EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2845

Verordening (EU) 2023/2845 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft afwikkelingsdiscipline, grensoverschrijdende verrichting van diensten, samenwerking op toezichtgebied, de verlening van bancaire nevendiensten en vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 236/2012

PE/47/2023/REV/1

PB L, 2023/2845, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2845/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2845/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2845

27.12.2023

VERORDENING (EU) 2023/2845 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 december 2023

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft afwikkelingsdiscipline, grensoverschrijdende verrichting van diensten, samenwerking op toezichtgebied, de verlening van bancaire nevendiensten en vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 236/2012

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) worden de vereisten voor de afwikkeling van financiële instrumenten en de regels voor de organisatie en het gedrag van centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories — CSD’s) gestandaardiseerd teneinde veilige, efficiënte en vlotte afwikkeling te bevorderen. Daartoe voorziet die verordening in kortere afwikkelingstermijnen, afwikkelingsdisciplinemaatregelen, strenge organisatorische, bedrijfsvoerings- en prudentiële vereisten voor CSD's, strengere prudentiële en toezichtvereisten voor CSD's en andere instellingen die bancaire diensten ter ondersteuning van effectenafwikkeling verlenen, en een regeling die CSD's met een vergunning in staat stelt hun diensten overal in de Unie aan te bieden.

(2)

Een vereenvoudiging van de vereisten op bepaalde gebieden die onder Verordening (EU) nr. 909/2014 vallen en een meer evenredige benadering van die gebieden zouden in overeenstemming zijn met het Commissieprogramma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit), waarin de nadruk ligt op de noodzaak van kostenreductie en vereenvoudiging, zodat het beleid van de Unie zijn doelstellingen zo efficiënt mogelijk verwezenlijkt en dat met name gericht is op het verminderen van de regelgevings- en administratieve lasten.

(3)

Efficiënte en veerkrachtige transactieverwerkingsinfrastructuren zijn essentiële elementen voor een goed functionerende kapitaalmarktenunie en vergroten de inspanningen om investeringen, groei en het scheppen van banen te ondersteunen, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie. Daarom is een herziening van Verordening (EU) nr. 909/2014 een van de kernacties van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie van de Commissie dat is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 24 september 2020 over een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen.

(4)

In 2019 heeft de Commissie een gerichte raadpleging gehouden over de toepassing van Verordening (EU) nr. 909/2014. De Commissie heeft ook input ontvangen van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), en van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). De ontvangen feedback gaf aan dat belanghebbenden de doelstelling van Verordening (EU) nr. 909/2014 om een veilige, efficiënte en vlotte afwikkeling van financiële instrumenten te bevorderen, steunen en relevant achten, en dat er geen grote herziening van die verordening nodig is. Het verslag dat de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 bij het Europees Parlement en de Raad heeft ingediend, is op 1 juli 2021 gepubliceerd. Hoewel de bepalingen van die verordening nog niet allemaal volledig van toepassing zijn, worden in het verslag gebieden genoemd waar gerichte actie nodig is om ervoor te zorgen dat de doelstelling van de verordening op een meer evenredige, efficiënte en doeltreffende wijze wordt bereikt.

(5)

CSD's moeten in hun interne regels kunnen specificeren welke andere gebeurtenissen dan insolventieprocedures de wanbetaling van een deelnemer vormen. In het algemeen hebben dergelijke gebeurtenissen betrekking op het niet voltooien van een overdracht van gelden of effecten overeenkomstig de voorwaarden en de interne regels van het effectenafwikkelingssysteem.

(6)

Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn regels inzake afwikkelingsdiscipline ingevoerd om mislukte afwikkelingsoperaties van effectentransacties te voorkomen en te corrigeren en op die manier de veiligheid van de afwikkeling van transacties te waarborgen. Er moeten aanvullende maatregelen en instrumenten ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie in de Unie, zoals het vormgeven van transactieomvang of gedeeltelijke afwikkeling, worden onderzocht. Dienovereenkomstig moet de ESMA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, beste praktijken van de sector, zowel binnen de Unie als internationaal, evalueren teneinde alle relevante maatregelen in kaart te brengen die door afwikkelingssystemen of marktdeelnemers kunnen worden toegepast, een geactualiseerd ontwerp ontwikkelen van technische reguleringsnormen voor maatregelen ter voorkoming van mislukte afwikkelingsoperaties ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie.

(7)

De bij Verordening (EU) nr. 909/2014 ingevoerde regels omvatten met name verslagleggingsvereisten, een sanctieregeling met geldboetes en verplichte buy-ins. Momenteel zijn alleen de verslagleggingsvereisten en de regeling inzake geldboetes van toepassing. Dankzij de opgedane ervaring met de toepassing van de regels inzake geldboetes en de ontwikkeling en specificatie van het kader voor de afwikkelingsdiscipline, met name in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie (6), hebben alle belanghebbende partijen dat kader en de uitdagingen die de toepassing ervan met zich meebrengt, beter leren begrijpen. Met name moet het in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde toepassingsgebied van de geldboetes en van het verplichte buy-inproces worden verduidelijkt. Om een onderscheid te maken tussen de vereisten in verband met geldboetes en die in verband met verplichte buy-ins, moeten die vereisten in afzonderlijke artikelen worden vastgelegd.

(8)

Mislukte afwikkelingsoperaties waarvan de onderliggende reden niet aan de deelnemers kan worden toegeschreven, en verrichtingen die niet als handel worden beschouwd, mogen niet worden onderworpen aan geldboetes of verplichte buy-ins, aangezien de toepassing van die maatregelen op dergelijke mislukte afwikkelingsoperaties en verrichtingen niet uitvoerbaar zou zijn of nadelige gevolgen voor de markt zou kunnen hebben. Voor verplichte buy-ins is dat waarschijnlijk het geval voor bepaalde transacties op de primaire markt, effectenfinancieringstransacties, beheersdaden (“corporate actions”), reorganisaties of de creatie en terugbetaling van rechten van deelneming in fondsen, herschikkingsverrichtingen of andere soorten transacties die het buy-inproces overbodig maken. Evenzo mogen de afwikkelingsdisciplinemaatregelen niet van toepassing zijn op nalatige deelnemers tegen wie een insolventieprocedure is geopend, of indien centrale tegenpartijen (CTP's) de nalatige deelnemers zijn, behalve voor transacties die door een CTP worden aangegaan waarbij deze niet als een tussenpartij fungeert.

(9)

Geldboetes moeten voor elke werkdag worden berekend zolang de afwikkelingsoperatie uitblijft. Bij het bepalen van de parameters voor de berekening van geldboetes moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van een negatieve renteomgeving. Er moet worden voorkomen dat zich in een lage of negatieve renteomgeving negatieve prikkels tot nalatigheid kunnen voordoen, dit om onbedoelde gevolgen voor de niet-nalatige deelnemer te vermijden. De Commissie moet de parameters die worden gebruikt voor de berekening van geldboetes regelmatig evalueren en moet bijgevolg mogelijke wijzigingen in de methode voor de berekening van die sancties, zoals het vastleggen van progressieve tarieven, overwegen.

(10)

Verplichte buy-ins kunnen negatieve effecten hebben, zowel in normale als in gespannen marktomstandigheden. Daarom moeten verplichte buy-ins een laatste redmiddel zijn en mogen zij enkel van toepassing zijn indien gelijktijdig aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: ten eerste heeft de toepassing van andere maatregelen, zoals geldboetes of de schorsing — door CSD's, CTP's of handelsplatforms — van deelnemers die consequent en systematisch mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken, niet geleid tot een langdurige duurzame vermindering van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie of tot het aanhouden van een lager niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie, en ten tweede heeft het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties een negatief effect op de financiële stabiliteit van de Unie of zal het dat waarschijnlijk hebben.

(11)

Wanneer de Commissie overweegt verplichte buy-ins in te voeren, moet zij, naast het Europees Comité voor systeemrisico's, de ESMA verzoeken een kosten-batenanalyse te verstrekken. Die kosten-batenanalyse moet de Commissie in staat stellen door middel van een uitvoeringshandeling verplichte buy-ins in te voeren. In die uitvoeringshandeling moet worden gespecificeerd op welke financiële instrumenten of categorieën van transacties verplichte buy-ins moeten worden toegepast.

(12)

Het toepassen van buy-ins op een keten van transacties met hetzelfde financiële instrument door tegenpartijen die deelnemers aan een CSD zijn, kan onnodige dubbele kosten veroorzaken en van invloed zijn op de liquiditeit van het financiële instrument. Om dergelijke gevolgen te voorkomen, moet een mechanisme voor het doorgeven van voordelen beschikbaar zijn voor deelnemers aan dergelijke transacties. Elke deelnemer die betrokken is bij de transactieketen, moet een buy-inverplichting kunnen doorgeven aan de volgende deelnemer.

(13)

Verplichte buy-ins maken het mogelijk dat de betaling van het verschil tussen de buy-inprijs van een financieel instrument en de oorspronkelijke handelsprijs ervan door de verkoper aan de koper alleen plaatsvindt indien die buy-inreferentieprijs hoger is dan de oorspronkelijke handelsprijs. Deze asymmetrie zou ten onrechte ten goede komen aan de koper wanneer de buy-inreferentieprijs lager is dan de oorspronkelijke handelsprijs. Het zou ook onmogelijk worden om het mechanisme voor het doorgeven van voordelen toe te passen, aangezien, met name, de te betalen bedragen per stap in de transactieketen kunnen verschillen, afhankelijk van het tijdstip waarop elke tussenpersoon de buy-in uitvoert. Daarom moet deze asymmetrie worden weggenomen om ervoor te zorgen dat de handelspartijen terugkeren naar de economische voorwaarden die van toepassing zouden zijn geweest indien de oorspronkelijke transactie had plaatsgevonden.

(14)

De verplichte buy-inprocedures uit hoofde van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn sinds 1 februari 2022 niet meer van toepassing als gevolg van de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229. De verplichte buy-inprocedures uit hoofde van Verordening (EU) nr. 236/2012 stonden echter los van de regeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014 en hadden moeten blijven gelden. Daarom is het passend de bepaling inzake verplichte buy-ins opnieuw in Verordening (EU) nr. 236/2012 op te nemen. Transacties die binnen het toepassingsgebied van die bepaling vallen, mogen niet worden onderworpen aan verplichte buy-ins uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014.

(15)

Niet door een CTP geclearde transacties zijn mogelijk niet door zekerheden gedekt en bijgevolg draagt ieder lid van het handelsplatform of iedere handelspartij het tegenpartijrisico. Het overdragen van dat risico aan andere entiteiten, zoals deelnemers aan een CSD, zou de deelnemers dwingen hun blootstelling aan tegenpartijrisico te dekken met zekerheden, wat zou kunnen leiden tot een onevenredige stijging van de kosten van effectenafwikkeling. Daarom dient het nalatige lid van het handelsplatform of de nalatige handelspartij, al naargelang, de verantwoordelijkheid te dragen voor het voldoen van het prijsverschil, de geldelijke schadevergoeding en de buy-inkosten.

(16)

Wanneer verplichte buy-ins van toepassing zijn, moet de Commissie de toepassing ervan in bepaalde uitzonderlijke situaties tijdelijk kunnen opschorten. Een dergelijke opschorting moet mogelijk zijn voor specifieke categorieën financiële instrumenten indien dat nodig is om een ernstige bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken. Een dergelijke opschorting moet in verhouding staan tot die doelstellingen.

(17)

De ESMA moet een geactualiseerd ontwerp opstellen van technische reguleringsnormen om rekening te houden met de wijzigingen die bij deze verordening in Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn aangebracht. Zo wordt de Commissie in staat gesteld de nodige correcties of wijzigingen aan te brengen tot verduidelijking van de vereisten van de bestaande technische reguleringsnormen. De ESMA moet ook een ontwerp van technische reguleringsnormen opstellen om het volgende nader te bepalen: de details van het mechanisme voor het doorgeven van voordelen, welke soorten transacties het buy-inproces overbodig maken en de wijze waarop bij de uitvoering van verplichte buy-ins rekening kan worden gehouden met de specifieke kenmerken van niet-professionele beleggers.

(18)

Indien een CSD vóór het begin van de vergunningsprocedure geen afwikkelingsactiviteit verricht, moet in de criteria om te bepalen welke relevante autoriteiten bij die vergunningsprocedure moeten worden betrokken, rekening worden gehouden met de verwachte afwikkelingsactiviteit, om ervoor te zorgen dat de standpunten van alle relevante autoriteiten die mogelijk belang stellen in de activiteiten van die CSD in aanmerking worden genomen.

(19)

Indien een nieuwe CSD een vergunning aanvraagt, maar de naleving van bepaalde vereisten niet kan worden beoordeeld omdat de CSD nog niet operationeel is, moet de bevoegde autoriteit de vergunning kunnen verlenen wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die CSD aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 zal voldoen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk aanvangt. Die beoordeling is met name relevant voor het gebruik van distributed ledger-technologie en de toepassing van Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(20)

Hoewel Verordening (EU) nr. 909/2014 nationale toezichthouders verplicht samen te werken met de relevante autoriteiten en deze bij hun werkzaamheden te betrekken, zijn nationale toezichthouders niet verplicht om deze relevante autoriteiten te informeren of, of hoe, hun standpunten in de uitkomst van de vergunningsprocedure in aanmerking zijn genomen of er tijdens de regelmatige toetsingen en evaluaties nieuwe kwesties aan het licht zijn gekomen. De relevante autoriteiten moeten derhalve in staat zijn gemotiveerde adviezen uit te brengen over de vergunningverlening aan CSD's en het toetsings- en evaluatieproces. De bevoegde autoriteiten dienen rekening te houden met dergelijke adviezen of uit te leggen waarom dergelijke adviezen niet zijn gevolgd. De bevoegde autoriteiten moeten de relevante autoriteiten en andere geraadpleegde autoriteiten in kennis stellen van de resultaten van de vergunningsprocedure. De bevoegde autoriteiten moeten de relevante autoriteiten, de ESMA en het college in kennis stellen van de resultaten van het toetsings- en evaluatieproces.

(21)

De bepalingen betreffende de termijnen voor de vergunningverlening aan een CSD om kerndiensten uit te besteden aan een derde partij of om haar activiteiten uit te breiden tot bepaalde andere diensten, moeten worden gewijzigd om onbedoelde inconsistenties tussen die termijnen en de termijnen van de algemene vergunningsprocedure weg te nemen.

(22)

Er zijn regelmatige toetsingen en evaluaties van CSD's door bevoegde autoriteiten nodig om ervoor te zorgen dat CSD's passende regelingen, strategieën, processen en mechanismen in stand houden om de risico's te evalueren waaraan CSD's blootstaan of blootgesteld zouden kunnen worden of die een bedreiging kunnen vormen voor de vlotte werking van de effectenmarkten. De ervaring leert echter dat een jaarlijkse toetsing en evaluatie onevenredig belastend is voor zowel de CSD's als de bevoegde autoriteiten en een beperkte toegevoegde waarde heeft. Met inachtneming van een minimumfrequentie van eenmaal per drie jaar moeten de bevoegde autoriteiten een geschiktere frequentie voor de toetsing en evaluatie van elke CSD kunnen vaststellen om die lasten te verlichten en dubbele informatie van de ene op de andere exercitie te voorkomen. Daarnaast moeten de bevoegde autoriteiten bij het beoordelen van de geschikte frequentie en grondigheid van de toetsing en evaluatie nagaan wat evenredig zou zijn, gelet op omvang, systeemrelevantie, risicoprofiel, aard, schaal en complexiteit van de CSD. De toezichtcapaciteiten van de bevoegde autoriteiten en de doelstelling om de financiële stabiliteit te waarborgen, mogen evenwel niet worden ondermijnd. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid behouden om aanvullend te toetsen en te evalueren. CSD's die bancaire nevendiensten verlenen, zijn ook onderworpen aan toetsing en evaluatie krachtens Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (9).

(23)

Een CSD moet voorbereid zijn op scenario's die mogelijk kunnen verhinderen dat zij haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten kan blijven verrichten en moet de doeltreffendheid beoordelen van een volledig scala van opties voor herstel of een ordelijke afbouw in die scenario's. Bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn in dit verband vereisten ingevoerd, waarbij met name is bepaald dat een bevoegde autoriteit de CSD ertoe moet verplichten een toereikend herstelplan in te dienen en ervoor moet zorgen dat voor elke CSD een toereikend afwikkelingsplan wordt opgesteld en in stand gehouden. Momenteel bestaat er echter geen geharmoniseerde afwikkelingsregeling waarop een afwikkelingsplan zou kunnen worden gebaseerd. CSD's waaraan een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten aan te bieden, vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (10). Er bestaan echter geen specifieke bepalingen voor CSD's die geen vergunning hebben om dergelijke diensten te verrichten en die bijgevolg uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU niet als kredietinstellingen worden beschouwd met de verplichting om herstel- en afwikkelingsplannen te hebben. Er moeten bijgevolg verduidelijkingen worden ingevoerd om de vereisten die voor CSD’s gelden beter op elkaar af te stemmen, rekening houdend met het ontbreken van een Uniekader voor herstel en afwikkeling voor alle CSD's. Om overlapping van vereisten te voorkomen, mag, wanneer voor een CSD een herstel- en afwikkelingsplan is opgesteld uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU, van die CSD niet worden verlangd dat zij plannen voor herstel of ordelijke afbouw opstelt uit hoofde van Verordening (EU) nr. 909/2014, voor zover de in die plannen op te nemen informatie reeds is verstrekt. Dergelijke CSD's moeten hun bevoegde autoriteit echter de uit hoofde van die richtlijn opgestelde herstelplannen verstrekken.

(24)

De in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde procedure betreffende het verrichten door een CSD van notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan die waar de CSD een vergunning is verleend, is omslachtig gebleken en sommige van de vereisten ervan zijn onduidelijk. Die procedure is voor CSD's onevenredig duur en langdurig. De procedure moet bijgevolg worden verduidelijkt en vereenvoudigd om de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling beter weg te werken zodat vergunninghoudende CSD's optimaal kunnen profiteren van de vrijheid om binnen de Unie diensten te verrichten. Onverminderd de maatregelen die CSD's moeten nemen om hun gebruikers in staat te stellen het nationale recht na te leven, moet duidelijk zijn welk rechtskader van toepassing is op de beoordeling die een CSD krachtens Verordening (EU) nr. 909/2014 verplicht is uit te voeren met betrekking tot de maatregelen die zij voornemens is te nemen om haar gebruikers in staat te stellen het recht van een andere lidstaat na te leven, en dat de beoordeling beperkt blijft tot aandelen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst moet de mogelijkheid krijgen om opmerkingen te maken over de beoordeling in verband met het recht van die lidstaat. Het definitieve besluit moet worden overgelaten aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.

(25)

Om een betere samenwerking mogelijk te maken met betrekking tot het toezicht op CSD's die grensoverschrijdende diensten verlenen, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst personeelsleden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en van de ESMA kunnen uitnodigen om deel te nemen aan inspecties ter plaatse in bijkantoren. Daarnaast moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de ESMA en het college de bevindingen van de inspecties ter plaatse en informatie over door die bevoegde autoriteit besloten verhelpende maatregelen of sancties toezenden.

(26)

Verordening (EU) nr. 909/2014 vereist de samenwerking van autoriteiten die belang stellen in de activiteiten van de CSD's die diensten verrichten met betrekking tot financiële instrumenten die door het recht van meer dan één lidstaat worden beheerst. Niettemin blijven de toezichtregelingen gefragmenteerd en kunnen zij leiden tot verschillen in de toewijzing en de aard van de toezichtbevoegdheden naar gelang van de betrokken CSD. Dergelijke fragmentatie leidt op haar beurt tot belemmeringen voor de grensoverschrijdende verrichting van CSD-diensten in de Unie, bestendigt de resterende inefficiënties in de afwikkelingsmarkt van de Unie en heeft een negatief effect op de stabiliteit van de financiële markten van de Unie. Hoewel Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet in de mogelijkheid om colleges op te richten, is van die mogelijkheid nauwelijks gebruikgemaakt. Met het oog op de doeltreffende en efficiënte coördinatie van het toezicht door de bevoegde autoriteiten moet het oprichten van colleges in bepaalde omstandigheden verplicht worden. Er moet een college van toezichthouders worden opgericht voor CSD's waarvan de activiteiten van substantieel belang worden geacht voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van beleggers in ten minste twee lidstaten van ontvangst. Een krachtens deze verordening opgericht college mag andere vormen van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten niet verhinderen of vervangen. De ESMA moet een ontwerp van technische reguleringsnormen opstellen om de criteria te specificeren op basis waarvan kan worden bepaald of de activiteiten van substantieel belang zijn. De leden van een college moeten over de mogelijkheid beschikken het college te verzoeken een niet-bindend advies aan te nemen met betrekking tot kwesties die tijdens de toetsing en evaluatie van een CSD zijn vastgesteld, of tijdens de toetsing en evaluatie van aanbieders van bancaire nevendiensten, met betrekking tot kwesties die verband houden met de uitbreiding of de uitbesteding van de activiteiten en diensten die door de CSD worden verricht, of met betrekking tot mogelijke overtredingen van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 909/2014 als gevolg van de verlening van diensten in een lidstaat van ontvangst. Niet-bindende adviezen moeten met gewone meerderheid van stemmen worden aangenomen.

(27)

De ESMA en de bevoegde autoriteiten beschikken momenteel over beperkte informatie over de door CSD’s van derde landen aangeboden diensten met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst als gevolg van verschillende factoren. De eerste factor is de uitgestelde toepassing, zonder einddatum, van de erkenningsvereisten voor CSD's van derde landen die al vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 909/2014 notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen in de Unie verrichtten op grond van artikel 69, lid 4, van die verordening. De tweede factor is het feit dat een CSD van een derde land die alleen de afwikkelingsdienst verricht, niet aan erkenningsvereisten is onderworpen. De derde factor is het feit dat Verordening (EU) nr. 909/2014 niet vereist dat CSD’s van derde landen de autoriteiten van de Unie in kennis stellen van hun activiteiten met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. Gezien het gebrek aan informatie zijn noch de uitgevende instellingen, noch de overheden op Unie- of nationaal niveau in staat geweest de activiteiten van die CSD's in de Unie te beoordelen wanneer dat nodig is. Bijgevolg moeten CSD's van derde landen verplicht zijn de autoriteiten van de Unie in kennis te stellen van hun activiteiten met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst.

(28)

Verordening (EU) nr. 909/2014 vereist dat een CSD een leidinggevend orgaan heeft waarvan ten minste een derde van de leden, maar niet minder dan twee leden, onafhankelijk zijn. Om een consistentere toepassing van het begrip onafhankelijkheid te waarborgen, moet dat begrip worden verduidelijkt in overeenstemming met de definitie van “onafhankelijk lid” in Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(29)

Verordening (EU) nr. 909/2014 bevat geen specifieke vereisten voor het verwerven of vergroten van gekwalificeerde deelnemingen in het kapitaal van CSD's. Dergelijke vereisten, onder meer met betrekking tot de te volgen procedures, moeten daarom worden ingevoerd om te zorgen voor een consistente toepassing van vereisten met betrekking tot de aandeelhoudersstructuur van een CSD, vergelijkbaar met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Richtlijn 2013/36/EU. De ESMA moet richtsnoeren uitwerken over de beoordeling van de geschiktheid van elke persoon die de bedrijfsactiviteiten van de CSD zal leiden, alsmede over de procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van directe of indirecte verwervingen van en vergrotingen in deelnemingen in CSD's.

(30)

Om te zorgen voor rechtszekerheid inzake de belangrijkste regelingen waarover de gebruikerscomités het leidinggevend orgaan moeten adviseren, moet nader worden verduidelijkt welke elementen onder het “dienstniveau” vallen.

(31)

Gezien hun centrale rol met betrekking tot de veiligheid van transacties moeten de CSD's de risico's in verband met de veilige bewaring en de afwikkeling van transacties van effecten niet alleen verminderen, maar moeten ze die risico’s tot een minimum trachten te beperken.

(32)

Verscheidene in de Unie gevestigde CSD's exploiteren effectenafwikkelingssystemen die gebruikmaken van uitgestelde nettoafwikkeling. Die CSD's, moeten de risico's die voortvloeien uit het gebruik van een dergelijke afwikkeling adequaat meten, monitoren en beheren.

(33)

In bepaalde omstandigheden kan de uitgifte van effecten worden beheerst door het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van twee verschillende lidstaten. Dit is met name het geval voor schuldbewijzen waarvan de uitgevende instelling in één lidstaat is opgericht en de effecten worden uitgegeven volgens het recht van een andere lidstaat. Het is belangrijk te verduidelijken dat in dergelijke gevallen het vennootschapsrecht of vergelijkbaar recht van beide lidstaten van toepassing moet blijven. De keuze van het toepasselijke recht mag niet bij Verordening (EU) nr. 909/2014 zijn geregeld en moet daarom een bevoegdheid van de uitgevende instellingen blijven of anderszins bij wet worden geregeld.

(34)

Om ervoor te zorgen dat uitgevende instellingen die hun effecten bij een in een andere lidstaat gevestigde CSD laten vastleggen aan de relevante bepalingen van het vennootschapsrecht of vergelijkbaar recht van die lidstaat kunnen voldoen, moeten de lidstaten de lijst van die belangrijke relevante bepalingen van nationaal recht regelmatig actualiseren en ter publicatie aan de ESMA toezenden.

(35)

Om afwikkelingsrisico's ten gevolge van de insolventie van een afwikkelende instantie te vermijden, moet een CSD, wanneer dat praktisch en mogelijk is, de contante betalingen van haar effectenafwikkelingssysteem afwikkelen via bij een centrale bank geopende rekeningen. Als deze optie niet praktisch en mogelijk is, bijvoorbeeld indien een CSD niet voldoet aan de voorwaarden om een rekening te openen bij een andere centrale bank dan die van haar lidstaat van herkomst, moet de CSD de contante betalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan kunnen afwikkelen in een andere valuta dan die van het land waarin de CSD is gevestigd via rekeningen die zijn geopend bij CSD's of bij kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend om bankdiensten te verrichten onder de voorwaarden waarin Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet.

(36)

Teneinde de efficiëntie van de afwikkelingsmarkt beter te ondersteunen, de kapitaalmarkten te verdiepen en grensoverschrijdende afwikkeling te versterken, moet een CSD waaraan in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 909/2014 een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten en waarbij op de relevante risico’s reeds wordt toegezien, in staat zijn diensten aan te bieden voor de afwikkeling van de contante betalingen aan andere CSD's die geen vergunning krachtens Richtlijn 2013/36/EU hebben, in een andere valuta dan die van het land waarin de CSD die van die diensten gebruik wil maken, gevestigd is, ongeacht of zij deel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen. Een vergunning om CSD's of kredietinstellingen aan te wijzen mag alleen worden gebruikt voor de afwikkeling van de contante betalingen voor alle of een deel van de effectenafwikkelingssystemen van de CSD die gebruik wil maken van bancaire nevendiensten. Ze mag niet worden gebruikt voor de uitvoering van andere activiteiten. Het moet ook mogelijk zijn dat een CSD die voornemens is de contante betalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan af te wikkelen via haar eigen rekeningen of die anderszins voornemens is bancaire nevendiensten aan te bieden, daarvoor een vergunning krijgt onder de voorwaarden waarin Verordening (EU) nr. 909/2014 voorziet.

(37)

Onder een passende drempel moeten CSD's waaraan geen vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten, de contante betalingen kunnen afwikkelen via rekeningen die zijn geopend bij CSD's met een vergunning om bancaire nevendiensten te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 en via rekeningen die bij een kredietinstelling zijn geopend, in ongeacht welke valuta. Die drempel moet bestaan uit een maximaal geaggregeerd bedrag voor dergelijke afwikkeling van contante betalingen. Bovendien moet de drempel zodanig worden gekalibreerd dat de efficiëntie van de afwikkeling wordt bevorderd en CSD's een niveau van afwikkeling in contanten kunnen bereiken waarboven een bankvergunning uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU of een verbinding met een centrale bank van uitgifte relevant wordt, terwijl tegelijkertijd de financiële stabiliteit wordt gewaarborgd en de risico-implicaties die voortvloeien uit de afwijkingen die onder die drempel van toepassing zijn, worden beperkt. Bij de kalibratie van de drempel moet rekening worden gehouden met de noodzaak dat een CSD betalingen in verschillende valuta's kan afwikkelen, met name voor de meest liquide valuta's, en moet tegelijkertijd een passende limiet worden vastgesteld die van toepassing zou zijn op de CSD in haar geheel. Bij de kalibratie van de drempel moet ook rekening worden gehouden met de noodzaak om een onbedoelde afbouw van afwikkeling in centralebankgeld te voorkomen.

(38)

Aan de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (EBA), een instantie met gespecialiseerde deskundigheid inzake bancaire en kredietrisicokwesties, moet het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen worden toevertrouwd om een passende drempel vast te stellen en passende risicobeheersings- en prudentiële vereisten in dat verband te specificeren. De EBA dient ook nauw samen te werken met de leden van het ESCB en met de ESMA. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) die technische reguleringsnormen vast te stellen. De bevoegde autoriteiten, die de drempel regelmatig monitoren, moeten hun bevindingen samen met de onderliggende gegevens aan de ESMA en de EBA toezenden en hun bevindingen ook aan de leden van het ESCB, met name als input voor een periodiek verslag over bancaire nevendiensten dat de EBA, in samenwerking met de leden van het ESCB en met de ESMA, moet opstellen.

(39)

CSD's, inclusief die waaraan een vergunning is verleend om bancaire nevendiensten te verrichten, en aangewezen kredietinstellingen moeten relevante risico's in hun risicobeheer- en prudentiële kaders afdekken. Instrumenten om die risico's af te dekken, zijn onder meer het aanhouden van voldoende in aanmerking komende liquide middelen in alle relevante valuta's en het garanderen dat stressscenario's sterk genoeg zijn. CSD's moeten er ook voor zorgen dat overeenkomstige liquiditeitsrisico's worden beheerst en gedekt door zeer betrouwbare financieringsregelingen met kredietwaardige instellingen; die regelingen moeten toegezegd zijn of een vergelijkbare betrouwbaarheid hebben. CSD's die bancaire nevendiensten verrichten, moeten ook over specifieke regels en procedures beschikken om potentiële krediet-, liquiditeits- en concentratierisico's als gevolg van de verrichting van die diensten aan te pakken. De EBA moet ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen om de bestaande technische reguleringsnormen te actualiseren teneinde rekening te houden met deze wijzigingen in de prudentiële vereisten. Daarmee zou de Commissie in staat worden gesteld de nodige wijzigingen aan te brengen ter verduidelijking van de vereisten die in deze technische reguleringsnormen zijn opgenomen, zoals die welke verband houden met het beheersen van potentiële liquiditeitstekorten.

(40)

Een termijn van slechts één maand voor de relevante autoriteiten en de bevoegde autoriteiten om een gemotiveerd advies uit te brengen over de vergunning voor het verrichten van bancaire nevendiensten is te kort gebleken om deze autoriteiten in staat te stellen een gefundeerde analyse te maken. Daarom moet in deze verordening in een langere periode van twee maanden worden voorzien.

(41)

Om in de Unie gevestigde CSD’s en CSD’s van derde landen voldoende tijd te geven om een vergunnings- en erkenningsaanvraag voor hun activiteiten in te dienen, werd de datum van toepassing van de vergunnings- en erkenningsvereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 aanvankelijk uitgesteld totdat een vergunnings- of erkenningsbesluit op grond van die verordening was genomen. Er is voldoende tijd verstreken sinds de inwerkingtreding van die verordening. Daarom moeten die vereisten vanaf nu gelden om enerzijds te voorzien in een gelijk speelveld voor alle CSD’s die diensten aanbieden met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, en anderzijds ervoor te zorgen dat de autoriteiten op Unie- en nationaal niveau over de noodzakelijke informatie beschikken om beleggersbescherming te waarborgen en de financiële stabiliteit te monitoren.

(42)

Verordening (EU) nr. 909/2014 schrijft momenteel voor dat de ESMA, in samenwerking met de EBA, de nationale bevoegde autoriteiten en de relevante autoriteiten, jaarverslagen over twaalf onderwerpen opstelt en deze verslagen jaarlijks aan de Commissie voorlegt. Die eis is onevenredig gezien de aard van bepaalde onderwerpen, die niet jaarlijks hoeven te worden geactualiseerd. De frequentie en het aantal van deze verslagen moeten derhalve worden bijgesteld om de lasten voor de ESMA en de bevoegde autoriteiten te verminderen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de Commissie de informatie krijgt die zij nodig heeft om de uitvoering van Verordening (EU) nr. 909/2014 te toetsen. Gezien de wijzigingen in de regeling inzake afwikkelingsdiscipline van Verordening (EU) nr. 909/2014 die bij deze verordening zijn ingevoerd, is het echter passend van de ESMA te verlangen dat zij regelmatig verslagen aan de Commissie opstelt over een aantal extra onderwerpen, zoals maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen om situaties aan te pakken waarin de afwikkelingsefficiëntie van een CSD over een periode van zes maanden aanzienlijk lager is dan de gemiddelde efficiëntieniveaus van afwikkeling op de markt van de Unie en de mogelijkheid om aanvullende regelgevingsinstrumenten toe te passen om de afwikkelingsefficiëntie in de Unie te verbeteren. Voorts moet de ESMA in samenwerking met de leden van het ESCB ook een verslag aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen in verband met de mogelijke verkorting van de afwikkelingscyclus teneinde input te verschaffen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen op dat gebied. De EBA moet een jaarverslag opstellen waarin de nadruk wordt gelegd op de bevindingen van de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van hun toezicht op de drempel voor afwikkeling van contante betalingen. Op verzoek van de Commissie moet de ESMA een kosten-batenanalyse verstrekken die als basis moet dienen voor de uitvoeringshandeling inzake verplichte buy-ins.

(43)

Teneinde de doeltreffendheid van deze verordening te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde bij het uitwerken van de parameters ter berekening van het niveau van de geldboetes, rekening te houden met de duur van de mislukte afwikkelingsoperatie, het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties per klasse financiële instrumenten en het effect dat lage of negatieve rentetarieven kunnen hebben op de stimulansen van tegenpartijen en op verzuim, en teneinde die parameters te toetsen, en om te specificeren welke onderliggende redenen van een mislukte afwikkelingsoperatie niet als toeschrijfbaar aan de deelnemers moeten worden beschouwd en welke verrichtingen niet als handel moeten worden beschouwd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(44)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010, door de EBA en de ESMA opgestelde technische reguleringsnormen vast te stellen met betrekking tot: specificaties van het verplicht buy-inproces in verband met de details van het mechanisme voor het doorgeven van voordelen, welke soorten transacties het buy-inproces overbodig maken en de wijze waarop bij de uitvoering van verplichte buy-ins rekening kan worden gehouden met de specifieke kenmerken van niet-professionele beleggers; de informatie die door de CSD's van derde landen moet worden meegedeeld; de voorwaarden waaronder het belang van de activiteiten van een CSD als substantieel kan worden beschouwd; de regels en procedures die een CSD die bancaire nevendiensten verricht, moet vastleggen; de nadere bepaling van de regels voor het meten, monitoren, beheren van en de verslaglegging over de krediet- en liquiditeitsrisico's door CSD's in verband met uitgestelde nettoafwikkeling; de drempel waaronder CSD's elke kredietinstelling mogen gebruiken om de contante betalingen af te wikkelen, en de geactualiseerde prudentiële vereisten inzake liquiditeit en de regels en procedures inzake krediet-, liquiditeits- en concentratierisico's in het geval van CSD's met een vergunning om bancaire nevendiensten te verrichten.

(45)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de toepassing van de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, en met name met betrekking tot de toepassing en de opschorting van verplichte buy-invereisten, indien die van toepassing zijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14). De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de toepassing en de opschorting van verplichte buy-ins, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(46)

Overeenkomstig de artikelen 290 en 291 VWEU vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vormen rechtshandelingen van de Unie. Op grond van artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, VWEU dient de Europese Centrale Bank (ECB) te worden geraadpleegd over ieder voorstel voor een handeling van de Unie op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Indien raadpleging van de ECB op grond van de Verdragen vereist is, moet de ECB naar behoren worden geraadpleegd over de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die krachtens deze verordening worden vastgesteld.

(47)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het uitbreiden van grensoverschrijdende afwikkeling door CSD's, het verminderen van de administratieve lasten en nalevingskosten en het waarborgen dat de autoriteiten over voldoende informatie beschikken om de risico's te monitoren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(48)

De toepassing van het herziene toepassingsgebied van de voorschriften inzake geldboetes, de nieuwe vereisten betreffende de oprichting van colleges van toezichthouders, de indiening van een kennisgeving door CSD's van derde landen van de kerndiensten die zij verrichten met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, de nieuwe regels over uitgestelde nettoafwikkeling, de herziene drempel waaronder kredietinstellingen mogen aanbieden de betalingen in contanten voor een deel van het effectenafwikkelingssysteem van de CSD af te wikkelen en de herziene prudentiële vereisten voor kredietinstellingen of CSD's die een vergunning hebben verkregen voor het verrichten van bancaire nevendiensten op grond van artikel 59 van Verordening (EU) nr. 909/2014 moeten worden uitgesteld of er moeten passende overgangsbepalingen voor worden vastgelegd om voldoende tijd te geven voor de vaststelling van de nodige gedelegeerde handelingen tot nadere specificatie van die vereisten. Gezien de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen met betrekking tot de procedure voor de vrije dienstverrichting in een andere lidstaat, is het ook passend de regels te verduidelijken die van toepassing moeten zijn op het verrichten van diensten door CSD's in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst en de oprichting van een bijkantoor in een andere lidstaat. Gezien de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen met betrekking tot de frequentie en de inhoud van de verslagen die de ESMA bij de Commissie moet indienen, moet de toepassing van de bepalingen betreffende de inhoud van sommige van die verslagen worden uitgesteld om ervoor te zorgen dat de ESMA voldoende tijd heeft om de nieuwe verslagen op te stellen en dat alleen de verslagen die op grond van de bestaande bepalingen moeten worden opgesteld, uiterlijk op 30 april 2024 moeten worden ingediend.

(49)

De Verordeningen (EU) nr. 909/2014 en (EU) nr. 236/2012 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 909/2014

Verordening (EU) nr. 909/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

punt 26 wordt vervangen door:

“26.

“wanbetaling”, met betrekking tot een deelnemer: een situatie waarin een insolventieprocedure, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt j), van Richtlijn 98/26/EG, tegen een deelnemer wordt geopend, of een gebeurtenis die in het interne reglement van de CSD als zijnde een wanbetaling wordt gedefinieerd;”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

“47.

“groep”: een groep in de zin van artikel 2, punt 11), van Richtlijn 2013/34/EU;

48.

“nauwe banden”: nauwe banden, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 35, van Richtlijn 2014/65/EU;

49.

“gekwalificeerde deelneming”: het direct of indirect bezitten van een deelneming in een CSD van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten, zoals bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1), of die het mogelijk maakt invloed van betekenis op de bedrijfsvoering van de CSD uit te oefenen;

50.

“uitgestelde nettoafwikkeling”: een afwikkelingsmechanisme waarbij overboekingsopdrachten van contanten of effecten met betrekking tot effectentransacties van de deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem onderworpen zijn aan saldering, en waarbij afwikkeling van nettovorderingen en -verplichtingen van deelnemers geschiedt aan het einde van vooraf vastgestelde afwikkelingscycli tijdens of aan het einde van de werkdag.

(*1)  Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).”."

2)

In artikel 6, lid 5, worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

“5.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen teneinde de afwikkelingsefficiëntie te vergroten, en met name:

a)

de maatregelen die beleggingsondernemingen overeenkomstig lid 2, eerste alinea, moeten nemen;

b)

de details van de procedures die de in lid 3 bedoelde afwikkeling vergemakkelijken, met inbegrip van het vormgeven van de transactieomvang, gedeeltelijke afwikkeling van mislukte transacties en het gebruik van door bepaalde CSD's verstrekte geautomatiseerde uitlenings- en leningsprogramma's, en

c)

de details van de maatregelen om tijdige afwikkeling van transacties als bedoeld in lid 4 aan te moedigen en te bevorderen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 juli 2025 bij de Commissie in.”

.

3)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties aan te pakken

1.   Een CSD stelt voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert, een systeem in om mislukte afwikkelingsoperaties van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten te monitoren. De CSD verstrekt aan de bevoegde autoriteit en aan de relevante autoriteiten regelmatig verslagen betreffende het aantal mislukte afwikkelingsoperaties en informatie over mislukte afwikkelingsoperaties en alle andere relevante informatie, met inbegrip van de door de CSD en haar deelnemers voorgenomen maatregelen ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie. De CSD stelt jaarlijks een anonieme samenvatting van die verslagen ter beschikking van het publiek. De bevoegde autoriteiten delen alle relevante informatie over mislukte afwikkelingsoperaties met de ESMA.

2.   Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een CSD exploiteert, stelt zij procedures vast die de afwikkeling vergemakkelijken van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten die niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum zijn afgewikkeld. Die procedures voorzien in een sanctiemechanisme dat dient als doeltreffende afschrikking voor deelnemers die mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken.

Vóór zij de in de eerste alinea bedoelde procedures instelt, raadpleegt de CSD de betrokken handelsplatforms en CTP's ten aanzien waarvan zij afwikkelingsdiensten verricht.

Het in de eerste alinea bedoelde sanctiemechanisme omvat geldboetes voor deelnemers die mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken (“nalatige deelnemers”). Geldboetes worden berekend op dagbasis voor een periode waarin elke werkdag wordt meegerekend dat een transactie later dan de voorgenomen afwikkelingsdatum wordt afgerekend tot de transactie wordt afgewikkeld of bilateraal wordt geannuleerd. De geldboetes dienen niet als bron van inkomsten voor de CSD.

3.   Het in lid 2 bedoelde sanctiemechanisme geldt niet voor:

a)

mislukte afwikkelingsoperaties waarvan de onderliggende reden niet kan worden toegeschreven aan de deelnemers aan de transactie;

b)

operaties die niet als handel worden beschouwd;

c)

transacties waarbij de nalatige deelnemer een CTP is, behalve door een CTP aangegane transacties waarbij de CTP niet als een tussenpartij fungeert, of

d)

transacties waarbij een insolventieprocedure wordt geopend tegen de nalatige deelnemer.

4.   Een CTP kan in haar regels een mechanisme instellen ter dekking van de verliezen die zij zou kunnen lijden als gevolg van de toepassing van lid 2, derde alinea.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 67 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door het nader bepalen van parameters ter berekening van een afschrikkend en evenredig niveau van de in lid 2, derde alinea, van dit artikel bedoelde geldboetes, op basis van:

a)

het soort activa;

b)

de liquiditeit van het financiële instrument;

c)

het soort transactie, en

d)

de duur van de mislukte afwikkelingsoperatie.

Bij het bepalen van de in de eerste alinea bedoelde parameters houdt de Commissie rekening met het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties per klasse financiële instrumenten en het effect dat lage of negatieve rentetarieven kunnen hebben op de stimulansen van tegenpartijen en op mislukte afwikkelingsoperaties. De parameters die voor de berekening van de geldboetes worden gehanteerd, moeten een hoge mate van afwikkelingsdiscipline en een soepele en ordelijke werking van de betrokken financiële markten waarborgen.

De Commissie evalueert de parameters voor de berekening van het niveau van de geldboetes regelmatig en ten minste om de vier jaar om opnieuw te beoordelen of de geldboetes passend en doeltreffend zijn om een niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie te bereiken dat, gelet op de gevolgen voor de financiële stabiliteit van de Unie, aanvaardbaar wordt geacht.

6.   Uiterlijk op 17 januari 2026 publiceert de ESMA op haar website een lijst — die zij vervolgens actueel houdt — van de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of op een handelsplatform worden verhandeld of door een CTP worden gecleard.

7.   CSD's, CTP's en handelsplatforms stellen procedures vast die hen in staat stellen om, in overleg met hun bevoegde autoriteiten, elke deelnemer te schorsen die consequent en systematisch nalaat de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op de voorgenomen afwikkelingsdatum te leveren, en diens identiteit openbaar te maken, uitsluitend na die deelnemer in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken en op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van de CSD's, CTP's en handelsplatforms, en die van de betrokken deelnemer, hiervan in kennis zijn gesteld. Ingeval van schorsing van een deelnemer gaan CSD's, CTP's en handelsplatforms, naast het voorafgaande overleg met de betrokken bevoegde autoriteit, over tot onmiddellijke kennisgeving hiervan aan de betrokken bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteit stelt de relevante autoriteiten onmiddellijk van de schorsing van een deelnemer in kennis.

De openbaarmaking van schorsingen mag geen persoonsgegevens zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*2) bevatten.

Dit lid is niet van toepassing op nalatige deelnemers die CTP's zijn of in gevallen waarin insolventieprocedures zijn geopend tegen de nalatige deelnemer.

8.   Dit artikel is niet van toepassing indien het belangrijkste handelsplatform voor aandelen zich in een derde land bevindt. De plaats van het belangrijkste handelsplatform voor aandelen wordt bepaald overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 236/2012.

9.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 67 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door het nader bepalen van:

a)

de onderliggende redenen van mislukte afwikkelingsoperaties die krachtens lid 3, punt a), van dit artikel moeten worden beschouwd als niet toe te schrijven aan de deelnemers aan de transactie, en

b)

de omstandigheden waarin operaties niet als handel in de zin van lid 3, punt b), van dit artikel moeten worden beschouwd.

10.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

a)

de nadere regels betreffende het monitoringsysteem voor mislukte afwikkelingsoperaties en de in lid 1 bedoelde verslagen betreffende mislukte afwikkelingsoperaties;

b)

de processen voor de inning en herverdeling van geldboetes en alle andere mogelijke opbrengsten van dergelijke sancties overeenkomstig lid 2;

c)

de omstandigheden waarin een deelnemer wordt geacht consequent en systematisch na te laten de financiële instrumenten te leveren, zoals bedoeld in lid 7.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 7 bis

Verplicht buy-inproces

1.   Onverminderd het in artikel 7, lid 2, bedoelde sanctiemechanisme en het recht om de transactie bilateraal te annuleren, kan de Commissie, na raadpleging van het Europees Comité voor systeemrisico’s en op basis van de door de ESMA op grond van artikel 74, lid 4, verstrekte kosten-batenanalyse, door middel van een uitvoeringshandeling besluiten op welke van de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten of categorieën transacties in die financiële instrumenten het in de leden 4 tot en met 10 van dit artikel bedoelde verplichte buy-inproces moet worden toegepast indien de Commissie van oordeel is dat die verplichte buy-ins een noodzakelijk, passend en evenredig middel vormen om het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie aan te pakken.

De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling alleen vaststellen indien aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:

a)

de toepassing van het in artikel 7, lid 2, bedoelde mechanisme van geldboetes heeft niet geleid tot een langdurige, duurzame vermindering van het aantal mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie of tot de handhaving van een verminderd niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie, zelfs niet na een evaluatie van het niveau van de geldboetes overeenkomstig artikel 7, lid 5, tweede alinea;

b)

het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie heeft of zal waarschijnlijk een negatief effect hebben op de financiële stabiliteit van de Unie.

Om tot het in de eerste alinea bedoelde besluit te komen, houdt de Commissie rekening met al het volgende:

a)

de potentiële impact van het verplichte buy-inproces op de financiële markten in de Unie;

b)

het aantal, het volume en de duur van de mislukte afwikkelingsoperaties, met inbegrip van het aantal en het volume van de mislukte afwikkelingsoperaties die aan het einde van de in lid 4 bedoelde verlengingstermijn niet afgehandeld zijn;

c)

of een bepaald financieel instrument of een bepaalde categorie transacties in dat financieel instrument reeds onderworpen is aan passende contractuele bepalingen die ontvangende deelnemers het recht geven een buy-in op gang te brengen.

De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 68, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Zij vermeldt een datum van toepassing die niet eerder valt dan één jaar na de inwerkingtreding ervan.

2.   De ESMA publiceert op haar website een lijst van de bij de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling vastgestelde financiële instrumenten, en houdt die lijst actueel.

3.   Alvorens de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling vast te stellen doet de Commissie het volgende:

a)

de doeltreffendheid en evenredigheid van het in artikel 7, lid 2, bedoelde sanctiemechanisme beoordelen en, in voorkomend geval, het sanctiemechanisme strenger maken of de structuur ervan wijzigen om de afwikkelingsefficiëntie in de Unie te vergroten;

b)

nagaan of aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, ondanks de voorafgaande toepassing van het in artikel 7, lid 2, bedoelde sanctiemechanisme, en de motivering voor en de mogelijke gevolgen voor de kosten van het onderwerpen van specifieke financiële instrumenten en categorieën transacties aan verplichte buy-ins.

4.   Onverminderd het recht om de transactie bilateraal te annuleren, wordt, indien de Commissie op grond van lid 1 een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld en een nalatige deelnemer de onder die uitvoeringshandeling vallende financiële instrumenten niet aan de ontvangende deelnemer heeft geleverd binnen een periode na de voorgenomen afwikkelingsdatum (“verlengingstermijn”) van vijf werkdagen, een verplicht buy-inproces geïnitieerd.

In afwijking van de eerste alinea kan de verlengingstermijn afhankelijk van het soort activa en de liquiditeit van de betrokken financiële instrumenten worden verlengd tot ten hoogste zeven werkdagen indien een kortere verlengingstermijn de vlotte en ordelijke werking van de betrokken markten zou aantasten.

In afwijking van de eerste en tweede alinea bedraagt de verlengingstermijn, indien de transactie betrekking heeft op een financieel instrument dat wordt verhandeld op een mkb-groeimarkt, 15 werkdagen, tenzij de mkb-groeimarkt besluit een kortere termijn toe te passen.

5.   De instrumenten waarop het verplichte buy-inproces van toepassing is, zijn beschikbaar voor afwikkeling en worden binnen een passende termijn aan de ontvangende deelnemer geleverd.

6.   Indien er sprake is van een mislukte afwikkelingsoperatie in een transactieketen die leidt tot de mislukte afwikkelingsoperatie van latere transacties in de keten, heeft elke deelnemer het recht zijn verplichting om de verplichte buy-in te initiëren, over te dragen aan de volgende deelnemer in de keten.

De intermediaire ontvangende deelnemer wordt geacht te voldoen aan de verplichting om een verplichte buy-in uit te voeren jegens de nalatige deelnemer wanneer hij zijn verplichting overeenkomstig de eerste alinea overdraagt. De intermediaire ontvangende deelnemer kan ook zijn verplichtingen jegens de uiteindelijke ontvangende deelnemer op grond van de leden 8, 9 en 10 overdragen aan de nalatige deelnemer.

De betrokken CSD wordt in kennis gesteld van de wijze waarop de mislukte transactie in de gehele transactieketen is afgewikkeld.

7.   Het in lid 4 bedoelde verplichte buy-inproces geldt niet voor:

a)

de in artikel 7, lid 3, vermelde mislukte afwikkelingsoperaties, operaties en transacties;

b)

effectenfinancieringstransacties;

c)

andere soorten transacties die het buy-inproces overbodig maken;

d)

transacties die binnen het toepassingsgebied van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 236/2012 vallen.

8.   Ingeval de ten tijde van de transactie overeengekomen prijs van de financiële instrumenten verschilt van de prijs die voor de uitvoering van de buy-in wordt betaald, wordt, onverminderd het in artikel 7, lid 2, bedoelde sanctiemechanisme, het prijsverschil door de deelnemer die profiteert van dat prijsverschil aan de andere deelnemer betaald, en zulks uiterlijk op de tweede werkdag na de levering van de financiële instrumenten ten gevolge van de buy-in.

9.   Indien de buy-in mislukt of niet mogelijk is, mag de ontvangende deelnemer ervoor kiezen om ofwel een geldelijke schadevergoeding te ontvangen ofwel de uitvoering van de buy-in uit te stellen tot een passende latere datum (“uitstelperiode”). Indien de betrokken financiële instrumenten aan het einde van de uitstelperiode niet aan de ontvangende deelnemer zijn geleverd, wordt aan de ontvangende deelnemer een geldelijke schadevergoeding betaald.

Een geldelijke schadevergoeding wordt uiterlijk betaald op de tweede werkdag na het verstrijken van ofwel het in lid 4 bedoelde verplichte buy-inproces ofwel, in gevallen waarin de ontvangende deelnemer ervoor kiest de uitvoering van de buy-in uit te stellen, de uitstelperiode.

10.   De nalatige deelnemer betaalt alle bedragen die zijn betaald in verband met het op grond van lid 4, eerste alinea, geïnitieerde verplichte buy-inproces terug aan de entiteit die de buy-in uitvoert, met inbegrip van alle uit de buy-in voortvloeiende uitvoeringskosten. Deze kosten worden duidelijk gecommuniceerd aan de deelnemers.

11.   De leden 4 tot en met 10 zijn als volgt van toepassing op alle transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel, op een handelsplatform worden verhandeld of door een CTP worden gecleard:

a)

voor door een CTP geclearde transacties is de CTP de entiteit die de buy-in uitvoert overeenkomstig de leden 4 tot en met 10;

b)

voor transacties die niet door een CTP worden gecleard, maar op een handelsplatform worden uitgevoerd, neemt het handelsplatform in zijn interne voorschriften een verplichting voor zijn leden en zijn deelnemers op om de in de leden 4 tot en met 10 bedoelde maatregelen toe te passen;

c)

voor alle andere transacties dan die bedoeld in de punten a) en b) van deze alinea, bepalen CSD's in hun interne voorschriften dat de in de leden 4 tot en met 10 bedoelde maatregelen op hun deelnemers van toepassing zijn.

Een CSD verstrekt CTP's en handelsplatforms de afwikkelingsgegevens die zij nodig hebben om aan hun verplichtingen uit hoofde van dit lid te kunnen voldoen.

Onverminderd de punten a), b) en c) van de eerste alinea kunnen CSD's toezicht houden op de uitvoering van de buy-ins als bedoeld in deze punten ten aanzien van meervoudige afwikkelingsinstructies, met betrekking tot dezelfde financiële instrumenten en met dezelfde vervaltermijn van de uitvoeringsperiode, teneinde het aantal uit te voeren buy-ins en, daarmee samenhangend, het effect op de prijzen van de betrokken financiële instrumenten, te minimaliseren.

12.   Dit artikel is niet van toepassing indien het belangrijkste handelsplatform voor aandelen zich in een derde land bevindt. De plaats van het belangrijkste handelsplatform voor aandelen wordt bepaald overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 236/2012.

13.   De ESMA kan de Commissie aanbevelen het in de leden 4 tot en met 10 bedoelde buy-inmechanisme voor specifieke categorieën financiële instrumenten op evenredige wijze op te schorten indien dit noodzakelijk is om een ernstige bedreiging van de financiële stabiliteit of van de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken. Een dergelijke aanbeveling gaat vergezeld van een volledig met redenen omklede beoordeling van de noodzaak ervan en wordt niet openbaar gemaakt.

Alvorens de in de eerste alinea bedoelde aanbeveling te doen, raadpleegt de ESMA de leden van het ESCB en het Europees Comité voor systeemrisico's.

De Commissie schort onverwijld na ontvangst van de aanbeveling, op basis van de door de ESMA verstrekte redenen en bewijsstukken, het in leden 4 tot en met 10 bedoelde verplichte buy-inmechanisme voor de specifieke categorieën financiële instrumenten op door middel van een uitvoeringshandeling, of zij verwerpt de aanbevolen opschorting. Verwerpt de Commissie de aanbevolen opschorting, dan geeft zij daarvoor schriftelijk de redenen op aan de ESMA. Die informatie wordt niet openbaar gemaakt.

De in de derde alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3.

De opschorting van het verplichte buy-inmechanisme wordt meegedeeld aan de ESMA en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de Commissie.

De opschorting van het verplichte buy-inmechanisme geldt voor een eerste periode van ten hoogste zes maanden vanaf de datum van toepassing van die opschorting.

Indien de redenen voor de opschorting blijven gelden, kan de Commissie de opschorting bij uitvoeringshandeling verlengen met aanvullende perioden van telkens ten hoogste drie maanden, waarbij de totale periode van de opschorting niet meer dan twaalf maanden bedraagt. Alle verlengingen van de opschorting worden bekendgemaakt overeenkomstig de vijfde alinea.

De in de zevende alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3. De ESMA verstrekt de Commissie geruime tijd voor het einde van de in de zesde alinea bedoelde opschorting of van de in de zevende alinea bedoelde verlenging een advies over de vraag of de redenen voor de opschorting blijven gelden.

14.   Indien de Commissie overeenkomstig lid 1 een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, evalueert zij dat besluit regelmatig en ten minste om de vier jaar om te beoordelen of nog steeds aan de voorwaarden van dat lid wordt voldaan.

Indien de Commissie van oordeel is dat de verplichte buy-ins niet langer gerechtvaardigd zijn of geen remedie zijn voor mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie en niet langer noodzakelijk, passend of evenredig zijn, stelt zij onverwijld uitvoeringshandelingen vast tot wijziging of intrekking van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling.

De in de tweede alinea bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 68, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Indien de ESMA van oordeel is dat de verplichte buy-ins niet langer gerechtvaardigd zijn of geen remedie zijn voor mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie en niet langer noodzakelijk, passend of evenredig zijn, kan zij de Commissie aanbevelen de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling te wijzigen of in te trekken. Lid 13, eerste tot en met vierde alinea, is van overeenkomstige toepassing.

15.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

a)

de nadere regels voor de werking van het passende buy-inproces als bedoeld in de leden 4 tot en met 10, waaronder passende termijnen om het financiële instrument te leveren na het buy-inproces; bij de vaststelling van die termijnen wordt rekening gehouden met het soort activa en de liquiditeit van de financiële instrumenten;

b)

de omstandigheden waarin de verlengingstermijn zou kunnen worden verlengd volgens soort activa en liquiditeit van de financiële instrumenten, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in lid 4, tweede alinea, rekening houdend met de criteria voor het beoordelen van de liquiditeit uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt 17), van Verordening (EU) nr. 600/2014;

c)

de nadere regels voor het in lid 6 bedoelde mechanisme voor het doorgeven van voordelen;

d)

andere soorten transacties die het buy-inproces overbodig maken als bedoeld in lid 7, punt c), zoals financiëlezekerheidsovereenkomsten of transacties die bepalingen inzake saldering bij vroegtijdige beëindiging omvatten;

e)

een methode voor de berekening van de in lid 9 bedoelde geldelijke schadevergoeding;

f)

de nodige afwikkelingsgegevens bedoeld in lid 11, tweede alinea, en

g)

de nadere regels voor de wijze waarop de deelnemers aan de CSD's, de CTP's en de leden van het handelsplatform, rekening dienen te houden met de specifieke kenmerken van niet-professionele beleggers bij de uitvoering van de verplichte buy-in overeenkomstig lid 11.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

(*2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”."

4)

In artikel 12, lid 1, worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

de centrale banken in de Unie die de belangrijkste valuta's waarin afwikkeling plaatsvindt of zal plaatsvinden, uitgeven;

c)

in voorkomend geval, de centrale bank in de Unie in de boeken waarvan de betalingen in contanten van de door een CSD geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem wordt of zal worden afgewikkeld.”.

5)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea kan de bevoegde autoriteit, indien een aanvragende CSD niet aan alle vereisten van deze verordening voldoet, maar redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij dit zal doen wanneer zij haar activiteiten begint, de vergunning verlenen op voorwaarde dat de aanvragende CSD alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om aan de vereisten van deze verordening te voldoen wanneer zij haar activiteiten begint.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Vanaf het moment waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd, zendt de bevoegde autoriteit alle in de aanvraag opgenomen informatie naar de relevante autoriteiten en raadpleegt zij die autoriteiten over de kenmerken van het door de aanvragende CSD geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem.

Elke relevante autoriteit kan binnen drie maanden na ontvangst van de informatie door de relevante autoriteit een met redenen omkleed advies binnen haar bevoegdheidsgebieden uitbrengen aan de bevoegde autoriteit. Indien een relevante autoriteit binnen deze termijn geen advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.

Indien ten minste een van de relevante autoriteiten een negatief met redenen omkleed advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit niettemin voornemens is de vergunning te verlenen, deelt die bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van het negatieve advies aan de betrokken autoriteiten mee waarom zij voornemens is ondanks het negatieve advies de vergunning te verlenen.

Een relevante autoriteit die een negatief advies als bedoeld in de derde alinea heeft uitgebracht, kan de zaak voor bijstand naar de ESMA doorverwijzen krachtens artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Indien de zaak niet binnen één maand na te zijn voorgelegd aan de ESMA is geschikt, neemt de bevoegde autoriteit die voornemens is de vergunning te verlenen een definitief besluit en stelt zij de relevante autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.

Indien de bevoegde autoriteit voornemens is de vergunning te weigeren, wordt de zaak niet aan de ESMA voorgelegd.

In een negatief advies als bedoeld in de derde alinea worden schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen opgegeven waarom niet aan de vereisten van deze verordening of andere vereisten van het Unierecht wordt voldaan.”

;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“7 bis.   Naast de in lid 6 bedoelde bevoegde autoriteiten kan de bevoegde autoriteit, alvorens een vergunning aan de aanvragende CSD te verlenen, andere autoriteiten die toezicht houden op een entiteit die een gekwalificeerde deelneming in de aanvragende CSD heeft, over de in lid 7 bedoelde aangelegenheden raadplegen.”

;

d)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“8 bis.   De bevoegde autoriteit stelt de op grond van de leden 4 tot en met 7 bis geraadpleegde autoriteiten onverwijld in kennis van de resultaten van de vergunningsprocedure, met inbegrip van eventuele verhelpende maatregelen.”

.

6)

In artikel 19 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Bij de vergunningverlening om op grond van lid 1 een kerndienst uit te besteden aan een derde partij of om activiteiten op grond van lid 1, punten a), c) en d), uit te breiden, wordt de procedure van artikel 17 gevolgd.

Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1, punt b), wordt de procedure van artikel 17, leden 1, 2, 3, 5 en 8 bis, gevolgd.

Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1, punt e), wordt de procedure van artikel 17, leden 1, 2 en 3, gevolgd.

De bevoegde autoriteit stelt de aanvragende CSD binnen drie maanden na indiening van een volledige aanvraag ervan in kennis of de vergunning is verleend of geweigerd.”

.

7)

In artikel 20 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   In geval van intrekking van de vergunning als bedoeld in lid 1, zorgt een CSD voor de vaststelling, toepassing en handhaving van passende procedures voor een tijdige en ordelijke afwikkeling en overboeking van de activa van cliënten en deelnemers naar een andere CSD. Dergelijke procedures omvatten de overdracht van uitgifterekeningen of gelijksoortige bescheiden waaruit de uitgifte van effecten blijken en bescheiden in verband met de verrichting van de kerndiensten als bedoeld in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage.”

.

8)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De bevoegde autoriteit toetst de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een CSD met betrekking tot de naleving van deze verordening worden uitgevoerd, met inbegrip van de in artikel 22 bis bedoelde plannen, en evalueert de risico's waaraan de CSD is of kan worden blootgesteld, of die zij schept voor de vlotte werking van effectenmarkten of de stabiliteit van de financiële markten.

De bevoegde autoriteit bepaalt de frequentie en grondigheid van de in de eerste alinea bedoelde toetsing en evaluatie, waarbij zij rekening houdt met de omvang, de systeemrelevantie, het risicoprofiel, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de betrokken CSD.

De toetsing en de evaluatie vinden ten minste om de drie jaar plaats.”

;

b)

de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;

c)

de leden 6 en 7 worden vervangen door:

“6.   Bij het verrichten van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie voorziet de bevoegde autoriteit de relevante autoriteiten en, indien van toepassing, de in artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde autoriteit, in een vroeg stadium van de nodige informatie, en raadpleegt zij hen erover of er door de CSD aan de vereisten van deze verordening of andere vereisten van het Unierecht wordt voldaan wat de werking van de door de CSD geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen betreft.

De geraadpleegde autoriteiten kunnen binnen drie maanden na ontvangst van de informatie van de bevoegde autoriteit een met redenen omkleed advies uitbrengen binnen hun bevoegdheidsgebied.

Indien een geraadpleegde autoriteit niet binnen deze termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.

Indien een geraadpleegde autoriteit een negatief met redenen omkleed advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit het daar niet mee eens is, doet die bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van het negatieve advies de geraadpleegde autoriteit een met redenen omklede reactie op het negatieve advies toekomen.

Elke geraadpleegde autoriteit die een negatief advies heeft uitgebracht, kan de zaak naar de ESMA doorverwijzen voor bijstand uit hoofde van artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Indien de zaak niet binnen één maand na te zijn voorgelegd aan de ESMA is geschikt, neemt de bevoegde autoriteit het definitieve besluit over de toetsing en evaluatie en stelt zij de relevante autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.

In negatieve adviezen als bedoeld in de vierde alinea worden schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen opgegeven waarom niet aan de vereisten van deze verordening of andere vereisten van het Unierecht wordt voldaan.

7.   De bevoegde autoriteit stelt de relevante autoriteiten, de ESMA en, indien van toepassing, het in artikel 24 bis van deze verordening bedoelde college en de in artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde autoriteit in kennis van de resultaten, waaronder eventuele verhelpende maatregelen of sancties, van de in lid 1 van dit artikel bedoelde toetsing en evaluatie.”

;

d)

lid 10 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de eerste alinea wordt punt b) vervangen door:

“b)

de informatie die de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 7 moet verstrekken;”;

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 bij de Commissie in.”;

e)

in lid 11 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 bij de Commissie in.”.

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 22 bis

Plannen voor herstel en ordelijke afbouw

1.   De CSD identificeert scenario's die mogelijk kunnen verhinderen dat zij haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten kan blijven verrichten en beoordeelt de doeltreffendheid van een volledig scala van opties voor herstel of ordelijke afbouw. In die scenario's wordt rekening gehouden met de verschillende onafhankelijke en gerelateerde risico's waaraan de CSD wordt blootgesteld. Op basis van die analyse stelt de CSD passende plannen voor haar herstel of ordelijke afbouw op en legt zij deze aan de bevoegde autoriteit voor.

2.   In de in lid 1 bedoelde plannen wordt rekening gehouden met de omvang, systeemrelevantie, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de betrokken CSD en de plannen omvatten ten minste:

a)

een inhoudelijke samenvatting van de voornaamste strategieën voor herstel of ordelijke afbouw;

b)

een opsomming van de kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten van de CSD;

c)

toereikende procedures voor het aantrekken van extra kapitaal voor het geval dat het aandelenkapitaal van de CSD de in artikel 47, lid 1, neergelegde vereisten nadert of daaronder daalt;

d)

toereikende procedures voor een ordelijke afbouw of herstructurering van de activiteiten en diensten van de CSD indien de CSD niet in staat is nieuw kapitaal aan te trekken;

e)

toereikende procedures die de tijdige en ordelijke afwikkeling en overdracht van de activa van cliënten en deelnemers aan een andere CSD waarborgen ingeval het voor de CSD permanent onmogelijk wordt haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten te herstellen;

f)

een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn om de voornaamste strategieën uit te voeren.

3.   De CSD is in staat om tijdens stressscenario's tijdig de informatie te identificeren en aan de betrokken entiteiten te verstrekken die nodig is om de plannen uit te voeren.

4.   De plannen worden door het leidinggevend orgaan of door een ter zake bevoegd comité van dit orgaan goedgekeurd.

5.   De CSD toetst en actualiseert de plannen regelmatig en ten minste om de twee jaar. Telkens wanneer de plannen zijn geactualiseerd, worden zij toegezonden aan de bevoegde autoriteit.

6.   Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de plannen van de CSD ontoereikend zijn, kan de bevoegde autoriteit van de CSD verlangen dat zij aanvullende maatregelen neemt of alternatieve maatregelen ontwikkelt.

7.   Indien een CSD onderworpen is aan Richtlijn 2014/59/EU en er uit hoofde van die richtlijn een herstelplan is opgesteld, verstrekt de CSD dat herstelplan aan de bevoegde autoriteit.

Indien voor een CSD een afwikkelingsplan uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU of een soortgelijk plan uit hoofde van het nationaal recht wordt opgesteld en gehandhaafd met het oog op het waarborgen van de continuïteit van de kerntaken van de CSD, stelt de afwikkelingsautoriteit of, indien een dergelijke autoriteit niet bestaat, de bevoegde autoriteit de ESMA in kennis van het bestaan van een dergelijk plan.

Indien het herstelplan en het afwikkelingsplan uit hoofde van Richtlijn 2014/59/EU, of een soortgelijk plan uit hoofde van het nationaal recht, alle in lid 2 genoemde elementen bevatten, is de CSD niet verplicht de plannen op grond van lid 1 op te stellen.”.

10)

In artikel 23 worden de leden 2 tot en met 7 vervangen door:

“2.   Een vergunninghoudende CSD of een CSD die op grond van artikel 17 een vergunningsaanvraag heeft ingediend, die voornemens is de in de punten 1 en 2 van afdeling A van de bijlage bedoelde kerndiensten te verrichten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, of die in een andere lidstaat een bijkantoor wil oprichten, is aan de in de leden 3 tot en met 9 van dit artikel omschreven procedure onderworpen. De CSD mag die diensten pas verrichten nadat zij op grond van artikel 17 een vergunning heeft verkregen en niet eerder dan de in overeenstemming met lid 8 van dit artikel toepasselijke datum.

3.   Elke CSD die voornemens is voor de eerste maal de in lid 2 bedoelde diensten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, te verrichten, of die het aanbod van die diensten wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie mee:

a)

de lidstaat van ontvangst;

b)

een operationeel programma waarin met name wordt aangegeven welke diensten de CSD voornemens is te verrichten, met inbegrip van het soort financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van de lidstaat van ontvangst wordt beheerst en ten aanzien waarvan de CSD voornemens is dergelijke diensten te verrichten;

c)

de valuta of valuta's die de CSD voornemens is te verwerken;

d)

een beoordeling van de maatregelen die de CSD voornemens is te nemen om de naleving van het in artikel 49, lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde recht van de lidstaat van ontvangst door haar gebruikers mogelijk te maken met betrekking tot aandelen.

4.   Een CSD die voor de eerste maal in een andere lidstaat een bijkantoor wil openen of die het aanbod wil wijzigen van de in afdeling A, punt 1, van de bijlage bedoelde kerndienst of de in afdeling A, punt 2, van de bijlage bedoelde kerndienst, die worden verstrekt via een bijkantoor, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie mee:

a)

de in lid 3, punten a), b), en c), bedoelde informatie;

b)

de organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de personen die verantwoordelijk zijn voor de leiding van het bijkantoor;

c)

een beoordeling van de maatregelen die de CSD voornemens is te nemen om de naleving van het in artikel 49, lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde recht van de lidstaat van ontvangst door haar gebruikers mogelijk te maken met betrekking tot aandelen.

5.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt de in lid 3, punt d), of lid 4, punt c), naargelang het geval, bedoelde beoordeling onverwijld mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst binnen één maand na ontvangst van die beoordeling een niet-bindend advies over die beoordeling verstrekken.

6.   Binnen twee maanden na ontvangst van de volledige informatie bedoeld in lid 3, punten a), b) en c), of lid 4, punten a) en b), naargelang het geval, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst die informatie mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, tenzij zij, rekening houdend met de beoogde dienstverrichting, redenen heeft om te twijfelen aan de adequaatheid van de administratieve structuur of de financiële situatie van de CSD die voornemens is diensten te verstrekken in de lidstaat van ontvangst of aan de toereikendheid van de maatregelen die de CSD voornemens is te nemen overeenkomstig lid 3, punt d), of lid 4, punt c), naargelang het geval. Tijdens die periode, indien de CSD reeds diensten verleent aan andere lidstaten van ontvangst, onder meer via een bijkantoor, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ook het in artikel 24 bis bedoelde college daarvan in kennis.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst stelt de relevante autoriteiten van die lidstaat onverwijld in kennis van mededelingen die zij uit hoofde van de eerste alinea ontvangt.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de CSD onmiddellijk in kennis van de datum van verzending van de in de eerste alinea bedoelde mededeling.

7.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomstig lid 6 besluit de in lid 3 of lid 4, naargelang het geval, bedoelde informatie niet aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mee te delen, geeft zij binnen twee maanden na ontvangst van die informatie aan de betrokken CSD de redenen voor die weigering op en stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en het in artikel 24 bis bedoelde college in kennis van haar besluit.

8.   De CSD kan ten vroegste 15 kalenderdagen vanaf de datum van verzending van de in lid 6, eerste alinea, bedoelde mededeling van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst beginnen met het verrichten van diensten of het oprichten van een bijkantoor als bedoeld in lid 2.

9.   Bij een wijziging in de informatie die in de in overeenstemming met lid 3 of lid 4, naargelang het geval, ingediende documenten is opgenomen, stelt de CSD de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ten minste één maand voordat zij de wijziging doorvoert schriftelijk van de wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en het in artikel 24 bis bedoelde college worden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst eveneens onverwijld van deze wijziging in kennis gesteld.

10.   De ESMA kan overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren uitvaardigen tot nadere bepaling van de reikwijdte van de beoordeling die de CSD uit hoofde van lid 3, punt d), en lid 4, punt c), van dit artikel verplicht is te verstrekken.”

.

11)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

“De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan medewerkers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en van de ESMA uitnodigen om deel te nemen aan inspecties ter plaatse.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stuurt aan de ESMA en aan het in artikel 24 bis bedoelde college de bevindingen van de inspecties ter plaatse en informatie over eventuele door die bevoegde autoriteit besloten verhelpende maatregelen of sancties.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD doet, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst onverwijld mededeling van de identiteit van de in de lidstaat van ontvangst gevestigde uitgevende instellingen en van deelnemers die financiële instrumenten aanhouden waarvan de uitgifte door het recht van de lidstaat van ontvangst wordt beheerst, aan het effectenafwikkelingssysteem dat wordt geëxploiteerd door de CSD die in die lidstaat van ontvangst kerndiensten verricht als bedoeld in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van de lidstaat van ontvangst wordt beheerst, en van alle andere relevante informatie betreffende de activiteiten van een CSD die via een bijkantoor kerndiensten verricht in de lidstaat van ontvangst.”

;

c)

lid 4 wordt geschrapt;

d)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een CSD die overeenkomstig artikel 23 op haar grondgebied diensten verricht, niet voldoet aan de verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de ESMA en het in artikel 24 bis bedoelde college van die bevindingen in kennis.

Indien de CSD, in weerwil van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen, blijft handelen in strijd met de verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarover geïnformeerd te hebben, alle passende maatregelen die nodig zijn om de bepalingen van deze verordening op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst te doen naleven. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst stelt de ESMA en het in artikel 24 bis bedoelde college onverwijld van die maatregelen in kennis.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst of die van de lidstaat van herkomst kunnen de zaak doorverwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.”

;

e)

lid 7 wordt geschrapt.

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 24 bis

College van toezichthouders

1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst richt een college van toezichthouders op om de in lid 8 bedoelde taken uit te voeren met betrekking tot een CSD waarvan de activiteiten van substantieel belang worden geacht voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in ten minste twee lidstaten van ontvangst.

2.   Het college wordt opgericht binnen één maand vanaf de datum waarop

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst vaststelt dat de door de CSD in ten minste twee lidstaten van ontvangst uitgevoerde activiteiten van substantieel belang zijn, of

b)

een van de in lid 4 genoemde entiteiten de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ervan in kennis heeft gesteld dat de door de CSD in ten minste twee lidstaten van ontvangst verrichte activiteiten van substantieel belang zijn.

3.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst beheert het college en zit het voor.

4.   Het college bestaat uit:

a)

de ESMA;

b)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst;

c)

de in artikel 12 bedoelde relevante autoriteiten;

d)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst waar de activiteiten van de CSD van substantieel belang zijn;

e)

de EBA, indien aan de CSD een vergunning is verleend op grond van artikel 54, lid 3.

5.   Indien de activiteiten van een CSD waarvoor een college wordt opgericht niet van substantieel belang zijn in een lidstaat waar een dochteronderneming die deel uitmaakt van dezelfde groep ondernemingen als de CSD, of de moederonderneming ervan, is gevestigd of waar de CSD waarvoor een college wordt opgericht gerechtigd is om diensten in een andere lidstaat te verlenen overeenkomstig artikel 23, lid 2, kunnen de bevoegde autoriteit en de relevante autoriteiten van die lidstaat op hun verzoek deelnemen aan het college.

6.   De voorzitter stelt de ESMA binnen één maand na de oprichting van het college in kennis van de samenstelling ervan, en van elke wijziging in de samenstelling ervan binnen één maand na die wijziging. De ESMA en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst publiceren onverwijld op hun website de lijst van de leden van dat college en houden die lijst actueel.

7.   Een bevoegde autoriteit die geen deel uitmaakt van het college, kan het college verzoeken om alle informatie die voor de uitoefening van haar toezichttaken relevant is.

8.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening zorgt het college voor:

a)

de uitwisseling van informatie, met inbegrip van verzoeken om informatie op grond van de artikelen 13, 14 en 15 en informatie over het toetsings- en evaluatieproces op grond van artikel 22;

b)

efficiënt toezicht door het vermijden van onnodige overlappende toezichtmaatregelen, zoals verzoeken om informatie;

c)

overeenstemming betreffende de vrijwillige toevertrouwing van taken onder haar leden;

d)

de uitwisseling van informatie over een toegestane uitbesteding of uitbreiding van activiteiten en diensten uit hoofde van artikel 19;

e)

de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst op grond van artikel 24 met betrekking tot de in artikel 23, lid 3, punt d), bedoelde maatregelen, en eventuele problemen die zich voordoen met betrekking tot het verrichten van diensten in andere lidstaten;

f)

de uitwisseling van informatie over de groepsstructuur, de directie, het leidinggevend orgaan en de aandeelhouders op grond van artikel 27;

g)

de uitwisseling van informatie over processen of regelingen die een aanzienlijke impact hebben op de governance of het risicobeheer voor de CSD's die tot de groep behoren.

9.   De voorzitter roept ten minste eenmaal per jaar of op verzoek van een lid van het college een vergadering van het college bijeen.

Teneinde de vervulling van de op grond van lid 8 aan het college opgedragen taken te vergemakkelijken, kunnen de leden van het college punten toevoegen aan de agenda van een vergadering.

De voorzitter kan op ad-hocbasis extra deelnemers uitnodigen voor de besprekingen van het college betreffende specifieke onderwerpen.

De leden van een college, anders dan de voorzitter, kunnen besluiten niet aan een vergadering van het college deel te nemen.

10.   Op verzoek van een of meer van zijn leden neemt het college overeenkomstig lid 11 niet-bindende adviezen aan met betrekking tot:

a)

kwesties die tijdens de toetsings- en evaluatieprocessen op grond van artikel 22 of artikel 60 aan het licht zijn gekomen;

b)

kwesties in verband met uitbesteding of uitbreiding van activiteiten en diensten uit hoofde van artikel 19, of

c)

kwesties in verband met een mogelijke inbreuk op deze verordening als gevolg van het verrichten van diensten in een lidstaat van ontvangst, als bedoeld in artikel 24, lid 5.

11.   Het college neemt zijn niet-bindende adviezen aan met gewone meerderheid van stemmen. De in lid 4, punten b), c) en d), bedoelde leden hebben stemrecht. Ieder stemgerechtigd lid heeft één stem. Stemgerechtigde leden die in meer dan één hoedanigheid optreden, onder meer als bevoegde autoriteit en als relevante autoriteit, hebben één stem voor elke hoedanigheid waarin zij optreden. De EBA en de ESMA hebben geen stemrecht.

12.   De werking van het college is gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst tussen alle leden ervan.

In die overeenkomst worden de praktische regelingen voor de werking van het college vastgelegd, waaronder de modaliteiten van de communicatie tussen de leden van het college, en kunnen taken worden bepaald die aan hen worden toevertrouwd.

13.   De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd op grond waarvan de activiteiten van een CSD in een lidstaat van ontvangst kunnen worden geacht van substantieel belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst.

De ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”.

13)

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Een CSD van een derde land die voornemens is de in afdeling A, punt 3, van de bijlage bedoelde kerndiensten te verrichten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, stelt de ESMA hiervan in kennis. De ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat onder het recht waarvan de financiële instrumenten vallen, in kennis van de ontvangen kennisgeving.”

;

b)

aan lid 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

de CSD van een derde land is gevestigd of beschikt over een vergunning in een derde land dat in de op grond van artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*3) vastgestelde gedelegeerde handelingen niet als derde land met een hoog risico is aangemerkt.

(*3)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”;"

c)

in lid 6 wordt de vijfde alinea vervangen door:

“Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag of na de vaststelling van een gelijkwaardigheidsbesluit door de Commissie overeenkomstig lid 9, naargelang welke datum later valt, deelt de ESMA aan de hand van een volledig gemotiveerd besluit de aanvragende CSD schriftelijk mee of de erkenning is verleend of geweigerd.”;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“13.   De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de informatie die de CSD van het derde land in de in lid 2 bis bedoelde kennisgeving aan de ESMA moet verstrekken. Deze informatie blijft beperkt tot wat strikt noodzakelijk is, met inbegrip van, indien van toepassing en beschikbaar:

a)

het aantal in de Unie gevestigde deelnemers aan wie de CSD van het derde land de in lid 2 bis bedoelde diensten verleent of voornemens is te verlenen;

b)

het aantal en het volume van de tijdens het voorgaande jaar afgewikkelde transacties in financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst;

c)

het aantal en het volume van de transacties die de deelnemers van de Unie in het voorgaande jaar hebben afgewikkeld.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”

.

14)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Indien de CSD voornemens is op grond van artikel 54, lid 2 bis, eerste alinea, punt b), bancaire nevendiensten te verrichten voor andere CSD's, beschikt die CSD over duidelijke regels en procedures om potentiële belangenconflicten aan te pakken en het risico van discriminerende behandeling van die andere CSD's en hun deelnemers te beperken.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Een CSD is belast met het aanhouden en beheren van effectieve schriftelijke organisatorische en administratieve regelingen om potentiële belangenconflicten te identificeren en te beheersen tussen haar deelnemers of hun cliënten en de CSD zelf, met inbegrip van:

a)

de directieleden van de CSD;

b)

de werknemers van de CSD;

c)

de leden van het leidinggevend orgaan van de CSD;

d)

elke persoon met directe of indirecte zeggenschap over de CSD;

e)

elke persoon die nauwe banden heeft met een of meer van de in punten a), b) en c) bedoelde personen, en

f)

elke persoon die nauwe banden heeft met de CSD zelf.

Een CSD is belast met het aanhouden en implementeren van adequate procedures om mogelijke belangenconflicten op te lossen.”

;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“9.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de regels en procedures bedoeld in lid 2, tweede alinea.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”

.

15)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een onafhankelijk lid van het leidinggevend orgaan verstaan een lid van het leidinggevend orgaan dat geen zakelijke, familiale of andere relatie heeft die aanleiding geeft tot een belangenconflict ten aanzien van de betrokken CSD of haar aandeelhouders met zeggenschap, haar management of haar deelnemers, en dat gedurende de vijf jaar voorafgaand aan zijn lidmaatschap van het leidinggevend orgaan geen dergelijke relatie heeft gehad.”;

b)

de leden 6, 7 en 8 worden vervangen door:

“6.   De bevoegde autoriteit verleent een CSD geen vergunning tenzij zij in kennis is gesteld van de identiteit van de directe of indirecte aandeelhouders of leden, natuurlijke of rechtspersonen, die een gekwalificeerde deelneming in de CSD bezitten, en van het bedrag van die deelneming.

7.   De bevoegde autoriteit weigert om aan een CSD een vergunning te verlenen indien zij niet overtuigd is van de geschiktheid van de aandeelhouders of leden die een gekwalificeerde deelneming in de CSD bezitten, daarbij rekening houdend met de noodzaak om de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de CSD te garanderen.

8.   Indien er nauwe banden bestaan tussen de CSD en andere natuurlijke personen of rechtspersonen, verleent de bevoegde autoriteit de vergunning slechts indien deze banden de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit niet belemmeren.

9.   Indien de in lid 6 bedoelde personen een invloed uitoefenen die waarschijnlijk nadelig is voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de CSD, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om een einde te stellen aan die situatie, eventueel door middel van de intrekking van de vergunning van de CSD.

10.   De bevoegde autoriteit weigert de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de CSD nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de handhaving van die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, een belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van haar toezichthoudende taken.

11.   Een CSD moet onverwijld

a)

de bevoegde autoriteit informatie verstrekken betreffende de eigendom van de CSD, en meer bepaald over de identiteit van en de omvang van de belangen van elke persoon met een gekwalificeerde deelneming in de CSD;

b)

het volgende openbaar maken:

i)

de uit hoofde van punt a) aan de bevoegde autoriteit verstrekte informatie, en

ii)

de overdracht van eigendomsrechten die resulteert in een wijziging in de zeggenschap over de CSD.”

.

16)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 27 bis

Informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten

1.   Een CSD stelt haar bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen in haar management en verstrekt de bevoegde autoriteit alle informatie die nodig is om de naleving van artikel 27, leden 1 tot en met 5, te beoordelen.

Indien het gedrag van een lid van het leidinggevend orgaan waarschijnlijk nadelig is voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de CSD, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen, welke het ontslag van dat lid uit het leidinggevend orgaan kunnen omvatten.

2.   Iedere natuurlijke of rechtspersoon of alle dergelijke in onderlinge overeenstemming handelende personen (“kandidaat-verwerver”), die besloten hebben om direct of indirect een gekwalificeerde deelneming in een CSD te verwerven dan wel direct of indirect een dergelijke gekwalificeerde deelneming in een CSD verder te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal 10 %, 20 %, 30 % of 50 % bereikt of overschrijdt of ertoe zou leiden dat de CSD hun dochteronderneming wordt (“voorgenomen verwerving”), stellen de bevoegde autoriteiten van die CSD daarvan vooraf schriftelijk in kennis, met vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in artikel 27 ter, lid 4, bedoelde relevante informatie.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten direct of indirect een gekwalificeerde deelneming in een CSD af te stoten (“kandidaat-verkoper”), stelt de bevoegde autoriteit daarvan vooraf schriftelijk in kennis, met vermelding van de omvang van dergelijke deelneming. Een zodanige persoon stelt de bevoegde autoriteit evenzo in kennis indien deze heeft besloten de omvang van een gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal onder 10 %, 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de CSD ophoudt de dochteronderneming van die persoon te zijn.

3.   De bevoegde autoriteit zendt de kandidaat-verwerver of -verkoper onverwijld en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving, en van de in lid 4 bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging.

Vanaf de datum van de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving en alle vereiste documenten die op basis van de in artikel 27 ter, lid 4, bedoelde lijst bij de kennisgeving moeten worden gevoegd, beschikt de bevoegde autoriteit over een termijn van maximaal zestig werkdagen (“beoordelingsperiode”), om de in artikel 27 ter, lid 1, bedoelde beoordeling (“beoordeling”), uit te voeren.

De bevoegde autoriteit stelt de kandidaat-verwerver of -verkoper bij de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.

4.   De bevoegde autoriteit mag tijdens de beoordelingsperiode, doch niet later dan de vijftigste werkdag daarvan, aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om de beoordeling te voltooien. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke aanvullende informatie nodig is.

De beoordelingsperiode wordt geschorst vanaf de datum van het verzoek van de bevoegde autoriteit om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver. De schorsing duurt ten hoogste twintig werkdagen. De bevoegde autoriteit mag eventueel aanvullende verzoeken ter vervollediging of verduidelijking van de informatie doen, maar deze hebben geen schorsing van de beoordelingsperiode tot gevolg.

5.   De bevoegde autoriteit kan de in lid 4, tweede alinea, bedoelde schorsing tot ten hoogste dertig werkdagen verlengen indien de kandidaat-verwerver buiten de Unie is gevestigd of aan regulering is onderworpen, of een natuurlijke of rechtspersoon is die niet onderworpen is aan toezicht uit hoofde van deze verordening of van Verordening (EU) nr. 648/2012 of Richtlijn 2009/65/EG (*4), Richtlijn 2009/138/EG (*5) of Richtlijn 2011/61/EU (*6) van het Europees Parlement en de Raad of Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU.

6.   Indien de bevoegde autoriteit na voltooiing van de beoordeling besluit zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, stelt zij de kandidaat-verwerver daarvan binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden schriftelijk in kennis en deelt zij de redenen voor dat besluit mee. Met inachtneming van het nationale recht kan een passende motivering van het besluit op verzoek van de kandidaat-verwerver openbaar worden gemaakt. Een bevoegde autoriteit kan dergelijke informatie echter ook openbaar maken zonder dat de kandidaat-verwerver daarom heeft verzocht, indien het nationale recht daarin voorziet.

7.   Indien de bevoegde autoriteit zich binnen de beoordelingsperiode niet verzet tegen de voorgenomen verwerving, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.

8.   De bevoegde autoriteit mag voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en mag die termijn zo nodig verlengen.

9.   De lidstaten mogen geen voorschriften inzake kennisgeving aan en goedkeuring door de bevoegde autoriteit van direct of indirecte verwervingen van stemrechten of kapitaal opleggen die strenger zijn dan die welke bij deze verordening zijn uiteengezet.

Artikel 27 ter

Beoordeling

1.   Bij de beoordeling van de in artikel 27 bis, lid 2, bedoelde kennisgeving en de in artikel 27 bis, lid 4, bedoelde informatie beoordeelt de bevoegde autoriteit, met het oog op de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de CSD waarop de voorgenomen verwerving betrekking heeft en rekening houdend met de waarschijnlijke invloed van de kandidaat-verwerver op de CSD, de geschiktheid van de kandidaat-verwerver en de financiële gezondheid van de voorgenomen verwerving op alle onderstaande criteria:

a)

de reputatie en de financiële gezondheid van de kandidaat-verwerver;

b)

de reputatie, kennis, vaardigheden en ervaring van de personen die verantwoordelijk zullen zijn voor de bedrijfsvoering van de CSD als gevolg van de voorgenomen verwerving;

c)

of de CSD in staat is aan deze verordening te voldoen en te blijven voldoen;

d)

of er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat wordt of werd gepoogd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/849, of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.

Bij het beoordelen van de financiële gezondheid van de kandidaat-verwerver besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan het type werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de CSD die het doelwit van de verwerving is.

Bij het beoordelen van het vermogen van de CSD om deze verordening na te leven, besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan de vraag of de structuur van de groep waarvan de CSD deel gaat uitmaken het mogelijk maakt effectief toezicht uit te oefenen, op doeltreffende wijze gegevens uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten te bepalen.

2.   De bevoegde autoriteiten mogen zich alleen tegen de voorgenomen verwerving verzetten indien daarvoor goede redenen zijn op grond van de criteria van lid 1 of indien de door de kandidaat-verwerver verstrekte informatie onvolledig is.

3.   De lidstaten stellen geen voorafgaande voorwaarden aan de omvang van de deelneming die verworven dient te worden, noch staan zij hun bevoegde autoriteiten toe de voorgenomen verwerving te toetsen aan de economische marktbehoeften.

4.   De lidstaten stellen een lijst met informatie die nodig is voor de beoordeling en die bij de in artikel 27 bis, lid 2, bedoelde kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt, ter beschikking van het publiek. De vereiste informatie staat in verhouding tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en van de voorgenomen verwerving. De lidstaten verlangen geen informatie die niet relevant is voor een prudentiële beoordeling.

5.   Wanneer de bevoegde autoriteit in kennis wordt gesteld van twee of meer voornemens om een gekwalificeerde deelneming in dezelfde CSD te verwerven of te vergroten, worden de kandidaat-verwervers, niettegenstaande artikel 27 bis, leden 2 tot en met 5, door de bevoegde autoriteit op niet-discriminerende wijze behandeld.

6.   De bevoegde autoriteiten verstrekken elkaar onverwijld alle informatie die voor de beoordeling van essentieel belang of relevant is. Daartoe delen zij elkaar op verzoek alle relevante informatie mee en verstrekken zij uit eigen beweging alle essentiële informatie. In een besluit van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de CSD welke het doelwit van de verwerving is, worden de standpunten en bedenkingen van de voor de kandidaat-verwerver verantwoordelijke bevoegde autoriteit vermeld.

7.   De ESMA vaardigt, in nauwe samenwerking met de EBA, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren uit over de beoordeling van de geschiktheid van elke persoon die de bedrijfsactiviteiten van de CSD zal leiden, evenals over de procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van directe of indirecte verwervingen en verhogingen van deelnemingen in CSD's.

Artikel 27 quater

Afwijkingsclausule voor CSD's die bancaire nevendiensten verrichten

De artikelen 27 bis en 27 ter zijn niet van toepassing op een CSD waaraan op grond van artikel 54, lid 3, vergunning is verleend en die onderworpen is aan Richtlijn 2013/36/EU.

(*4)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32)."

(*5)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1)."

(*6)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).”."

17)

In artikel 28 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Gebruikerscomités adviseren het leidinggevend orgaan over belangrijke regelingen die gevolgen hebben voor hun leden, met inbegrip van de criteria voor het toelaten van uitgevende instellingen of deelnemers tot hun effectenafwikkelingssystemen en op dienstniveau. Het dienstniveau omvat de keuze van clearing- en afwikkelingsregeling, de exploitatiestructuur van de CSD, de omvang van de afgewikkelde of vastgelegde producten, het gebruik van technologie voor de activiteiten van de CSD en relevante procedures.”

.

18)

In artikel 29 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Een CSD moet van uitgevende instellingen verlangen dat zij in het bezit zijn van een geldige identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) en deze aan de CSD overmaken.”

.

19)

Artikel 36 wordt vervangen door:

“Artikel 36

Algemene bepalingen

Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een CSD exploiteert, heeft zij passende regels en procedures, met inbegrip van robuuste boekhoudkundige praktijken en controles, om de integriteit van effectenuitgiftes te helpen waarborgen, en de risico's in verband met de veilige bewaring en afwikkeling van transacties in effecten te minimaliseren en te beheersen.”.

20)

In artikel 40 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Indien het niet praktisch en mogelijk is op rekeningen bij de centrale bank af te wikkelen, zoals bepaald in lid 1, kan een CSD aanbieden de betalingen in contanten voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan via bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via een CSD waaraan een vergunning is verleend om de in afdeling C van de bijlage bedoelde diensten te verrichten, ongeacht of zij al dan niet tot dezelfde groep van ondernemingen behoort die uiteindelijk onder de zeggenschap van dezelfde moederonderneming staat, of via haar eigen rekeningen af te wikkelen. Indien een CSD aanbiedt dergelijke betalingen in contanten via bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via haar eigen rekeningen of via de rekeningen van een andere CSD af te wikkelen, neemt zij daarbij de bepalingen van titel IV in acht.”

.

21)

In artikel 47 wordt lid 2 geschrapt.

22)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 47 bis

Uitgestelde nettoafwikkeling

1.   CSD’s die uitgestelde nettoafwikkeling toepassen, stellen de regels en procedures vast voor dat mechanisme en voor de afwikkeling van nettovorderingen en -verplichtingen van deelnemers.

2.   CSD’s die uitgestelde nettoafwikkeling toepassen, meten, monitoren en beheren de uit dat mechanisme voortvloeiende krediet- en liquiditeitsrisico’s en brengen hierover verslag uit aan de bevoegde autoriteiten.

3.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de EBA en de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de regels voor het meten, monitoren en beheren van en de verslaglegging over de krediet- en liquiditeitsrisico’s door CSD’s in verband met uitgestelde nettoafwikkeling.

De ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”.

23)

In artikel 49, lid 1, worden de tweede en de derde alinea vervangen door:

“Onverminderd het in de eerste alinea bedoelde recht van de uitgevende instelling blijft het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waaronder de effecten vallen, van toepassing. Het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waaronder de effecten vallen, betekent:

a)

het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waar de uitgevende instelling is opgericht, en

b)

het vigerende vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waaronder de effecten worden uitgegeven.

De lidstaten stellen een lijst op met de belangrijkste bepalingen ter zake uit hun vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht als bedoeld in de tweede alinea. De bevoegde autoriteiten brengen de lijst uiterlijk op 17 januari 2025 ter kennis van de ESMA. De ESMA publiceert die lijst uiterlijk op 17 februari 2025. De lidstaten actualiseren die lijst geregeld en ten minste om de twee jaar. Zij delen de geactualiseerde lijst met die regelmatige tussenpozen mee aan de ESMA. De ESMA publiceert die geactualiseerde lijst.”.

24)

In artikel 52 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Wanneer een CSD op grond van de artikelen 50 en 51 een verzoek om toegang tot een andere CSD indient, behandelt de ontvangende CSD het verzoek onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de verzoekende CSD. Indien de ontvangende CSD het verzoek inwilligt, wordt de CSD-koppeling binnen een redelijke termijn, die niet langer is dan twaalf maanden, tot stand gebracht.”

.

25)

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Aan een CSD die voornemens is de contante betalingen van al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan af te wikkelen via haar eigen rekeningen overeenkomstig artikel 40, lid 2, of die anderszins voornemens is bancaire nevendiensten als bedoeld in lid 1 te verrichten, wordt een vergunning verleend onder de in de leden 3, 6, 7, 8 en 9 bis van dit artikel gespecificeerde voorwaarden.”

;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Een CSD die voornemens is de contante betalingen van al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan af te wikkelen via rekeningen die bij een kredietinstelling of bij een CSD overeenkomstig artikel 40, lid 2, zijn geopend, heeft toestemming om met het oog daarop onder de in de leden 3 tot en met 9 bis van dit artikel gespecificeerde voorwaarden over te gaan tot aanwijzing van een of meer:

a)

kredietinstellingen waaraan overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend, of

b)

CSD's die op grond van lid 3 van dit artikel beschikken over een vergunning voor het verrichten van bancaire nevendiensten.

Een vergunning om kredietinstellingen of CSD’s aan te wijzen overeenkomstig de eerste alinea, wordt alleen gebruikt met betrekking tot het verrichten van de in afdeling C van de bijlage bedoelde bancaire nevendiensten voor de afwikkeling van de contante betalingen voor het gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssystemen van de CSD die de bancaire nevendiensten wil gebruiken, en niet voor het verrichten van enige andere activiteiten.

De overeenkomstig de eerste alinea aangewezen kredietinstellingen en CSD's die over een vergunning beschikken om bancaire nevendiensten te verrichten, worden als afwikkelende instanties beschouwd.”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan, kan een CSD toestemming krijgen om een kredietinstelling aan te wijzen voor het verrichten van bancaire nevendiensten voor de afwikkeling van de contante betalingen voor het gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssystemen van die CSD op grond van lid 2 bis, punt a):

a)

de kredietinstelling voldoet aan de in artikel 59, leden 1, 3 en 4, neergelegde prudentiële vereisten en aan de in artikel 60 neergelegde toezichtvereisten;

b)

de kredietinstelling verricht zelf geen van de in afdeling A van de bijlage bedoelde kerndiensten;

c)

de vergunning uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU wordt alleen gebruikt voor het verrichten van de in afdeling C van de bijlage bedoelde bancaire nevendiensten voor de afwikkeling van de contante betalingen voor alle effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan van de CSD die de bancaire nevendiensten wil gebruiken, en niet voor het verrichten van enige andere activiteiten;

d)

de kredietinstelling is onderworpen aan een bijkomende kapitaalopslag die een afspiegeling vormt van de risico's, met inbegrip van het krediet- en het liquiditeitsrisico, welke voortvloeien uit het verlenen van intradag-krediet aan, onder meer, de deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem of andere gebruikers van CSD-diensten;

e)

de kredietinstelling brengt aan de bevoegde autoriteit ten minste maandelijks en als onderdeel van de openbaarmaking zoals voorgeschreven in deel acht van Verordening (EU) nr. 575/2013, jaarlijks aan het publiek verslag uit over de omvang en het beheer van intradag-liquiditeitsrisico's, overeenkomstig artikel 59, lid 4, punt j), van deze verordening, en

f)

de kredietinstelling heeft de bevoegde autoriteit een deugdelijk herstelplan voorgelegd ter waarborging van de continuïteit van haar kritieke bedrijfsactiviteiten, ook in situaties waarin als gevolg van het vanuit een afzonderlijke juridische entiteit verrichten van bancaire nevendiensten zich het liquiditeitsrisico of het kredietrisico voordoet.”

;

d)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“4 bis.   Indien een CSD overeenkomstig lid 2 bis een kredietinstelling of een CSD wenst aan te wijzen om de contante betalingen van al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan af te wikkelen, zijn die contante betalingen niet in een valuta van het land waar de aanwijzende CSD is gevestigd.”

;

e)

de leden 5, 6 en 7 worden vervangen door:

“5.   Lid 4 is niet van toepassing op de in lid 2 bis, punt a), bedoelde kredietinstellingen, en lid 4 bis is niet van toepassing op de in lid 2 bis bedoelde kredietinstellingen en CSD's die aanbieden de contante betalingen voor alle of een deel van de effectenafwikkelingssystemen van de CSD af te wikkelen indien de totale waarde van die afwikkeling in contanten via bij die kredietinstellingen en CSD's, naargelang het geval, geopende rekeningen, berekend over een periode van één jaar, de overeenkomstig lid 9 bepaalde drempel niet overschrijdt.

De bevoegde autoriteit controleert ten minste één keer per jaar dat de in de eerste alinea bedoelde drempel in acht wordt genomen. De bevoegde autoriteit zendt haar bevindingen samen met de onderliggende gegevens toe aan de ESMA en de EBA. De bevoegde autoriteit deelt haar bevindingen ook mee aan de leden van het ESCB. Indien de bevoegde autoriteit constateert dat de drempel is overschreden, verzoekt de bevoegde autoriteit, onverminderd artikel 40, lid 1, de betrokken CSD een vergunning aan te vragen overeenkomstig lid 2. De betrokken CSD dient haar vergunningsaanvraag binnen zes maanden in.

6.   Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van risico's uit hoofde van artikel 59, leden 3 en 4, niet voldoende wordt beperkt, kan zij verlangen dat een CSD meer dan één kredietinstelling of CSD bedoeld in lid 2 bis, aanwijst, of een kredietinstelling of CSD bedoeld in lid 2 bis, aanwijst naast het zelf verrichten van diensten overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

7.   Een CSD die een vergunning heeft verkregen voor het verrichten van bancaire nevendiensten en een overeenkomstig lid 2 bis, punt a), aangewezen kredietinstelling voldoen te allen tijde aan de voorwaarden die vereist zijn voor het verkrijgen van een vergunning krachtens deze verordening en stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle aanzienlijke wijzigingen die gevolgen hebben voor de voorwaarden voor vergunningverlening.”

;

f)

in lid 8 wordt de eerste alinea vervangen door:

“8.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen ter bepaling van de bijkomende op risico gebaseerde kapitaalopslag als bedoeld in lid 3, punt d), en lid 4, punt d).”

;

g)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“9.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB en de ESMA, ontwerpen van technische reguleringsnormen om de in lid 5 bedoelde drempel te bepalen, evenals begeleidende passende vereisten inzake risicobeheer en prudentiële vereisten ter beperking van risico's in verband met de aanwijzing van kredietinstellingen overeenkomstig lid 2 bis. Bij het ontwikkelen van die normen houdt de EBA rekening met het volgende:

a)

de mogelijke gevolgen voor de marktstabiliteit van een wijziging van het risicoprofiel van CSD's en hun deelnemers, met inbegrip van de systeemrelevantie van CSD's voor de werking van de effectenmarkten;

b)

de gevolgen voor de krediet- en liquiditeitsrisico's voor CSD's, voor de betrokken aangewezen kredietinstellingen en voor de deelnemers van de CSD's die voortvloeien uit de afwikkeling van betalingen in contanten via rekeningen die zijn geopend bij kredietinstellingen die niet onderworpen zijn aan lid 4;

c)

de mogelijkheid voor CSD's om contante betalingen in verschillende valuta's af te wikkelen;

d)

de noodzaak te voorkomen dat afwikkeling in centralebankgeld onbedoeld verschuift naar afwikkeling in commerciëlebankgeld, en dat de inspanningen van CSD's om in centralebankgeld af te wikkelen worden ontmoedigd, en

e)

de noodzaak om te zorgen voor een gelijk speelveld voor CSD's in de Unie.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”

.

26)

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   De CSD dient haar aanvraag voor een vergunning voor het aanwijzen van een kredietinstelling of een CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten of voor een vergunning om zelf alle bancaire nevendiensten te verrichten, als vereist uit hoofde van artikel 54, in bij de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst.

2.   De aanvraag bevat alle nodige informatie op grond waarvan de bevoegde autoriteit zich ervan kan vergewissen dat de CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten op het tijdstip van de vergunning alle nodige regelingen hebben getroffen om te voldoen aan de in deze verordening neergelegde verplichtingen. De aanvraag bevat een operationeel programma met de beoogde bancaire nevendiensten, de organisatiestructuur van de betrekkingen tussen de CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten en de wijze waarop die CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten, voornemens zijn aan de prudentiële vereisten van artikel 59, leden 1, 3, 4 en 4 bis, en aan de andere voorwaarden van artikel 54 te voldoen.”

;

b)

lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste, tweede en derde alinea worden vervangen door:

“De in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten brengen binnen twee maanden na ontvangst van de in dat lid bedoelde informatie een gemotiveerd advies over de vergunning uit. Indien een autoriteit niet binnen deze termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.

Indien een in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteit een negatief gemotiveerd advies uitbrengt, legt de bevoegde autoriteit die voornemens is de vergunning te verlenen de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten binnen één maand na ontvangst van dat negatieve advies, een gemotiveerde reactie op het negatief advies voor.

Indien een van de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten binnen één maand na voorlegging van die gemotiveerde reactie een negatief advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit niettemin voornemens is de vergunning te verlenen, kan iedere autoriteit die een negatief advies heeft uitgebracht, de zaak voor bijstand naar de ESMA doorverwijzen uit hoofde van artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”;

ii)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

“De bevoegde autoriteit stelt de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten onverwijld in kennis van de resultaten van de vergunningsprocedure, met inbegrip van eventuele verhelpende maatregelen.”.

27)

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten c), d) en e) worden vervangen door:

“c)

zij houdt voldoende gekwalificeerde liquide middelen in alle betrokken valuta's om in een breed scala van stressscenario's tijdig afwikkelingsdiensten te kunnen verstrekken, waarbij de genoemde scenario's onder meer betrekking hebben op het liquiditeitsrisico als gevolg van wanbetaling door ten minste twee deelnemers, met inbegrip van de respectieve moederonderneming en dochterondernemingen, met betrekking tot welke zij haar grootste blootstelling heeft;

d)

zij beperkt de overeenkomstige liquiditeitsrisico's met gekwalificeerde liquide middelen in elke betrokken valuta, zoals contanten bij de centrale bank van uitgifte en andere kredietwaardige financiële instellingen, gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare overeenkomsten en zeer liquide zekerheden of beleggingen die gemakkelijk beschikbaar zijn en in contanten kunnen worden omgezet middels vooraf vastgestelde financieringsregelingen die zeer betrouwbaar zijn, zelfs onder extreme maar plausibele marktomstandigheden, en zij identificeert, meet en monitort het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit de diverse financiële instellingen waarvan zij voor de beheersing van haar liquiditeitsrisico’s gebruikmaakt;

e)

indien zij gebruikmaakt van vooraf vastgestelde financieringsregelingen die zeer betrouwbaar zijn, gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare overeenkomsten, kiest zij alleen kredietwaardige financiële instellingen als liquiditeitsverstrekkers; zij voert voor elk van de betrokken liquiditeitsverstrekkers, met inbegrip van haar moederonderneming en dochterondernemingen, passende concentratiegrenzen in en past die daarop toe;”;

ii)

punt i) wordt vervangen door:

“i)

zij heeft vooraf vastgestelde, zeer betrouwbare regelingen om ervoor te zorgen dat zij de zekerheden die haar door een in gebreke blijvende cliënt zijn verstrekt, tijdig te gelde kan maken, en wanneer gebruik wordt gemaakt van niet-gecommitteerde overeenkomsten, toont zij aan dat alle daarmee gepaard gaande potentiële risico's zijn onderkend en beperkt;”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“4 bis.   Indien een CSD op grond van artikel 54, lid 2 bis, eerste alinea, punt b), voornemens is bancaire nevendiensten te verrichten voor andere CSD's, beschikt zij over duidelijke regels en procedures om potentiële krediet-, liquiditeits- en concentratierisico's die uit de verrichting van die diensten voortvloeien, te adresseren.”

;

c)

in lid 5 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

“5.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere omschrijving van de kaders en instrumenten voor het monitoren van, het meten van, het beheersen van, het verslag uitbrengen over en het openbaar maken van de krediet- en liquiditeitsrisico's, met inbegrip van de intradag-risico's, bedoeld in de leden 3 en 4, alsook van de in lid 4 bis bedoelde regels en procedures. Die ontwerpen van technische reguleringsnormen worden in voorkomend geval in overeenstemming gebracht met de technische reguleringsnormen die overeenkomstig artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn vastgesteld.

De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.”

.

28)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

“De in de eerste alinea bedoelde bevoegde autoriteiten beoordelen regelmatig en ten minste om de twee jaar of de aangewezen kredietinstelling of de CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten, artikel 59 naleeft, en brengt het resultaat van het door haar uit hoofde van dit lid uitgeoefende toezicht, met inbegrip van eventuele verhelpende maatregelen of boetes, ter kennis van de voor de CSD bevoegde autoriteit, die op haar beurt de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten en, waar van toepassing, het in artikel 24 bis bedoelde college inlicht.”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de aanhef wordt vervangen door:

“De voor de CSD bevoegde autoriteit toetst en evalueert, na raadpleging van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en de relevante autoriteiten, ten minste om de twee jaar het volgende:”;

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“De voor de CSD bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten minste om de twee jaar de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten, en, waar van toepassing, het in artikel 24 bis bedoelde college, in kennis van de resultaten, met inbegrip van verhelpende maatregelen of boetes, van de in dit lid bedoelde toetsing en evaluatie.”.

29)

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is met ingang van 17 september 2014 voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend.”

;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   De in artikel 7, leden 5 en 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend met ingang van 16 januari 2024.”

;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, lid 2, en in artikel 7, leden 5 en 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”

;

d)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Een op grond van artikel 2, lid 2, en artikel 7, leden 5 en 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.”

.

30)

In artikel 68 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.”

.

31)

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De nationale voorschriften inzake vergunningverlening aan CSD's blijven van toepassing tot de datum waarop uit hoofde van deze verordening een besluit wordt genomen over de vergunningverlening aan CSD's en voor hun activiteiten, inclusief CSD-koppelingen of tot 17 januari 2025, indien dit eerder is.”

;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

“4 bis.   De nationale voorschriften voor erkenning van CSD's van derde landen blijven van toepassing tot de datum waarop uit hoofde van deze verordening een besluit wordt genomen over de erkenning van de CSD's van derde landen en van hun activiteiten, of tot 17 januari 2027, indien dit eerder is.

Een CSD van een derde land die de in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage bedoelde kerndiensten verricht met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, op grond van de toepasselijke nationale voorschriften inzake erkenning van CSD's van derde landen, stelt de ESMA hiervan binnen twee jaar vanaf 16 januari 2024 in kennis.

De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de informatie die de CSD van het derde land verplicht is haar te verstrekken in de in de tweede alinea bedoelde kennisgeving. Deze informatie blijft beperkt tot wat strikt noodzakelijk is, met inbegrip van, waar van toepassing en mogelijk:

a)

het aantal deelnemers aan wie de CSD van het derde land de in de tweede alinea bedoelde diensten verleent of voornemens is te verlenen;

b)

de categorieën financiële instrumenten ten aanzien waarvan de CSD van het derde land dergelijke diensten verricht, en

c)

het totale volume en de totale waarde van dergelijke financiële instrumenten.

De ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 17 januari 2025 aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4 ter.   Een CSD van een derde land die vóór 17 januari 2026 de in afdeling A, punt 3, van de bijlage bedoelde kerndiensten heeft verricht met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, dient de in artikel 25, lid 2 bis, bedoelde kennisgeving uiterlijk op 17 januari 2026 in.

4 quater.   Indien een CSD vóór 16 januari 2024 een volledige erkenningsaanvraag in overeenstemming met artikel 25, leden 4, 5 en 6, heeft ingediend, maar de ESMA op die datum nog geen besluit in overeenstemming met artikel 25, lid 6, heeft genomen, blijven de nationale voorschriften inzake erkenning van CSD's van toepassing totdat het ESMA-besluit is genomen.”

;

c)

de volgende leden worden toegevoegd:

“6.   De gedelegeerde handeling vastgesteld op grond van artikel 7, lid 14, zoals van toepassing vóór 16 januari 2024 blijft van toepassing tot de datum van toepassing van de op grond van artikel 7, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling.

De gedelegeerde handeling vastgesteld op grond van artikel 7, lid 15, punten a), b), en g), zoals van toepassing vóór 16 januari 2024, blijft van toepassing tot de datum van toepassing van de op grond van artikel 7, lid 10, vastgestelde gedelegeerde handeling.

7.   De bevoegde autoriteiten richten op grond van artikel 24 bis binnen één maand vanaf de datum van inwerkingtreding van de uit hoofde van artikel 24 bis, lid 13, vastgestelde technische reguleringsnormen colleges op.

8.   Een CSD die in een andere lidstaat de in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage bedoelde kerndiensten heeft verricht of die een bijkantoor heeft geopend, overeenkomstig artikel 23 zoals van toepassing vóór 16 januari 2024, valt onder de in artikel 23, leden 3 tot en met 6, beschreven procedure, doch enkel wat betreft:

a)

het opzetten van een nieuw bijkantoor;

b)

een verandering in het aanbod van die diensten.”

.

32)

Artikel 72 wordt geschrapt.

33)

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de aanhef wordt vervangen door:

“1.   De ESMA dient, in samenwerking met de EBA en de bevoegde en de relevante autoriteiten, bij de Commissie verslagen in waarin beoordelingen van tendensen, potentiële risico's en zwakke plekken en, indien noodzakelijk, aanbevelingen voor preventieve of verhelpende maatregelen op de markten voor diensten die onder deze verordening vallen, worden verricht. Die verslagen omvatten een beoordeling van de volgende elementen:”;

ii)

de punten a), b) en c) worden vervangen door:

“a)

de afwikkelingsefficiëntie voor binnenlandse en grensoverschrijdende operaties voor elke lidstaat, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met:

i)

het aantal en het volume van mislukte afwikkelingsoperaties en de ontwikkeling daarvan;

ii)

het effect van geldboetes op mislukte afwikkelingsoperaties voor alle instrumenten;

iii)

de duur en belangrijkste oorzaken van mislukte afwikkelingsoperaties;

iv)

de categorieën financiële instrumenten en markten waar de hoogste percentages mislukte afwikkelingsoperaties worden waargenomen;

v)

een internationale vergelijking van de percentages mislukte afwikkelingsoperaties;

vi)

het bedrag van de in artikel 7 bedoelde geldboetes;

vii)

voor zover van toepassing, het aantal en de volumes van de in artikel 7 bis bedoelde verplichte buy-ins;

viii)

door de bevoegde autoriteiten genomen maatregelen om situaties aan te pakken waarin de afwikkelingsefficiëntie van een CSD over een periode van zes maanden aanzienlijk lager was dan de gemiddelde afwikkelingsefficiëntieniveaus die op de markt van de Unie werden geregistreerd;

a bis)

de afwikkelingsefficiëntieniveaus ten opzichte van de situatie op grote kapitaalmarkten van derde landen en in termen van verhandelde instrumenten en soorten transacties die op die markten werden uitgevoerd;

b)

het passende karakter van de geldboetes voor mislukte afwikkelingsoperaties, in het bijzonder de behoefte aan extra flexibiliteit voor die bij mislukte afwikkelingsoperaties opgelegde boetes met betrekking tot niet-liquide financiële instrumenten;

c)

het aantal en het volume van de transacties die buiten de door CSD's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen zijn afgewikkeld en de ontwikkeling daarvan in de tijd, met inbegrip van een vergelijking met het aantal en het volume van de transacties die zijn afgewikkeld in door CSD's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, op basis van de uit hoofde van artikel 9 ontvangen informatie en andere relevante informatie, alsmede de gevolgen van die ontwikkeling voor de mededinging op de afwikkelingsmarkt en potentiële risico's voor de financiële stabiliteit van interne afwikkeling;”;

iii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

“l)

de behandeling van overeenkomstig artikel 25, lid 2 bis, ingediende kennisgevingen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De in lid 1 bedoelde verslagen worden als volgt bij de Commissie ingediend:

a)

om de twee jaar voor de in lid 1, punten a), a bis), b), c), i) en 1), bedoelde verslagen;

b)

om de drie jaar voor de in lid 1, punten d) en f), bedoelde verslagen;

c)

ten minste om de drie jaar, en in ieder geval binnen zes maanden na een collegiale toetsing overeenkomstig artikel 24, voor het in lid 1, punt g), bedoelde verslag;

d)

op verzoek van de Commissie, voor de in lid 1, punten e), h), j) en k), bedoelde verslagen.

De in lid 1 bedoelde verslagen worden uiterlijk op 30 april van het betrokken jaar, als bepaald overeenkomstig de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde periodiciteit, aan de Commissie toegezonden.”

;

c)

de volgende leden worden toegevoegd:

“3.   Uiterlijk op 17 januari 2025 en vervolgens om de twee jaar legt de ESMA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de beoordeling van de mogelijke verkorting van de in artikel 5, lid 2, eerste zin, bedoelde periode (“afwikkelingscyclus”). Dat verslag omvat:

a)

een beoordeling van de wenselijkheid van het verkorten van de afwikkelingscyclus en van de mogelijke gevolgen van een dergelijke verkorting voor CSD's, handelsplatforms en andere marktdeelnemers;

b)

een beoordeling van de kosten en baten van het verkorten van de afwikkelingscyclus in de Unie, waarbij in voorkomend geval een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende financiële instrumenten en categorieën transacties;

c)

een gedetailleerde beschrijving van hoe er kan worden overgestapt op een kortere afwikkelingscyclus, waarbij in voorkomend geval een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende financiële instrumenten en categorieën transacties;

d)

een overzicht van de internationale ontwikkelingen op het gebied van afwikkelingscycli en de gevolgen daarvan voor de kapitaalmarkten van de Unie.

4.   Op verzoek van de Commissie verstrekt de ESMA een kosten-batenanalyse van de invoering van het verplichte buy-inproces. Deze kosten-batenanalyse bestaat uit de volgende elementen:

a)

de gemiddelde duur van mislukte afwikkelingsoperaties met betrekking tot financiële instrumenten of categorieën transacties in die financiële instrumenten waarop verplichte buy-ins kunnen worden toegepast;

b)

de gevolgen van de invoering van het verplichte buy-inproces voor de markt van de Unie, met inbegrip van een beoordeling van de onderliggende redenen van de mislukte afwikkelingsoperaties waarop verplichte buy-ins kunnen worden toegepast en een analyse van de gevolgen die voortvloeien uit het onderwerpen van specifieke financiële instrumenten en categorieën transacties aan verplichte buy-ins;

c)

de toepassing van een soortgelijk buy-inproces op vergelijkbare markten van derde landen en de gevolgen voor het concurrentievermogen van de markt van de Unie;

d)

duidelijke gevolgen van mislukte afwikkelingsoperaties voor de financiële stabiliteit van de Unie;

e)

duidelijke gevolgen van uiteenlopende afwikkelingsefficiëntiepercentages voor de versnippering van de kapitaalmarkten van de Unie, inclusief de redenen waarom die percentages zo uiteenlopen en welke passende maatregelen er in dat verband kunnen worden genomen.

5.   De EBA publiceert, in samenwerking met de leden van het ESCB en de ESMA, een jaarverslag over die CSD's die andere CSD's of kredietinstellingen aanwijzen voor het verrichten van bancaire nevendiensten. In dat verslag wordt rekening gehouden met de bevindingen in verband met de monitoring van de drempel door de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 54, lid 5, en met de krediet- en liquiditeitsimplicaties voor CSD's die bancaire nevendiensten verrichten onder die drempel.

6.   De ESMA dient, na raadpleging van de leden van het ESCB, uiterlijk op 17 januari 2025 bij de Commissie een verslag in over de wenselijkheid van de toepassing van aanvullende regelgevingsinstrumenten ter verbetering van de afwikkelingsefficiëntie in de Unie.

Dat verslag heeft ten minste betrekking op de vormgeving van de transactieomvang, de gedeeltelijke afwikkeling van mislukte transacties en het gebruik van geautomatiseerde uitlenings- en leningsprogramma's.

Daarna brengt de ESMA, na raadpleging van de leden van het ESCB, om de drie jaar verslag uit over eventuele aanvullende instrumenten om de afwikkelingsefficiëntie in de Unie te verbeteren. Indien er geen nieuwe instrumenten zijn vastgesteld, stelt de ESMA de Commissie daarvan in kennis en is zij niet verplicht een verslag voor te leggen.

7.   Uiterlijk op 17 januari 2026 legt de EBA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB en de ESMA, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de beoordeling van het resterend kredietverlies in verband met de in artikel 59, lid 3, punt g), bedoelde resterende kredietblootstellingen en manieren om dit tegen te gaan. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.”

.

34)

Artikel 75 wordt vervangen door:

“Artikel 75

Toetsing

Uiterlijk op 17 januari 2029 toetst de Commissie deze verordening en stelt zij er een algemeen verslag over op. De Commissie beoordeelt met name:

a)

de in artikel 74, lid 1, punten a) tot en met l), bedoelde kwesties, stelt vast of er andere aanzienlijke belemmeringen van de mededinging in de onder deze verordening vallende diensten zijn die onvoldoende worden ondervangen en overweegt de potentiële behoefte aan andere maatregelen om:

i)

de afwikkeling efficiënter te maken;

ii)

de gevolgen van het falen van CSD's voor belastingbetalers te beperken;

iii)

vastgestelde, met interne afwikkeling verband houdende problemen op het gebied van mededinging of financiële stabiliteit aan te pakken;

iv)

de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling te minimaliseren;

v)

te zorgen voor adequate bevoegdheden en informatie voor de autoriteiten om risico's te monitoren;

b)

de werking van het regelgevings- en toezichtkader voor CSD's in de Unie, met name de CSD’s wier activiteiten van substantieel belang zijn voor de werking van effectenmarkten en de bescherming van beleggers in de Unie in ten minste twee lidstaten van ontvangst, met bijzondere aandacht voor de grensoverschrijdende verrichting van diensten, potentiële risico's voor cliënten en deelnemers aan CSD's, beleggersbescherming en de financiële stabiliteit in de Unie;

c)

de werking en het toepassingsgebied van het regelgevings- en toezichtkader van de Unie voor CSD's van derde landen, met name het toezicht op dergelijke CSD’s wanneer zij diensten in de Unie verrichten, met inbegrip van de rol van de ESMA.

De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EU) nr. 236/2012

In Verordening (EU) nr. 236/2012, wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 15

Buy-inprocedures

Een centrale tegenpartij in een lidstaat die clearingdiensten voor aandelen verricht, zorgt voor procedures die aan elk van de volgende vereisten voldoen:

a)

wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die aandelen verkoopt, niet in staat is de aandelen te leveren met het oog op de afwikkeling binnen vier werkdagen na de dag waarop de afwikkeling moet plaatsvinden, treden automatisch procedures in werking die voorzien in een buy-in van de aandelen, om te zorgen dat de aandelen met het oog op de afwikkeling worden geleverd;

b)

wanneer de buy-in van de aandelen met het oog op de levering niet mogelijk is, wordt aan de koper een bedrag betaald dat gebaseerd is op de waarde van de te leveren aandelen op de leveringsdatum, vermeerderd met een bedrag voor verliezen die de koper als gevolg van het mislukken van de afwikkeling heeft geleden;

c)

de natuurlijke of rechtspersoon die de afwikkeling laat mislukken, vergoedt alle op grond van de punten a) en b) betaalde bedragen.”.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De volgende punten van artikel 1 zijn evenwel van toepassing met ingang van 17 januari 2026:

a)

punt 3), met betrekking tot artikel 7, lid 3, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

punt 13), a);

c)

punt 22), met betrekking tot artikel 47 bis, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014;

d)

punt 25), e);

e)

punt 27), a).

Daarnaast is artikel 1, punt 33, a) en b), van toepassing met ingang van 1 mei 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 december 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)   PB C 367 van 26.9.2022, blz. 3.

(2)   PB C 443 van 22.11.2022, blz. 87.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 9 november 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 november 2023.

(4)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie van 25 mei 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake afwikkelingsdiscipline (PB L 230 van 13.9.2018, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PB L 151 van 2.6.2022, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(10)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(11)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(13)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(14)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2845/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top