This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32023R2758
Commission Implementing Regulation (EU) 2023/2758 of 12 December 2023 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain hot-rolled flat products of iron, non-alloy or other alloy steel originating in the Federative Republic of Brazil, the Islamic Republic of Iran and the Russian Federation following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Regulation (EU) 2016/1036 of the European Parliament and of the Council
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2758 van de Commissie van 12 december 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2758 van de Commissie van 12 december 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
C/2023/8511
PB L, 2023/2758, 13.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2758/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL Serie L |
2023/2758 |
13.12.2023 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/2758 VAN DE COMMISSIE
van 12 december 2023
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Gezien Verordening (EU) 2015/477 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 inzake de maatregelen die de Europese Unie kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen (2), en met name artikel 1,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorafgaande onderzoeken
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 (3) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) antidumpingrechten ingesteld op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië (“Brazilië”), de Islamitische Republiek Iran (“Iran”), de Russische Federatie (“Rusland”) en Oekraïne (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. |
(2) |
Op 18 januari 2021 heeft de Commissie naar aanleiding van een verzoek van de European Steel Association (“Eurofer” of “de indiener van het verzoek”) een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend dat beperkt was tot een onderzoek naar dumping door één Russische producent, PAO Severstal. Op 18 maart 2022 heeft Eurofer haar verzoek echter ingetrokken, waarna het nieuwe onderzoek werd beëindigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/624 van de Commissie (4). |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(3) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden komen te vervallen (5), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de oorspronkelijke maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. |
(4) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening, is op 4 juli 2022 ingediend door Eurofer, namens de bedrijfstak van de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal. Het verzoek was erop gebaseerd dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot herhaling en voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie zou leiden. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(5) |
Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 5 oktober 2022 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) (“het bericht van opening”). |
1.4. Beëindiging van de maatregelen tegen Oekraïne
(6) |
Op 23 november 2022 heeft de indiener van het verzoek zijn verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de oorspronkelijke maatregelen ingetrokken voor zover het betrekking had op Oekraïne. Vervolgens heeft de Commissie op 16 februari 2023 besloten om het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wat de invoer uit Oekraïne betreft te beëindigen overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de basisverordening en om het nieuwe onderzoek betreffende de invoer uit Brazilië, Iran en Rusland voort te zetten (7). |
(7) |
Aangezien het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van Oekraïne is beëindigd, zijn de oorspronkelijke maatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Oekraïne vijf jaar na de instelling van de oorspronkelijke maatregelen automatisch vervallen. |
1.5. Geldende maatregelen
(8) |
De thans geldende antidumpingmaatregelen waarop dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrekking heeft, zijn derhalve die welke van toepassing zijn op de invoer uit Brazilië, Iran en Rusland (“de betrokken landen”). De maatregelen zijn ingesteld in de vorm van een vast recht per ton, en de rechten variëren van 54,50 tot 63,00 EUR/ton voor Brazilië, 57,50 EUR/ton voor Iran en 17,60 tot 96,50 EUR/ton voor Rusland. |
1.6. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(9) |
Het onderzoek naar voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
1.7. Belanghebbenden
(10) |
In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indiener van het verzoek, de haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten en de autoriteiten in de betrokken landen, de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers, handelaren en verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
(11) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.8. Opmerkingen over de opening van het onderzoek
(12) |
De Commissie heeft opmerkingen over de opening van het onderzoek ontvangen van het Ministerie van Economische Ontwikkeling van de Russische Federatie en het Ministerie van Industrie en Handel van de Russische Federatie (“de Russische overheid”), de federale regering van Brazilië (“de Braziliaanse overheid”), vertegenwoordigd door de Missie van Brazilië bij de Europese Unie, en de Braziliaanse producenten Usinas Siderúrgicas de Minas Gerais S.A (“Usiminas”) en Companhia Siderúrgica Nacional (“CSN”). |
(13) |
De Russische overheid herinnerde eraan dat de sancties van de Unie naar aanleiding van de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne gevolgen hebben gehad voor de invoer van het betrokken product. Daar voegde zij aan toe dat de Unie op 26 maart 2022 een invoerverbod op Russische ijzer- en staalproducten heeft ingesteld, en ook betoogde zij dat sinds het tweede kwartaal van 2022 de invoer van bijna alle soorten warmgewalste platte producten (WWP) uit Rusland tot stilstand is gekomen. Volgens de Russische overheid zijn deze sancties langdurig van aard en waren er ten tijde van het onderzoek geen tekenen dat zij zouden worden afgezwakt. De Russische overheid voerde derhalve aan dat de Commissie er rekening mee moet houden dat de sancties van invloed zijn op de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping — met name op de beoordeling van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en van de verklaring van de indiener van het verzoek in het verzoek dat de markten van derde landen de Russische staalcapaciteit niet zouden kunnen absorberen (8). Met betrekking tot de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voerde de Russische overheid aan dat de verstoring van de handelsstromen en toeleveringsketens als gevolg van de sancties de markt van de Unie voor Russische leveranciers minder aantrekkelijk heeft gemaakt vanwege het gepercipieerde risico van handelsbeperkingen. Bovendien zullen er volgens de Russische overheid veel tijd en inspanningen nodig zijn om de handelsbetrekkingen tussen de Unie en Rusland weer aan te halen. Tot slot voerde de Russische overheid ook aan dat de waarschijnlijkheid van herhaling van schade niet kon worden vastgesteld wegens de instelling van de sancties van de Unie. |
(14) |
Ten eerste, wat betreft het argument van de Russische overheid dat de invoer van bijna alle WPP-soorten uit Rusland in het tweede kwartaal van 2022 tot stilstand is gekomen, merkte de Commissie op dat met het vierde sanctiepakket, waaraan de Russische overheid refereerde, een invoerverbod voor enkel 21 van de 24 in overweging 42 genoemde GN-codes is ingesteld (9). Belangrijk is echter dat dit invoerverbod overeenkomstig artikel 3 octies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/428 niet van toepassing was op de uitvoering tot 17 juni 2022 van contracten die vóór 16 maart 2022 zijn gesloten, of van aanvullende overeenkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van die contracten. Met uitzondering van de laatste 13 dagen van het tijdvak van het nieuwe onderzoek hadden de sancties derhalve geen gevolgen voor de invoer van het betrokken product uit Rusland. Bovendien werd voor de overige drie GN-codes pas na het tijdvak van het nieuwe onderzoek een invoerverbod ingesteld op grond van het achtste sanctiepakket (10). Laatstgenoemd invoerverbod was niet van toepassing op de uitvoering tot 8 januari 2023 van vóór 7 oktober 2022 gesloten contracten. Invoer van het betrokken product uit Rusland kon bijgevolg ook in het tweede kwartaal van 2022 worden voortgezet. Ten tweede, wat de verwachte gevolgen van de sancties voor het betrokken product uit Rusland betreft, herinnerde de Commissie eraan dat deze sancties verband houden met de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne en de onderliggende geopolitieke situatie. De reikwijdte, de modulering en/of de duur ervan zijn dientengevolge niet voorzienbaar. Bovendien hebben antidumpingmaatregelen een geldigheidsduur van vijf jaar. Gezien deze onzekerheden, en gezien het feit dat de Raad de precieze reikwijdte en duur van de sancties op elk moment kan wijzigen, heeft de Commissie vastgesteld dat deze sancties de opening van een nieuw onderzoek niet uitsluiten en dat zij niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping — noch met betrekking tot de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, noch met betrekking tot de verlegging van uitvoerstromen naar de Unie wegens de situatie op de markten van derde landen — en op die inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade. De Russische overheid heeft in het bijzonder geen bewijs aangevoerd waaruit zou blijken dat met name de hervatting van de invoer met dumping van het betrokken product uit Rusland veel tijd en inspanningen zal vergen. Dit argument werd daarom afgewezen. |
(15) |
De Russische overheid voerde voorts aan dat de in het verzoek bedoelde informatie over de geplande capaciteitsuitbreiding, die was gebaseerd op het OESO-verslag over de laatste ontwikkelingen in de staalproductiecapaciteit in 2021 (11), niet correct was. De Russische overheid betoogde met name dat geen van de in het verzoek genoemde staalproductieprojecten in Rusland was uitgevoerd en dat de onderneming Don-Metal een handelaar in metaalschroot was en geen producent. Bovendien breidde de onderneming Novolipetsk Steel (NLMK) volgens de Russische overheid haar capaciteit niet uit, zoals werd verklaard in het verzoek op basis van een persbericht van Steel Business Briefing (“SBB”), maar voerde zij een ecologische modernisering van de bestaande staalproductie uit. |
(16) |
De Commissie merkte op dat ook zonder rekening te houden met de door de Russische overheid betwiste bewijsstukken, het door Eurofer in het verzoek verstrekte bewijs van overcapaciteit (12) niet is weerlegd. Hoewel een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een toekomstgerichte exercitie is en de geplande capaciteitsuitbreiding inderdaad een rol kan spelen bij de beoordeling of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich zal herhalen, is bestaande overcapaciteit — in tegenstelling tot toekomstige overcapaciteit — een veel sterkere indicator voor waarschijnlijkheid. Het verzoek bevatte derhalve voldoende bewijsmateriaal om de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te rechtvaardigen en dit argument werd afgewezen. |
(17) |
Voorts voerde de Russische overheid aan dat in bijlage 5 bij de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek de dumpingberekening voor Rusland niet was opgenomen en dat de als “HRFS_ER_Annexes_Part1” aangeduide reeks bijlagen geen gegevens over de uitvoerprijs bevatte. |
(18) |
De Commissie merkte op dat hoewel het als “Dumpingmargeberekening vier landen” aangeduide dossier in bijlage 5 onbedoeld slechts de eerste bladzijde van het document bevatte, het verzoek om een nieuw onderzoek alle noodzakelijke elementen voor de dumpingberekening bevatte (13) en dat de daaruit voortvloeiende gemiddelde dumpingmarge voor de betrokken landen in het verzoek was vermeld (14). Zoals blijkt uit overweging 19, heeft de Russische overheid de dumpingberekening voor Rusland gebaseerd op de gegevens van het verzoek om een nieuw onderzoek en heeft zij daarover opmerkingen gemaakt. Met name met betrekking tot de gegevens over de uitvoerprijs heeft Eurofer, zoals blijkt uit het verzoek om een nieuw onderzoek (15), de uitvoerprijzen voor haar berekening gebaseerd op cif-prijzen van Eurostat, die openbaar beschikbaar zijn, en, bij wijze van alternatief, op fob-prijzen van de uitvoergegevens van de Trade Data Monitor (“TDM”), beide naar behoren gecorrigeerd tot prijzen af fabriek. Zoals uiteengezet in het verzoek om een nieuw onderzoek (16), waren de uitvoergegevens van de TDM opgenomen in bijlage 6. Bijlage 6 maakte, net als bijlage 5, deel uit van het door de Russische overheid genoemde pakket bijlagen. Dit argument werd derhalve afgewezen. In elk geval heeft Eurofer op 18 november 2022 de volledige bijlage 5 ingediend, zodat alle belanghebbenden tijdig opmerkingen konden indienen. |
(19) |
Tot slot voerde de Russische overheid aan dat de enige uitvoerprijs die zij in het verzoek om een nieuw onderzoek kon vinden, de Russische prijs bij uitvoer naar de Unie van Eurostat was, die voor de in het verzoek vermelde periode was vastgesteld op 823 EUR per ton (17). Bij vergelijking van deze prijs met de normale waarde voor dezelfde periode, gecorrigeerd voor de geschatte binnenlandse vracht, wat neerkomt op 650 tot 750 EUR per ton, voerde zij aan dat de invoer uit Rusland niet met dumping op de markt van de Unie werd verkocht. |
(20) |
De Commissie merkte op dat Eurofer in bijlage 5 bij het verzoek om een nieuw onderzoek twee reeksen Russische binnenlandse prijzen heeft verstrekt: prijzen af fabriek van Developing Markets Steel Review, gepubliceerd door MEPS International Ltd. (“MEPS”), en cpt-prijzen van SBB (18). Zoals blijkt uit bijlage 5, heeft Eurofer de dumpingmarge in het verzoek berekend op basis van binnenlandse gegevens van MEPS. Er zij namelijk gegevens betreffende MEPS verstrekt voor Brazilië en Oekraïne (anders dan wat SBB betreft, waarvoor alleen gegevens voor Rusland beschikbaar waren), en Eurofer heeft de dumpingmarge voor drie van de betrokken landen consequent berekend aan de hand van gegevens uit dezelfde bron. Eurofer heeft vervolgens twee parallelle dumpingberekeningen gemaakt, waarbij de binnenlandse prijzen van MEPS werden vergeleken met zowel de uitvoerprijzen van Eurostat als de prijzen af fabriek van TDM. In beide gevallen heeft Eurofer dumping vastgesteld. De Russische overheid daarentegen heeft er arbitrair voor gekozen om alleen binnenlandse CPT-prijzen van SBB te gebruiken. Vervolgens heeft zij de binnenlandse CPT-prijzen van SBB gecorrigeerd tot het niveau af fabriek voor de geschatte binnenlandse vracht. Omgekeerd heeft zij geen correctie toegepast op de cif-uitvoerprijs van Eurostat. Daarom heeft zij ten onrechte de binnenlandse prijzen af-fabriek vergeleken met de cif-uitvoerprijzen. Het argument werd daarom afgewezen. |
(21) |
Usiminas verklaarde dat de door Eurofer gebruikte methode om aan te tonen dat er prima facie sprake is van herhaling van invoer met dumping uit Brazilië, en met name om de Braziliaanse uitvoer vast te stellen aan de hand van gegevens van Turkije, Chili en Portugal, in dit geval niet toepasbaar is en dat zij onjuist is toegepast. Volgens Usiminas kan de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, leden 8 en 9, van de basisverordening alleen worden samengesteld wanneer er geen uitvoer naar de Unie plaatsvindt. Aangezien er in dit geval in de verslagperiode sprake was van uitvoer uit Brazilië naar de Unie, voerde Usiminas aan dat in het verzoek om een nieuw onderzoek de werkelijke Braziliaanse prijzen bij uitvoer naar de Unie hadden moeten worden gebruikt en dat de Commissie derhalve ten onrechte de in het verzoek verstrekte informatie had aanvaard. |
(22) |
De Commissie herinnerde eraan dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt geopend wanneer het verzoek om een nieuw onderzoek voldoende bewijsmateriaal bevat dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. In het verzoek om een nieuw onderzoek heeft de indiener van het verzoek betoogd dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot herhaling van invoer met dumping uit Brazilië en dat invoer tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie zou terugvloeien, overeenkomstig de huidige prijzen ervan op de markten van derde landen. Om zijn argument te staven, en gezien de geringe omvang van de invoer uit Brazilië in de Unie tijdens de verslagperiode, heeft de indiener van het verzoek gebruikgemaakt van de prijzen bij uitvoer uit Brazilië naar alle derde landen, en afzonderlijk naar Turkije, Chili en Portugal. De Commissie was van oordeel dat deze prijzen een relevant element waren voor haar beoordeling van de gegrondheid van het dossier en samen met andere door de indiener van het verzoek verstrekte informatie voldoende bewijsmateriaal vormden, waarmee werd voldaan aan de vereisten van artikel 11, lid 2, voor de opening van het onderzoek. Het argument werd daarom afgewezen. |
(23) |
Usiminas voerde aan dat de Commissie de cumulatieve analyse van Eurofer niet had mogen aanvaarden als voldoende voorlopig bewijsmateriaal om de zaak te openen. Voorts betoogden Usiminas, CSN en de Braziliaanse overheid dat een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen niet gerechtvaardigd is gezien het verschil in concurrentievoorwaarden tussen de invoer uit Brazilië en de invoer uit de andere onderzochte landen, de verwaarloosbare invoervolumes en de prijsontwikkeling van de invoer uit Brazilië. |
(24) |
De Commissie was het niet eens met dit argument. Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek is er namelijk sprake van een fragiele situatie voor de bedrijfstak van de Unie en is herhaling van schade waarschijnlijk. De indiener van het verzoek moest dus bewijsmateriaal verstrekken over de waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer uit Brazilië bij het ontbreken van maatregelen. In dit verband werd in het verzoek gekeken naar factoren zoals overcapaciteit in Brazilië, het prijsniveau van de Braziliaanse uitvoer naar derde landen, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie (met inbegrip van een berekening van de prijsonderbieding voor Brazilië). Al deze factoren werden individueel geanalyseerd voor Brazilië in plaats van op cumulatieve basis. Het daadwerkelijke volume van de invoer werd inderdaad op cumulatieve basis verstrekt, maar vormde als zodanig niet de basis voor de conclusie inzake herhaling van schade. Het verzoek om een nieuw onderzoek werd derhalve geacht voldoende bewijsmateriaal te bevatten voor de opening van de zaak. |
1.9. Steekproeven
(25) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
1.9.1. Steekproef van producenten in de Unie
(26) |
In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van representativiteit met betrekking tot het productie- en verkoopvolume van het onderzochte product, terwijl ook de geografische locatie in aanmerking werd genomen. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 25 % van de geschatte totale productievolumes en 26 % van de verkoop van het soortgelijke product in de Unie. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Er werden geen opmerkingen van wezenlijk belang ontvangen en de voorlopige steekproef werd bevestigd. |
1.9.2. Steekproef van importeurs
(27) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was, en zo ja om deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. |
(28) |
Geen enkele niet-verbonden importeur heeft zich echter gemeld en de gevraagde informatie verstrekt. |
1.9.3. Steekproef van producenten in de betrokken landen
(29) |
Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, om deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten in de betrokken landen verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de missies van Brazilië, Iran en Rusland verzocht om mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(30) |
Vier producenten in Brazilië hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. |
(31) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van twee groepen producenten bestaande uit drie producenten samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht, die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 98 % van de totale uitvoer naar de Unie vanuit Brazilië vertegenwoordigden. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten en de Braziliaanse autoriteiten geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er werden geen opmerkingen over de steekproef ontvangen. |
(32) |
In het geval van Iran heeft één producent de vragenlijst voor de steekproef beantwoord. Gezien het geringe aantal producenten dat zich heeft gemeld, was een steekproef derhalve niet noodzakelijk. |
(33) |
In het geval van Rusland heeft de Commissie van de Russische producenten geen steekproefantwoorden ontvangen. |
1.10. Antwoorden op de vragenlijst
(34) |
De Commissie heeft links naar de vragenlijsten toegezonden aan de enige Iraanse producent die zich heeft gemeld en aan de in de steekproef opgenomen Braziliaanse producenten en producenten in de Unie. Dezelfde vragenlijsten waren op de dag van de opening van het onderzoek ook online (19) beschikbaar gesteld. |
(35) |
Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de twee in de steekproef opgenomen Braziliaanse groepen van producenten en de Iraanse producent. |
1.11. Controle
(36) |
De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. De Commissie heeft via videoconferenties kruislingse controles op afstand verricht van de door de volgende ondernemingen verstrekte informatie:
|
(37) |
Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken verricht bij de volgende ondernemingen:
|
1.12. Mededeling van feiten en overwegingen
(38) |
Op 25 oktober 2023 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de van kracht zijnde antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. |
(39) |
De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, indien passend, in aanmerking genomen. Usiminas verzocht om een hoorzitting en werd op 10 november 2023 gehoord door de diensten van de Commissie. |
2. ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(40) |
Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed (“WPP” of “het onderzochte product”). |
(41) |
Dit onderzoek heeft geen betrekking op de volgende producten:
|
(42) |
Het onderzochte product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-codes 7226191091, 7226191095), 7226 91 91 en 7226 91 99. |
(43) |
Warmgewalste platte staalproducten worden geproduceerd door middel van warm walsen. Dit is een proces voor het vormen van metaal waarbij heet metaal door een of meer paren hete rollen wordt gevoerd om het metaal dunner te maken en een uniforme dikte te verkrijgen en waarbij de temperatuur van het metaal hoger ligt dan zijn rekristallisatietemperatuur. Deze kunnen in verschillende vormen worden geleverd: opgerold (geolied of niet geolied, gebeitst of niet gebeitst), op maat gesneden (als plaat) of als smalle banden. |
(44) |
Warmgewalste platte staalproducten hebben twee belangrijke toepassingen. Ten eerste zijn ze het primaire materiaal voor de productie van verschillende downstreamstaalproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste platte en beklede staalproducten. Ten tweede worden ze gebruikt als industrieel basismateriaal, dat door eindgebruikers wordt afgenomen voor diverse toepassingen, onder meer in de bouwsector (productie van stalen buizen), scheepsbouw, gascontainers, auto’s, drukvaten en energiepijpleidingen. |
2.2. Betrokken product
(45) |
Het betrokken product in het kader van dit onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit Brazilië, Iran en Rusland. |
2.3. Soortgelijk product
(46) |
Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd wat was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(47) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Federale Republiek Brazilië
3.1.1. Opmerkingen vooraf
(48) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van het onderzochte product uit Brazilië voortgezet ofschoon op een lager niveau dan tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (d.w.z. van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016). De invoer van WPP uit Brazilië maakte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 1,38 % uit van de markt van de Unie, vergeleken met een marktaandeel van 1,79 % in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. In absolute cijfers was de omvang van de invoer uit Brazilië gedaald van 608 541 ton in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek tot 478 692 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
3.1.2. Dumping
3.1.3. Normale waarde
(49) |
Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van het onderzochte product naar de Unie. Op basis hiervan was de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief. |
(50) |
Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten. |
(51) |
Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door iedere in de steekproef opgenomen producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 5 % vertegenwoordigt van de totale omvang van de uitvoer naar de Unie van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie stelde vast dat de binnenlandse verkoop representatief was voor op één na alle productsoorten die door een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de markt van de Unie werden uitgevoerd. |
(52) |
Vervolgens heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald om vast te stellen of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde. |
(53) |
De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:
|
(54) |
In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop van die productsoort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(55) |
De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek indien:
|
(56) |
Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat meer dan 80 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(57) |
Voor de productsoort die in het geheel niet was verkocht op de binnenlandse markt, werden de gewogen gemiddelde verkoop-, algemene en administratieve (VAA)-kosten en de winst op alle transacties op de binnenlandse markt bij de productiekosten van de productsoort opgeteld, aangezien er geen verkoop van deze productsoort van andere Braziliaanse producenten plaatsvond. |
3.1.4. Uitvoerprijs
(58) |
De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs exporteerden naar verbonden ondernemingen in de Unie. De in de Unie gevestigde verbonden ondernemingen gebruikten WPP voornamelijk voor de vervaardiging van andere producten. Uit het onderzoek is niet gebleken dat de verbonden ondernemingen die de vragenlijst hebben beantwoord, WPP van niet-verbonden ondernemingen zouden hebben gekocht. De Commissie kon derhalve niet bevestigen of de verbonden prijs een marktconforme prijs was, terwijl zij in het oorspronkelijke onderzoek wel bevestigde dat de verbonden prijzen marktconforme prijzen waren. |
(59) |
Aangezien in een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geen dumpingmarge hoeft te worden vastgesteld, maar alleen de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping moet worden bepaald, achtte de Commissie het niettemin passend om een overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgestelde uitvoerprijs te gebruiken. |
3.1.5. Vergelijking
(60) |
De Commissie heeft per productsoort de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek zoals hierboven vastgesteld. |
(61) |
Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten en verpakking. |
3.1.6. Dumpingmarges
(62) |
Voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het onderzochte product, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. |
(63) |
Op grond hiervan bedroegen de indicatieve gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, voor de in de steekproef opgenomen producenten respectievelijk 16,2 % en 18,7 %. Bijgevolg werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
(64) |
In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde CSN aan dat zijn door de Commissie berekende dumpingmarge waarschijnlijk te hoog was. Met name was het, aangezien de Commissie niet kon vaststellen dat de exportverkopen van CSN aan haar verbonden onderneming in de EU tegen marktprijzen plaatsvond, waarschijnlijk dat deze verkoop plaatsvond tegen prijzen die lager waren dan de prijzen op de vrije markt. De reden hiervoor was, aldus CSN, dat de verrekenprijzen over het algemeen lager zijn dan de prijzen op de vrije markt. Bovendien zou het, gezien de hoge inflatie in Brazilië en de schommeling van de wisselkoers, passender zijn om de dumpingmarge te berekenen aan de hand van maandelijkse gemiddelden voor de normale waarde en de uitvoerprijs in plaats van gemiddelden voor het gehele tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis van die methodologie betoogde CSN dat er nog steeds sprake zou zijn van dumping, maar in iets mindere mate. |
(65) |
De Commissie merkte op dat CSN het argument met betrekking tot de verrekenprijs niet heeft onderbouwd. Voorts zou, zelfs indien de door CSN voorgestelde methode voor de berekening inzake dumping zou worden aanvaard, het verschil in dumpingmarge gering zijn en derhalve de conclusies over de voortzetting van dumping niet wijzigen. Gezien het bovenstaande werden de argumenten van CSN afgewezen. |
3.2. Islamitische Republiek Iran
3.2.1. Opmerkingen vooraf
(66) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek is de invoer van WPP uit Iran nagenoeg verdwenen. De Commissie heeft de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping onderzocht in de hiernavolgende afdeling. |
3.3. Russische Federatie
3.3.1. Opmerkingen vooraf
(67) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van het onderzochte product uit Rusland voortgezet, zij het op een lager niveau dan tijdens het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Volgens Eurostat maakte de invoer van WPP uit Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 3,55 % uit van de markt van de Unie, vergeleken met een marktaandeel van 4,29 % tijdens het oorspronkelijke onderzoek. In absolute cijfers was de omvang van de invoer uit Rusland gedaald van 1 455 436 ton in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek tot 1 224 699 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(68) |
Zoals vermeld in overweging 33, werkte geen van de producenten-exporteurs uit Rusland aan het onderzoek mee. Derhalve heeft de Commissie op 27 oktober 2022, door middel van de mededeling in het dossier over de steekproef van producenten-exporteurs, alle belanghebbenden ervan in kennis gesteld dat zij wegens het gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de bevindingen met betrekking tot Rusland. De Commissie heeft in dit verband geen opmerkingen ontvangen. |
(69) |
Daarom werden in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name op vrij toegankelijke informatie (zoals officiële websites van ondernemingen), de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie, en de van de meewerkende partijen (d.w.z. de indiener van het verzoek) tijdens het nieuwe onderzoek verkregen informatie. |
3.3.2. Dumping
3.3.3. Normale waarde
(70) |
Wegens het gebrek aan medewerking van de Russische producenten heeft de Commissie voor het vaststellen van een normale waarde in Rusland gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Hiertoe is de door de indiener van het verzoek ingediende informatie gebruikt. |
(71) |
De Commissie kon geen openbaar beschikbare gegevens vinden over binnenlandse prijzen van WPP in Rusland. Daarom werd de normale waarde gebaseerd op de binnenlandse prijzen in Rusland die zijn vastgesteld aan de hand van de gemiddelde prijzen van de binnenlandse prijslijsten voor warmgewalst breedband van MEPS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, waarbij de verwerkingskosten werden opgeteld om de prijs van WPP te verkrijgen. Om tot de prijzen af fabriek te komen, werden de binnenlandse vervoerskosten in mindering gebracht, zoals door de indiener van het verzoek geschat in het verzoek om een nieuw onderzoek. |
3.3.4. Uitvoerprijs
(72) |
Bij gebrek aan medewerking van de Russische producenten werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van invoergegevens op cif-niveau van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. De cif-prijs werd daartoe verlaagd met de kosten van goederenvervoer per spoor en binnenlands vervoer, zoals door de indiener van het verzoek geschat in het verzoek om een nieuw onderzoek. |
3.3.5. Vergelijking
(73) |
De Commissie heeft de normale waarde en de hierboven bepaalde uitvoerprijs in het stadium af fabriek vergeleken. |
3.3.6. Dumpingmarge
(74) |
Op basis hiervan bedraagt de indicatieve dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, ongeveer 5 %. Bijgevolg werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
4. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
4.1. Federale Republiek Brazilië
(75) |
Naar aanleiding van de bevinding die erop wijst dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden vervallen. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in Brazilië en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
4.1.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in Brazilië
(76) |
In het verzoek om een nieuw onderzoek heeft de indiener van het verzoek informatie verstrekt over de productiecapaciteit, de productie, het verbruik en de reservecapaciteit in Brazilië. |
(77) |
Wat de reservecapaciteit van WPP betreft, verklaarde de indiener van het verzoek dat er op basis van de CRU-gegevens (20) in 2020 een reservecapaciteit van meer dan 6,6 miljoen ton bestond in vergelijking met het productieniveau van WPP in Brazilië (21). In dit verband merkte de Commissie op dat de door de indiener van het verzoek overgelegde berekeningen van de reservecapaciteit zijn gebaseerd op de nominale capaciteit, dat wil zeggen de maximale capaciteit die theoretisch kan worden bereikt onder ideale omstandigheden, bijvoorbeeld door een specifieke productmix te produceren en zonder rekening te houden met geplande of niet-geplande onderhoudsperioden. Voor de berekening van de reservecapaciteit in dit geval achtte de Commissie het passender om, indien beschikbaar, gebruik te maken van de productiecapaciteit die de maximale hoeveelheid vertegenwoordigt die realistisch gezien kan worden geproduceerd, rekening houdend met dergelijke factoren. |
(78) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hun bezettingsgraad ten opzichte van 2019 en 2020 hebben verhoogd en hun productiecapaciteit dicht benaderden, met een bezettingsgraad van meer dan 90 %. De reservecapaciteit van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs bleek in het tijdvak van het nieuwe onderzoek dus beperkt te zijn. Dit moet echter worden gezien tegen de achtergrond van het feit dat de invoer uit Brazilië in de Unie werd voortgezet in hoeveelheden die slechts iets lager waren dan in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. |
4.1.2. Uitvoer naar derde landen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(79) |
De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk was dat Braziliaanse producenten-exporteurs hun uitvoer tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie zouden verhogen als de maatregelen zouden komen te vervallen. Daartoe heeft de Commissie het prijsniveau van de Braziliaanse producenten op hun binnenlandse markt en de Braziliaanse uitvoer naar de markten van derde landen geanalyseerd en vergeleken met het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie. |
(80) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de binnenlandse prijzen in Brazilië van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de beoordelingsperiode hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, met uitzondering van de prijzen van één in de steekproef opgenomen producent-exporteur in 2020. |
(81) |
Wat de prijzen bij uitvoer naar derde landen betreft, waren de prijzen voor de in de steekproef opgenomen producent-exporteur met significante uitvoer naar derde landen in de beoordelingsperiode in het algemeen lager (gemiddeld 12 %) dan de prijzen van de producenten in de Unie op de markt van de Unie. Dit is in overeenstemming met de prijsvergelijkingen van de Global Trade Atlas (“GTA”), waaruit blijkt dat de prijs bij uitvoer naar derde landen van alle Braziliaanse exporteurs lager is dan de prijzen op de markt van de Unie gedurende de beoordelingsperiode. |
(82) |
Om een indicatie te krijgen van het waarschijnlijke prijsstellingsgedrag bij uitvoer naar de Unie in een situatie zonder maatregelen, heeft de Commissie ook de Braziliaanse prijs bij uitvoer naar derde landen vergeleken met de Braziliaanse normale waarde voor de in de steekproef opgenomen producent-exporteur die ook naar derde landen uitvoerde. De vergelijking werd gemaakt op het niveau af fabriek. Op basis hiervan werd vastgesteld dat de normale waarde hoger was dan de prijs bij uitvoer naar derde landen, met het verschil uitgedrukt als percentage van de cif-prijs grens Unie van ongeveer 20 %. |
(83) |
De Commissie merkte ook op dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het aandeel van de uitvoer naar de Unie in hun totale verkoop, wat volume betreft, aanzienlijk hebben verhoogd. Er wordt aan herinnerd dat deze verkoop plaatsvond tegen dumpingprijzen. Het is dan ook waarschijnlijk dat de invoer met dumping zal blijven toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(84) |
De Braziliaanse overheid voerde aan dat de Braziliaanse WPP-producenten zich richten op het bedienen van hun binnenlandse en regionale markten en geen prikkel hebben om hun uitvoer naar de Unie te verhogen. |
(85) |
Uit het onderzoek bleek dat meer dan 50 % van de verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (TNO) inderdaad op de binnenlandse markt plaatsvond. De bovengenoemde stijging van hun uitvoer naar de Unie als aandeel in hun totale verkoop deed zich echter voor ondanks het feit dat de prijzen op de Braziliaanse binnenlandse markt hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. |
(86) |
In hun opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde de Braziliaanse overheid haar argument dat het de Braziliaanse WPP-producenten aan stimulansen ontbreekt om hun uitvoer naar de Unie te verhogen, en verwees zij naar de beweerdelijke focus van Braziliaanse producenten op de binnenlandse en regionale markten, de beperkte reservecapaciteit in Brazilië, het EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) en de vrijwaringsrechten van de EU op de invoer van bepaalde staalproducten. |
(87) |
Wat de focusmarkten en de beschikbare reservecapaciteit van Braziliaanse producenten betreft, is de markt van de Unie, zoals vermeld in overweging 81, aantrekkelijker dan andere uitvoermarkten. Gezien dit feit zou de beperkte reservecapaciteit in Brazilië een verdere toename van de uitvoer naar de Unie niet voorkomen. Derhalve werden deze argumenten afgewezen. De argumenten met betrekking tot het CBAM en de vrijwaringsmaatregelen worden behandeld in overweging 211. |
4.1.3. Conclusie
(88) |
De Commissie concludeerde dat het, gezien het feit dat de Braziliaanse invoer tegen dumpingprijzen slechts licht was gedaald in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen betreft, en het feit dat de prijzen van de uitvoer uit Brazilië naar derde landen onder de binnenlandse prijzen liggen, waarschijnlijk is dat Braziliaanse producenten tegen dumpingprijzen naar de Unie zullen blijven uitvoeren indien de maatregelen komen te vervallen. |
4.2. Islamitische Republiek Iran
(89) |
Aangezien er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen sprake was van uitvoer uit Iran naar de Unie, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening onderzocht of herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende elementen zijn onderzocht: de productie- en reservecapaciteit in Iran, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en de prijzen bij uitvoer naar derde landen. |
4.2.1. Productie- en reservecapaciteit in Iran
(90) |
In het verzoek om een nieuw onderzoek en in latere opmerkingen heeft de indiener van het verzoek berekeningen van de capaciteit voor WPP wat staal betreft en reservecapaciteit in Iran verstrekt op basis van twee informatiebronnen, te weten Plantfacts en CRU (22). Volgens deze berekeningen beschikte Iran in het tijdvak van het nieuwe onderzoek over aanzienlijke reservecapaciteit. De Commissie was van oordeel dat, net als in het geval van Brazilië zoals uiteengezet in overweging 77, deze berekeningen waren gebaseerd op de nominale capaciteit en dat het voor haar beoordeling passender zou zijn om, indien beschikbaar, gebruik te maken van de productiecapaciteit. |
(91) |
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de meewerkende producent-exporteur uit Iran in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zijn productiecapaciteit dicht benaderde en dat zijn reservecapaciteit in het tijdvak van het nieuwe onderzoek derhalve beperkt was. |
(92) |
Uit het onderzoek bleek echter ook dat de onderneming was begonnen met de bouw van een nieuwe warmbandwalserij om haar WPP-capaciteit aanzienlijk te vergroten. Volgens aan de directeur van de onderneming toegeschreven verklaringen van januari 2020 (23) zou het project, dat volgens planning binnen 900 dagen moest worden voltooid, leiden tot een uitbreiding van de jaarlijkse WPP-capaciteit met 4,5 miljoen ton. |
(93) |
Tijdens de kruislingse controle op afstand, die werd uitgevoerd via videoconferentie, verklaarde de onderneming dat het project met aanzienlijke vertragingen te kampen had, zonder daarvoor echter behoorlijk bewijs te leveren. Bovendien voerde de onderneming aan dat de nieuwe warmbandwalserij bedoeld was om alleen de binnenlandse markt te bedienen, vanwege de aanzienlijke groei die op deze markt werd verwacht. Ter staving van dit argument presenteerde de onderneming een interne prognose van de ontwikkeling van de binnenlandse markt. |
(94) |
De Commissie merkte op dat indien de prognoses van de onderneming uitkomen (volgens het meest waarschijnlijke scenario voor de ontwikkeling van de binnenlandse markt), rekening houdend met het huidige marktaandeel van de onderneming, de exploitatie van de nieuwe warmbandwalserij zou leiden tot een reservecapaciteit van ruim boven de 1 miljoen ton per jaar. |
(95) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er de komende jaren in Iran aanzienlijke reservecapaciteit beschikbaar zal zijn, die kan worden gebruikt voor uitvoer, met inbegrip van de uitvoer naar de Unie. |
4.2.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en prijzen bij uitvoer naar derde landen
(96) |
De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk was dat Iraanse producenten-exporteurs het onderzochte product tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie zouden gaan uitvoeren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Daartoe heeft de Commissie het prijsniveau van de uitvoer van de meewerkende Iraanse producent naar derde landen vergeleken met het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie en het prijsniveau van de meewerkende Iraanse producent op de binnenlandse markt met het prijsniveau van zijn uitvoer naar markten van derde landen. |
(97) |
Bovendien heeft de Commissie de cif-prijzen bij uitvoer uit Iran naar derde landen, zoals door de meewerkende producent verstrekt in zijn antwoorden op de vragenlijst, vergeleken met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De prijzen bij uitvoer naar derde landen bleken in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 14 % lager te zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Daarom is de markt van de Unie aantrekkelijker dan andere mogelijke uitvoerbestemmingen van het onderzochte product en hebben Iraanse producenten een economische prikkel om de uitvoer naar de Unie te verschuiven indien de maatregelen komen te vervallen. |
(98) |
Om een idee te krijgen van de vermoedelijke prijzen bij uitvoer naar de Unie in een situatie zonder maatregelen, heeft de Commissie bovendien de Iraanse prijs bij uitvoer naar derde landen vergeleken met de Iraanse normale waarde aan de hand van de gegevens die voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek zijn verstrekt door de meewerkende producent-exporteur. De vergelijking werd gemaakt op het niveau af fabriek. Op basis hiervan bedroeg het prijsverschil tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen, vastgesteld als een percentage van de cif-prijs grens Unie, ongeveer 3 %. Tijdens de kruislingse controle op afstand kon echter niet worden geverifieerd of de totale waarde van de uitvoertransacties was betaald. Daarom was de Commissie van oordeel dat de werkelijke prijzen bij uitvoer naar derde landen nog lager zouden kunnen zijn en dat bovengenoemd verschil tussen de binnenlandse prijzen en de uitvoerprijzen nog groter zou kunnen zijn. Dit duidt erop dat indien de maatregelen zouden worden ingetrokken en de prijzen waartegen de Iraanse producent-exporteur het betrokken product naar de Unie zou uitvoeren, in overeenstemming zijn met de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen die tijdens het nieuwe onderzoek zijn vastgesteld, de dumpingmarges waarschijnlijk aanmerkelijk zouden zijn. |
(99) |
De meewerkende Iraanse producent-exporteur voerde in zijn opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen aan dat de beoordeling van de Commissie onjuist was omdat er geen sprake was van voortzetting van dumping. De producent-exporteur betwistte ook de conclusies met betrekking tot reservecapaciteit. Aangezien de opmerkingen van de onderneming gebaseerd zijn op vertrouwelijke informatie, heeft de Commissie deze in een afzonderlijk document behandeld dat enkel naar de onderneming is gestuurd. |
4.2.3. Conclusie
(100) |
De Commissie concludeerde dat vanwege de verwachte reservecapaciteit in Iran, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het feit dat de prijzen van de uitvoer uit Iran naar derde landen onder de binnenlandse prijzen liggen, herhaling van dumping bij uitvoer uit Iran zeer waarschijnlijk is indien de maatregelen komen te vervallen. |
4.3. Russische Federatie
(101) |
Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productie- en reservecapaciteit in Rusland, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de mogelijke absorptiecapaciteit van de markten van derde landen. |
4.3.1. Productie- en reservecapaciteit in Rusland
(102) |
In het verzoek om een nieuw onderzoek heeft de indiener van het verzoek informatie verstrekt over de productiecapaciteit, de productie, het verbruik en de reservecapaciteit in Rusland. |
(103) |
Wat de productiecapaciteit van WPP betreft, heeft de indiener van het verzoek twee reeksen gevoelige CRU-gegevens verstrekt die onder het auteursrecht vallen (24). Daarnaast heeft hij het OESO-verslag over de laatste ontwikkelingen in de staalproductiecapaciteit in 2021 (25) overgelegd (26). Wat de productie van WPP betreft, heeft de indiener van het verzoek dezelfde twee reeksen gevoelige CRU-gegevens verstrekt die onder het auteursrecht vallen (27), alsook alternatieve gevoelige gegevens van Plantfacts die onder het auteursrecht vallen (28). Daarnaast heeft hij een uittreksel van het OESO-verslag over de ontwikkelingen op de staalmarkt in het vierde kwartaal van 2021 (29) overgelegd. Wat het verbruik en de reservecapaciteit van WPP betreft, heeft de indiener van het verzoek een reeks gevoelige CRU-gegevens verstrekt die onder het auteursrecht vallen (30). |
(104) |
Wegens het gebrek aan medewerking van de Russische producenten-exporteurs heeft de Commissie haar bevindingen met betrekking tot de productiecapaciteit van WPP in Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gebaseerd op de capaciteit voor de productie van ruw staal die is gerapporteerd in het OESO-verslag over de laatste ontwikkelingen in de staalproductiecapaciteit, toegerekend aan WPP op basis van gegevens van de World Steel Association (“Worldsteel”). In de eerste plaats wees het meest recente OESO-verslag over de laatste ontwikkelingen in de staalproductiecapaciteit op een stijgende trend in de productiecapaciteit van ruw staal in Rusland (31), die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gemiddeld 90,5 miljoen ton bedroeg. Worldsteel meldde dat WPP (met inbegrip van warmgewalste bandstaalproducten) en warmgewalst breedband (dat, zoals gemeld door de indiener van het verzoek, de vorm is waarin WPP gewoonlijk wordt uitgevoerd (32)) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gemiddeld 21,7 % van het wereldwijde uitvoervolume van eindproducten van staal (dus met uitzondering van ingots en halffabricaten) uitmaakten (33). Dit percentage voor WPP werd toegepast op de capaciteit voor de productie van ruw staal in Rusland, wat resulteerde in een productiecapaciteit van WPP in Rusland van 19,6 miljoen ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(105) |
De Commissie heeft haar bevindingen met betrekking tot de productie van WPP in Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gebaseerd op toegerekende gegevens van Worldsteel over de productie van ruw staal. Worldsteel meldde tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek een gemiddelde productie van ruw staal in Rusland van 74,3 miljoen ton (34). Op basis van hetzelfde aandeel van WPP als hierboven vermeld, heeft de Commissie — als voorzichtige schatting — vastgesteld dat Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 16,1 miljoen ton WPP produceerde. |
(106) |
De Commissie baseerde haar bevindingen met betrekking tot het verbruik van WPP in Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op toegerekende gegevens van Worldsteel over het verbruik van ruw staal. Volgens Worldsteel bedroeg het gemiddelde verbruik van ruw staal in Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 42,8 miljoen ton (35). Op basis van hetzelfde aandeel van WPP en warmgewalst breedband als hierboven vermeld, heeft de Commissie — als voorzichtige schatting — vastgesteld dat het Russische verbruik van WPP in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 9,3 miljoen ton bedroeg. |
(107) |
Op basis van bovenstaande gegevens heeft de Commissie vastgesteld dat Rusland een reservecapaciteit van 3,5 miljoen ton had in vergelijking met de productie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, dat wil zeggen 10 % van het verbruik op de vrije markt in de Unie. Bovendien was het verbruik in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, bij vergelijking van de productiecapaciteit met het binnenlandse verbruik, 10 miljoen ton lager dan de capaciteit, dat wil zeggen bijna 30 % van het verbruik op de vrije markt in de Unie. |
(108) |
Overtollige productiecapaciteit vormt een prikkel om te blijven uitvoeren. Het is duidelijk dat de Russische producenten alle bestaande mogelijkheden tot verhoging van de productie moeten benutten om optimaal gebruik te maken van hun geïnstalleerde capaciteit. De meest voor de hand liggende manier is het betreden van open markten wereldwijd en zeer waarschijnlijk tegen dumpingprijzen, zoals in het huidige onderzoek nog steeds het geval is. |
(109) |
Op grond van bovenstaande feiten en overwegingen heeft de Commissie geconcludeerd dat de Russische producenten beschikken over voldoende reservecapaciteit, die kan worden gebruikt voor de uitvoer van WPP tegen dumpingprijzen naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
4.3.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(110) |
De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk was dat Russische producenten hun uitvoer tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie zouden verhogen als de maatregelen zouden komen te vervallen. Derhalve heeft de Commissie het prijsniveau van de Russische producenten op hun binnenlandse markt en het prijsniveau van de Russische uitvoer naar de markten van derde landen geanalyseerd en vergeleken met het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie. |
(111) |
De Russische uitvoervolumes en -prijzen die zijn gebruikt om de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie te bepalen, werden overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van beschikbare gegevens en gebaseerd op gegevens van GTA en informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek. |
(112) |
De Commissie heeft de voor de vaststelling van de normale waarde gebruikte Russische binnenlandse prijzen vergeleken met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Uit de vergelijking bleek dat de gemiddelde Russische binnenlandse prijzen 17 % lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De prijzen in de Unie waren daarom aantrekkelijker dan de prijzen in Rusland. |
(113) |
Bovendien heeft de Commissie de Russische fob-prijzen bij uitvoer naar derde landen uit de GTA-databank, gecorrigeerd voor de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde kosten van goederenvervoer per spoor van Rusland naar de Unie, vergeleken met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De GTA-databank bevatte echter geen gegevens voor 2022, omdat de Russische douaneautoriteiten de publicatie van statistieken tot nader order hebben opgeschort naar aanleiding van de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne. Om die reden heeft de Commissie gebruikgemaakt van de gegevens voor 2021 en achtte zij deze ook van toepassing op de eerste helft van 2022. De prijzen bij uitvoer naar derde landen lagen in 2021 ongeveer 21 % lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Daarom is de markt van de Unie aantrekkelijker dan andere mogelijke uitvoerbestemmingen van het betrokken product en hebben Russische producenten een economische prikkel om de uitvoer naar de Unie te verschuiven indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. |
(114) |
Om een indicatie te krijgen van het waarschijnlijke prijsstellingsgedrag bij uitvoer naar de Unie in een situatie zonder maatregelen, heeft de Commissie ook de Russische fob-uitvoerprijzen uit de GTA-databank, gecorrigeerd voor de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde vervoerskosten in Rusland, vergeleken met de Russische binnenlandse prijzen die werden gebruikt om de normale waarde vast te stellen. De vergelijking werd derhalve gemaakt in het stadium af fabriek. Om bovengenoemde redenen heeft de Commissie gebruikgemaakt van de gegevens voor 2021 en achtte zij deze ook van toepassing op de eerste helft van 2022. Op basis hiervan bedroeg het prijsverschil tussen de Russische prijzen bij uitvoer naar derde landen in 2021, gecorrigeerd voor de vervoerskosten in Rusland, en de normale waarde ongeveer 15 % van de cif-prijs, grens Unie. Het feit dat de normale waarde 15 % hoger is, bevestigt dat, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, de Russische uitvoer naar de Unie waarschijnlijk tegen een lagere prijs dan de Russische binnenlandse prijzen zou plaatsvinden. |
4.3.2.1. Mogelijke absorptiecapaciteit van de markten van derde landen
(115) |
Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat er handelsbeschermingsmaatregelen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product uit Rusland van kracht zijn in Indonesië, Mexico, Thailand, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika (36). Als gevolg daarvan zijn deze markten van derde landen, die tot de grootste verbruikers van staalproducten behoren, minder aantrekkelijk voor de Russische producenten-exporteurs. Dit is een aanvullend element dat ondersteuning biedt aan de bevinding dat de huidige Russische productiecapaciteit zeer waarschijnlijk op de markt van de Unie zou terechtkomen indien de maatregelen zouden vervallen. |
4.3.3. Conclusie
(116) |
Gezien de aanzienlijke reservecapaciteit in Rusland en rekening houdend met het bewijsmateriaal betreffende de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, concludeerde de Commissie dat indien de maatregelen zouden komen te vervallen, de Russische producenten-exporteurs de reservecapaciteit waarschijnlijk zouden activeren en de uitvoer zelfs van derde landen naar de markt van de Unie zouden verleggen, tegen dumpingprijzen en in aanzienlijke hoeveelheden. |
(117) |
Op basis van haar bevindingen met betrekking tot de voortzetting van dumping tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek en tot de waarschijnlijke ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen zouden vervallen, heeft de Commissie geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk was dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Rusland tot voortzetting van de dumping zou leiden. |
5. SCHADE
5.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
(118) |
Volgens de indiener van het verzoek werd het soortgelijke product in de beoordelingsperiode vervaardigd door 21 producenten in de Unie. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(119) |
De totale productie in de Unie van het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 70 miljoen ton. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst en de antwoorden op de macrovragenlijst zoals ingediend door Eurofer. Zoals vermeld in overweging 26, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie samen 25 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
5.2. Verbruik in de EU
(120) |
Het onderzochte product wordt beschouwd als basismateriaal voor de productie van verschillende downstreamproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste producten. Aangezien de bedrijfstak van de Unie voornamelijk verticaal geïntegreerd is en zowel het onderzochte product als downstreamproducten produceert, zijn de markt voor intern gebruik en de vrije markt, indien passend, afzonderlijk geanalyseerd. |
(121) |
Het onderscheid tussen de markt voor intern gebruik en de vrije markt is relevant voor de analyse van de schade, omdat de voor de markt voor intern gebruik bestemde producten niet rechtstreeks concurreren met de invoer en aan de verrekenprijzen binnen de groepen een uiteenlopend prijsbeleid ten grondslag ligt. De productie voor de verkoop op de vrije markt daarentegen concurreert rechtstreeks met het ingevoerde betrokken product, en de prijzen worden vastgesteld op grond van de marktomstandigheden. De totale vrije markt omvat zowel de verkoop van producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers als de niet-interne verkoop aan verbonden ondernemingen. |
(122) |
Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, verzamelde de Commissie gegevens over de volledige activiteit van de bedrijfstak van de Unie in verband met het soortgelijke product en bepaalde zij of de productie was bestemd voor de markt voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt. De Commissie stelde vast dat meer dan 50 % van de totale productie in de Unie van het soortgelijke product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek was bestemd voor de markt voor intern gebruik. |
(123) |
De Commissie stelde het verbruik op de vrije markt van de Unie vast op basis van a) de verkoop op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie, zoals vermeld in de antwoorden van Eurofer op de macrovragenlijst, en b) de invoer in de Unie uit alle derde landen, zoals gerapporteerd door Eurostat. Het verbruik op de markt voor intern gebruik in de Unie werd vastgesteld op basis van het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie, zoals vermeld in de antwoorden van Eurofer op de macrovragenlijst. |
(124) |
Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 1 Verbruik in de Unie
|
(125) |
Het totale verbruik in de Unie daalde in 2020 sterk, met 13 %, als gevolg van een inzinking van de vraag door de COVID-19-pandemie. Deze daling werd echter gevolgd door een herstel dankzij de opleving van de vraag naar staal in 2021, die zich doorzette in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Over het geheel genomen kon het totale verbruik in de Unie zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek herstellen tot het niveau van 2019. |
(126) |
De trend voor het verbruik op de markt voor intern gebruik was bijna gelijk aan de trend voor het totale verbruik in de Unie, met een sterke afname in 2020, met 12 %, gevolgd door een herstel na COVID-19. Het verbruik op de markt voor intern gebruik reikte echter tot slechts 95 % van de niveaus van 2019. |
(127) |
Het verbruik op de vrije markt maakte een ontwikkeling door die vergelijkbaar was met die van het totale verbruik in de Unie. Dit verbruik daalde in 2020 sterk, met 14 %, en herstelde zich krachtig in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, met een stijging van 7 % ten opzichte van 2019. |
5.3. Invoer uit de betrokken landen
5.3.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen
(128) |
Zoals opgemerkt in overweging 35, hebben de producenten in Rusland geen medewerking verleend, terwijl wel medewerking werd verleend door één Iraanse en vier Braziliaanse producenten, waarvan er twee door de Commissie in de steekproef werden opgenomen. |
(129) |
De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld door het invoervolume te vergelijken met het verbruik op de vrije markt van de Unie, zoals vermeld in tabel 1. |
(130) |
De invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Volume (ton) en marktaandeel van de invoer
|
(131) |
De invoer uit Brazilië was in de beoordelingsperiode onderhevig aan schommelingen. In 2020 steeg de invoer naar de Unie, gevolgd door een lichte stijging en daarna door een sterkere stijging in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De invoer uit Iran in de Unie is na 2019 volledig tot stilstand gekomen. De invoer uit Rusland was in de beoordelingsperiode onderhevig aan schommelingen. In vergelijking met 2019 was er sprake van een sterke stijging van de invoer uit Rusland in 2020 en 2021. Vervolgens was er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake van een lichte daling. |
5.3.2. Prijzen van de invoer uit de betrokken landen en prijsonderbieding
(132) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van Eurostat en heeft de herberekening voor Brazilië uitgevoerd zoals uiteengezet in voetnoot 38. |
(133) |
Bij gebrek aan betrouwbare prijzen in Brazilië, zoals uiteengezet in overweging 58, en bij afwezigheid van invoer uit Iran kon de Commissie geen berekening maken van de prijsonderbieding voor de twee landen. Met betrekking tot Rusland werden statistische gegevens van Eurostat gebruikt om de prijsonderbiedingsmarge vast te stellen, zoals uiteengezet in overweging 138. |
(134) |
De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
(135) |
Met uitzondering van Iran, dat na 2019 de uitvoer heeft stopgezet, volgden de gemiddelde prijzen van de betrokken landen in de betrokken periode dezelfde trend. Na een daling van de prijzen in 2020 werd tussen 2021 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek een sterke stijging van de gemiddelde prijzen waargenomen, behalve voor wat Brazilië betreft, waar de prijzen tussen 2021 en het einde van het TNO daalden. Voor Rusland en Brazilië zijn de gemiddelde prijzen van de invoer in de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld, van 443 EUR/ton in 2019 tot 897 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor Rusland, en van 467 EUR/ton tot 939 EUR/ton voor Brazilië. |
(136) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden de Braziliaanse overheid en Usiminas aan dat de door de Commissie gebruikte methode voor de herberekening van Braziliaanse gegevens onduidelijk was en niet door belanghebbenden kon worden gecontroleerd. Zij verzochten de Commissie zich bij haar analyse uitsluitend op officiële invoerstatistieken te baseren. Usiminas voegde daaraan toe dat de door de Commissie berekende invoergegevens indicatoren zoals invoerprijzen en totale invoervolumes verstoorden. Voorts bevestigden zowel de Braziliaanse overheid als Usiminas dat het marktaandeel van de Braziliaanse invoer overschat was en dat het Braziliaanse marktaandeel als percentage van het totale verbruik zou moeten worden uitgedrukt. Hetzelfde argument werd aangevoerd door CSN, waaraan zij toevoegde dat het bezien van alle Braziliaanse verkopen en het vergelijken ervan met enkel het verbruik op de vrije markt, leidt tot een asymmetrie in de beoordeling van het marktaandeel door de Commissie, aangezien dit niet alleen de Braziliaanse invoermarkt in de EU kunstmatig groter maakt, maar ook resulteert in een ongerechtvaardigde cumulatieve beoordeling van de Braziliaanse invoer en de invoer uit Rusland. Wat de vraag van de vergelijking met de vrije markt betreft, verwees de Braziliaanse overheid met name naar de punten 7.272 en 7.273 van het panelverslag van 31 oktober 2018 over het geschil “Morocco — Anti-Dumping Measures on Certain Hot-Rolled Steel from Turkey (WT/DS513/R)”, waarin een onderzoekende autoriteit werd verzocht alle aspecten van de situatie van de binnenlandse bedrijfstak te analyseren, om ervoor te zorgen dat de autoriteit zich niet alleen zou richten op delen van de binnenlandse bedrijfstak die slecht presteren, met uitsluiting van de goed presterende, en vice versa. |
(137) |
Zoals reeds uiteengezet in voetnoot 38, heeft de Commissie een discrepantie vastgesteld tussen de gegevens van Eurostat en de gecontroleerde gegevens van de verkopen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen naar de Europese Unie. Met name waren de gecontroleerde volumes van de verkopen naar de EU van de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen groter dan de totale volumes van de Braziliaanse invoer zoals door zowel Eurostat als Surveillance gerapporteerd. Voor de vaststelling van het volume van de invoer uit Brazilië konden derhalve niet uitsluitend de statistische gegevens in aanmerking worden genomen. In plaats daarvan heeft de Commissie zich voor de vaststelling van de totale invoervolumes gebaseerd op invoerstatistieken uit de Surveillance-databank, gecorrigeerd aan de hand van de gecontroleerde verkoopvolumes van de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen. De correctie werd toegepast op basis van de aanvullende Taric-code van de betrokken in de steekproef opgenomen onderneming in de Surveillance-databank, die bedrijfsspecifieke informatie heeft verstrekt. De Commissie kon de gedetailleerde gegevens achter deze berekeningsmethode niet bekendmaken, aangezien dit een inbreuk op de vertrouwelijkheid ten aanzien van de meewerkende producenten-exporteurs zou opleveren in de zin van artikel 19, lid 1, van de basisverordening. Daarnaast heeft de Commissie de invoerprijzen, de totale invoervolumes en het verbruik op de vrije markt van de Unie dienovereenkomstig gecorrigeerd, zoals reeds uiteengezet in voetnoot 38. Wat de argumenten betreffende de berekening van het marktaandeel betreft, heeft de Commissie het marktaandeel van de invoer vastgesteld op basis van een vergelijking van de invoervolumes met het verbruik op de vrije markt van de Unie, overeenkomstig de methode van het oorspronkelijke onderzoek (39), zoals vereist in artikel 11, lid 9, van de basisverordening. Daarnaast herinnerde de Commissie eraan dat de verkoop voor intern gebruik en de verkoop aan verbonden partijen twee verschillende begrippen zijn. Voor het kunnen aanmerken van verkoop als intern, kan er geen sprake van zijn dat de (verbonden) afnemer een leverancier vrijelijk kan kiezen. Hieraan is reeds herinnerd in overweging 58. In casu zijn er geen aanwijzingen of bewijzen dat die verkopen exclusief waren. Deze ondernemingen lijken namelijk in staat van derden te betrekken, en deden dit ook in het oorspronkelijke onderzoek. Met betrekking tot de argumenten dat een dergelijke methode leidt tot een ongerechtvaardigde cumulatieve beoordeling van Braziliaanse en Russische invoer, herinnerde de Commissie eraan dat het Braziliaanse en het Russische marktaandeel afzonderlijk werden berekend en dat het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van schade eerst per land werd onderzocht. Voorts herinnerde de Commissie eraan dat zij bij haar analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zowel de prestaties van de bedrijfstak van de Unie als geheel als de markt voor intern gebruik en de vrije markt afzonderlijk heeft onderzocht (bv. overweging 157). Dit is met name bevestigd in punt 7.6.2.1.2.1 van WT/DS513/R, waarbij de Beroepsinstantie heeft bevestigd dat “wanneer de onderzoekende autoriteiten een onderdeel van een binnenlandse bedrijfstak onderzoeken, zij in principe op soortgelijke wijze alle andere onderdelen van die bedrijfstak en ook de bedrijfstak als geheel moeten onderzoeken”. De Commissie heeft deze argumenten derhalve verworpen. |
(138) |
Aangezien er vanwege het gebrek aan medewerking van Rusland statistische gegevens werden gebruikt, kon slechts een gemiddelde prijs per ton voor een grote verscheidenheid aan productsoorten worden vastgesteld. Vanwege een gebrek aan informatie op het niveau van de productsoorten kon de Commissie derhalve geen nauwkeurige berekening van de prijsonderbieding maken, maar moest zij zich beperken tot een prijsvergelijking tussen gemiddelde prijzen per ton. |
(139) |
De op deze wijze vastgestelde Russische uitvoerprijs werd vergeleken met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in rekening brachten aan afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot een niveau af fabriek. |
(140) |
De prijsvergelijking werd gemaakt op hetzelfde handelsniveau, en het resultaat van de vergelijking werd, naar analogie met een precieze methode voor het berekenen van de prijsonderbieding, uitgedrukt als percentage van de theoretische omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hieruit bleek dat de Russische prijzen bij uitvoer naar de Unie gemiddeld genomen ongeveer 5 % lager zouden zijn dan de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie. |
5.4. Invoer uit andere derde landen dan Brazilië, Iran en Rusland
(141) |
De invoer van het onderzochte product uit andere derde landen dan Brazilië, Iran en Rusland was voornamelijk afkomstig uit Turkije en India. |
(142) |
Het (geaggregeerde) volume van de invoer naar de Unie alsmede het marktaandeel en de prijzen van de invoer van het onderzochte product uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt: Tabel 4 Invoer uit derde landen
|
(143) |
De totale invoer van het onderzochte product uit andere derde landen dan de betrokken landen steeg in de beoordelingsperiode met 42 % (van 5,75 tot 8,18 miljoen ton). De stijging van de invoervolumes vertaalde zich ook in een stijging van het marktaandeel van derde landen met 6 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode. In totaal voerde de Unie WPP in uit meer dan veertig landen, waarbij geen van de andere derde landen een marktaandeel van meer dan 4 % op de markt van de Unie had (40). |
5.5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.5.1. Algemene opmerkingen
(144) |
De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. |
(145) |
Zoals vermeld in overweging 26, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. |
(146) |
Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie beoordeelde de macro-economische indicatoren op basis van gegevens die door de indiener van het verzoek voor alle producenten in de Unie waren verstrekt. De Commissie beoordeelde de micro-economische indicatoren op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens werden representatief geacht voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(147) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping. |
(148) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
(149) |
Zoals uiteengezet in de overwegingen 122 en 123, verzamelde de Commissie, om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, gegevens over de volledige productie van het betrokken product en bepaalde zij of de productie voor de markt was bestemd voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt. Waar relevant en mogelijk analyseerde de Commissie de schade-indicatoren in verband met de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk. |
5.5.2. Macro-economische indicatoren
5.5.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(150) |
De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(151) |
Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode in totaal met ongeveer 4 % af, met een aanzienlijke daling in 2020, gevolgd door een herstel in 2021 dankzij de opleving van de vraag naar staal. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek is het productievolume licht afgenomen ten opzichte van het voorgaande jaar. |
(152) |
Hoewel de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode licht toenam met 1 %, volgde de bezettingsgraad dezelfde negatieve trend als het productievolume en daalde deze tussen 2019 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 4 %. |
5.5.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(153) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel op de vrije markt
|
(154) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie volgde een soortgelijke trend als het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Het verkoopvolume nam in 2020 af om de in overweging 125 uiteengezette redenen, gevolgd door een herstel in 2021. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was het volume met 2 % gedaald ten opzichte van 2019. |
(155) |
In de beoordelingsperiode nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in termen van het verbruik in de Unie tussen 2019 en 2020 iets toe, van 77,7 % tot 78,7 %. Tussen 2020 en 2021 daalde dit marktaandeel met 6 procentpunten. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft de bedrijfstak van de Unie verder marktaandeel verloren, namelijk van 72,3 % tot 71,6 %. Zoals getoond in de tabellen 1 en 4, houdt deze daling verband met het feit dat het marktaandeel van de invoer uit derde landen tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleef stijgen, wat het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt verklaart. |
(156) |
Het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie als aandeel in de totale productie ontwikkelde zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 7 Volume van het interne gebruik op de markt van de Unie (ton)
|
(157) |
Het volume van het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie (bestaande uit het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie) daalde in 2020 met 12 % ten opzichte van 2019 en liet in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een herstel zien van 7 procentpunten ten opzichte van 2020, resulterend in een totale daling van 5 % tijdens de beoordelingsperiode, van ongeveer 42 miljoen ton tot bijna 40 miljoen ton van het begin tot het einde van de beoordelingsperiode. De markt voor intern gebruik en de vrije markt volgden over het algemeen dezelfde trend. Op basis daarvan kwam de Commissie tot de conclusie dat de ontwikkeling van de markt voor intern gebruik geen aanzienlijke gevolgen had voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt. |
(158) |
Het aandeel van de bedrijfstak van de Unie in de markt voor intern gebruik (uitgedrukt als percentage van de totale productie) bleef relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode, variërend van 58,13 % tot 60,54 %. |
5.5.2.3. Groei
(159) |
In een context van een stabiel verbruik en een dalende productie verloor de bedrijfstak van de Unie verkoopvolume en marktaandeel op de vrije markt. In de beoordelingsperiode voor de bedrijfstak van de Unie was er over het geheel genomen geen sprake van groei. |
5.5.2.4. Werkgelegenheid en productiviteit
(160) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(161) |
Het aantal werknemers dat betrokken is bij de productie van het onderzochte product nam in 2020 sterk af ten opzichte van 2019 en nam vervolgens weer toe tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit resulteerde in totaal in een lichte toename van 2 % in de beoordelingsperiode. |
(162) |
De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als productie per werknemer in ton, daalde in de beoordelingsperiode met 6 %. |
5.5.2.5. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden
(163) |
Zoals uiteengezet in overweging 128, hebben de producenten-exporteurs uit Rusland geen medewerking verleend. Slechts één Iraanse en twee Braziliaanse producenten-exporteurs verleenden volledige medewerking tijdens deze procedure. |
(164) |
Zoals hierboven is toegelicht, waren er aanwijzingen dat de dumping met betrekking tot de invoer uit Brazilië (zie overweging 63) en Rusland (zie overweging 74) tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. Alle indicatieve dumpingmarges lagen boven de de-minimisdrempel. |
(165) |
Wat Iran betreft, was het, zoals uiteengezet in overweging 66, niet mogelijk om in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast te stellen dat er dumping plaatsvond. Daarom concentreerde het onderzoek zich op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken. |
(166) |
Uit de analyse van de schade-indicatoren blijkt dat de maatregelen, ondanks het feit dat er voor Brazilië en Rusland nog steeds sprake was van dumping, zij het in geringe hoeveelheden, een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie. De naar aanleiding van het oorspronkelijke onderzoek ingestelde antidumpingmaatregelen hebben de bedrijfstak van de Unie feitelijk in staat gesteld zich van eerdere dumping te herstellen. Dit werd ook bevestigd door de bevindingen van de Commissie in het antidumpingonderzoek naar warmgewalste platte producten uit Turkije (41). De bedrijfstak van de Unie was er eind 2018 in geslaagd zich te herstellen van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping uit Rusland, Brazilië en Iran. Het herstel van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie kwam echter abrupt tot stilstand en werd teruggedraaid in 2019, toen de bedrijfstak van de Unie moest concurreren met een aanzienlijke hoeveelheid invoer met dumping tegen lage prijzen uit Turkije, waardoor hij zijn prijzen onder de kostprijs moest vaststellen om zijn marktaandeel te behouden en dus aanmerkelijke schade leed. Na de instelling van maatregelen tegen de invoer uit Turkije in 2021 en het herstel na covid verbeterde de situatie van de bedrijfstak van de Unie, en aan het einde van het TNO had deze zich hersteld. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de bedrijfstak van de Unie daarom niet langer als geschaad beschouwd. |
5.5.3. Micro-economische indicatoren
5.5.3.1. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(167) |
De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)
|
(168) |
De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie daalden in 2020 met 12 % ten opzichte van 2019, en stegen tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek drastisch, wat resulteerde in een totale stijging van 81 % tijdens de beoordelingsperiode. De trend van de verkoopprijzen per eenheid in de beoordelingsperiode werd beïnvloed door de ernstige verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie en de hervatting van de vraag na de pandemie. Vanaf 2021 waren de grote vraag naar staal, het beperkte aanbod en de hogere productiekosten factoren die bijdroegen tot de plotselinge en aanzienlijke stijging van de verkoopprijs per eenheid. |
(169) |
De productiekosten per eenheid zijn in de beoordelingsperiode met 44 % gestegen. Zowel in 2019 als in 2020 lagen de productiekosten per eenheid boven de verkoopprijs per eenheid. Het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om de hogere productiekosten in deze periode door te berekenen in zijn verkoopprijzen was het gevolg van de omvangrijke invoer met dumping uit Turkije, die de prijzen drukte (42). In 2020 daalden zowel de productiekosten als de verkoopprijzen, maar de eerste in mindere mate. Dit was het gevolg van een inzinking van de markt tijdens de COVID-19-pandemie, waardoor de prijzen aanzienlijk werden gedrukt, terwijl de productiekosten minder sterk door de pandemie werden beïnvloed. De productiekosten per eenheid stegen in 2021 vanwege een plotselinge stijging van de energie- en grondstofprijzen. Deze trend zette zich door tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, toen de als gevolg van de niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne al sinds 2021 aanhoudende energiecrisis verergerde. Vanwege het herstel na covid nam de vraag echter ook toe en stegen de prijzen bijgevolg aanzienlijk (bijna een verdubbeling tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek), zelfs sterker dan de productiekosten in dezelfde periode. |
5.5.3.2. Loonkosten
(170) |
De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(171) |
De gemiddelde loonkosten bleven tijdens de beoordelingsperiode stabiel in 2019 en 2020 en stegen vervolgens, wat resulteerde in een totale stijging van 17 % aan het einde van het onderzoektijdvak. In diezelfde periode nam ook het aantal werknemers toe. |
5.5.3.3. Voorraden
(172) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Voorraden
|
(173) |
Tijdens de beoordelingsperiode namen de WPP-voorraden van de bedrijfstak van de Unie af, met een drastische daling in 2020, die kon worden verklaard door de gevolgen van de COVID-19-pandemie, en een bijna volledig herstel in 2021, gevolgd door een afname in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De WPP-sector in de Unie werd gekenmerkt door raamcontracten (per maand, kwartaal of jaar) tussen producenten en afnemers waarin de hoeveelheden en prijzen worden vastgesteld. Deze raamcontracten werden uitgevoerd middels aankooporders naargelang van de behoeften van de afnemer. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie zijn productie en voorraden plannen. Bijgevolg werden de voorraden, zoals ook in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld, niet als een belangrijke schade-indicator voor deze bedrijfstak beschouwd, aangezien de meeste soorten van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie werden geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers. |
5.5.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(174) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 12 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(175) |
De Commissie stelde de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product op de vrije markt in de Unie uit te drukken als een percentage van de omzet uit die verkoop. |
(176) |
De winstgevendheid vertoonde een trend in de vorm van een omgekeerde klokvormige kromme en steeg in de beoordelingsperiode in totaal met 26,4 procentpunten. In 2019 werd verlies geleden, en het verlies was het grootst op het hoogtepunt van de pandemie in 2020: –18 %. De winst herstelde zich sterk in 2021, tot 13,9 %, en steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verder tot 18,3 %. |
(177) |
De invoer met dumping tegen lage prijzen uit Turkije nam in 2017 en 2018 snel toe (43), wat de lage winstgevendheid in 2019 verklaart. Deze lage winstgevendheid werd vervolgens verergerd door de schokken als gevolg van de wereldwijde pandemie in 2020, zoals verstoringen van de toeleveringsketen en de afname van het verbruik van staal. Een snelle toename van de vraag naar staal, in combinatie met de verhoogde verkoopprijzen, leidde in 2021 tot een hoge winst, waardoor dit een buitengewoon jaar voor de bedrijfstak van de Unie werd. Deze trend zette zich door tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, toen de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie nog hoger was. |
(178) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich op een vergelijkbare wijze als de winstgevendheid: een negatief record in 2019, gevolgd door een drastische verdere daling in 2020 en een krachtig herstel in 2021, dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nog sterker toenam. |
(179) |
Tussen 2019 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalden de investeringen met 19 %. In de beoordelingsperiode was ten aanzien van de investeringsstromen over het algemeen sprake van een verdeling in de vorm van een omgekeerde klokvormige kromme: in 2020 namen de investeringen sterk af, gevolgd door een piek in 2021. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalden de investeringen licht ten opzichte van het voorgaande jaar. Over het algemeen waren de investeringen gericht op het verbeteren van de kwaliteit en de vergroening van de productie. |
(180) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Dit rendement verslechterde in 2020 ten opzichte van 2019 en herstelde zich in 2021. Over het geheel genomen liet het rendement van investeringen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2019 zien. In de beoordelingsperiode steeg het rendement van investeringen met ongeveer 20 procentpunten. |
(181) |
Het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om kapitaal aan te trekken werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet beïnvloed en herstelde zich na de pandemie snel. |
5.6. Conclusie betreffende schade
(182) |
Als gevolg van de instelling van antidumpingmaatregelen tegen de invoer van WPP uit Brazilië, Iran en Rusland in 2017 nam de invoer uit Brazilië af, terwijl de invoer uit Rusland over het geheel genomen op een vergelijkbaar niveau bleef met dat van het oorspronkelijke onderzoek. In het geval van Iran kwam de invoer van WPP in de Unie in 2020 volledig tot stilstand, waardoor de bedrijfstak van de Unie een aanvang kon maken met het herstel van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping uit de betrokken landen en er, zoals bevestigd door de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie inzake de invoer van WPP van oorsprong uit Turkije (44), eind 2018 sprake was van een herstel van de bedrijfstak van de Unie. Het herstel van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie kwam echter abrupt tot een einde en werd teruggedraaid in 2019, toen de bedrijfstak van de Unie moest concurreren met aanzienlijke hoeveelheden invoer met dumping tegen lage prijzen uit Turkije, waardoor hij zijn prijzen onder de kostprijs moest vaststellen om zijn marktaandeel te behouden en hem dus aanmerkelijke schade werd berokkend (45). In juli 2021 stelde de Commissie definitieve maatregelen tegen Turkije in en verbeterde de situatie van de bedrijfstak van de Unie dankzij de verschillende factoren die in het spel waren, zoals uiteengezet in overweging 177, en was er eind 2021 sprake van herstel. Zoals reeds vermeld in overweging 177, kon de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek blijven profiteren van deze verbeterende omstandigheden, waardoor zijn winstgevendheid verder toenam. |
(183) |
Meer bepaald volgden de meeste schade-indicatoren, met name de productie, de bezettingsgraad, het verkoopvolume, de werkgelegenheid en de productiviteit in de beoordelingsperiode een vergelijkbare trend. Deze trend werd gekenmerkt door een sterke daling in 2020 en een herstel in 2021, dat zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek doorzette, tot een niveau dat vergelijkbaar was met of iets hoger was dan dat aan het begin van de beoordelingsperiode in 2019. Deze onregelmatige trend werd grotendeels veroorzaakt door het samenvallen van een aanzienlijke instroom van goedkope WPP met dumping uit Turkije en de unieke dynamiek als gevolg van de COVID-19-pandemie. Lockdowns en onderbrekingen van de industriële activiteiten leidden tot zeer lage verbruiksniveaus en een lage vraag naar staal in 2020, terwijl de vraag naar en de prijzen van staal in 2021, tijdens het herstel na COVID-19, de hoogte in schoten, resulterend in onder meer hoge winsten voor de staalsector in 2021 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(184) |
De verkoopprijzen, de winst, de kasstroom en het rendement van investeringen volgden een soortgelijke trend, die eveneens werd gekenmerkt door een scherpe daling in 2020 en een herstel in 2021. Deze indicatoren waren in het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter sterk gestegen ten opzichte van 2019, een jaar waarin de bedrijfstak van de Unie werd geacht schade te hebben geleden door de invoer uit Turkije. |
(185) |
Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
(186) |
De indicatoren kunnen echter niet worden geanalyseerd zonder de bijzonder gunstige omstandigheden op de staalmarkt in 2021 en de eerste helft van 2022 in aanmerking te nemen. In 2020 leidden de vertraging van de industriële activiteiten als gevolg van de pandemie en de daaruit voortvloeiende afname van de vraag naar staal tot een sterke achteruitgang van de prestaties van de staalsector en de mondiale economie in het algemeen. In 2021 was sprake van een sterk herstel van het staalverbruik tegen hogere prijzen als gevolg van een herstel van de vraag. Deze gunstige marktomstandigheden waren ook in de eerste helft van 2022 aanwezig. De positieve trend na covid die gedurende 2021 werd waargenomen, kwam in het tweede kwartaal van 2022 echter ten einde als gevolg van de sterke stijging van de energiekosten en de hoge inflatie. Dit betekent dat de gunstige omstandigheden in 2021 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek waarschijnlijk niet zullen voortduren. Zoals in eerdere zaken is opgemerkt, is WPP een zeer prijsgevoelig basisproduct en vindt de concurrentie voornamelijk plaats op basis van de prijs (46). Dit betekent dat grote hoeveelheden invoer met dumping ertoe kunnen leiden dat producenten in de Unie geen andere keuze hebben dan hun prijzen te verlagen om marktaandeel te behouden, wat tot schade leidt. |
6. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
(187) |
Zoals de Commissie heeft geconcludeerd in overweging 185, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade geleden. Anderzijds concludeerde de Commissie, zoals uiteengezet in de overwegingen 88 en 117, dat de dumping in een situatie zonder antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zou worden voortgezet en dat, zoals uiteengezet in overweging 100, de dumping zich waarschijnlijk zou herhalen in het geval van Iran. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van schade zoals oorspronkelijk veroorzaakt door de invoer met dumping uit de betrokken landen waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(188) |
In dit verband heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: 1) de productie- en reservecapaciteit in de betrokken landen en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en 2) het waarschijnlijke prijsniveau van de invoer uit de betrokken landen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie. |
6.1. Productie- en reservecapaciteit in de betrokken landen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(189) |
Zoals reeds beschreven in overweging 78, draaiden beide in de steekproef opgenomen producenten in Brazilië in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bijna op volle capaciteit. Beide producenten hadden hun verkopen aan de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verhoogd door hun bezettingsgraad te verhogen ten opzichte van voorgaande jaren, zoals vermeld in overweging 78. De aanzienlijke toename van de uitvoer in het nieuwe onderzoek was een aanwijzing dat de markt van de Unie nog steeds aantrekkelijk is voor producenten-exporteurs uit Brazilië, ondanks de huidige maatregelen. |
(190) |
De enige meewerkende producent uit Iran draaide in het tijdvak van het nieuwe onderzoek eveneens op bijna volle capaciteit (overweging 91). Bijgevolg was zijn reservecapaciteit beperkt. Na verder onderzoek stelde de Commissie echter vast dat de onderneming actief plande haar WPP-capaciteit te verhogen, hetgeen zou leiden tot een reservecapaciteit van ongeveer 1 miljoen ton per jaar, die zou kunnen worden gebruikt voor uitvoer, onder meer naar de Unie (overweging 95). Om bovengenoemde reden heeft de Commissie geconcludeerd dat Iran de komende jaren over een aanzienlijke reservecapaciteit zal beschikken, die voor uitvoer naar de Unie zou kunnen worden gebruikt. Bovendien bleken de prijzen bij uitvoer naar derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 14 % lager te zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de markt van de Unie in termen van prijzen aantrekkelijker werd, vergeleken met andere mogelijke uitvoerbestemmingen. |
(191) |
Zoals vermeld in overweging 107, heeft de Commissie vastgesteld dat Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek over een reservecapaciteit van 3,5 miljoen ton beschikte, wat gelijk staat aan 10 % van het verbruik op de vrije markt in de Unie. Derhalve werd geconcludeerd dat de Russische producenten over voldoende reservecapaciteit beschikken, die kan worden gebruikt voor de uitvoer van WPP tegen dumpingprijzen naar de Unie. Bovendien bleek uit een prijsvergelijking van de Russische binnenlandse prijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (overweging 112) dat de Russische binnenlandse prijzen gemiddeld 17 % lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, waarmee de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Russische producenten-exporteurs werd bevestigd. |
(192) |
De markt van de Unie behoort tot ’s werelds grootste markten voor bepaalde warmgewalste platte staalproducten. Daarnaast liggen de prijsniveaus in de Unie — de door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte gemiddelde prijs bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 954 EUR/ton — boven de gemiddelde prijs die door Braziliaanse en Iraanse producenten-exporteurs in rekening wordt gebracht bij uitvoer naar de rest van de wereld, en door Russische producenten bij uitvoer naar de Unie. Aangezien, zoals uiteengezet in overweging 186, WPP een zeer prijsgevoelig basisproduct is, zouden de Braziliaanse, Iraanse en Russische exporteurs een sterke prikkel hebben om hun uitvoer naar de Unie te verleggen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(193) |
Gezien het bovenstaande, is het waarschijnlijk dat de producenten-exporteurs uit de betrokken landen hun uitvoer naar de Unie zouden verhogen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
6.2. Waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer in de Unie uit de betrokken landen en gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie
6.2.1. Brazilië
(194) |
Zoals vermeld in overweging 133, kon de Commissie geen berekening van de prijsonderbieding voor Brazilië maken. Volgens gegevens van Eurostat was de prijs bij invoer uit Brazilië in de beoordelingsperiode lager dan de verkoopprijs van de Unie, behalve in 2021. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vertegenwoordigden meer dan 90 % van de uitvoer uit Brazilië naar de Europese Unie (overweging 31). Aangezien beide in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs uit Brazilië echter aan verbonden partijen in de Unie verkochten en er geen verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie plaatsvond, kon de Commissie niet bevestigen dat de prijs bij verkoop aan verbonden afnemers voldoende betrouwbaar was om te worden gebruikt als indicatie voor een waarschijnlijke prijs zonder antidumpingmaatregelen. Derhalve heeft de Commissie het huidige prijsstellingsgedrag van de Braziliaanse producenten-exporteurs op hun exportmarkten van derde landen onderzocht teneinde het waarschijnlijke prijsstellingsgedrag op de markt van de Unie te beoordelen bij vervallen van de maatregelen. |
(195) |
De prijs bij uitvoer uit Brazilië naar de markten van andere derde landen werd gebruikt als maatstaf voor de vaststelling van het waarschijnlijke prijsstellngsgedrag zonder maatregelen. De vergelijking was gebaseerd op GTA-gegevens voor de uitvoer uit Brazilië naar de rest van de wereld, gefilterd door de top tien van landen wat hoeveelheden betreft, die ongeveer 90 % van de uitvoer uit Brazilië naar derde landen vertegenwoordigde. Uit de vergelijking bleek dat het prijspeil bij uitvoer naar derde landen (berekend op ongeveer 820 EUR/ton als eindprijs bij invoer voor het vrije verkeer) ongeveer 13 % tot 14 % lager was dan de huidige gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt, en ook lager was dan de geen schade veroorzakende prijs, die was vastgesteld op ongeveer 920 EUR/ton. |
(196) |
Aangezien bovenstaande analyse heeft aangetoond dat de Braziliaanse producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op derde markten konden verkopen tegen prijzen die lager waren dan de prijs van de Unie, concludeerde de Commissie dat indien de maatregelen zouden komen te vervallen, de Braziliaanse exporteurs hun prijzen bij uitvoer naar de EU zouden kunnen verlagen en een aanzienlijke druk op de prijzen zouden kunnen uitoefenen. |
6.2.2. Iran
(197) |
De invoer uit Iran in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode nagenoeg verdwenen. Onder deze omstandigheden heeft de Commissie het huidige prijsstellingsgedrag van de enige meewerkende producent-exporteur in Iran op zijn uitvoermarkten van derde landen onderzocht om de waarschijnlijke prijs van de invoer in de Unie te beoordelen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(198) |
De vergelijking is gemaakt op basis van de Iraanse prijzen bij uitvoer naar de rest van de wereld en heeft uitgewezen dat de waarschijnlijke eindprijs bij invoer voor het vrije verkeer in de Unie van de Iraanse uitvoer van WPP zonder maatregelen ten hoogste 830 tot 840 EUR/ton zou bedragen. |
(199) |
Uit de prijsvergelijking tussen de aldus vastgestelde Iraanse uitvoerprijs en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, bleek dat de Iraanse prijzen van uitvoer naar de Unie gemiddeld ongeveer 10 % tot 13 % lager zouden zijn dan de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De prijzen bij uitvoer uit Iran zouden ook lager zijn dan de in overweging 195 vastgestelde geen schade veroorzakende prijs. |
6.2.3. Rusland
(200) |
De invoer uit Rusland in het TNO vond plaats tegen prijzen die lager waren dan de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie, te weten tegen een prijs van 897 EUR/ton. Zoals reeds vermeld in overweging 140, bleek uit de prijsvergelijking tussen de Russische uitvoer naar de Unie en de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie een prijsverschil van ongeveer 5 %. De prijzen bij invoer uit Rusland werden ook vastgesteld onder de geen schade veroorzakende prijs van 920 EUR/ton. |
6.2.4. Conclusie
(201) |
WPP is een zeer prijsgevoelig basisproduct, en zoals is opgemerkt in het onderzoek naar de invoer van WPP uit de VRC en in het onderzoek naar het identieke product uit Turkije, kunnen vrij bescheiden prijsonderbiedingsmarges in combinatie met grote volumes een aanzienlijke en onmiddellijke impact op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie hebben (47). In beide onderzoeken werd geconstateerd dat onderbiedingsmarges van minder dan 5 % de bedrijfstak van de Unie ertoe dwongen de verkoopprijzen te verlagen (of marktaandeel te verliezen), in zodanige mate dat op de korte termijn aanmerkelijke schade werd geleden. |
(202) |
Gezien het feit dat de bedrijfstak van de Unie zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek net had hersteld van een turbulente en economisch moeilijke periode, waarin de COVID-19-pandemie uitbrak, met gecumuleerde verliezen, verkeert de bedrijfstak nog steeds in een kwetsbare situatie. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat voortzetting van de invoer met dumping uit Brazilië en Rusland en herhaling van dumping bij invoer uit Iran in betekenisvolle hoeveelheden en tegen prijzen onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke negatieve gevolgen voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie zouden hebben, met name voor de productie, de verkoopvolumes en -prijzen, de winstgevendheid en de investeringsbehoeften, resulterend in de herhaling van aanmerkelijke schade. |
(203) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Usiminas aan dat de binnenlandse bedrijfstak van de Unie niet precair was, aangezien indicatoren zoals winst en rendement van investeringen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sterk stegen. Voorts voerden zowel Usiminas als CSN aan dat herhaling van schade niet waarschijnlijk kon zijn, aangezien de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie ondanks een toename van de invoer uit de betrokken landen toenam. Zij wezen ook op de geringe volumes van de invoer tegen hoge prijzen uit Brazilië, en de beperkte Braziliaanse reservecapaciteit. |
(204) |
De Commissie herinnerde eraan dat, zoals vermeld in overweging 166, de bedrijfstak van de Unie werd geacht in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade te hebben geleden. De Commissie erkende ook dat het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd gekenmerkt door uitzonderlijk gunstige marktomstandigheden (overweging 186) en dat, aangezien de bedrijfstak van de Unie zich net herstelde van een turbulente en economisch moeilijke periode die werd gekenmerkt door geaccumuleerde verliezen, hij zich om de in de overwegingen 201 en 202 uiteengezette redenen nog steeds in een precaire situatie bevond. Bovendien moest de Commissie, zoals uiteengezet in afdeling 6.2.1, het lopende prijsstellingsgedrag van de Braziliaanse producenten-exporteurs op hun uitvoermarkten van derde landen analyseren; hieruit bleek dat Brazilië zonder maatregelen in staat zou zijn aanzienlijke prijsdruk op de bedrijfstak van de Unie uit te oefenen. Het argument werd derhalve afgewezen. |
7. BELANG VAN DE UNIE
(205) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(206) |
De bedrijfstak van de Unie is gevestigd in 15 lidstaten (België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië). De bedrijfstak biedt werk aan bijna 40 000 werknemers in verband met het onderzochte product. |
(207) |
Zonder maatregelen wordt de bedrijfstak van de Unie niet langer beschermd tegen de waarschijnlijke toename van de invoer met dumping uit Brazilië, Iran en Rusland, die aanmerkelijke schade zal veroorzaken. De antidumpingmaatregelen zullen positieve gevolgen hebben voor de producenten in de Unie, aangezien de maatregelen de bedrijfstak van de Unie zouden helpen het herstel van eerdere dumping voort te zetten. Het is derhalve duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie dat de maatregelen gehandhaafd blijven. |
7.1.1. Belang van gebruikers en niet-verbonden importeurs
(208) |
De Commissie heeft contact opgenomen met alle haar bekende gebruikers en niet-verbonden importeurs. Er zijn geen gebruikers of niet-verbonden importeurs die zich kenbaar hebben gemaakt en aan dit onderzoek hebben meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Gezien het gebrek aan medewerking van gebruikers en niet-verbonden importeurs, en bij gebrek aan enig bewijs van het tegendeel, wordt de voortzetting van de maatregelen niet tegen het belang van gebruikers en importeurs geacht. |
(209) |
De Commissie heeft daarnaast onderzocht of de maatregelen tegen Brazilië, Iran en Rusland negatieve gevolgen voor de voorzieningszekerheid zouden hebben, aangezien er ook maatregelen met betrekking tot WPP tegen Turkije en de VRC bestaan. De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 73 %, en de totale productiecapaciteit was volgens de gegevens van het antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst 18 miljoen ton hoger dan het totale verbruik in de Unie. Ondanks de maatregelen tegen enkele van de grootste exporteurs van WPP, voerden daarnaast bijna veertig landen het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek uit naar de Unie, waaruit blijkt dat de instelling van de maatregelen niet van invloed is op de diversificatie van de voorziening. Om deze redenen, en bij gebrek aan medewerking van gebruikers en importeurs, concludeerde de Commissie dat er inzake het aanbod geen sprake was van potentiële risico’s voor downstreamgebruikers. |
(210) |
Na de opening van het onderzoek voerde Usiminas aan dat de invoering van het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) de toegang tot de markt van de Unie negatief zou beïnvloeden vanwege de belastende meldingsplicht en toeslagen in verband met het CBAM. Dit argument is na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd. Voorts voerden zowel de Braziliaanse overheid als Usiminas aan dat de bedrijfstak van de Unie reeds aanzienlijk door de vrijwaringsmaatregelen werd beschermd. CSN voegde daaraan toe dat het volume van de invoer van WPP uit Brazilië als gevolg van de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van staal niet zou toenemen, en dat de invoer uit Brazilië geen schade zou kunnen veroorzaken, aangezien het residuele recht voor Brazilië hoger was dan het voor CSN geldende toepasselijke ad-valoremantidumpingrecht. CSN voerde derhalve aan dat het onredelijk is aan te nemen dat het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal ontstaan vanwege de invoer uit Brazilië. |
(211) |
De Commissie herinnerde eraan dat CBAM pas in oktober 2023 in werking is getreden en dat importeurs tijdens een overgangsperiode tot 2026 slechts de ingebedde emissies van hun goederen moeten melden, zonder dat hiervoor enige financiële kosten in rekening worden gebracht. De reden die is gegeven voor deze overgangsperiode is dat partijen tijd moeten krijgen om zich aan te passen voordat het definitieve systeem wordt ingevoerd en dat het risico op verstoringen van de handel moet worden beperkt. Bijgevolg was de Commissie van oordeel dat het te vroeg is voor een beoordeling van de potentiële impact van CBAM op toekomstige handelsstromen van WPP en wees zij het argument af. De Commissie herinnerde eraan dat de vrijwaringsmaatregelen niet als van blijvende aard kunnen worden beschouwd en dat de geldende maatregel (48) geen impact heeft op de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een toename van de invoer bij ontbreken van antidumpingrechten. Gezien de tijdelijke aard van de vrijwaringsmaatregelen voor staal was de Commissie dan ook van oordeel dat deze niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies in dit onderzoek. De Commissie heeft beide argumenten derhalve afgewezen. |
7.1.2. Conclusie inzake het belang van de Unie
(212) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie niet voort te zetten. |
8. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(213) |
Op basis van de conclusies van de Commissie inzake voortzetting en herhaling van dumping, herhaling van schade en het belang van de Unie, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie worden gehandhaafd. |
(214) |
Teneinde het risico op ontwijking wegens het verschil in antidumpingrechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 4, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”. |
(215) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 4, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
(216) |
Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht in te stellen. |
(217) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de betrokken landen en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
(218) |
Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (49). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(219) |
Een exporteur of producent die het betrokken product in de periode die wordt gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van het momenteel op zijn uitvoer toepasselijke recht niet naar de Unie heeft uitgevoerd, kan de Commissie verzoeken om toepassing van het antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen meeewerkende ondernemingen. De Commissie moet een dergelijk verzoek inwilligen mits aan drie voorwaarden wordt voldaan. De nieuwe producent-exporteur zou moeten aantonen dat: i) hij het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in de periode die werd gebruikt voor de vaststelling van het niveau van het recht dat momenteel van toepassing is op zijn uitvoer; ii) hij niet verbonden is met een producent-exporteur die aan de antidumpingrechten onderworpen is, en iii) hij het betrokken product daarna heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om dit in aanzienlijke hoeveelheden te doen. |
(220) |
Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (50) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
(221) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 (51) heeft de Commissie voor een periode van drie jaar een vrijwaringsmaatregel ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 is de vrijwaringsmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2024. Het onderzochte product is een van de productcategorieën waarop de vrijwaringsmaatregel van toepassing is. Zodra de in het kader van de vrijwaringsmaatregel vastgestelde tariefcontingenten worden overschreden, zou bijgevolg voor dezelfde partij zowel het douanerecht bij contingentoverschrijding als het antidumpingrecht verschuldigd zijn. Aangezien een dergelijke cumulatie van antidumpingmaatregelen met vrijwaringsmaatregelen een groter effect op de handel kan hebben dan wenselijk, heeft de Commissie besloten te voorkomen dat het antidumpingrecht en het douanerecht bij contingentoverschrijding voor het onderzochte product gedurende de duur van de instelling van het vrijwaringsrecht gelijktijdig worden toegepast. |
(222) |
Dit betekent dat wanneer het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding op het onderzochte product van toepassing wordt en dit het niveau van de in de onderhavige verordening vastgestelde overeenkomstige ad-valoremantidumpingrechten overschrijdt, uitsluitend het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding wordt geïnd. Gedurende de periode waarin de vrijwarings- en de antidumpingrechten gelijktijdig van toepassing zijn, wordt de inning van de krachtens de onderhavige verordening ingestelde rechten geschorst. Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding op het onderzochte product van toepassing wordt en dit recht wordt vastgesteld op een lager niveau dan het niveau van de overeenkomstige ad-valoremantidumpingrechten in de onderhavige verordening, wordt het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd naast het verschil tussen dat recht en de hogere krachtens de onderhavige verordening ingestelde antidumpingrechten. Het gedeelte van het bedrag aan niet-geïnde antidumpingrechten wordt geschorst. |
(223) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-codes 7226191091, 7226191095), 7226 91 91 en 7226 91 99, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie.
Dit onderzoek heeft geen betrekking op de volgende producten:
i) |
producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel; |
ii) |
producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal; |
iii) |
producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van minimaal 600 mm, en |
iv) |
producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van minimaal 4,75 mm en maximaal 10 mm en een breedte van minimaal 2 050 mm. |
2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:
Land |
Onderneming |
Definitief recht — EUR per ton nettogewicht |
Aanvullende Taric-code |
Brazilië |
ArcelorMittal Brasil S.A. |
54,5 |
C210 |
|
Aperam Inox América do Sul S.A. |
54,5 |
C211 |
|
Companhia Siderúrgica Nacional |
53,4 |
C212 |
|
Usinas Siderúrgicas de Minas Gerais S.A. (Usiminas) |
63,0 |
C213 |
|
Gerdau Açominas S.A. |
55,8 |
C214 |
Iran |
Mobarakeh Steel Company |
57,5 |
C215 |
Rusland |
Novolipetsk Steel |
53,3 |
C216 |
|
Public Joint Stock Company Magnitogorsk Iron Steel Works (PJSC MMK) |
96,5 |
C217 |
|
PAO Severstal |
17,6 |
C218 |
3. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek worden genoemd in lid 2, is het vaste recht zoals opgenomen in de onderstaande tabel.
Onderneming |
Definitief recht — EUR per ton nettogewicht |
Aanvullende Taric-code |
Alle andere Braziliaanse ondernemingen |
63,0 |
C999 |
Alle andere Iraanse ondernemingen |
57,5 |
C999 |
Alle andere Russische ondernemingen |
96,5 |
C999 |
4. De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.
5. Artikel 1, lid 2, kan worden gewijzigd om nieuwe producenten-exporteurs uit de Federale Republiek Brazilië toe te voegen en hen te onderwerpen aan het passende gewogen gemiddelde antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen meeewerkende ondernemingen. Een nieuwe producent-exporteur toont met bewijs aan dat:
a) |
hij de in artikel 1, lid 1, beschreven goederen van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië tussen 1 juli 2015 en 30 juni 2016 (“het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek”) niet heeft uitgevoerd; |
b) |
hij niet verbonden is met een producent-exporteur die onderworpen is aan de bij deze verordening ingestelde antidumpingrechten, en |
c) |
hij het onderzochte product van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om na het verstrijken van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren. |
6. Voor de specifiek genoemde producenten geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (52), bovenbedoeld definitief recht wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het te betalen recht is dan gelijk aan het verschil tussen het verlaagde definitieve recht en de verlaagde nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.
7. Voor alle andere ondernemingen geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, het op basis van bovenbedoelde bedragen berekende antidumpingrecht wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs.
8. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing wordt op gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, en dit recht hoger is dan het overeenkomstige ad-valoremantidumpingrecht als vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitsluitend het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd.
Gedurende de periode waarin het bepaalde in lid 1 van toepassing is, wordt de inning van de krachtens de onderhavige verordening ingestelde rechten geschorst.
Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing wordt op gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, en dit recht wordt vastgesteld op een lager niveau dan het niveau van het in artikel 1, lid 2, vastgestelde antidumpingrecht, wordt het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd naast het verschil tussen dat recht en het hogere antidumpingrecht als vastgesteld in artikel 1, lid 2.
De inning van het overeenkomstig lid 3 niet-geïnde deel van het antidumpingrecht wordt geschorst.
De in de leden 2 en 4 bedoelde schorsingen zijn van tijdelijke aard en gelden voor de periode waarin het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing is.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 december 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 83 van 27.3.2015, blz. 11.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/624 van de Commissie van 12 april 2022 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Rusland (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 185).
(5) Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 31 van 21.1.2022, blz. 7).
(6) PB C 384 van 5.10.2022, blz. 3.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2023/365 van de Commissie van 16 februari 2023 tot beëindiging van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Oekraïne (PB L 50 van 17.2.2023, blz. 56).
(8) Verzoek, blz. 41.
(9) Zie artikel 1, lid 8, van en bijlage II bij Verordening (EU) 2022/428 van de Raad van 15 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 87 I van 15.3.2022, blz. 13), waarbij artikel 3 octies en bijlage XVII werden ingevoegd in Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 229 van 31.7.2014, blz. 1).
(10) Zie artikel 1, lid 4, punt d), van en bijlage 4 bij Verordening (EU) 2022/1904 van de Raad van 6 oktober 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 259 I van 6.10.2022, blz. 3), waarbij lid 3 werd toegevoegd aan artikel 3 octies van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad en bijlage XVII bij deze verordening werd vervangen.
(11) OESO (2021), Latest Developments in Steelmaking Capacity — 2021, DSTI/SC(2021)5/FINAL, beschikbaar op: https://www.oecd.org/industry/ind/latest-developments-in-steelmaking-capacity-2021.pdf. Een relevant uittreksel is ook opgenomen in bijlage 17 bij het verzoek.
(12) Verzoek, punt 29.
(13) Verzoek, punten 53-62.
(14) Verzoek, punt 63.
(15) Verzoek, punt 58.
(16) Verzoek, punt 45.
(17) Verzoek, punt 55.
(18) Zoals omschreven in overweging 15.
(19) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2629
(20) De CRU-gegevens zijn onderworpen aan auteursrecht.
(21) Verzoek, punt 29.
(22) Onderworpen aan auteursrecht.
(23) Zie bijvoorbeeld https://financialtribune.com/articles/domestic-economy/101877/msc-s-annual-rolling-capacity-to-rise-by-45m-tons en https://en.eghtesadonline.com/news/785310/MSC-s-Annual-Rolling-Capacity-to-Rise-by-4-5m-Tons, laatst geraadpleegd op 23 november 2023.
(24) Verzoek, punten 29-30.
(25) OESO (2021), Latest Developments in Steelmaking Capacity — 2021, cit., blz. 45.
(26) Verzoek, bijlage 17.
(27) Verzoek, punten 29-30.
(28) Verzoek, punt 31.
(29) OESO (2022), Steel Market Developments — Q4 2021, DSTI/SC(2021)9/FINAL, beschikbaar op: https://www.oecd.org/industry/ind/steel-market-developments-Q4-2021.pdf. Een relevant uittreksel is ook opgenomen in bijlage 17 bij het verzoek.
(30) Verzoek, punt 29.
(31) OESO (2023), Latest Developments in Steelmaking Capacity — 2023, DSTI/SC(2023)3/FINAL, beschikbaar op: https://www.oecd.org/industry/ind/latest-developments-in-steelmaking-capacity-2023.pdf
(32) Verzoek, punt 53.
(33) World Steel Association (2023), World Steel in Figures — 2023, blz. 25, beschikbaar op: https://worldsteel.org/wp-content/uploads/World-Steel-in-Figures-2023-4.pdf
(34) https://worldsteel.org/steel-topics/statistics/annual-production-steel-data/?ind=P1_crude_steel_total_pub/CHN/IND/RUS
(35) World Steel Association (2023), World Steel in Figures — 2023, cit., blz. 15.
(36) Gebaseerd op de informatie van het gegevensportaal voor handelsmaatregelen van de WTO, beschikbaar op https://trade-remedies.wto.org/en, en van het portaal voor antidumpingmeldingen van de WTO, beschikbaar op https://ad-notification.wto.org/
(37) Invoerstatistieken geëxtraheerd op 22 juni 2023.
(38) Wegens een discrepantie tussen de gerapporteerde gegevens van Eurostat en de gecontroleerde gegevens in de antwoorden op de vragenlijst van de twee in de steekproef opgenomen Braziliaanse producenten-exporteurs, werd de invoer uit Brazilië berekend door de volumes en waarden van de invoer uit de rest van Brazilië toe te voegen, gefilterd door middel van de aanvullende Taric-code in Surveillance, met gecontroleerde invoervolumes en -waarden van de twee in de steekproef opgenomen Braziliaanse producenten-exporteurs. De Braziliaanse invoerprijzen, de totale invoervolumes en het verbruik op de vrije markt van de EU werden dienovereenkomstig gecorrigeerd.
(39) PB L 258 van 6.10.2017, blz. 51.
(40) Turkije en India waren de enige landen met een marktaandeel van meer dan 3 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, terwijl alleen Japan, Taiwan, Oekraïne en Egypte een marktaandeel van meer dan 2 % hadden.
(41) Overweging 139, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/9 van de Commissie van 6 januari 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 3 van 7.1.2021, blz. 4).
(42) Ibidem.
(43) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie van 5 juli 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 238 van 6.7.2021, blz. 32).
(44) Overweging 210, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie van 5 juli 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 238 van 6.7.2021, blz. 32).
(45) Ibidem.
(46) Overweging 157, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie van 5 juli 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 238 van 6.7.2021, blz. 32).
(47) Overweging 98, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/9 van de Commissie van 6 januari 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 3 van 7.1.2021, blz. 4).
(48) Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 heeft de Commissie voor een periode van drie jaar een vrijwaringsmaatregel ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie is de vrijwaringsmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2024.
(49) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
(50) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(51) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).
(52) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2758/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)