Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2638

    Verordening (EU) 2023/2638 van de Raad van 20 november 2023 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2024 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

    ST/14771/2023/REV/1

    PB L, 2023/2638, 22.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2638/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2638/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2638

    22.11.2023

    VERORDENING (EU) 2023/2638 VAN DE RAAD

    van 20 november 2023

    tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2024 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden aangenomen met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij en van andere adviesinstanties, en adviezen die zijn ontvangen van adviesraden.

    (2)

    Het is aan de Raad om maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, waar nodig, bepaalde functioneel daarmee verband houdende voorwaarden. Op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, van die verordening genoemde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Op grond van artikel 16, lid 1, van die verordening moeten de vangstmogelijkheden aan de lidstaten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

    (3)

    De totale toegestane vangsten (TAC’s) moeten derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van zowel de biologische en sociaal-economische gevolgen als de verplichting tot billijke behandeling van de visserijsectoren en rekening houdend met de standpunten die kenbaar zijn gemaakt tijdens de raadpleging van de belanghebbenden.

    (4)

    Bij Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een meerjarenplan vastgesteld voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die die bestanden exploiteren. Dat plan beoogt ervoor te zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich herstellen tot en zich kunnen handhaven op een niveau dat hoger is dan datgene wat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren. In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, vastgesteld moeten worden overeenkomstig de in die meerjarenplannen vervatte voorschriften.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening vermelde bestanden zodanig worden vastgesteld dat zo spoedig mogelijk en, geleidelijk toenemend, uiterlijk in 2020 een visserijsterfte op MDO-niveau, uitgedrukt in bandbreedten, wordt bereikt. De vangstbeperkingen voor 2024 voor de betrokken bestanden in de Oostzee moeten derhalve worden vastgesteld overeenkomstig de regels en doelstellingen van het in die verordening vastgestelde meerjarenplan.

    (6)

    De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft op 31 mei 2023 zijn jaarlijks advies voor de bestanden in de Oostzee gepubliceerd.

    (7)

    Voor bepaalde bestanden die onder Verordening (EU) 2016/1139 vallen, adviseert de ICES nulvangsten. Echter, indien de TAC’s op de aanbevolen niveaus worden vastgesteld, zou de verplichting tot aanlanding van alle vangsten, inclusief bijvangsten van die bestanden in gemengde visserijen, resulteren in het verschijnsel van “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten). Een verstikkingssoort is een soort waarvoor geen quota beschikbaar zijn, wat ertoe kan leiden dat een of meer vissersvaartuigen de visserij moeten staken, ook al hebben zij nog quota voor andere soorten. Derhalve is het passend specifieke TAC’s voor bijvangsten van die bestanden vast te stellen om een evenwicht te vinden tussen de instandhouding van de visserijen, in het licht van de mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen als dat niet zou gebeuren, en de noodzaak om een goede biologische toestand van die bestanden te bereiken, rekening houdend met de moeilijkheid om alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen. Die bijvangst-TAC’s moeten worden vastgesteld op een niveau dat de sterfte voor die bestanden doet afnemen en stimulansen biedt om de selectiviteit te verbeteren en bijvangsten van die bestanden te voorkomen. Ter vermindering van de vangsten van de bestanden waarvoor bijvangst-TAC’s zijn vastgesteld, moeten de vangstmogelijkheden voor visserijen waarbij vis uit deze bestanden wordt gevangen, worden vastgesteld op niveaus die de biomassa van kwetsbare bestanden weer op een duurzaam peil helpen brengen.

    (8)

    Volgens de ICES vertoont het overgrote deel van de visserijen in de Oostzee ten minste enige mate van vermenging tussen soorten. Die vermenging betreft zowel soorten die onder een TAC vallen als soorten die niet onder een TAC vallen. De belangrijkste mate van vermenging vindt plaats tussen pelagische en demersale soorten. Voor 2024 adviseert de ICES nulvangsten van haring in het westelijke deel van de Oostzee, kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee en zalm in het hoofdbekken. Bovendien is het voorzorgsadvies van de ICES voor kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee uiterst laag. Indien de TAC’s voor deze bestanden worden vastgesteld op de door de ICES aanbevolen niveaus, zou dit ertoe leiden dat vaartuigen die met name op schol vissen, in 2024 de visserij zouden staken. Op basis van gegevens van de Europese waarnemingspost voor de markt voor visserij en aquacultuurproducten (Eumofa) wordt de waarde bij eerste verkoop van schol die binnen de grenzen van de voorgestelde TAC’s mag worden gevangen, geraamd op 24,5 miljoen EUR. Veel visserijen, met name de kleinschalige kustvisserij, voor soorten die niet onder een TAC van de Unie vallen, met name andere platvissoorten, zouden ook in 2024 moeten stoppen met de visserij. Daarom is het passend om onder bepaalde voorwaarden TAC’s vast te stellen voor bijvangsten van de “verstikkingssoorten” haring in het westelijke deel van de Oostzee, kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee en zalm in het hoofdbekken.

    (9)

    Volgens de ICES-ramingen ligt de biomassa van het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee nog steeds onder het grensreferentiepunt voor paaibiomassa waaronder er sprake kan zijn van een verminderde reproductiecapaciteit (Blim) en is zij nauwelijks toegenomen ten opzichte van 2022. Daarom raadt de ICES voor het vijfde opeenvolgende jaar aan geen kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee te vangen. In die omstandigheden is het passend om overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 de gerichte visserij gesloten te houden en de functioneel daarmee verband houdende herstelmaatregelen te handhaven. Voor onvermijdelijke bijvangsten moeten vangstmogelijkheden op een laag niveau worden vastgesteld waardoor het fenomeen van verstikkingssoorten wordt vermeden.

    (10)

    Wat het kabeljauwbestand in het westelijke deel van de Oostzee betreft, heeft de ICES, wegens de aanhoudende onzekerheden in het advies, zijn advies neerwaarts bijgesteld tot een voorzorgsadvies. Nu blijkt dat het bestand zich gedurende het grootste deel van de voorbije 15 jaar onder Blim bevond, en in 2022 zelfs op een historisch dieptepunt. Het voorzorgsadvies voor de vangst staat op een extreem laag niveau. In die omstandigheden is het passend om overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 de gerichte visserij gesloten te houden en de functioneel daarmee verband houdende herstelmaatregelen te handhaven, en de recreatievisserij op kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee te sluiten. Voor onvermijdelijke bijvangsten moeten vangstmogelijkheden op een laag niveau worden vastgesteld waardoor het fenomeen van verstikkingssoorten wordt vermeden.

    (11)

    Wat zalm in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31 betreft, heeft de ICES zijn nulvangstadvies gehandhaafd, de mogelijkheid om de gerichte zomerkustvisserij voort te zetten beperkt tot ICES-deelsector 31 en zijn vangstadvies dienovereenkomstig verlaagd. In deze omstandigheden is het passend om overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 het visserijgebied en het niveau van de vangstmogelijkheden overeenkomstig het ICES-advies aan te passen en de functioneel daarmee verband houdende herstelmaatregelen te handhaven.

    (12)

    Om de volledige benutting van de vangstmogelijkheden voor de kustvisserij in ICES-deelsector 32 te waarborgen, werd in 2019 voor zalm een beperkte gebiedsflexibiliteit tussen de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31 en ICES-deelsector 32 ingevoerd. Gezien de wijzigingen van de vangstmogelijkheden voor deze twee bestanden moet deze flexibiliteit worden gehandhaafd.

    (13)

    Het verbod op de visserij op zeeforel buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen en de beperking van de bijvangst van zeeforel tot 3 % van de gecombineerde vangst van zeeforel en zalm hebben geholpen om de regelmatig voorkomende onjuiste opgaven van vangsten in de zalmvisserij, die met name als vangsten van zeeforel werden gemeld, aanzienlijk terug te dringen. Daarom is het passend de bestaande beperkingen te handhaven om dergelijke onjuiste opgaven op een laag niveau te houden.

    (14)

    Maatregelen inzake de recreatievisserij op kabeljauw en zalm en maatregelen voor de instandhouding van de zeeforel- en zalmbestanden mogen geen afbreuk doen aan strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    (15)

    Voor haring in de Botnische Golf geldt dat de visserij hierop van groot sociaal-economisch belang is en dat de ICES een MDO-advies met vangstbandbreedtes heeft verstrekt. Tegelijkertijd ligt de biomassa van dat bestand onder het referentiepunt waaronder specifieke en passende beheersmaatregelen moeten worden genomen (Btrigger), en is er een waarschijnlijkheid dat het bestand in 2025 onder Blim zal dalen. In die omstandigheden is het, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139, passend vangstmogelijkheden binnen de lagere bandbreedte van de visserijsterfte die resulteert in MDO (FMDO) vast te stellen.

    (16)

    Wat haring in het westelijke deel van de Oostzee betreft, raamt de ICES dat de biomassa van het bestand, hoewel zij is toegenomen, slechts 71 % van Blim bedraagt. Voorts blijft de populatietoename historisch laag en zal de biomassa in 2025 naar verwachting niet tot boven Blim herstellen. Daarom raadt de ICES voor het zesde opeenvolgende jaar aan geen haring in het westelijke deel van de Oostzee te vangen. In die omstandigheden is het, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139, passend om de gerichte visserij gesloten te houden en voor onvermijdelijke bijvangsten vangstmogelijkheden op een laag niveau vast te stellen om het fenomeen van verstikkingssoorten te vermijden.

    (17)

    Voor haring in het centrale deel van de Oostzee geldt dat de visserij hierop van groot sociaal-economisch belang is en dat de ICES een MDO-advies met vangstbandbreedtes heeft verstrekt. Tegelijkertijd schat de ICES in dat de biomassa van dat bestand zich gedurende het grootste deel van de voorbije dertig jaar, en ook recentelijk, onder Blim bevond en dat er een waarschijnlijkheid is dat de biomassa van dat bestand in 2025 onder Blim zal blijven. In die omstandigheden is het passend op grond van Verordening (EU) 2016/1139 de vangstmogelijkheden in de lagere FMDO-bandbreedte vast te stellen en, als aanvullende functioneel met de vangstmogelijkheden verband houdende herstelmaatregel, een paaisluiting vast te stellen voor visserijen die pelagische trawlnetten gebruiken.

    (18)

    Wat haring in de Golf van Riga betreft, bevindt de biomassa zich volgens de ICES-ramingen boven Btrigger en ligt de visserijdruk op FMDO. Bijgevolg is het passend om de vangst-mogelijkheden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139 vast te stellen op de FMDO-puntwaarde.

    (19)

    Wat schol betreft, schat de ICES dat kabeljauw als bijvangst in de scholvisserij wordt gevangen. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden voor schol overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139 onder de laagste waarde binnen de FMDO-bandbreedte vast te stellen.

    (20)

    Voor sprot gaat de ICES ervan uit dat de biomassa weliswaar boven Btrigger ligt, maar dat er sinds 2014 geen sterke populatietoename heeft plaatsgevonden. Bovendien schat de ICES dat de populatietoename in 2021 en 2022 historisch laag was. Voorts gaat het bij de sprotvisserij vaak om gemengde visserijen waarbij op sprot wordt gevist samen met haring. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden voor sprot overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139 binnen de overeenkomstige lagere FMDO-bandbreedte vast te stellen.

    (21)

    De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name artikel 33 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en artikel 34 betreffende de toezending aan de Commissie van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Daarom moeten in deze verordening de codes worden vermeld die de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden over de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

    (22)

    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) bevat aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en onder meer, in de artikelen 3 en 4, flexibiliteitsbepalingen voor bestanden waarvoor voorzorgs- en analytische TAC’s gelden. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen op welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn, met name op basis van de biologische toestand van de bestanden. Daarnaast is in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een jaarflexibiliteitsmechanisme ingesteld voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen ondergraaft, een belemmering vormt voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden leidt, moet expliciet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen op TAC’s van toepassing zijn wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

    (23)

    De biomassa van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee en haring in het westelijke deel van de Oostzee ligt onder Blim. Voor al deze bestanden worden in 2024 alleen bijvangsten, wetenschappelijke visserij en, in het geval van haring in het westelijke deel van de Oostzee, kleinschalige kustvisserij toegestaan. Daarom, en gezien de relatief geringe veerkracht van het ecosysteem van de Oostzee, hebben de lidstaten die een quotumaandeel in de betrokken TAC’s hebben, toegezegd de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet, in 2024 niet op die bestanden toe te passen, zodat de vangsten in 2024 niet groter zullen zijn dan de betrokken TAC’s. Voorts ligt de biomassa van vrijwel alle rivierbestanden van zalm in de ICES-deelsectoren 22-30 onder het grensreferentiepunt voor de productie van smolt (Rlim) en worden in 2024 alleen bijvangsten en wetenschappelijke visserij toegestaan. Daarom hebben de betrokken lidstaten voor 2024 eenzelfde toezegging gedaan voor de jaarflexibiliteit voor zalmvangsten in het hoofdbekken.

    (24)

    Bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad (5) zijn de vangstmogelijkheden voor kever vastgesteld van 1 november 2022 tot en met 31 oktober 2023 in ICES-sector 3a (Skagerrak-Kattegat), de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4, en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a (Noordzee). Het visseizoen voor kever loopt van 1 november tot en met 31 oktober. Op 16 oktober 2023 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 498, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (6), bilateraal overleg gepleegd en overeenstemming bereikt over een TAC, op basis van het op 9 oktober 2023 gepubliceerde ICES-advies. De resultaten van het overleg werden vastgelegd in het schriftelijk verslag, dat op 20 oktober 2023 door de Raad is goedgekeurd en door de vertegenwoordiger van de Commissie namens de Unie en door het hoofd van de delegatie van het Verenigd Koninkrijk is ondertekend overeenkomstig artikel 498, lid 6, van die overeenkomst en Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad (7). De desbetreffende vangstmogelijkheden voor kever voor de periode van 1 november 2023 tot en met 31 oktober 2024 in ICES-sector 3a, in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a moeten daarom worden vastgesteld op het in dat schriftelijk verslag vastgestelde niveau.

    (25)

    Bij Verordening (EU) 2023/194 zijn de vangstmogelijkheden voor schelvis in ICES-deelgebied 4, ICES-sector 6a en ICES-sector 3a (Noordzee, ten westen van Schotland, Skagerrak) voor 2023 vastgesteld op basis van de resultaten van het visserijoverleg tussen de Unie, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk voor 2024, zoals gedocumenteerd in de op 9 december 2022 ondertekende goedgekeurde notulen. Teneinde de volledige benutting van de vangstmogelijkheden te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden geboden om tussen een aantal TAC-gebieden met hetzelfde biologische bestand een flexibele regeling toe te passen. Het is derhalve passend te voorzien in een flexibiliteit tussen de gebieden van de quota van de lidstaten voor schelvis van maximaal 10 % van de Noordzee naar de Uniewateren van Skagerrak-Kattegat.

    (26)

    In de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en in het bijbehorende uitvoeringsprotocol (8) is bepaald dat 7,7 % van de TAC voor lodde (Mallotus villosus) die wordt gevist in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14, door de regering van Groenland aan de Unie moet worden toegewezen. Op 5 oktober 2023 heeft de regering van Groenland de Unie meegedeeld dat zij, op basis van het door het IJslandse instituut voor marien en zoetwateronderzoek gepubliceerde tussentijdse wetenschappelijke advies, volgens welk de vangsten in de “winter van 2023/2024” niet meer dan nul ton mogen bedragen, momenteel niet in staat is aan de Unie lodde aan te bieden voor de overeenkomstige periode. In afwachting van het definitieve wetenschappelijke advies, op grond waarvan het de regering van Groenland zou kunnen worden toegestaan lodde aan de Unie aan te bieden, moeten de vangstmogelijkheden voor dat bestand in Verordening (EU) 2023/194 worden aangegeven als “nog vast te stellen”.

    (27)

    Verordening (EU) 2023/194 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (28)

    Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen, moeten de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de Oostzee, met ingang van 1 januari 2024 van toepassing zijn. Deze verordening moet evenwel van 1 november 2023 tot en met 31 oktober 2024 van toepassing zijn op kever in ICES-sector 3a, de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a, omdat dat het visseizoen voor kever is. Om ervoor te zorgen dat de vangstmogelijkheden voor 2023 volledig worden benut, moet deze verordening van 1 november 2023 tot en met 31 december 2023 van toepassing zijn op schelvis in ICES-deelgebied 4, ICES-sector 6a en ICES-sector 3a (Noordzee, ten westen van Schotland, Skagerrak). Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking in werking treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    Algemene Bepalingen

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2024 vast en wijzigt sommige bij Verordening (EU) 2023/194 vastgestelde vangstmogelijkheden in andere wateren.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in de Oostzee.

    2.   Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij indien in de toepasselijke bepalingen uitdrukkelijk naar deze visserij wordt verwezen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    Daarnaast gelden de volgende definities:

    1)

    “deelsector”: een deelsector van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in de Oostzee als gedefinieerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9);

    2)

    “totale toegestane vangst” (TAC):

    a)

    in visserijen die onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgelegde vrijstelling van de aanlandingsverplichting vallen: de hoeveelheid vis die elk jaar van elk bestand mag worden aangeland;

    b)

    in alle overige visserijen: de hoeveelheid vis die elk jaar van elk bestand mag worden gevangen;

    3)

    “quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

    4)

    “recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee mariene biologische rijkdommen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

    5)

    “analytische beoordeling”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand, ook gebaseerd op benaderende waarden, die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen;

    6)

    “analytische TAC”: een TAC waarvoor een analytische beoordeling beschikbaar is;

    7)

    “voorzorgs-TAC”: een TAC waarvoor geen analytische beoordeling beschikbaar is, maar waarvoor ofwel een beoordeling op basis van de voorzorgsbenadering beschikbaar is ofwel geen beoordeling beschikbaar is.

    HOOFDSTUK II

    Vangstmogelijkheden

    Artikel 4

    TAC’s en toewijzingen

    De TAC’s, quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verband houdende maatregelen zijn opgenomen in de bijlage.

    Artikel 5

    Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

    1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening over de lidstaten verdeeld zonder afbreuk te doen aan:

    a)

    uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    b)

    kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    c)

    extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    d)

    hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    e)

    verlagingen uit hoofde van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    2.   Bestanden waarvoor voorzorgs- of analytische TAC’s gelden in het kader van het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota waarin Verordening (EG) nr. 847/96 voorziet, zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.

    3.   Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

    4.   De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruik maakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

    Artikel 6

    Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

    De bestanden van niet-doelsoorten binnen biologisch veilige grenzen als bedoeld in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 waarop de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de desbetreffende quota van toepassing is, worden vermeld in de desbetreffende TAC-tabellen in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 7

    Sluitingen ter bescherming van paaiende kabeljauw

    1.   Van 1 mei tot en met 31 augustus is het verboden om met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 25 en 26.

    2.   Het in lid 1 neergelegde verbod geldt niet voor:

    a)

    visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

    b)

    vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden waar de waterdiepte minder dan twintig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten;

    c)

    vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 25 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan vijftig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd.

    3.   Het is van 15 januari tot en met 31 maart verboden met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 22 en 23 en het is van 15 mei tot en met 15 augustus verboden met welk vistuig dan ook te vissen in deelsector 24.

    4.   Het in lid 3 neergelegde verbod geldt niet voor:

    a)

    visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

    b)

    vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden waar de waterdiepte minder dan twintig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten;

    c)

    vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 24 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan veertig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd;

    d)

    vissersvaartuigen van de Unie die met dreggen vissen op tweekleppige weekdieren in deelsector 22 in gebieden waar de waterdiepte minder dan twintig meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten.

    5.   Kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie als bedoeld in lid 2, punt b), en lid 4, punten b) en c), zorgen ervoor dat hun visserijactiviteit te allen tijde door de controleautoriteiten van de bevoegde lidstaat kan worden gemonitord.

    Artikel 8

    Sluitingen ter bescherming van paaiende haring in deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

    Het is verboden pelagische soorten met pelagische trawlnetten te bevissen in de volgende perioden:

    in de deelsectoren 25 en 26 van 1 april tot en met 30 april;

    in de deelsectoren 27 en 28.2 van 16 april tot en met 15 mei;

    in de deelsectoren 29 en 32 van 1 mei tot en met 31 mei.

    Artikel 9

    Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22 tot en met 26

    Recreatievisserij op kabeljauw is verboden in de deelsectoren 22 tot en met 26.

    Artikel 10

    Maatregelen betreffende de recreatievisserij op zalm in de deelsectoren 22 tot en met 31

    1.   Recreatievisserij op zalm is verboden in de deelsectoren 22 tot en met 31. Elk incidenteel gevangen zalmexemplaar wordt onmiddellijk weer in zee vrijgelaten.

    2.   In afwijking van lid 1 is de recreatievisserij op zalm toegestaan onder de volgende cumulatieve voorwaarden:

    a)

    per recreatievisser mag per dag niet meer dan één zalmexemplaar met ingeknipte vetvin worden gevangen en aan boord worden gehouden;

    b)

    na het vangen van de eerste zalm met ingeknipte vetvin stopt de recreatievisser de visserij op zalm voor de rest van de dag;

    c)

    alle exemplaren van alle vissoorten aan boord moeten in gehele staat worden aangeland.

    3.   Eveneens in afwijking van lid 1 is de recreatievisserij op zalm in deelsector 31 van 1 mei tot en met 31 augustus toegestaan in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.

    4.   Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    Artikel 11

    Maatregelen voor de instandhouding van de zeeforel- en zalmbestanden in de deelsectoren 22 tot en met 32

    1.   In de deelsectoren 22 tot en met 32 mogen vissersvaartuigen van de Unie niet vissen op zeeforel buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen. Bij het vissen op zalm buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in deelsector 32 mogen bijvangsten van zeeforel op geen enkel moment aan boord of bij aanlanding na elke visreis meer bedragen dan 3 % van de totale zalm- en zeeforelvangst.

    2.   Het is verboden om in de deelsectoren 22 tot en met 31 met beuglijnen op zeeforel of zalm te vissen buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.

    3.   Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen uit hoofde van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    Artikel 12

    Toezending van gegevens

    Lidstaten die op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over de hoeveelheden gevangen of aangelande vis aan de Commissie toezenden, gebruiken daarvoor de bestandscodes in de bijlage bij deze verordening.

    HOOFDSTUK III

    Slotbepalingen

    Artikel 13

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2023/194

    Verordening (EU) 2023/194 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In bijlage IA, deel B, wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor kever (Trisopterus esmarkii) in ICES-sector 3a (Skagerrak-Kattegat), de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4, en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a (Noordzee) vervangen door de volgende tekst:

    “Soort:

    Kever en geassocieerde bijvangsten

    Trisopterus esmarkii

    Gebied:

    3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

    (NOP/2A3A4.)

    Jaar

    2023

     

    2024

     

     

    Denemarken

    49 478

    (1)(3)

    8 226

    (1)(6)

    Analytische TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    9

    (1)(2)(3)

    2

    (1)(2)(6)

    Nederland

    36

    (1)(2)(3)

    6

    (1)(2)(6)

    Unie

    49 524

    (1)(3)

    8 234

    (1)(6)

    Verenigd Koninkrijk

    10 204

    (2)(3)

    2 058

    (2)(6)

    Noorwegen

    0

    (4)

    0

    (4)

    Faeröer

    0

    (5)

    0

    (5)

    TAC

    59 728

     

    10 292

     

    (1)

    Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/*2A3A4). De bijvangsten van schelvis en wijting die overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering worden gebracht en de bijvangsten van soorten die overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

    (2)

    De quota mogen alleen worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de ICES-gebieden 2a, 3a en 4.

    (3)

    Mag alleen worden gevangen van 1 november 2022 tot en met 31 oktober 2023.

    (4)

    Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.

    (5)

    Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Deze hoeveelheid omvat maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4), die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.

    (6)

    Mag alleen worden gevangen van 1 november 2023 tot en met 31 oktober 2024.”

    2)

    In deel B van bijlage IA wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus) in ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a vervangen door:

    “Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

     

     

    Gebied:

    4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

    (HAD/2AC4.)

    België

     

    363

    (1)(2)

    Analytische TAC

    Artikel 8, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

    Denemarken

     

    2 495

    (1)(2)

    Duitsland

     

    1 588

    (1)(2)

    Frankrijk

     

    2 768

    (1)(2)

    Nederland

     

    272

    (1)(2)

    Zweden

     

    223

    (1)(2)

    Unie

     

    7 709

    (1)(2)

    Noorwegen

     

    13 432

    (3)

    Verenigd Koninkrijk

    37 261

     

    TAC

     

    58 402

     

    (1)

    Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 10 % worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, van de Unie en internationale wateren van 6a ten noorden van 58°30′ N.B. (HAD/*6AN58).

    (2)

    Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 10 % worden gevangen in de wateren van de Unie van 3a (HAD/*03A-C).

    (3)

    Waarvan 11 182 ton mag worden gevangen in Uniewateren (HAD/*04-EU). Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel.

    Bijzondere voorwaarde: Binnen de limieten van deze quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheid:

    Noorse wateren van 4 (HAD/*04N-)

     

     

    Unie

     

    4 774 ”

     

     

    3)

    In bijlage IB wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor lodde (Mallotus villosus) in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14 vervangen door:

    “Soort:

    Lodde

    Mallotus villosus

    Gebied:

    Groenlandse wateren van 5 en 14

    (CAP/514GRN)

    Denemarken

    Nog vast te stellen

     

    Analytische TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Duitsland

    Nog vast te stellen

     

    Zweden

    Nog vast te stellen

     

    Alle lidstaten

    Nog vast te stellen

    (1)

    Unie

    Nog vast te stellen

    (2)(3)

    Noorwegen

    Nog vast te stellen

    (3)

    TAC

    Niet van toepassing

     

    (1)

    Denemarken, Duitsland en Zweden mogen pas van het quotum voor “alle lidstaten” gebruikmaken zodra zij hun eigen quotum hebben opgebruikt. Lidstaten waaraan meer dan 10 % van het Uniequotum is toegewezen, mogen het quotum voor “alle lidstaten” evenwel niet gebruiken. Vangsten die in mindering moeten worden gebracht op dit gedeelde quotum, worden afzonderlijk gerapporteerd (CAP/514GRN_AMS).

    (2)

    Met de visserij mag worden begonnen wanneer de Unie het aanbod van de Groenlandse autoriteiten voor dergelijke quota aanvaardt in het kader van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (*1). De lidstaten zien erop toe dat hun vangsten niet meer bedragen dan de van de Groenlandse autoriteiten ontvangen hoeveelheid, na aftrek van de aan Noorwegen overgedragen hoeveelheden.

    (3)

    Voor een vangstperiode van 15 oktober 2023 tot en met 15 april 2024.

    Artikel 14

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing van 1 januari tot en met 31 december 2024.

    In afwijking van de tweede alinea geldt het volgende:

    a)

    artikel 13, punt 1), is van toepassing van 1 november 2023 tot en met 31 oktober 2024;

    b)

    artikel 13, punt 2), is van toepassing van 1 november 2023 tot en met 31 december 2023.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 november 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. CREVITS


    (1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

    (2)  Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

    (4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

    (5)  Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PB L 28 van 31.1.2023, blz. 1).

    (6)   PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

    (7)  Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad van 22 oktober 2021 betreffende het namens de Unie in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk in te nemen standpunt om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten (PB L 378 van 26.10.2021, blz. 6).

    (8)   PB L 175 van 18.5.2021, blz. 3. De Unie heeft de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol goedgekeurd bij Besluit (EU) 2021/2043 van de Raad van 18 november 2021 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (PB L 418 van 24.11.2021, blz. 1).

    (9)  Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).


    BIJLAGE

    NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’S VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC’S GELDEN

    De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de functioneel daarmee verbonden maatregelen.

    De verwijzingen naar de visserijgebieden moeten worden gelezen als verwijzingen naar de ICES-gebieden.

    De visbestanden worden vermeld in alfabetische volgorde op de wetenschappelijke naam van de vissoort.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Gewone naam

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Sprattus sprattus

    SPR

    Sprot


    Tabel 1

    Soort:

    Haring

     

    Gebied:

    Deelsectoren 30-31

     

    Clupea harengus

     

     

    (HER/30/31.)

    Finland

     

    45 092

     

    Analytische TAC

    Zweden

     

    9 908

     

    Unie

     

    55 000

     

    TAC

     

    55 000

     


    Tabel 2

    Soort:

    Haring

     

    Gebied:

    Deelsectoren 22-24

     

    Clupea harengus

     

     

    (HER/3BC+24)

    Denemarken

     

    110

    (1)

    Analytische TAC

    Duitsland

     

    435

    (1)

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Finland

     

    0

    (1)

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Polen

     

    103

    (1)

    Zweden

     

    140

    (1)

    Unie

     

    788

    (1)

    TAC

     

    788

    (1)

    (1)

    Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

    In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op haring worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

    In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum toegestaan voor vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van minder dan twaalf meter die vissen met kieuwnetten, warnetten, handlijnen, kommen of peuren. Kapiteins van die vissersvaartuigen zorgen ervoor dat hun visserijactiviteit te allen tijde door de controleautoriteiten van de bevoegde lidstaat kan worden gemonitord.


    Tabel 3

    Soort:

    Haring

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

     

    Clupea harengus

     

     

    (HER/3D-R30)

    Denemarken

     

    888

     

    Analytische TAC

    Duitsland

     

    235

     

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Estland

     

    4 535

     

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Finland

     

    8 853

     

    Letland

     

    1 119

     

    Litouwen

     

    1 178

     

    Polen

     

    10 057

     

    Zweden

     

    13 503

     

    Unie

     

    40 368

     

    TAC

     

    Niet van toepassing

     


    Tabel 4

    Soort:

    Haring

     

    Gebied:

    Deelsector 28.1

     

    Clupea harengus

     

     

    (HER/03D.RG)

    Estland

     

    17 529

     

    Analytische TAC

    Letland

     

    20 430

     

    Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

    Unie

     

    37 959

     

    TAC

     

    37 959

     


    Tabel 5

    Soort:

    Kabeljauw

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-32

     

    Gadus morhua

     

     

    (COD/3DX32.)

    Denemarken

     

    137

    (1)

    Voorzorgs-TAC

    Duitsland

     

    54

    (1)

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Estland

     

    13

    (1)

    Finland

     

    10

    (1)

    Letland

     

    51

    (1)

    Litouwen

     

    33

    (1)

    Polen

     

    159

    (1)

    Zweden

     

    138

    (1)

    Unie

     

    595

    (1)

    TAC

     

    Niet van toepassing

    (1)

    (1)

    Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

    In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.


    Tabel 6

    Soort:

    Kabeljauw

     

    Gebied:

    Deelsectoren 22-24

     

    Gadus morhua

     

     

    (COD/3BC+24)

    Denemarken

     

    148

    (1)

    Voorzorgs-TAC

    Duitsland

     

    73

    (1)

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Estland

     

    3

    (1)

    Finland

     

    3

    (1)

    Letland

     

    12

    (1)

    Litouwen

     

    8

    (1)

    Polen

     

    40

    (1)

    Zweden

     

    53

    (1)

    Unie

     

    340

    (1)

    TAC

     

    340

    (1)

    (1)

    Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

    In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.


    Tabel 7

    Soort:

    Schol

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

     

    Pleuronectes platessa

     

     

    (PLE/3BCD-C)

    Denemarken

     

    8 105

     

    Analytische TAC

    Duitsland

     

    900

     

    Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

    Polen

     

    1 697

     

    Zweden

     

    611

     

    Unie

     

    11 313

     

    TAC

     

    11 313

     


    Tabel 8

    Soort:

    Atlantische zalm

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-31

     

    Salmo salar

     

     

    (SAL/3BCD-F)

    Denemarken

     

    11 183

    (1)(2)

    Analytische TAC

    Duitsland

     

    1 244

    (1)(2)

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Estland

     

    1 137

    (1)(2)(3)

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Finland

     

    13 945

    (1)(2)

    Letland

     

    7 113

    (1)(2)

    Litouwen

     

    836

    (1)(2)

    Polen

     

    3 393

    (1)(2)

    Zweden

     

    15 116

    (1)(2)

    Unie

     

    53 967

    (1)(2)

    TAC

     

    Niet van toepassing

     

    (1)

    Aantal stuks.

    (2)

    Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

    In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op Atlantische zalm worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

    In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum voor vissersvaartuigen van de Unie toegestaan in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus in ICES-deelsector 31 in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.

    (3)

    Bijzondere voorwaarde: van dit quotum mogen niet meer dan 450 exemplaren worden gevist in wateren van de Unie van deelsector 32 (SAL/*3D32).


    Tabel 9

    Soort:

    Atlantische zalm

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van deelsector 32

     

    Salmo salar

     

     

    (SAL/3D32.)

    Estland

     

    1 040

    (1)

    Voorzorgs-TAC

    Finland

     

    9 104

    (1)

    Unie

     

    10 144

    (1)

    TAC

     

    Niet van toepassing

     

    (1)

    Aantal stuks.


    Tabel 10

    Soort:

    Sprot

     

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

     

    Sprattus sprattus

     

     

    (SPR/3BCD-C)

    Denemarken

     

    19 827

     

    Analytische TAC

    Duitsland

     

    12 561

     

    Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

    Estland

     

    23 024

     

     

    Finland

     

    10 379

     

    Letland

     

    27 807

     

    Litouwen

     

    10 059

     

    Polen

     

    59 013

     

    Zweden

     

    38 330

     

    Unie

     

    201 000

     

    TAC

     

    Niet van toepassing

     


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2638/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top