet tot materiële onjuistheden leiden.

    2.   Op basis van de resultaten van de verificatieactiviteiten kan de verificateur andere aanbevelingen voor verbetering doen die hij relevant acht.

    3.   Wanneer de verificateur aanbevelingen doet aan de maatschappij, blijft hij onpartijdig ten aanzien van de maatschappij, het schip en het monitoring- en rapportagesysteem. De verificateur brengt zijn onpartijdigheid niet in gevaar door advies te geven of delen van het monitoring- en rapportageproces krachtens Verordening (EU) 2015/757 bekend te maken.

    4.   Tijdens de verificatie in een jaar nadat in een verificatieverslag aanbevelingen voor verbetering zijn gedaan, verifieert de verificateur of en hoe de maatschappij die aanbevelingen voor verbetering heeft uitgevoerd. Indien de maatschappij die aanbevelingen niet heeft uitgevoerd, beoordeelt de verificateur of dit het risico op onjuistheden verhoogt of kan verhogen.

    Artikel 22

    Verificatieverslag van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag

    1.   Op basis van de verzamelde informatie stelt de verificateur een verificatieverslag op over elk te verifiëren emissieverslag of gedeeltelijk emissieverslag en stuurt hij dit verificatieverslag naar de maatschappij.

    2.   Na ontvangst van het verificatieverslag overeenkomstig lid 1 legt de maatschappij het verificatieverslag samen het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag voor aan de verantwoordelijke administrerende autoriteit, indien van toepassing. Het verslag wordt ingediend door middel van geautomatiseerde systemen en gegevensuitwisselingsformaten.

    3.   Het verificatieverslag omvat een verklaring die aangeeft of het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag als bevredigend of onbevredigend is aangemerkt.

    4.   Voor de toepassing van lid 3 wordt het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag alleen beschouwd als zijnde aangemerkt als bevredigend wanneer het geen materiële onjuistheden bevat. Emissieverslagen of gedeeltelijke emissieverslagen worden niet als bevredigend aangemerkt indien zij materiële onjuistheden bevatten die niet zijn gecorrigeerd alvorens het verificatieverslag werd bekendgemaakt.

    5.   Het verificatieverslag bevat de volgende elementen:

    a)

    de naam van de maatschappij en haar unieke IMO-identificatienummer van de maatschappij en geregistreerde eigenaar, en de identificatie van het schip;

    b)

    een titel waaruit duidelijk blijkt dat het een verificatieverslag betreft;

    c)

    de identiteit van de verificateur, met inbegrip van de naam en het zakelijke e-mailadres van een contactpersoon;

    d)

    de doelstellingen en het toepassingsgebied van de verificatie;

    e)

    een verwijzing naar het emissieverslag en de rapportageperiode waarop de verificatie betrekking heeft of naar het gedeeltelijke emissieverslag en de te verifiëren periode waarin het schip onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij viel;

    f)

    indien van toepassing, de totale geaggregeerde emissies van broeikasgassen van een schip die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen met betrekking tot maritieme vervoersactiviteiten en die uit hoofde van die Richtlijn moeten worden gerapporteerd;

    g)

    een verwijzing naar één of meer monitoringplannen die als bevredigend zijn beoordeeld en, indien van toepassing, een indicatie of het monitoringplan in kwestie door de verantwoordelijke administrerende autoriteit is goedgekeurd voordat het verificatieverslag werd uitgegeven;

    h)

    een verwijzing naar de gebruikte verificatienormen;

    i)

    een samenvatting van de procedures van de verificateur, met inbegrip van informatie over en datums van bezoeken ter plaatse, informatie over de redenen voor het uitvoeren van virtuele locatiebezoeken of de redenen om ervan af te zien;

    j)

    een samenvatting van wijzigingen van het monitoringplan en de activiteitengegevens in de rapportageperiode zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2015/757, indien van toepassing;

    k)

    een verificatieverklaring;

    l)

    een beschrijving van de niet-gecorrigeerde onjuistheden en non-conformiteiten, met inbegrip van de aard en omvang ervan, of zij al dan niet een materieel effect hebben en de elementen van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag waarop zij eventueel betrekking hebben;

    m)

    een beschrijving van eventuele non-conformiteiten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, b), ii), die tijdens de verificatie aan het licht zijn gekomen;

    n)

    het aantal reizen waarvoor gegevens ontbreken, indien van toepassing, en de overeenkomstige hoeveelheid emissies;

    o)

    aanbevelingen voor verbetering, indien van toepassing;

    p)

    de naam van de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart, de onafhankelijke evaluator en, indien van toepassing, de MRV-auditor voor de scheepvaart en de technisch deskundige die bij de verificatie van het emissieverslag of het gedeeltelijke emissieverslag betrokken waren;

    q)

    de datum van het verificatieverslag en de handtekening van een gevolmachtigde namens de verificateur, met inbegrip van de naam van die persoon.

    6.   De verificateur beschrijft de onjuistheden en non-conformiteiten in het verificatieverslag in voldoende detail, met inbegrip van de volgende aspecten:

    a)

    de omvang en aard van de onjuistheid of non-conformiteit;

    b)

    de reden waarom de onjuistheid al dan niet een materieel effect heeft;

    c)

    op welk element van het verslag van de maatschappij de onjuistheid betrekking heeft of op welk element van het monitoringplan of op welke wettelijke vereisten de non-conformiteit betrekking heeft.

    Artikel 23

    Onafhankelijke evaluatie van het emissieverslag en het gedeeltelijke emissieverslag

    1.   De onafhankelijke evaluator evalueert de interne verificatiedocumentatie en het ontwerpverificatieverslag om na te gaan of het verificatieproces in overeenstemming met deze verordening is uitgevoerd en of de nodige professionaliteit en oordeelkundigheid aan de dag zijn gelegd.

    2.   Het toepassingsgebied van de onafhankelijke evaluatie omvat het volledige verificatieproces dat in de artikelen 10 tot en met 22 is uiteengezet.

    3.   Nadat het verslag overeenkomstig artikel 20, punt e), authentiek is verklaard, neemt de verificateur de resultaten van de onafhankelijke evaluatie op in de interne verificatiedocumentatie en deelt hij de Commissie en de vlaggenstaat van het schip mee of aan de voorwaarden voor de afgifte van het conformiteitsdocument is voldaan.

    AFDELING 3

    Verificatie van verslagen op maatschappijniveau

    Artikel 24

    Informatieverstrekking door de maatschappijen

    1.   Alvorens met de verificatie van het verslag op maatschappijniveau wordt begonnen, verstrekt de maatschappij de volgende ondersteunende informatie aan de verificateur:

    a)

    het verslag op maatschappijniveau voor de te verifiëren verslagperiode en, indien van toepassing, een exemplaar van het geverifieerde verslag op maatschappijniveau en het verificatieverslag op maatschappijniveau van het voorgaande jaar, indien de verificatie niet door dezelfde verificateur is uitgevoerd;

    b)

    de emissieverslagen en gedeeltelijke emissieverslagen, samen met de verificatieverslagen voor alle schepen die tijdens de verslagperiode onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vielen;

    c)

    indien van toepassing, als de verificatie van het verslag op maatschappijniveau in het voorgaande jaar niet door dezelfde verificateur is uitgevoerd, de emissieverslagen en gedeeltelijke emissieverslagen van het voorgaande jaar, samen met de bijbehorende verificatieverslagen, met betrekking tot alle schepen die in het voorgaande jaar onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vielen;

    d)

    een lijst van alle schepen van de maatschappij met een brutotonnage van 5 000 ton en meer, met vermelding van het IMO-scheepsidentificatienummer, tijdens een rapportageperiode, met inbegrip van vermelding van de periode waarin het schip eigendom was van de maatschappij of onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij viel uit hoofde van Verordening (EG) nr. 336/2006.

    2.   De verificateurs kunnen de maatschappij vragen om alle andere informatie te verstrekken die relevant is voor de verificatie van het verslag op maatschappijniveau, met inbegrip van een kopie van de monitoringplannen van de schepen die tijdens de verslagperiode onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vielen en, indien van toepassing, een bewijs van de verandering van maatschappij, met inbegrip van een bewijs van de datum van de wijziging.

    Artikel 25

    Strategische analyse

    1.   Bij het begin van de verificatie beoordeelt de verificateur de waarschijnlijke aard, reikwijdte en complexiteit van de verificatietaken door alle aan de maatschappij verwante activiteiten aan een strategische analyse te onderwerpen.

    2.   Voor een beter begrip van de door de maatschappij uitgevoerde activiteiten verzamelt en beoordeelt de verificateur de vereiste informatie om na te gaan of het verificatieteam voldoende competent is om de verificatie uit te voeren, of de in het contract vermelde tijdtoewijzing correct is en of het de noodzakelijke risicoanalyse kan uitvoeren. Deze informatie omvat:

    a)

    de in artikel 24, lid 1, bedoelde informatie;

    b)

    de informatie uit verificaties van de voorbije jaren indien de verificateur de verificatie voor dezelfde maatschappij uitvoert.

    Artikel 26

    Door de verificateurs te verrichten risicoanalyse

    1.   Om de volledigheid en consistentie van de gerapporteerde gegevens overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2015/757 te beoordelen, neemt de verificateur gebieden met een hoger verificatierisico in aanmerking, rekening houdend met elementen zoals:

    a)

    het aantal schepen dat tijdens de verslagperiode onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij viel;

    b)

    het aantal veranderingen van maatschappij voor schepen die tijdens de verslagperiode onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vielen;

    c)

    de diversiteit van de gebruikte scheepsmotoren en brandstoftypen;

    d)

    het aantal verschillende vlaggenstaten;

    e)

    het aantal verschillende verificateurs dat tijdens de verslagperiode de emissieverslagen van schepen die onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vallen, heeft geverifieerd;

    f)

    het aantal monitoringplannen van schepen die onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vallen en die niet door de verantwoordelijke administrerende autoriteit zijn goedgekeurd vóór de afgifte van het verificatieverslag voor de desbetreffende emissieverslagen of gedeeltelijke emissieverslagen;

    g)

    het aantal, de aard en de omvang van de onjuistheden en non-conformiteiten met betrekking tot de emissieverslagen of gedeeltelijke emissieverslagen van schepen die onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vallen, zoals gemeld in de desbetreffende verificatieverslagen.

    2.   Zo nodig herziet de verificateur de risicoanalyse op basis van de in de loop van de verificatie verkregen informatie en past hij de te verrichten verificatieactiviteiten aan of voert hij deze opnieuw uit.

    Artikel 27

    Verificatieplan op maatschappijniveau

    De verificateur stelt op basis van de tijdens de risicoanalyse verkregen informatie en vastgestelde risico’s een verificatieplan op.

    Het verificatieplan omvat een verificatieprogramma waarin de aard en het toepassingsgebied van de verificatieactiviteiten worden beschreven, alsook het tijdstip en de manier waarop deze activiteiten moeten worden uitgevoerd.

    Artikel 28

    Verificatieproces van het verslag op maatschappijniveau

    Op basis van de risicoanalyse overweegt de verificateur om de volgende soorten processen uit te voeren:

    a)

    informatiewinning bij de betrokken personeelsleden;

    b)

    documentinspectie;

    c)

    procedures voor observatie en walkthrough.

    Artikel 29

    Verificatie van gerapporteerde gegevens op maatschappijniveau

    1.   De verificateur beoordeelt de volledigheid en consistentie van de in het verslag op maatschappijniveau gerapporteerde gegevens door:

    a)

    ze grondig te toetsen, waarbij hij de gegevens onder andere terugvoert tot de relevante gegevensbron;

    b)

    de gegevens te vergelijken met gegevens uit de geverifieerde emissieverslagen en, indien nodig, met externe gegevensbronnen, met inbegrip van de traceergegevens van het schip;

    c)

    aansluitingen uit te voeren;

    d)

    herberekeningen uit te voeren.

    2.   Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde gegevensverificatie verifieert de verificateur:

    a)

    de volledigheid van het verslag op maatschappijniveau, alsook of alle schepen die tijdens de verslagperiode onder de verantwoordelijkheid van de maatschappij vielen en hun overeenkomstige emissies die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, erin zijn opgenomen;

    b)

    de juistheid van de berekeningen die leiden tot de geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau.

    Artikel 30

    Materialiteitsniveau voor verslagen op maatschappijniveau

    1.   Met het oog op de verificatie van een verslag op maatschappijniveau, indien de som van de totale geaggregeerde broeikasgasemissies van alle schepen waarover krachtens Richtlijn 2003/87/EG moet worden gerapporteerd, zoals op scheepsniveau bepaald overeenkomstig deel C, punten 1.1 tot en met 1.7, van bijlage II bij Verordening (EU) 2015/757, meer dan 500 000 ton CO2-equivalent bedraagt, ligt het materialiteitsniveau van die emissiegegevens in de verslagperiode op 2 %.

    2.   Met het oog op de verificatie van een verslag op maatschappijniveau, indien de in lid 1 bedoelde hoeveelheid niet meer dan 500 000 ton CO2-equivalent bedraagt, ligt het materialiteitsniveau van de emissiegegevens in de verslagperiode op 5 %.

    Artikel 31

    Bezoeken ter plaatse

    1.   De verificateur legt voor de verificatie van een verslag op maatschappijniveau bezoeken ter plaatse af, met name op basis van het resultaat van de risicoanalyse uit hoofde van artikel 26, rekening houdend met de plaats waar de kritieke massa aan relevante gegevens is opgeslagen en de plaats waar de gegevensstroom- en controleactiviteiten worden uitgevoerd.

    2.   Voorts bepaalt de verificateur welke activiteiten moeten worden uitgevoerd en hoeveel tijd nodig is voor het bezoek ter plaatse.

    3.   De maatschappij verleent de verificateur toegang tot haar locaties, met inbegrip van de relevante locaties op het vasteland en haar relevante schepen.

    4.   De verificateur mag een virtueel locatiebezoek uitvoeren op voorwaarde dat, op basis van de resultaten van de risicoanalyse, aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de verificateur is in staat om alle vereiste informatie op afstand te verkrijgen en beoordelen;

    b)

    indien ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de maatschappij een fysiek bezoek ter plaatse onmogelijk maken en indien deze omstandigheden na alle redelijke inspanningen niet kunnen worden verholpen.

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag op maatschappijniveau in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen, moet worden genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afleggen van een virtueel locatiebezoek is voldaan. De verificateur stelt de maatschappij zonder onnodige vertraging in kennis van het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen en van het feit dat aan de voorwaarden voor een virtueel locatiebezoek is voldaan.

    5.   Op basis van het resultaat van de risicoanalyse kan de verificateur besluiten om van een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in de leden 1 en 4 af te zien, op voorwaarde dat aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    a)

    de verificateur is in staat om alle vereiste informatie op afstand te verkrijgen en beoordelen;

    b)

    het is niet de eerste keer dat de verificateur een verslag op maatschappijniveau voor die maatschappij verifieert;

    c)

    de verificatie kan met een redelijke mate van zekerheid worden uitgevoerd zonder een dergelijk bezoek ter plaatse.

    De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag op maatschappijniveau in overeenstemming is met Verordening (EU) 2015/757.

    Het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien, wordt genomen nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afzien van het bezoek ter plaatse is voldaan. De verificateur brengt de maatschappij zonder onnodige vertraging op de hoogte van het besluit om van een bezoek ter plaatse af te zien en van het feit dat aan de voorwaarden voor het afzien van het bezoek ter plaatse is voldaan.

    6.   Voor schepen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen, stelt de maatschappij de verantwoordelijke administrerende autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien.

    De verantwoordelijke administrerende autoriteit kan bezwaar maken tegen het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien, waarbij alle volgende elementen in aanmerking moeten worden genomen:

    a)

    de informatie van de verificateur over het resultaat van de risicoanalyse;

    b)

    het bewijs dat aan alle voorwaarden om van het bezoek ter plaatse af te zien overeenkomstig lid 5 is voldaan.

    In geval van bezwaar stelt de verantwoordelijke administrerende autoriteit de maatschappij binnen een redelijke termijn, maar niet later dan twee maanden vanaf de datum waarop zij in kennis is gesteld van het besluit van de verificateur om van het bezoek ter plaatse af te zien, in kennis van het bezwaar en de redenen daarvoor.

    7.   Indien de verificateur een virtueel locatiebezoek krachtens lid 4 uitvoert of krachtens lid 5 afziet van een bezoek ter plaatse, rechtvaardigt hij in de interne verificatiedocumentatie waarom geen bezoek ter plaatse is afgelegd.

    Artikel 32

    Behandeling van materiële onjuistheden en non-conformiteiten in het verslag op maatschappijniveau

    1.   Wanneer de verificateur tijdens de verificatie van het verslag op maatschappijniveau onjuistheden en non-conformiteiten constateert, stelt hij de maatschappij hiervan zonder onnodige vertraging in kennis en verzoekt hij om binnen een redelijke termijn de nodige correcties aan te brengen.

    De maatschappij corrigeert alle meegedeelde onjuistheden of non-conformiteiten.

    2.   De verificateur documenteert in de interne verificatiedocumentatie alle onjuistheden en non-conformiteiten die in de loop van de verificatie zijn gecorrigeerd en geeft aan dat deze opgelost zijn.

    3.   Indien de maatschappij de in lid 1 bedoelde onjuistheden of non-conformiteiten niet corrigeert, verzoekt de verificateur de maatschappij alvorens het verificatieverslag af te geven om de belangrijkste oorzaken van de onjuistheden of non-conformiteiten te verklaren.

    4.   De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde onjuistheden, die afzonderlijk of met andere onjuistheden voorkomen, effect hebben op de totale gerapporteerde emissies of op andere relevante informatie, en of dat effect tot materiële onjuistheden leidt.

    De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde non-conformiteit, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomt, effect heeft op de ingediende gegevens en of dat tot materiële onjuistheden leidt.

    5.   Wanneer de omvang en de aard van de onjuistheden of non-conformiteiten, of de bijzondere omstandigheden waarin zij voorkomen, zulks rechtvaardigen, beschouwt de verificateur onjuistheden of non-conformiteiten die zich afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden onder het in artikel 30 vastgestelde materialiteitsniveau bevinden, als materieel.

    Artikel 33

    Conclusies van de verificatie van het verslag op maatschappijniveau

    Om de verificatie van het verslag op maatschappijniveau te voltooien, doet de verificateur het volgende:

    a)

    bevestigen dat alle verificatieactiviteiten zijn uitgevoerd;

    b)

    definitieve analytische procedures op de geaggregeerde gegevens uitvoeren om ervoor te zorgen dat zij geen materiële onjuistheden bevatten;

    c)

    verifiëren of de informatie in het verslag voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757 en Richtlijn 2003/87/EG;

    d)

    alvorens het verificatieverslag bekend te maken, de interne verificatiedocumentatie en het ontwerpverslag opstellen en deze overeenkomstig artikel 36 bij de onafhankelijke evaluator indienen;

    e)

    een persoon machtigen om het verslag authentiek te verklaren op basis van de door de onafhankelijke evaluator bereikte conclusies en het bewijs in de interne verificatiedocumentatie, en de maatschappij hiervan in kennis stellen.

    Artikel 34

    Aanbevelingen voor verbetering

    1.   De verificateur deelt de maatschappij aanbevelingen voor verbetering mee in verband met de niet-gecorrigeerde onjuistheden en non-conformiteiten die niet tot materiële onjuistheden leiden.

    2.   Op basis van de resultaten van de verificatieactiviteiten kan de verificateur andere aanbevelingen voor verbetering doen die hij relevant acht.

    3.   Wanneer de verificateur aanbevelingen doet aan de maatschappij, blijft hij onpartijdig ten aanzien van de maatschappij, de schepen en het monitoring- en rapportagesysteem. De verificateur brengt zijn onpartijdigheid niet in gevaar door advies te geven of delen van het monitoring- en rapportageproces krachtens Verordening (EU) 2015/757 bekend te maken.

    4.   Tijdens de verificatie in een jaar nadat in een verificatieverslag aanbevelingen voor verbetering zijn gedaan, verifieert de verificateur of en hoe de maatschappij die aanbevelingen voor verbetering heeft uitgevoerd. Indien de maatschappij die aanbevelingen niet heeft uitgevoerd, beoordeelt de verificateur of dit het risico op onjuistheden verhoogt of kan verhogen.

    Artikel 35

    Verificatieverslag op maatschappijniveau

    1.   Op basis van de verzamelde informatie stelt de verificateur een verificatieverslag op over het te verifiëren verslag op maatschappijniveau en stuurt hij dit verificatieverslag naar de maatschappij.

    2.   Na ontvangst van het verificatieverslag overeenkomstig lid 1 legt de maatschappij het verificatieverslag samen met het verslag op maatschappijniveau voor aan de verantwoordelijke administrerende autoriteit. De verslagen worden ingediend door middel van geautomatiseerde systemen en gegevensuitwisselingsformaten.

    3.   Het verificatieverslag omvat een verklaring die aangeeft of het verslag op maatschappijniveau als bevredigend of onbevredigend is aangemerkt.

    4.   Voor de toepassing van lid 3 wordt het verslag op maatschappijniveau alleen beschouwd als zijnde aangemerkt als bevredigend wanneer het geen materiële onjuistheden bevat. Het verslag op maatschappijniveau wordt niet als bevredigend aangemerkt indien het materiële onjuistheden bevat die niet zijn gecorrigeerd alvorens het verificatieverslag werd bekendgemaakt.

    5.   Het verificatieverslag bevat de volgende elementen:

    a)

    de naam van de maatschappij en het unieke IMO-identificatienummer van de maatschappij en de geregistreerde eigenaar;

    b)

    een titel waaruit duidelijk blijkt dat het een verificatieverslag betreft;

    c)

    de identiteit van de verificateur, met inbegrip van de naam en het zakelijke e-mailadres van een contactpersoon;

    d)

    de doelstellingen en het toepassingsgebied van de verificatie;

    e)

    een verwijzing naar het verslag op maatschappijniveau en de rapportageperiode waarop de verificatie betrekking heeft;

    f)

    de geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau en de emissiegegevens die moeten worden ingediend in het formaat dat in bijlage IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie (12) is vastgesteld;

    g)

    een verwijzing naar de gebruikte verificatienormen;

    h)

    een samenvatting van de procedures van de verificateur, met inbegrip van informatie over en datums van bezoeken ter plaatse, informatie over de redenen voor het uitvoeren van virtuele locatiebezoeken of de redenen om ervan af te zien uit hoofde van artikel 31;

    i)

    een verificatieverklaring;

    j)

    een beschrijving van de niet-gecorrigeerde onjuistheden en non-conformiteiten zoals bedoeld in artikel 32, met inbegrip van de aard en omvang ervan, of zij al dan niet een materieel effect hebben en de elementen van het verslag op maatschappijniveau waarop zij eventueel betrekking hebben;

    k)

    een beschrijving van eventuele non-conformiteiten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, c), die tijdens de verificatie aan het licht zijn gekomen;

    l)

    aanbevelingen voor verbetering, indien van toepassing;

    m)

    de naam van de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart, de onafhankelijke evaluator en, indien van toepassing, de MRV-auditor voor de scheepvaart en technisch deskundige die bij de verificatie van het verslag op maatschappijniveau betrokken waren;

    n)

    de datum van het verificatieverslag en de handtekening van een gevolmachtigde namens de verificateur, met inbegrip van de naam van die persoon.

    6.   De verificateur beschrijft de onjuistheden of non-conformiteiten in het verificatieverslag in voldoende detail, met inbegrip van de volgende aspecten:

    a)

    de omvang en aard van de onjuistheid of non-conformiteit;

    b)

    de reden waarom de onjuistheid al dan niet een materieel effect heeft;

    c)

    op welk element van het verslag de onjuistheid betrekking heeft of op welke wettelijke vereisten de non-conformiteit betrekking heeft.

    Artikel 36

    Onafhankelijke evaluatie van het verslag op maatschappijniveau

    1.   De onafhankelijke evaluator evalueert de interne verificatiedocumentatie en het ontwerpverificatieverslag om na te gaan of het verificatieproces in overeenstemming met deze verordening is uitgevoerd en of de nodige professionaliteit en oordeelkundigheid aan de dag zijn gelegd.

    2.   Het toepassingsgebied van de onafhankelijke evaluatie omvat het volledige verificatieproces dat in de artikelen 24 tot en met 35 is uiteengezet.

    3.   Nadat het verslag authentiek is verklaard overeenkomstig artikel 33, punt e), neemt de verificateur de resultaten van de onafhankelijke evaluatie op in de interne verificatiedocumentatie.

    HOOFDSTUK III

    EISEN VOOR VERIFICATEURS

    Artikel 37

    Voortgezet competentieproces

    1.   Om te waarborgen dat alle met verificatieactiviteiten belaste medewerkers voldoende competent zijn om de hun toegewezen taken uit te voeren, wordt door de verificateur een voortgezet competentieproces vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden.

    2.   Voor de toepassing van het in lid 1 bedoelde competentieproces worden door de verificateur de volgende aspecten vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden:

    a)

    algemene competentiecriteria voor alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

    b)

    specifieke competentiecriteria voor elke functie bij de verificateur die verificatieactiviteiten uitvoert, met name voor de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart, de MRV-auditor voor de scheepvaart, de onafhankelijke evaluator en de technisch deskundige;

    c)

    een methode om te waarborgen dat alle personeelsleden die verificatieactiviteiten uitvoeren, over de vereiste competentie blijven beschikken, en een regelmatige evaluatie van hun prestaties;

    d)

    een proces om te waarborgen dat de personeelsleden die verificatieactiviteiten uitvoeren, voortdurend worden opgeleid;

    e)

    een proces om te beoordelen of de verificatieovereenkomst binnen het toepassingsgebied van de accreditatie van de verificateur valt, en of de verificateur over de vereiste competentie, medewerkers en middelen beschikt om het verificatieteam samen te stellen en om de verificatieactiviteiten binnen het vereiste tijdschema met goed gevolg te voltooien.

    Bij de evaluatie van de competentie van de medewerkers krachtens de eerste alinea, punt c), vergelijkt de verificateur deze competentie met de in de eerste alinea, punten a) en b), bedoelde competentiecriteria.

    Het in de eerste alinea, punt e), bedoelde proces omvat tevens een proces om te beoordelen of het verificatieteam over de vereiste competentie en medewerkers beschikt om de verificatieactiviteiten voor een specifieke maatschappij uit te voeren.

    De verificateur ontwikkelt algemene en specifieke competentiecriteria die in overeenstemming zijn met de in artikel 38, lid 4, en de artikelen 39, 40 en 41 vastgestelde criteria.

    3.   De verificateur controleert regelmatig en ten minste jaarlijks de prestaties van alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren om te bevestigen dat zij over de vereiste competentie blijven beschikken.

    4.   De verificateur controleert regelmatig het voortgezette competentieproces zoals bedoeld in lid 1 om te waarborgen dat:

    a)

    de in lid 2, eerste alinea, punten a) en b), bedoelde competentiecriteria worden ontwikkeld in overeenstemming met de competentie-eisen in het kader van deze verordening;

    b)

    alle eventueel vastgestelde problemen met betrekking tot de vaststelling van algemene en specifieke competentiecriteria krachtens lid 2, eerste alinea, punten a) en b), worden opgelost;

    c)

    alle eisen in het competentieproces waar nodig worden bijgewerkt en in stand worden gehouden.

    5.   De verificateur beschikt over een systeem om de resultaten te registreren van de activiteiten die in het kader van het in lid 1 bedoelde competentieproces worden uitgevoerd.

    6.   Een voldoende competente beoordelaar beoordeelt de competentie en prestaties van een MRV-auditor voor de scheepvaart en MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart.

    De competente beoordelaar monitort deze auditoren tijdens de verificatie van een emissieverslag of gedeeltelijk emissieverslag naargelang van het geval op de locatie van de maatschappij om te bepalen of zij aan de competentiecriteria voldoen.

    7.   Wanneer een personeelslid niet kan aantonen dat aan de competentiecriteria voor een specifieke, aan hem of haar toegewezen taak is voldaan, wijst de verificateur een aanvullende opleiding of stage onder toezicht aan en organiseert hij deze. De verificateur monitort de persoon in kwestie tot hij de verificateur aantoont aan de competentiecriteria te voldoen.

    Artikel 38

    Verificatieteams

    1.   Voor elke specifieke verificatieovereenkomst stelt de verificateur een verificatieteam samen dat in staat is de in de artikelen 4 tot en met 36 bedoelde verificatieactiviteiten uit te voeren.

    2.   Het verificatieteam bestaat uit een MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart en, indien nodig op basis van het inzicht van de verificateur in de complexiteit van de uit te voeren taken en zijn capaciteit om de nodige risicoanalyse te verrichten, een passend aantal MRV-auditoren voor de scheepvaart en technisch deskundigen.

    3.   Voor de onafhankelijke evaluatie van de verificatieactiviteiten met betrekking tot een specifieke verificatieovereenkomst wijst de verificateur een onafhankelijke evaluator aan die geen deel uitmaakt van het verificatieteam.

    4.   De teamleden hebben een duidelijk begrip van hun specifieke rol in het verificatieproces en zijn in staat doeltreffend te communiceren in de taal die vereist is om hun verificatietaken uit te voeren en de door de maatschappij ingediende informatie te onderzoeken.

    5.   Wanneer het verificatieteam uit slechts één persoon bestaat, voldoet die persoon aan alle competentie-eisen voor de MRV-auditor voor de scheepvaart en de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart, alsook aan de in de lid 4 vastgestelde eisen.

    Artikel 39

    Competentie-eisen voor MRV-auditoren voor de scheepvaart en MRV-hoofdauditoren voor de scheepvaart

    1.   MRV-auditoren voor de scheepvaart zijn competent om monitoringplannen te beoordelen en emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau te verifiëren overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG en deze verordening.

    2.   Daartoe beschikken MRV-auditoren voor de scheepvaart ten minste over:

    a)

    kennis van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, deze verordening, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928, andere desbetreffende wetgeving, normen en toepasselijke richtsnoeren, alsook desbetreffende richtsnoeren en wetgeving die zijn uitgevaardigd door de lidstaat waarin de verificateur is gevestigd of de lidstaat van de verantwoordelijke administrerende autoriteit voor de maatschappij waarvoor de verificateur de verificatie uitvoert;

    b)

    kennis en ervaring om gegevens- en informatieaudits uit te voeren, met inbegrip van:

    i)

    gegevens- en informatieauditmethoden, toepassing van het materialiteitsniveau en beoordeling van de materialiteit van onjuistheden;

    ii)

    de analyse van intrinsieke en controlerisico’s;

    iii)

    bemonsteringstechnieken met betrekking tot de gegevensbemonstering en opvolging van controleactiviteiten;

    iv)

    de beoordeling van gegevens- en informatiesystemen, IT-systemen, gegevensstroomactiviteiten, controleactiviteiten, controlesystemen en procedures voor controleactiviteiten;

    c)

    het vermogen om activiteiten uit te voeren met betrekking tot de verificatie van een emissieverslag, gedeeltelijk emissieverslag of verslag op maatschappijniveau, zoals vereist krachtens de artikelen 4 tot en met 36.

    3.   Daarnaast houden de verificateurs bij de beoordeling van de monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau rekening met sectorspecifieke kennis van en ervaring met de in bijlage I bij deze verordening vermelde relevante aspecten.

    4.   Een MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart voldoet aan de competentie-eisen voor een MRV-auditor voor de scheepvaart en heeft aangetoond een verificatieteam te kunnen leiden en verantwoordelijk te kunnen zijn voor de uitvoering van de verificatieactiviteiten in overeenstemming met deze verordening.

    Artikel 40

    Competentie-eisen voor onafhankelijke evaluatoren

    1.   De onafhankelijke evaluator geniet de passende autoriteit om de ontwerpconclusies over de beoordeling van het monitoringplan, het ontwerpverificatieverslag en de interne verificatiedocumentatie te beoordelen overeenkomstig de artikelen 8, 23 en 36.

    2.   De onafhankelijke evaluator voldoet aan de competentie-eisen voor een MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart zoals bedoeld in artikel 39, lid 4.

    3.   Om te beoordelen of de interne verificatiedocumentatie volledig is en of bij de uitvoering van de verificatieactiviteiten voldoende bewijs is verzameld, heeft de onafhankelijke evaluator de nodige competentie om:

    a)

    de verstrekte informatie te analyseren en de volledigheid en integriteit ervan te bevestigen;

    b)

    ontbrekende of tegenstrijdige informatie te betwisten;

    c)

    gegevensstromen te controleren om te beoordelen of de interne verificatiedocumentatie compleet is en voldoende informatie bevat om de ontwerpconclusies over de beoordeling van het monitoringplan, het ontwerpverificatieverslag en de tijdens de interne evaluatie onderzochte conclusies te ondersteunen.

    Artikel 41

    Gebruik van technisch deskundigen

    1.   Bij de uitvoering van verificatieactiviteiten kan een verificateur een beroep doen op technisch deskundigen om met betrekking tot een bepaald onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de MRV-auditor voor de scheepvaart en MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart te ondersteunen bij de uitvoering van hun verificatieactiviteiten.

    2.   Wanneer de onafhankelijke evaluator niet over de competentie beschikt om een bepaald aspect in het beoordelingsproces te beoordelen, vraagt de verificateur steun van een technisch deskundige.

    3.   De technisch deskundige beschikt over de nodige competentie en deskundigheid om de MRV-auditor voor de scheepvaart en MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart of, waar nodig, de onafhankelijke evaluator, efficiënt bij te staan in de kwestie waarvoor de kennis en deskundigheid van een dergelijke deskundige vereist zijn. Bovendien beschikt de technisch deskundige over voldoende begrip van de in artikel 39 bedoelde kwesties.

    4.   De technisch deskundige voert specifieke taken uit onder leiding en onder de volle verantwoordelijkheid van de onafhankelijke evaluator of van de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart van het verificatieteam waarin de technisch deskundige werkt.

    Artikel 42

    Procedures voor verificatieactiviteiten

    1.   Verificateurs stellen voor de in de artikelen 4 tot en met 36 beschreven verificatieactiviteiten een of meer procedures en processen vast, documenteren ze, voeren ze uit en houden ze in stand.

    2.   Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke procedures en processen verricht de verificateur de activiteiten in overeenstemming met de geharmoniseerde norm krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende de eisen voor instanties die broeikasgasvalidaties en -verificaties uitvoeren voor gebruik bij accreditatie of andere vormen van erkenning (13).

    3.   Verificateurs ontwikkelen en documenteren een kwaliteitsbeheersysteem, voeren dit uit en houden het in stand om een consistente ontwikkeling, uitvoering, verbetering en evaluatie van de procedures en processen te waarborgen overeenkomstig de in lid 2 bedoelde geharmoniseerde norm.

    Het kwaliteitsbeheersysteem omvat het volgende:

    a)

    beleid en verantwoordelijkheden;

    b)

    toetsing van het beheer;

    c)

    interne audits;

    d)

    corrigerende maatregelen;

    e)

    maatregelen om risico’s en mogelijkheden aan te pakken en preventieve maatregelen te nemen;

    f)

    controle van gedocumenteerde informatie.

    4.   Daarnaast stellen verificateurs overeenkomstig de in lid 2 bedoelde geharmoniseerde norm de volgende procedures, processen en regelingen vast:

    a)

    een procedure en beleid voor communicatie met de maatschappij;

    b)

    geschikte regelingen voor het garanderen van de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie;

    c)

    een procedure voor het afhandelen van beroepen van maatschappijen;

    d)

    een procedure voor het afhandelen van klachten (met inbegrip van een indicatief tijdschema) van de maatschappijen;

    e)

    een procedure om een herzien verificatieverslag te verstrekken wanneer een fout is vastgesteld in het verificatieverslag, emissieverslag, gedeeltelijke emissieverslag of verslag op maatschappijniveau nadat de verificateur het verificatieverslag aan de maatschappij heeft overgemaakt;

    f)

    een procedure of een proces voor het uitbesteden van verificatieactiviteiten aan andere organisaties;

    g)

    een procedure of proces om ervoor te zorgen dat de verificateur de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor de door gecontracteerde personen uitgevoerde verificatieactiviteiten;

    h)

    processen die de goede werking van het in lid 3 bedoelde kwaliteitsbeheersysteem waarborgen, met inbegrip van:

    i)

    processen voor het ten minste eenmaal per jaar toetsen van het beheersysteem, waarbij de periode tussen de toetsingen ten hoogste 15 maanden mag bedragen;

    ii)

    processen voor het ten minste eenmaal per jaar uitvoeren van interne audits, waarbij de periode tussen de interne audits ten hoogste 15 maanden mag bedragen;

    iii)

    processen voor het inventariseren en beheren van non-conformiteiten in de activiteiten van de verificateur en het nemen van corrigerende maatregelen om deze non-conformiteiten aan te pakken;

    iv)

    processen voor het inventariseren van risico’s en mogelijkheden ten aanzien van de activiteiten van de verificateur en het nemen van preventieve maatregelen om die risico’s te beperken;

    v)

    processen voor het toezicht op gedocumenteerde informatie.

    Artikel 43

    Interne verificatiedocumentatie

    1.   De verificateur stelt interne verificatiedocumentatie op en brengt alle documenten samen, waaronder ten minste:

    a)

    de resultaten van de uitgevoerde verificatieactiviteiten;

    b)

    het verificatieplan, de strategische analyse en de risicoanalyse;

    c)

    voldoende informatie om de beoordeling van het monitoringplan en van het ontwerpverificatieverslag te ondersteunen, met inbegrip van motiveringen voor beoordelingen over de vraag of onjuistheden al dan niet materieel waren.

    2.   De interne verificatiedocumentatie wordt zo opgesteld dat de in de artikelen 8, 23 en 36 bedoelde onafhankelijke evaluator en de nationale accreditatie-instantie kunnen beoordelen of de verificatie overeenkomstig deze verordening is uitgevoerd.

    3.   Op verzoek biedt de verificateur de verantwoordelijke administrerende autoriteit inzage in de interne verificatiedocumentatie en andere relevante informatie, zodat die de verificatie gemakkelijker kan evalueren. De verantwoordelijke administrerende autoriteit kan een termijn vaststellen waarbinnen de verificateur inzage in die documentatie moet bieden.

    Artikel 44

    Bescheiden en communicatie

    1.   Verificateurs houden onder meer van de competentie en onpartijdigheid van hun medewerkers bescheiden bij en beheren deze om aan te tonen dat deze verordening wordt nageleefd.

    2.   Een verificateur stelt op gezette tijden informatie beschikbaar aan de maatschappij overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    3.   Verificateurs waarborgen de vertrouwelijkheid van de informatie die in de loop van de verificatie is verkregen, overeenkomstig de in artikel 42, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    Artikel 45

    Onpartijdigheid en onafhankelijkheid

    1.   Een verificateur is onafhankelijk van de maatschappij en voert de verificatieactiviteiten onpartijdig uit.

    Om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid te waarborgen, is de verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid geen maatschappij zoals gedefinieerd in artikel 3, punt d), van Verordening (EU) 2015/757, niet de eigenaar van een dergelijke maatschappij of deel van een dergelijke maatschappij, noch heeft de verificateur relaties met de maatschappij die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden. De verificateur is ook onafhankelijk van instanties die in emissierechten handelen in het kader van het bij artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG ingestelde systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten.

    2.   Verificateurs zijn zo georganiseerd dat hun objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn gewaarborgd. Voor de toepassing van deze verordening zijn de relevante vereisten van de in artikel 42, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm van toepassing.

    3.   Verificateurs verrichten geen verificatieactiviteiten voor een maatschappij als dat een onaanvaardbaar risico voor hun onpartijdigheid meebrengt of als zij een belangenconflict hebben met betrekking tot deze maatschappij. De verificateur maakt bij de beoordeling van een monitoringplan of de verificatie van een emissieverslag, gedeeltelijk emissieverslag of verslag op maatschappijniveau geen gebruik van medewerkers of contractuele werknemers als dat een belangenconflict veroorzaakt of kan veroorzaken. De verificateur waarborgt ook dat de activiteiten van medewerkers of organisaties de vertrouwelijkheid, objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de verificatie niet beïnvloeden. Daartoe bewaakt de verificateur de risico’s voor de onpartijdigheid en neemt hij passende maatregelen om die risico’s aan te pakken.

    4.   Een onaanvaardbaar risico voor de onpartijdigheid of een belangenconflict wordt onder meer geacht te hebben opgetreden wanneer een verificateur of een deel van dezelfde juridische entiteit de volgende diensten verstrekt:

    a)

    adviesdiensten om een deel van het in het monitoringplan beschreven monitoring- en rapportageproces te ontwikkelen, met inbegrip van de ontwikkeling van de monitoringmethode, het opstellen van het emissieverslag, het gedeeltelijke emissieverslag of het verslag op maatschappijniveau, en van het monitoringplan;

    b)

    technische bijstand om het systeem voor de monitoring en rapportage van emissies of andere informatie krachtens Verordening (EU) 2015/757 te ontwikkelen of in stand te houden.

    5.   Met name in elk van de volgende gevallen wordt verondersteld dat voor een verificateur een belangenconflict is ontstaan in de betrekking tussen hem en de maatschappij:

    a)

    wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en de maatschappij gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën en gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing;

    b)

    wanneer de maatschappij in lid 4, punt a), bedoelde adviesdiensten of in lid 4, punt b), bedoelde technische bijstand heeft gekregen van een adviesbureau, een instantie voor technische bijstand of andere organisatie die betrekkingen onderhoudt met de verificateur en de onpartijdigheid van de verificateur bedreigt.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), wordt de onpartijdigheid van de verificateur verondersteld te zijn gecompromitteerd wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en het adviesbureau, de instantie voor technische bijstand of de andere organisatie gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën, gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing, en gemeenschappelijke betaling van commissies of andere stimulansen voor de verwijzing van nieuwe klanten.

    6.   Verificateurs besteden de onafhankelijke evaluatie of de bekendmaking van de verificatieverslagen niet uit.

    7.   Wanneer verificateurs andere verificatieactiviteiten uitbesteden, moeten zij voldoen aan de vereisten van de in artikel 42, lid 2, bedoelde relevante geharmoniseerde norm.

    Personen contracteren om verificatieactiviteiten uit te voeren, vormt echter geen uitbesteding in de zin van de eerste alinea wanneer de verificateur, bij het contracteren van deze personen, de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor de door het gecontracteerde personeel uitgevoerde verificatieactiviteiten. Wanneer de verificateur personen contracteert om verificatieactiviteiten uit te voeren, moeten die personen een schriftelijke overeenkomst ondertekenen dat zij de procedures van de verificateur naleven en dat er bij het uitvoeren van deze verificatieactiviteiten geen sprake is van een belangenconflict.

    8.   Verificateurs ontwikkelen en documenteren een proces, voeren dit uit en houden het in stand om hun continue onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen, alsook die van delen van dezelfde rechtspersoonlijkheid, andere in lid 5 bedoelde organisaties, en personeel en contractuele werknemers die bij de verificatie betrokken zijn. Dat proces omvat een mechanisme om de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de verificateur te waarborgen en voldoet aan de relevante eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 42, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    9.   Wanneer een verificateur dezelfde maatschappij als in het voorgaande jaar verifieert, beoordeelt hij het risico voor de onpartijdigheid en neemt maatregelen om het risico voor de onpartijdigheid te beperken.

    10.   Als de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart gedurende een periode van zes opeenvolgende jaren jaarlijkse verificaties van verslagen op maatschappijniveau voor een bepaalde maatschappij heeft verricht, voert de MRV-hoofdauditor voor de scheepvaart gedurende drie opeenvolgende jaren geen verificaties van verslagen op maatschappijniveau voor diezelfde maatschappij uit. De maximumperiode van zes jaar omvat verificaties van verslagen op maatschappijniveau, uitgevoerd voor de maatschappij na de inwerkingtreding van deze verordening.

    HOOFDSTUK IV

    ACCREDITATIE VAN VERIFICATEURS

    Artikel 46

    Accreditatie van verificateurs

    1.   Indien er in deze verordening of in Verordening (EU) 2015/757 geen specifieke bepalingen betreffende de accreditatie zijn vastgesteld, zijn de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.

    2.   Met betrekking tot de minimumvereisten voor accreditatie en de vereisten voor accreditatie-instanties is de geharmoniseerde norm krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende algemene eisen voor accreditatie-instanties die conformiteitsbeoordelingsorganen accrediteren (14) van toepassing.

    Artikel 47

    Toepassingsgebied van de accreditatie

    Binnen het toepassingsgebied van de accreditatie van verificateurs vallen de beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau.

    Artikel 48

    Doelstellingen van het accreditatieproces

    In de loop van het accreditatieproces en van het jaarlijkse toezicht van geaccrediteerde verificateurs beoordeelt elke nationale accreditatie-instantie overeenkomstig de artikelen 50 tot en met 55 of de verificateur en zijn personeel die verificatieactiviteiten uitvoeren:

    a)

    competent zijn om monitoringplannen te beoordelen en emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau te verifiëren overeenkomstig deze verordening;

    b)

    daadwerkelijk monitoringplannen beoordelen en emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau verifiëren overeenkomstig deze verordening;

    c)

    voldoen aan de in de artikelen 37 tot en met 45 bedoelde vereisten voor verificateurs, waaronder de vereisten betreffende onpartijdigheid en onafhankelijkheid.

    Artikel 49

    Accreditatieverzoeken

    1.   Accreditatieverzoeken bevatten de informatie die vereist is op basis van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    2.   Daarnaast stelt de verificateur die de accreditatie aanvraagt (“de aanvrager”) voor het begin van de in artikel 50 bedoelde beoordeling aan de nationale accreditatie-instantie informatie beschikbaar over de volgende aspecten:

    a)

    de in artikel 42, lid 1, bedoelde procedures en processen en het in artikel 42, lid 3, bedoelde kwaliteitsbeheersysteem;

    b)

    de in artikel 37, lid 2, punten a) en b), bedoelde competentiecriteria, de resultaten van het in dat artikel bedoelde voortgezet competentieproces, evenals andere relevante documentatie over de competentie van alle personeelsleden die bij de in de artikelen 39 en 40 bedoelde verificatieactiviteiten betrokken zijn;

    c)

    het in artikel 45, lid 8, bedoelde proces ter waarborging van voortdurende onpartijdigheid en onafhankelijkheid, inclusief desbetreffende bescheiden over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de aanvrager en zijn personeel;

    d)

    de technisch deskundigen en de voornaamste medewerkers die betrokken zijn bij de beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau;

    e)

    de procedures en processen ter waarborging van passende verificatie, met inbegrip van procedures en processen betreffende de in artikel 43 bedoelde interne verificatiedocumentatie;

    f)

    de in artikel 44 bedoelde relevante bescheiden;

    g)

    alle andere door de nationale accreditatie-instantie gevraagde informatie.

    Artikel 50

    Beoordeling

    1.   Voor de toepassing van de in artikel 48 bedoelde beoordeling doet het overeenkomstig artikel 57 aangewezen beoordelingsteam ten minste het volgende:

    a)

    het evalueert alle relevante documenten en bescheiden die door de aanvrager krachtens artikel 49 zijn ingediend;

    b)

    het voert een bezoek ter plaatse uit bij de aanvrager om een representatief monster van de interne verificatiedocumentatie te evalueren en de uitvoering van het kwaliteitsbeheersysteem van de aanvrager en de in artikel 42 bedoelde procedures of processen voor verificatieactiviteiten te beoordelen;

    c)

    het observeert de prestaties en de competentie van een representatief aantal personeelsleden van de aanvrager die betrokken zijn bij de beoordeling van monitoringplannen en de verificatie van emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen en verslagen op maatschappijniveau om erop toe te zien dat zij overeenkomstig deze verordening handelen.

    2.   Het beoordelingsteam voert de in lid 1 beschreven activiteiten uit in overeenstemming met de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    3.   Het beoordelingsteam brengt overeenkomstig de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm aan de aanvrager verslag uit over zijn bevindingen en eventuele non-conformiteiten.

    4.   De aanvrager neemt corrigerende maatregelen om eventuele krachtens lid 3 gerapporteerde non-conformiteiten aan te pakken en dient een antwoord in waarin wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen of welke maatregelen binnen een door de nationale accreditatie-instantie bepaalde periode zijn gepland om ze op te lossen.

    5.   De nationale accreditatie-instantie evalueert het krachtens lid 4 ingediende antwoord van de aanvrager.

    6.   Wanneer de nationale accreditatie-instantie oordeelt dat het antwoord van de aanvrager of de genomen maatregelen ontoereikend of ondoeltreffend zijn, verzoekt zij de aanvrager om extra informatie in te dienen of verdere maatregelen te nemen.

    7.   De nationale accreditatie-instantie kan ook verzoeken bewijzen te verstrekken of een follow-upbeoordeling uitvoeren om de feitelijke uitvoering van de corrigerende maatregelen te beoordelen.

    Artikel 51

    Besluit over accreditatie en accreditatiecertificaat

    1.   De nationale accreditatie-instantie houdt bij het voorbereiden en nemen van het besluit over of de accreditatie van een aanvrager al dan niet wordt toegekend, verlengd of vernieuwd, rekening met de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    2.   Wanneer de nationale accreditatie-instantie heeft besloten de accreditatie van een aanvrager toe te kennen of te vernieuwen, geeft zij een daartoe strekkend accreditatiecertificaat af. Het accreditatiecertificaat wordt verleend voor alle verificatieactiviteiten krachtens Verordening (EU) 2015/757.

    3.   Het accreditatiecertificaat bevat ten minste de informatie die vereist is op basis van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    4.   Het accreditatiecertificaat is geldig gedurende maximaal vijf jaar na de datum waarop de nationale accreditatie-instantie dat certificaat heeft afgegeven.

    Artikel 52

    Jaarlijks toezicht

    1.   De nationale accreditatie-instantie voert jaarlijks toezicht uit op elke verificateur aan wie zij een accreditatiecertificaat heeft afgegeven. Dat toezicht omvat ten minste:

    a)

    een bezoek ter plaatse zoals bedoeld in artikel 50, lid 1, punt b);

    b)

    een observatie van de prestaties en beoordeling van de competentie van een representatief aantal personeelsleden van de verificateur overeenkomstig artikel 50, lid 1, punt c).

    2.   Binnen twaalf maanden na de datum waarop het accreditatiecertificaat aan de verificateur is afgegeven, voert de nationale accreditatie-instantie het eerste toezicht op een verificateur uit overeenkomstig lid 1.

    3.   De toezichtsplanning is zo opgesteld dat de nationale accreditatie-instantie representatieve monsters van de activiteiten van de verificateur binnen de werkingssfeer van het accreditatiecertificaat en een representatief aantal van de bij de verificatieactiviteiten betrokken personeelsleden kan beoordelen overeenkomstig de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    4.   Op basis van de resultaten van het toezicht besluit de nationale accreditatie-instantie of de voortzetting van de accreditatie wordt bevestigd.

    5.   Wanneer een verificateur een verificatie uitvoert voor een maatschappij die is toegewezen aan de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij van een andere lidstaat dan de lidstaat van de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, kan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, een verzoek indienen bij de nationale accreditatie-instantie van die andere lidstaat om namens haar en onder haar verantwoordelijkheid toezichtsactiviteiten uit te voeren.

    Artikel 53

    Herbeoordeling

    1.   Vóór het verstrijken van een accreditatiecertificaat dat zij heeft afgegeven, voert de nationale accreditatie-instantie een herbeoordeling van de betrokken verificateur uit om te bepalen of de geldigheid van dat accreditatiecertificaat kan worden verlengd.

    2.   De herbeoordelingsplanning is zo opgesteld dat de nationale accreditatie-instantie een representatief monster van de activiteiten van de verificateur binnen de werkingssfeer van het certificaat beoordeelt.

    3.   Bij het plannen en uitvoeren van de herbeoordeling voldoet de nationale accreditatie-instantie aan de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    Artikel 54

    Buitengewone beoordeling

    1.   De nationale accreditatie-instantie kan te allen tijde een buitengewone beoordeling van de verificateur uitvoeren om te waarborgen dat de verificateur aan de vereisten van deze verordening blijft voldoen.

    2.   Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie kan beoordelen of er behoefte is aan een buitengewone beoordeling, brengt de verificateur die instantie onmiddellijk op de hoogte van belangrijke wijzigingen met betrekking tot aspecten van zijn status of werking die relevant zijn voor zijn accreditatie.

    Belangrijke wijzigingen omvatten de wijzigingen die zijn vermeld in de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    Artikel 55

    Administratieve maatregelen

    1.   De nationale accreditatie-instantie kan de accreditatie van een verificateur opschorten of intrekken wanneer de verificateur niet aan de vereisten van deze verordening voldoet.

    2.   De accreditatie van een verificateur wordt op verzoek van de verificateur door de nationale accreditatie-instantie opgeschort of ingetrokken.

    3.   In overeenstemming met de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm stelt de nationale accreditatie-instantie een procedure vast voor de opschorting en de intrekking van de accreditatie, documenteert zij deze, voert zij deze uit en houdt zij deze in stand.

    4.   De accreditatie van een verificateur wordt door de nationale accreditatie-instantie opgeschort wanneer de verificateur:

    a)

    een ernstige inbreuk op de eisen van deze verordening heeft gepleegd;

    b)

    aanhoudend en herhaaldelijk niet aan de eisen van deze verordening heeft voldaan;

    c)

    andere door de nationale accreditatie-instantie vastgestelde specifieke voorwaarden heeft geschonden.

    5.   De nationale accreditatie-instantie trekt de accreditatie van een verificateur in wanneer:

    a)

    de verificateur de redenen voor een besluit om het accreditatiecertificaat op te schorten, niet heeft verholpen;

    b)

    een lid van het topmanagement van de verificateur of een bij verificatieactiviteiten uit hoofde van deze verordening betrokken medewerker van de verificateur schuldig is bevonden aan fraude;

    c)

    de verificateur opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of opzettelijk informatie heeft achtergehouden.

    6.   Besluiten van een nationale accreditatie-instantie om een accreditatie op te schorten of in te trekken overeenkomstig de leden 1, 4 en 5, zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig de door de lidstaten krachtens artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde procedures.

    7.   Besluiten van een nationale accreditatie-instantie om een accreditatie op te schorten of in te trekken, treden in werking na de kennisgeving ervan aan de verificateur. De nationale accreditatie-instantie houdt rekening met het effect op activiteiten die zijn uitgevoerd vóór die besluiten zijn genomen in het licht van de aard van de niet-naleving.

    8.   De nationale accreditatie-instantie beëindigt de opschorting van een accreditatiecertificaat wanneer zij bevredigende informatie heeft ontvangen en besluit dat de verificateur voldoet aan de vereisten van deze verordening.

    HOOFDSTUK V

    AAN NATIONALE ACCREDITATIE-INSTANTIES GESTELDE EISEN

    Artikel 56

    Aan nationale accreditatie-instanties gestelde eisen

    1.   Indien er in deze verordening of in Verordening (EU) 2015/757 geen specifieke bepalingen betreffende de eisen voor nationale accreditatie-instanties zijn vastgesteld, zijn de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.

    2.   Voor de toepassing van deze verordening voeren krachtens artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008) aangewezen nationale accreditatie-instanties hun functies uit overeenkomstig de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm.

    Artikel 57

    Beoordelingsteam

    1.   De nationale accreditatie-instantie wijst een beoordelingsteam aan voor elke beoordeling die op grond van de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm wordt uitgevoerd.

    2.   Een beoordelingsteam bestaat uit een hoofdbeoordelaar die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van een beoordeling overeenkomstig deze verordening en, indien nodig, een passend aantal beoordelaars of technisch deskundigen die over relevante kennis en ervaring beschikken voor het specifieke doel van de accreditatie.

    3.   Het beoordelingsteam bevat ten minste één persoon die over de volgende vaardigheden beschikt:

    a)

    voldoende kennis van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, deze verordening en andere relevante wetgeving zoals bedoeld in artikel 39, lid 2, punt a);

    b)

    competentie en kennis die nodig zijn voor de beoordeling van de verificatieactiviteiten zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 36 en voldoende kennis van de kenmerken van de verschillende soorten schepen en van de monitoring en rapportage van broeikasgasemissies, brandstofverbruik en andere relevante informatie krachtens Verordening (EU) 2015/757.

    Artikel 58

    Competentie-eisen voor beoordelaars

    1.   Beoordelaars beschikken over de competentie om de activiteiten van de artikelen 50 tot en met 55 uit te voeren. Hiertoe voldoet de beoordelaar aan de volgende voorwaarden:

    a)

    hij of zij voldoet aan de vereisten van de in artikel 46, lid 2, bedoelde geharmoniseerde norm;

    b)

    hij of zij heeft voldoende kennis van de in artikel 39, lid 2, punt b), bedoelde gegevens- en informatieauditmethoden die hij of zij heeft verkregen door opleiding of toegang tot een persoon die kennis van en ervaring met dergelijke gegevens en informatie heeft;

    c)

    hij of zij heeft voldoende kennis van de relevante wetgeving, alsook van de toepasselijke richtsnoeren zoals bedoeld in artikel 39, lid 2, punt a).

    2.   Naast de in lid 1 bepaalde competentie-eisen tonen hoofdbeoordelaars aan dat zij over de competentie beschikken om een beoordelingsteam te leiden en verantwoordelijkheid te dragen voor het uitvoeren van een beoordeling overeenkomstig deze verordening.

    3.   Naast de in lid 1 bepaalde competentie-eisen beschikken interne evaluatoren en personen die besluiten nemen over het toekennen, verlengen of vernieuwen van een accreditatie over voldoende kennis en ervaring om de accreditatie te evalueren.

    Artikel 59

    Technisch deskundigen

    1.   De nationale accreditatie-instantie kan technisch deskundigen in het beoordelingsteam opnemen om met betrekking tot een specifiek onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de beoordelaar of hoofdbeoordelaar te ondersteunen.

    2.   Een technisch deskundige beschikt over de vereiste competentie om de hoofdbeoordelaar en beoordelaar effectief bij te staan bij het onderwerp waarvoor de kennis en deskundigheid van een dergelijke deskundige vereist zijn. Daarnaast is de technisch deskundige:

    a)

    voldoende op de hoogte van de relevante wetgeving, alsook van de toepasselijke richtsnoeren zoals bedoeld in artikel 39, lid 2, punt a);

    b)

    voldoende op de hoogte van verificatieactiviteiten.

    3.   Technisch deskundigen verrichten specifieke taken onder de leiding en volledige verantwoordelijkheid van de hoofdbeoordelaar van het betrokken beoordelingsteam.

    Artikel 60

    Klachten

    Wanneer de nationale accreditatie-instantie een klacht betreffende de verificateur van de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij, de maatschappij, de betrokken vlaggenstaat voor schepen die de vlag van een lidstaat voeren, of andere belanghebbenden heeft ontvangen, doet de nationale accreditatie-instantie met inachtneming van een redelijke termijn, doch niet later dan drie maanden na de datum van ontvangst van de klacht, het volgende:

    a)

    zij beslist over de geldigheid van de klacht;

    b)

    zij zorgt ervoor dat de verificateur in kwestie de gelegenheid krijgt zijn opmerkingen in te dienen;

    c)

    zij neemt passende maatregelen om de klacht te behandelen;

    d)

    zij registreert de klacht en de genomen maatregelen;

    e)

    zij beantwoordt de indiener van de klacht.

    Artikel 61

    Collegiale toetsing

    1.   Wanneer nationale accreditatie-instanties regelmatig worden onderworpen aan collegiale toetsing overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 765/2008, voert de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie passende criteria voor collegiale toetsing en een effectief en onafhankelijk proces voor collegiale toetsing in om te beoordelen of:

    a)

    de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie de accreditatieactiviteiten heeft uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 46 tot en met 55;

    b)

    de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie heeft voldaan aan de in de artikelen 56 tot en met 63 vastgestelde eisen.

    De criteria omvatten competentie-eisen voor collegiale toetsers en voor collegiale toetsingsteams die specifiek zijn voor Verordening (EU) 2015/757 en voor het bij Richtlijn 2003/87/EG ingestelde systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten.

    2.   De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie publiceert het resultaat van de collegiale toetsing van een in lid 1 bedoelde nationale accreditatie-instantie en deelt dit mee aan de Commissie, de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale accreditatie-instanties in de lidstaten en de administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij of aan het in artikel 64 van de onderhavige verordening bedoelde contactpunt.

    3.   Onverminderd artikel 10 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is de nationale accreditatie-instantie, wanneer zij voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening met goed gevolg een door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie georganiseerde collegiale toetsing heeft ondergaan, vrijgesteld van het ondergaan van een nieuwe collegiale toetsing na de inwerkingtreding van deze verordening indien zij overeenstemming met deze verordening kan aantonen.

    Hiertoe moet de desbetreffende nationale accreditatie-instantie een verzoek en de nodige documentatie indienen bij de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie.

    De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie beslist of aan de voorwaarden voor het toekennen van een vrijstelling is voldaan.

    De vrijstelling geldt voor een periode van maximaal drie jaar vanaf de datum van kennisgeving van het besluit aan de nationale accreditatie-instantie.

    Artikel 62

    Wederzijdse erkenning van verificateurs

    Onverminderd artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008 aanvaarden de lidstaten, wanneer een nationale accreditatie-instantie geen volledig proces van collegiale toetsing heeft ondergaan, de accreditatiecertificaten van door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateurs op voorwaarde dat de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie is gestart met een collegiale toetsing voor die nationale accreditatie-instantie en niet heeft vastgesteld dat de nationale accreditatie-instantie deze verordening niet naleeft.

    Artikel 63

    Monitoring van verleende diensten

    Wanneer een lidstaat, in de loop van een overeenkomstig artikel 31, lid 4, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) uitgevoerde inspectie, heeft vastgesteld dat een verificateur deze verordening niet naleeft, brengt de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij of de nationale accreditatie-instantie van die lidstaat de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, hiervan op de hoogte.

    De nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, behandelt de mededeling van deze informatie als een klacht in de zin van artikel 60 en neemt passende maatregelen en antwoordt de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij of de nationale accreditatie-instantie overeenkomstig artikel 67, lid 2, tweede alinea.

    HOOFDSTUK VI

    UITWISSELING VAN INFORMATIE

    Artikel 64

    Uitwisseling van informatie en contactpunten

    1.   De lidstaten zorgen voor een effectieve uitwisseling van passende informatie en doeltreffende samenwerking tussen hun nationale accreditatie-instantie en de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij.

    2.   Wanneer overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2003/87/EG in een lidstaat meer dan één autoriteit is aangewezen, machtigt die lidstaat een van deze autoriteiten als het contactpunt voor de uitwisseling van informatie, voor het coördineren van de in lid 1 bedoelde samenwerking en voor de in de artikelen 64 tot en met 71 bedoelde activiteiten.

    Artikel 65

    Accreditatiewerkprogramma en beheersverslag

    1.   Uiterlijk op 31 december van elk jaar stelt de nationale accreditatie-instantie een accreditatiewerkprogramma ter beschikking van de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij van elke lidstaat met daarin de lijst van verificateurs die door die nationale accreditatie-instantie zijn geaccrediteerd. Het accreditatiewerkprogramma bevat de volgende informatie met betrekking tot elke verificateur:

    a)

    informatie over activiteiten die de nationale accreditatie-instantie heeft gepland voor die verificateur, met inbegrip van toezichts- en herbeoordelingsactiviteiten;

    b)

    datums van door de nationale accreditatie-instantie uit te voeren verwachte observatiecontroles om de verificateur te beoordelen;

    c)

    informatie over de vraag of de nationale accreditatie-instantie al dan niet een verzoek om toezichtactiviteiten uit hoofde van artikel 52, lid 5, uit te voeren heeft ingediend bij de nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat.

    Wanneer er wijzigingen optreden in de informatie zoals bedoeld in de eerste alinea, dient de nationale accreditatie-instantie uiterlijk op 31 januari van elk jaar een bijgewerkt werkprogramma in bij de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij.

    2.   Na de indiening van het accreditatiewerkprogramma overeenkomstig lid 1 bezorgt de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij alle relevante informatie aan de nationale accreditatie-instantie, waaronder alle toepasselijke nationale wetgeving en richtsnoeren.

    3.   Uiterlijk op 1 juni van elk jaar bezorgt de nationale accreditatie-instantie een beheersverslag aan de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij. Het beheersverslag bevat de volgende informatie met betrekking tot elke door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateur:

    a)

    accreditatiegegevens van verificateurs die voor het eerst zijn geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instantie;

    b)

    samengevatte resultaten van toezicht- en herbeoordelingsactiviteiten die zijn uitgevoerd door de nationale accreditatie-instantie;

    c)

    samengevatte resultaten van buitengewone beoordelingen die hebben plaatsgevonden, inclusief de redenen voor het starten van dergelijke buitengewone beoordelingen;

    d)

    eventuele klachten die zijn ingediend tegen de verificateur sinds het laatste beheersverslag en de maatregelen die zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie;

    e)

    informatie over de maatregelen die de nationale accreditatie-instantie heeft genomen naar aanleiding van de door de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij gedeelde informatie.

    Artikel 66

    Uitwisseling van informatie over administratieve maatregelen

    Indien de nationale accreditatie-instantie administratieve maatregelen heeft opgelegd aan de verificateur overeenkomstig artikel 55 of indien een opschorting van de accreditatie is beëindigd of een uitspraak in beroep het besluit van een nationale accreditatie-instantie om de in artikel 55 bedoelde administratieve maatregelen op te leggen, heeft vernietigd, brengt de nationale accreditatie-instantie de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij en de nationale accreditatie-instantie van elke lidstaat daarvan op de hoogte.

    Artikel 67

    Uitwisseling van informatie door de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij

    1.   De verantwoordelijke administrerende autoriteit deelt jaarlijks ten minste het volgende mee aan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd die de verificatie uitvoert voor een maatschappij die onder haar verantwoordelijkheid valt:

    a)

    de relevante resultaten van de controle van de emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen, verslagen op maatschappijniveau en de verificatierapporten, in het bijzonder van eventuele problemen met gerapporteerde gegevens die niet voldeden aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928 of deze verordening;

    b)

    resultaten van de inspectie van de maatschappij wanneer die resultaten relevant zijn voor de nationale accreditatie-instantie met betrekking tot de accreditatie en het toezicht van de verificateur of wanneer in die resultaten een kwestie is vastgesteld met betrekking tot gegevens die niet voldeden aan de eisen van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928 of deze verordening;

    c)

    resultaten van de evaluatie van de interne verificatiedocumentatie van die verificateur wanneer de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij de interne verificatiedocumentatie heeft geëvalueerd overeenkomstig artikel 43, lid 3;

    d)

    klachten ontvangen door de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij over die verificateur.

    2.   Wanneer uit de in lid 1 bedoelde informatie blijkt dat de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij problemen heeft vastgesteld in de gerapporteerde gegevens die niet voldeden aan de vereisten van Verordening (EU) 2015/757, Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928 of deze verordening, behandelt de nationale accreditatie-instantie de mededeling van die informatie als een klacht van de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij over die verificateur in de zin van artikel 60.

    De nationale accreditatie-instantie neemt passende maatregelen om dergelijke informatie te behandelen en verstrekt een antwoord aan de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk drie maanden na de ontvangstdatum. In haar antwoord brengt de nationale accreditatie-instantie de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij op de hoogte van de door haar genomen maatregelen en, indien relevant, de aan de verificateur opgelegde administratieve maatregelen.

    Artikel 68

    Uitwisseling van informatie over toezicht

    1.   Wanneer aan de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor een maatschappij waarvoor de verificateur overeenkomstig artikel 52, lid 5, een verificatie uitvoert, is gevraagd om toezichtactiviteiten uit te voeren, rapporteert die nationale accreditatie-instantie haar bevindingen aan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, tenzij anders is overeengekomen tussen beide nationale accreditatie-instanties.

    2.   De nationale accreditatie-instantie die de verificateur de accreditatie heeft verleend, houdt rekening met de in lid 1 bedoelde bevindingen wanneer zij bepaalt of de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.

    3.   Wanneer de in lid 1 bedoelde bevindingen aantonen dat de verificateur niet aan deze verordening voldoet, neemt de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, passende maatregelen overeenkomstig deze verordening en stelt zij de nationale accreditatie-instantie die de toezichtactiviteiten heeft uitgevoerd, in kennis van:

    a)

    welke maatregelen zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd;

    b)

    indien van toepassing, hoe de bevindingen door de verificateur zijn opgelost;

    c)

    indien relevant, welke administratieve maatregelen aan de verificateur zijn opgelegd.

    Artikel 69

    Uitwisseling van informatie met een lidstaat waar de verificateur is gevestigd

    Wanneer aan een verificateur accreditatie is verleend door een nationale accreditatie-instantie in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de verificateur is gevestigd, worden het in artikel 65 bedoelde accreditatiewerkprogramma en beheersverslag ook bezorgd aan de administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij van de lidstaat waar de verificateur is gevestigd.

    Artikel 70

    Databanken van geaccrediteerde verificateurs

    1.   Nationale accreditatie-instanties zetten een gegevensbank op die publiek beschikbaar is en beheren deze; de gegevensbank bevat de volgende informatie:

    a)

    naam, accreditatienummer en kantooradres van elke verificateur die door die nationale accreditatie-instantie is geaccrediteerd;

    b)

    de datum waarop de accreditatie is verleend en de verstrijkingsdatum ervan;

    c)

    informatie over administratieve maatregelen die aan de verificateur zijn opgelegd.

    2.   Wijzigingen van de status van verificateurs worden aan de Commissie meegedeeld met gebruik van het desbetreffende gestandaardiseerde model.

    3.   De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie vergemakkelijkt en harmoniseert de toegang tot de nationale databanken om een efficiënte en kosteneffectieve communicatie tussen nationale accreditatie-instanties, verificateurs, maatschappijen en administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij mogelijk te maken. De uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie kan die databanken samenvoegen tot één gecentraliseerde databank.

    Artikel 71

    Kennisgeving door verificateurs

    1.   Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie het in artikel 65 bedoelde accreditatiewerkprogramma en het beheersverslag kan opstellen, verstuurt de verificateur uiterlijk op 15 november van elk jaar de volgende informatie naar de nationale accreditatie-instantie die deze verificateur heeft geaccrediteerd:

    a)

    de geplande tijd en plaats van de door de verificateur uit te voeren verificaties;

    b)

    het kantooradres en de contactgegevens van de maatschappijen waarvan zij de monitoringplannen, emissieverslagen, gedeeltelijke emissieverslagen of verslagen op maatschappijniveau verifieert;

    c)

    de namen van de leden van het verificatieteam.

    2.   Wanneer de in lid 1 bedoeld informatie wordt gewijzigd, deelt de verificateur deze wijzigingen mee aan de nationale accreditatie-instantie binnen een met die nationale accreditatie-instantie overeengekomen termijn.

    HOOFDSTUK VII

    GOEDKEURING VAN MONITORINGPLANNEN DOOR ADMINISTRERENDE AUTORITEITEN

    AFDELING 1

    Goedkeuring van monitoringplannen

    Artikel 72

    Algemene regels voor de goedkeuring van monitoringplannen door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten

    Met het oog op de goedkeuring van de monitoringplannen overeenkomstig artikel 6, lid 8, van Verordening (EU) 2015/757 neemt elke verantwoordelijke administrerende autoriteit de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de monitoringplannen voldoen aan de voorschriften vermeld in artikel 6 en de bijlagen I en II bij die verordening, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de conclusies van de verificateur over de beoordeling van de monitoringplannen.

    Artikel 73

    Informatie die maatschappijen aan de verantwoordelijke administrerende autoriteiten moeten verstrekken

    De maatschappij bezorgt de verantwoordelijke administrerende autoriteit de conclusies van de verificateur over de beoordeling van het monitoringplan en alle aanvullende informatie die haar in staat stelt de goedkeuringsprocedures uit te voeren.

    Artikel 74

    Goedkeuring

    1.   De verantwoordelijke administrerende autoriteit stelt de maatschappij zonder onnodige vertraging in kennis van de goedkeuring van het monitoringplan door middel van geautomatiseerde systemen en gegevensuitwisselingsformaten.

    2.   Wanneer de verantwoordelijke administrerende autoriteit het monitoringplan niet goedkeurt, stelt zij de maatschappij daarvan zonder onnodige vertraging in kennis, met opgave van de redenen voor de niet-goedkeuring, zodat de maatschappij haar monitoringplan kan herzien.

    De betrokken maatschappij herziet haar monitoringplan dienovereenkomstig. De maatschappij dient het herziene monitoringplan in voor een herbeoordeling door de verificateur, samen met de redenen voor de niet-goedkeuring door de verantwoordelijke administrerende autoriteit. Zodra het herziene monitoringplan door de verificateur is beoordeeld als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) 2015/757, dient de maatschappij het plan opnieuw ter goedkeuring in bij de verantwoordelijke administrerende autoriteit.

    AFDELING 2

    Goedkeuring van wijzigingen in de monitoringplannen

    Artikel 75

    Algemene regels voor de goedkeuring van wijzigingen in monitoringplannen door de verantwoordelijke administrerende autoriteiten

    1.   De maatschappij dient haar gewijzigde monitoringplan zonder onnodige vertraging bij de verantwoordelijke administrerende autoriteit in zodra zij van de verificateur een kennisgeving heeft ontvangen dat het monitoringplan conform is, of, wat wijzigingen in het monitoringplan overeenkomstig artikel 7, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2015/757 betreft, zodra zij de verificateurs daarvan in kennis heeft gesteld overeenkomstig artikel 7, lid 3, van die verordening.

    2.   Met het oog op de goedkeuring van wijzigingen in monitoringplannen overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/757 neemt elke verantwoordelijke administrerende autoriteit de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gewijzigde monitoringplannen voldoen aan de voorschriften vermeld in artikel 6 en de bijlagen I en II bij die verordening, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de conclusies van de verificateur over de beoordeling van de monitoringplannen.

    Artikel 76

    Informatie die maatschappijen aan de verantwoordelijke administrerende autoriteiten moeten verstrekken

    1.   De maatschappij bezorgt de verantwoordelijke administrerende autoriteit de conclusies over de beoordeling van het gewijzigde monitoringplan en alle aanvullende informatie die haar in staat stelt de goedkeuringsprocedures uit te voeren.

    2.   Wat wijzigingen overeenkomstig artikel 7, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2015/757 betreft, dient de maatschappij bij de verantwoordelijke administrerende autoriteit bewijsmateriaal in waaruit de verandering van maatschappij blijkt, en geeft zij aan of het monitoringplan vóór de verandering van maatschappij door de verantwoordelijke administrerende autoriteit was goedgekeurd, met ondersteunend bewijsmateriaal indien die administrerende autoriteit niet dezelfde is.

    Artikel 77

    Goedkeuring

    1.   De verantwoordelijke administrerende autoriteit stelt de maatschappij zonder onnodige vertraging in kennis van de goedkeuring van het gewijzigde monitoringplan door middel van geautomatiseerde systemen en gegevensuitwisselingsformaten.

    2.   Wanneer de verantwoordelijke administrerende autoriteit het monitoringplan niet goedkeurt, stelt zij de maatschappij daarvan zonder onnodige vertraging in kennis, met opgave van de redenen voor de niet-goedkeuring, zodat de maatschappij haar monitoringplan kan herzien.

    De betrokken maatschappij herziet haar monitoringplan dienovereenkomstig. De maatschappij dient het herziene monitoringplan in voor een herbeoordeling door de verificateur, samen met de redenen voor de niet-goedkeuring door de verantwoordelijke administrerende autoriteit. Zodra het herziene monitoringplan is beoordeeld als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) 2015/757, dient de maatschappij het plan opnieuw ter goedkeuring in bij de verantwoordelijke administrerende autoriteit.

    Artikel 78

    Invoering en administratie van wijzigingen

    1.   Voordat het gewijzigde monitoringplan overeenkomstig artikel 77 door de verantwoordelijke administrerende autoriteit is goedgekeurd, kan de maatschappij de monitoring en rapportage uitvoeren met gebruikmaking van het gewijzigde monitoringplan wanneer monitoring overeenkomstig het oorspronkelijke monitoringplan tot onvolledige emissiegegevens zou leiden.

    Bij twijfel gebruikt de maatschappij zowel het gewijzigde als het oorspronkelijke monitoringplan naast elkaar, om alle monitoring en rapportage in overeenstemming met beide plannen uit te voeren, en bewaart zij documentatie van de monitoringresultaten voor beide plannen.

    2.   Na ontvangst van de goedkeuring overeenkomstig artikel 77 gebruikt de maatschappij uitsluitend de gegevens in verband met het gewijzigde monitoringplan en voert zij alle monitoring en rapportage uitsluitend uit aan de hand van het gewijzigde monitoringplan vanaf de datum waarop die versie van het monitoringplan van toepassing is.

    3.   De maatschappij houdt middels documentatie alle wijzigingen in het monitoringplan bij. In deze documentatie wordt per wijziging het volgende vermeld:

    a)

    een transparante beschrijving van de wijziging;

    b)

    een rechtvaardiging voor de wijziging;

    c)

    indien van toepassing, de conclusies van de verificateur over de beoordeling van het gewijzigde monitoringplan;

    d)

    de datum waarop het gewijzigde monitoringplan bij de verantwoordelijke administrerende autoriteit is ingediend;

    e)

    de begindatum van de uitvoering van het gewijzigde monitoringplan overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

    Artikel 79

    Intrekking

    1.   Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2024.

    2.   Verwijzingen naar de Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II bij de onderhavige verordening.

    Artikel 80

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2024.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 oktober 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072 van de Commissie van 22 september 2016 betreffende de verificatieactiviteiten en accreditatie van verificateurs krachtens Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer (PB L 320 van 26.11.2016, blz. 5).

    (3)  Verordening (EU) 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om maritieme vervoersactiviteiten in het EU-emissiehandelssysteem op te nemen en te voorzien in de monitoring, rapportage en verificatie van emissies van aanvullende broeikasgassen en emissies van aanvullende scheepstypes (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 105).

    (4)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

    (5)  Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad (PB L 64 van 4.3.2006, blz. 1).

    (6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2599 van de Commissie van 22 november 2023 tot vaststelling van regels voor de toepassing van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het beheer van scheepvaartmaatschappijen door de administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij (PB L, 2023/2599, 23.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2599/oj).

    (7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2849 van de Commissie van 12 oktober 2023 tot aanvulling van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad wat de regels voor de rapportage en indiening van de geaggregeerde emissiegegevens op maatschappijniveau betreft (PB L, 2023/2849, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2849/oj).

    (8)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

    (9)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37).

    (10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1927 van de Commissie van 4 november 2016 betreffende templates voor monitoringplannen, emissieverslagen en conformiteitsdocumenten uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer (PB L 299 van 5.11.2016, blz. 1).

    (11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928 van de Commissie van 4 november 2016 betreffende de bepaling van de vervoerde vracht voor andere categorieën schepen dan passagiersschepen, roroschepen en containerschepen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer (PB L 299 van 5.11.2016, blz. 22).

    (12)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register (PB L 177 van 2.7.2019, blz. 3).

    (13)  ISO 14065:2020, Algemene principes en vereisten voor instanties die milieu-informatie valideren en verifiëren.

    (14)  ISO/IEC 17029:2019, Conformiteitsbeoordeling — Algemene principes en vereisten voor validatie- en verificatie-instellingen, zoals bedoeld in bijlage II bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1835 van de Commissie van 3 december 2020 inzake de geharmoniseerde normen voor accreditatie en conformiteitsbeoordeling (PB L 408 van 4.12.2020, blz. 6).

    (15)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).


    BIJLAGE I

    SPECIFIEKE KENNIS EN ERVARING VOOR DE MARIENE SECTOR ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 39, LID 3

    Voor de toepassing van artikel 39, lid 3, moet rekening worden gehouden met kennis van en ervaring met het volgende:

    a)

    begrip van de relevante voorschriften in het kader van het Marpol-Verdrag en het Solas-Verdrag, zoals de voorschriften over energie-efficiëntie voor schepen (1), de Technische Code inzake NOx (2), het voorschrift over zwaveloxiden (3), het voorschrift voor de kwaliteit van stookolie (4), de Intact Stability Code uit 2008 en relevante richtsnoeren (zoals richtsnoeren over de ontwikkeling van het Ship Energy Efficiency Management Plan (SEEMP) (5));

    b)

    mogelijke synergieën tussen monitoring en rapportage overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 en bestaande specifieke beheerssystemen voor de maritieme sector (met inbegrip van de ISM-code) en andere relevante sectorspecifieke richtsnoeren (zoals richtsnoeren over de ontwikkeling van het SEEMP);

    c)

    emissiebronnen aan boord van het schip;

    d)

    de registratie van reizen en procedures ter waarborging van de volledigheid en nauwkeurigheid van de lijst van reizen en de lijst van schepen (zoals ingediend door de maatschappij);

    e)

    betrouwbare externe bronnen (waaronder de traceergegevens van het schip) die nuttig kunnen zijn om informatie met gegevens van schepen te vergelijken;

    f)

    methoden voor de berekening van het brandstofverbruik, zoals deze door schepen in de praktijk worden toegepast;

    g)

    de toepassing van onzekerheidsniveaus overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757 en relevante richtsnoeren;

    h)

    de toepassing van emissiefactoren voor alle brandstoffen en emissiebronnen die aan boord van het schip worden gebruikt, en voor alle broeikasgasemissies die onder Verordening (EU) 2015/757 vallen;

    i)

    kennis van de uitvoeringshandelingen die krachtens artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG zijn vastgesteld, met name met betrekking tot de wijze waarop rekening moet worden gehouden met emissies uit biobrandstoffen, emissies uit een mix van bronnen waarvoor al dan niet het nultarief geldt en emissies uit hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof;

    j)

    kennis van de certificering van brandstoffen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6);

    k)

    laden en lossen van brandstof, brandstofreiniging en tanksystemen;

    l)

    scheepsonderhoud/kwaliteitscontrole van meetapparatuur;

    m)

    bunkeringdocumenten, met inbegrip van bunkerbrandstofleveringsnota’s;

    n)

    operationele logboeken, samenvattingen van reizen en havens, scheepslogboeken;

    o)

    handelsdocumentatie, zoals charterpartijen, cognossementen;

    p)

    bestaande wettelijke verplichtingen;

    q)

    de werking van de bunkersystemen van het schip;

    r)

    bepaling van de brandstofdichtheid door schepen in de praktijk;

    s)

    gegevensstroomprocessen en -activiteiten voor de berekening van de vervoerde vracht (in volume of massa), zoals toegepast op de soorten schepen en activiteiten die vallen onder Verordening (EU) 2015/757;

    t)

    het concept van het vervoerde doodgewicht dat van toepassing is op de soorten schepen en activiteiten die vallen onder Verordening (EU) 2015/757, overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1928;

    u)

    gegevensstroomprocessen die worden gebruikt om de afgelegde afstand en de op zee doorgebrachte tijd te berekenen voor reizen, overeenkomstig Verordening (EU) 2015/757;

    v)

    machines en technische systemen die aan boord van het schip worden gebruikt voor het bepalen van het brandstofverbruik, vervoerswerkzaamheden en andere relevante informatie.


    (1)  Voorschrift 22 van bijlage VI bij het Marpol-Verdrag.

    (2)  Revised technical Code on Control of Emission of Nitrogen Oxides from Marine Diesel Engines (resolutie MEPC.176(58), zoals gewijzigd bij resolutie MEPC.177(58)).

    (3)  Voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol-Verdrag.

    (4)  Voorschrift 18 van bijlage VI bij het Marpol-Verdrag.

    (5)  Voorschrift 22 van bijlage VI bij het Marpol-Verdrag.

    (6)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).


    BIJLAGE II

    CONCORDANTIETABEL

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2072

    De onderhavige verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2, punt 1)

    Artikel 2, punt 1)

    Artikel 2, punt 2)

    Artikel 2, punt 5)

    Artikel 2, punt 3)

    Artikel 2, punt 6)

    Artikel 2, punten 4) tot en met 13)

    Artikel 2, punten 8) tot en met 17)

    Artikel 2, punten 14) tot en met 17)

    Artikel 2, punten 19) tot en met 22)

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 4, lid 2

    Artikel 4, lid 2, punten a) en c)

    Artikel 4, lid 3

    Artikel 4, lid 4

    Artikel 5

    Artikel 5

    Artikel 6, leden 1, 2 en 3

    Artikel 6, leden 1, 2 en 3

    Artikel 6, lid 4

    Artikel 6, lid 6

    Artikel 6, lid 5

    Artikel 6, lid 8

    Artikel 7

    Artikel 7

    Artikel 8

    Artikel 8

    Artikel 9

    Artikel 9

    Artikel 10

    Artikel 10

    Artikel 11

    Artikel 12

    Artikel 12, punt a)

    Artikel 13, punt a)

    Artikel 12, punt b)

    Artikel 13, punt c)

    Artikel 13

    Artikel 14

    Artikel 14, lid 1

    Artikel 15, lid 1

    Artikel 14, lid 2, punt a)

    Artikel 15, lid 2, punt a)

    Artikel 14, lid 2, punt b)

    Artikel 15, lid 2, punt b)

    Artikel 14, lid 2, punt c)

    Artikel 15, lid 2, punt d)

    Artikel 14, lid 2, punt d)

    Artikel 15, lid 2, punt e)

    Artikel 14, lid 2, punt e)

    Artikel 15, lid 2, punt f)

    Artikel 15

    Artikel 17

    Artikel 16, lid 1

    Artikel 18, lid 1

    Artikel 16, lid 2

    Artikel 18, lid 2

    Artikel 16, lid 3

    Artikel 18, lid 4

    Artikel 16, lid 4

    Artikel 18, lid 7

    Artikel 16, lid 5

    Artikel 18, lid 3

    Artikel 16, lid 6

    Artikel 18, lid 10

    Artikel 17

    Artikel 19

    Artikel 18, punten a) tot en met e)

    Artikel 20, punten a) tot en met e)

    Artikel 18, punt f)

    Artikel 23, lid 3

    Artikel 19

    Artikel 21

    Artikel 20, lid 1

    Artikel 22, lid 1

    Artikel 20, lid 2

    Artikel 22, lid 3

    Artikel 20, lid 3

    Artikel 22, lid 4

    Artikel 20, lid 4, punten a), b) en c)

    Artikel 22, lid 5, punten a), b) en c)

    Artikel 20, lid 4, punt d)

    Artikel 22, lid 5, punt e)

    Artikel 20, lid 4, punten e) tot en met j)

    Artikel 22, lid 5, punten g) tot en met l)

    Artikel 20, lid 4, punt k)

    Artikel 22, lid 5, punt o)

    Artikel 20, lid 4, punt l)

    Artikel 22, lid 5, punt q)

    Artikel 21

    Artikel 23

    Artikel 22

    Artikel 37

    Artikel 23, lid 1

    Artikel 38, lid 1

    Artikel 23, lid 2

    Artikel 38, lid 2

    Artikel 23, lid 3

    Artikel 38, lid 4

    Artikel 24

    Artikel 39

    Artikel 25, lid 1

    Artikel 40, lid 2

    Artikel 25, lid 2

    Artikel 40, lid 3

    Artikel 26, lid 1

    Artikel 41, lid 1

    Artikel 26, lid 2

    Artikel 41, lid 3

    Artikel 27

    Artikel 42

    Artikel 28

    Artikel 43

    Artikel 29, lid 1

    Artikel 44, lid 1

    Artikel 29, lid 2

    Artikel 44, lid 3

    Artikel 30, lid 1

    Artikel 45, lid 2

    Artikel 30, lid 2

    Artikel 45, lid 3

    Artikel 30, lid 3

    Artikel 45, lid 4

    Artikel 30, lid 4

    Artikel 45, lid 6

    Artikel 30, lid 5

    Artikel 45, lid 7

    Artikel 30, lid 6

    Artikel 45, lid 8

    Artikel 31

    Artikel 47

    Artikel 32

    Artikel 48

    Artikel 33

    Artikel 46, lid 2

    Artikel 34

    Artikel 35

    Artikel 49

    Artikel 36

    Artikel 50

    Artikel 37

    Artikel 51

    Artikel 38

    Artikel 52

    Artikel 39, lid 1

    Artikel 53, lid 1

    Artikel 39, lid 2

    Artikel 53, leden 2 en 3

    Artikel 40

    Artikel 54

    Artikel 41, leden 1, 2 en 3

    Artikel 55, leden 1, 2 en 3

    Artikel 41, lid 4, punt a)

    Artikel 55, lid 4, punt b)

    Artikel 41, lid 4, punt b)

    Artikel 55, lid 4, punt c)

    Artikel 41, leden 5 tot en met 8

    Artikel 55, leden 5 tot en met 8

    Artikel 42

    Artikel 56, lid 2

    Artikel 43

    Artikel 57

    Artikel 44

    Artikel 58

    Artikel 45, lid 1

    Artikel 59, lid 1

    Artikel 45, lid 2

    Artikel 59, lid 3

    Artikel 46, lid 1, punt a)

    Artikel 70, lid 1, punt a)

    Artikel 46, lid 1, punt b)

    Artikel 46, lid 1, punt c)

    Artikel 70, lid 1, punt b)

    Artikel 46, lid 1, punt d)

    Artikel 70, lid 1, punt c)

    Artikel 46, lid 2

    Artikel 70, lid 2

    Artikel 46, lid 3

    Artikel 70, lid 3

    Artikel 47

    Artikel 80


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/2917/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top