Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2120

    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2120 van de Commissie van 12 oktober 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrolytisch mangaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    C/2023/6725

    PB L, 2023/2120, 13.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2120/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2120/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2120

    13.10.2023

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/2120 VAN DE COMMISSIE

    van 12 oktober 2023

    tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrolytisch mangaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,

    Na raadpleging van de lidstaten,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   WERKWIJZE

    1.1.   Opening

    (1)

    Op 16 februari 2023 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van stalen wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China”, “de VRC” of “het betrokken land”). Zij publiceerde daartoe een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van opening”).

    (2)

    De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 3 januari 2023 was ingediend door SL (“de klager”). De klacht werd ondersteund door Tosoh Hellas Single Member SA De klacht is ingediend door de bedrijfstak van de Unie voor EMD in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

    1.2.   Registratie

    (3)

    Overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening moet de Commissie de invoer waarop een antidumpingonderzoek betrekking heeft gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving registreren, tenzij zij over voldoende bewijs in de zin van artikel 5 beschikt waaruit blijkt dat niet is voldaan aan de voorschriften van artikel 10, lid 4, punt c) of d), van de basisverordening. Eén van deze voorwaarden, als vermeld in artikel 10, lid 4, punt d), van de basisverordening, behelst dat er, naast het niveau van de invoer die in het onderzoektijdvak schade heeft veroorzaakt, sprake moet zijn van een verdere aanzienlijke toename van de invoer. Zoals blijkt uit tabel 1, is de gemiddelde maandelijkse invoer van EMD van oorsprong uit de VRC in de zes maanden na de opening van het onderzoek met 66 % gedaald in vergelijking met de gemiddelde maandelijkse volume van de invoer tijdens het onderzoektijdvak. Om rekening te houden met het mogelijke seizoensgebonden karakter van de invoer vergeleek de Commissie bovendien het gemiddelde maandelijkse volume van de invoer in de zes maanden na de opening van het onderzoek met dezelfde zes maanden in het onderzoektijdvak. Uit deze analyse bleek dat het gemiddelde maandelijkse volume van de invoer met 68 % was gedaald.

    Tabel 1

    Invoer uit China in het onderzoektijdvak en na de opening van het onderzoek (kg)

     

    Maandelijks gemiddelde in het onderzoektijdvak

    Maart-juni augustus 2022 Maandelijks gemiddelde

    Maart-augustus 2023 Maandelijks gemiddelde

    Invoer uit China in de EU

    1 048 558

    1 082 617

    351 404

    Bron:

    Eurostat, databank Surveillance.

    (4)

    Aangezien uit het bewijsmateriaal in het dossier bleek dat niet was voldaan aan het vereiste van artikel 10, lid 4, punt d), heeft de Commissie de invoer van het betrokken product niet onderworpen aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening.

    1.3.   Verstoringen van de grondstoffenmarkt

    (5)

    Op 7 september 2023 heeft de klager overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening een verzoek ingediend om onderzoek te verrichten naar vermeende verstoringen van de grondstoffenmarkt in het land wat betreft het onderzochte product, om te beoordelen of, indien van toepassing, of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om een eind te maken aan de schade. De klager heeft voldoende bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat er in het betrokken land geen teruggaven van btw op de uitvoer van mangaanerts plaatsvinden. De beperking of uitsluiting van de teruggaaf van de btw wordt in artikel 7, lid 2 bis, tweede alinea, van de basisverordening genoemd als een van de relevante verstoringen van de grondstoffenmarkt. Uit het bewijsmateriaal in het dossier blijkt ook dat mangaanerts ruim boven de drempel van 17 % van de productiekosten van het onderzochte product in het betrokken land ligt, zoals vereist in artikel 7, lid 2 bis, vijfde alinea, van de basisverordening. Uit de vergelijking van de prijs van mangaanerts in de VRC met de niet-verstoorde prijs van mangaanerts dat op representatieve internationale markten wordt verkocht, gepubliceerd door Fast Markets (3), blijkt dat de Chinese prijzen aanzienlijk lager zijn dan die van representatieve internationale markten (4) in de zin van artikel 7, lid 2 bis, tweede alinea, van de basisverordening. Om de verstoringen van de grondstoffenmarkt te onderzoeken en om te beoordelen of een recht dat lager is dan de dumpingmarge voldoende zou zijn om de schade in het definitieve stadium op te heffen, heeft de Commissie het bericht van opening van 16 februari 2023 gewijzigd op basis van artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening. Het gewijzigde bericht van opening werd op 13 september 2023 gepubliceerd (5) (“gewijzigd bericht van opening”). Naar aanleiding van deze wijziging heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht om informatie over de reservecapaciteit in het betrokken land, de concurrentie op het gebied van grondstoffen en het effect op toeleveringsketens voor bedrijven in de Unie te verschaffen in een vrij formaat of door de relevante onderdelen van de vragenlijsten over verstoringen van de grondstoffenmarkt in te vullen. De Commissie heeft ook een vragenlijst over verstoringen van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening naar de Chinese overheid gestuurd. De bepaling van de verstoringen van de grondstoffenmarkt zal in het definitieve stadium plaatsvinden. Daarom doen de voorlopige bevindingen in deze verordening geen afbreuk aan de conclusies van het onderzoek naar de verstoringen van de grondstoffenmarkt, die in het definitieve stadium van de procedure zullen worden weergegeven.

    1.4.   Belanghebbenden

    (6)

    In het bericht van opening heeft de Commissie belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de autoriteiten van de Volksrepubliek China en de haar bekende importeurs, handelaren, gebruikers en verenigingen specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

    (7)

    De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. Er werden hoorzittingen gehouden met twee gebruikers en één producent in de Unie.

    1.5.   Samenstelling van een steekproef

    (8)

    In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zal samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

    Steekproef van producenten in de Unie

    (9)

    Gezien het beperkte aantal producenten van elektrolytisch mangaandioxide in de Unie kondigde de Commissie in het bericht van opening aan dat zij vragenlijsten ter beschikking zou stellen van de enige twee haar bekende producenten in de Unie. Deze twee producenten in de Unie hebben de vragenlijst beantwoord en er hebben zich na de bekendmaking van het bericht van opening geen andere producenten in de Unie gemeld. De Commissie hoefde dus geen gebruik te maken van steekproeven.

    Steekproef van importeurs

    (10)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

    (11)

    Geen van de niet-verbonden importeurs heeft de gevraagde informatie verstrekt.

    Steekproef van producenten-exporteurs

    (12)

    Om vast te stellen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in China gevraagd om de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

    (13)

    Zeven producenten-exporteurs uit het betrokken land die in het onderzoektijdvak EMD naar de Unie uitvoerden, hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van twee producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef.

    (14)

    Naar aanleiding van de opmerkingen van de klager, waarin werd aangevoerd dat de steekproef niet voldoende representatief was voor Duitsland, België en Polen, waar het onderzochte product hoofdzakelijk werd verkocht, wijzigde de Commissie de voorgestelde steekproef door een derde producent-exporteur in de steekproef op te nemen. Er werden geen verdere opmerkingen ontvangen over de gewijzigde steekproef.

    (15)

    De steekproef van producenten-exporteurs of groepen van producenten-exporteurs ziet er als volgt uit:

    Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd, Xiangtan, China (“Xiangtan”), waaronder:

    Jingxi Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd.

    Guangxi Guiliu New Material Co., Ltd, Luorong Town, Liuzhou, China (“Guiliu”), waaronder:

    Guangxi Xiatian Manganese Mine Co. Ltd.

    Guangxi Daxin Huiyuan New Energy Technology Co., Ltd, Xialei Town, Chongzuo, China (“Daxin”).

    1.6.   Individueel onderzoek

    (16)

    Eén producent-exporteur in de VRC heeft op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. In dit stadium van het onderzoek heeft de Commissie nog geen besluit genomen over het verzoek om een individueel onderzoek. De Commissie zal in het definitieve stadium van het onderzoek beslissen of zij al dan niet een individuele behandeling toekent.

    1.7.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

    (17)

    De Commissie heeft de overheid van de VRC (“de Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening in de VRC.

    (18)

    Zoals aangekondigd in het bericht van opening heeft het onderzoek ook betrekking op deze verstoringen van de grondstoffenmarkt om te bepalen of artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening moeten worden toegepast op de VRC. Om die reden heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht om informatie over de reservecapaciteit in het betrokken land, de concurrentie op het gebied van grondstoffen en het effect op toeleveringsketens voor bedrijven in de Unie te verschaffen in een vrij formaat of door de relevante onderdelen van de vragenlijsten over verstoringen van de grondstoffenmarkt in te vullen. De Commissie heeft ook een vragenlijst over verstoringen van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening naar de Chinese overheid gestuurd.

    (19)

    De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de producenten in de Unie, in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in China, handelaren en gebruikers. Die vragenlijsten werden op de dag van de opening van het onderzoek ook online (6) beschikbaar gesteld.

    (20)

    De Commissie heeft antwoorden ontvangen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en van één niet-verbonden handelaar in China, en slechts een gedeeltelijk antwoord van twee andere niet-verbonden handelaren in China. Er werden ook antwoorden ontvangen van twee producenten in de Unie en twee gebruikers.

    (21)

    De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende onderneming:

     

    Producenten in de Unie

    Tosoh Hellas Single Member SA (“Tosoh”), Sindos, Griekenland;

    Autlan EMD, S.L. (“Autlan”), Oñati (Guipuzcoa), Spanje.

     

    Gebruikers

    VARTA Consumer Batteries GmbH & Co. KGaA (“Varta”), Sulzbach, Duitsland;

    Duracell International Operations Sàrl (“Duracell”), Aarschot, België.

     

    Producenten-exporteurs in de VRC

    Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd, Xiangtan, China;

    Jingxi Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd, Jingxi City, Guangxi, China;

    Guangxi Guiliu New Material Co., Ltd, Luorong Town, Liuzhou, China;

    Guangxi Daxin Huiyuan New Energy Technology Co., Ltd, Xialei Town, Chongzuo, China.

     

    Niet-verbonden handelaren in de VRC

    Forea Industries Co., Ltd (“Forea”).

    1.8.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

    (22)

    Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot aan het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

    2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    2.1.   Onderzocht product

    (23)

    Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is elektrolytisch mangaandioxide dat door middel van een elektrolytisch proces is vervaardigd en dat na het elektrolytische proces geen warmtebehandeling heeft ondergaan (“het onderzochte product”, “EMD”).

    (24)

    Het onderzochte product bestaat uit twee hoofdsoorten: EMD voor koolstofzinkbatterijen en EMD voor alkalinebatterijen. Beide soorten worden door middel van een elektrolytisch proces met verschillende procesparameters geproduceerd ter verkrijging van EMD voor respectievelijk koolstofzinkbatterijen en alkalinebatterijen. Zij bezitten normaliter een hoge zuiverheidsgraad en dienen in de regel als tussenproduct bij de vervaardiging van droge batterijen voor consumentengebruik. Het onderzochte product kan in beperkte hoeveelheden ook in andere bedrijfstakken worden gebruikt, zoals de chemische, farmaceutische en keramische industrie (7).

    (25)

    Uit het onderzoek is gebleken dat beide soorten van het onderzochte product, ondanks een aantal verschillen wat betreft bepaalde fysieke en chemische kenmerken, zoals dichtheid, gemiddelde deeltjesgrootte, Brunauer-Emmet-Teller (BET)-oppervlak en alkalisch potentiaal, dezelfde fundamentele fysieke, chemische en technische kenmerken en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. Derhalve worden zij in het kader van deze procedure geacht een enkel product te vormen.

    2.2.   Betrokken product

    (26)

    Het betrokken product is het onderzochte product van oorsprong uit China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2820 10 00 (Taric-code 2820100010) (“het betrokken product”).

    2.3.   Soortgelijk product

    (27)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

    het betrokken product bij uitvoer naar de Unie;

    het onderzochte product dat wordt vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt van de Volksrepubliek China, en

    het onderzochte product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en aldaar wordt verkocht.

    (28)

    De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    2.4.   Argumenten betreffende de productomschrijving

    (29)

    Een exporteur, Guizhou Manganese Mineral Group (“GMMG”), voerde aan dat de soorten EMD-producten waarop dit onderzoek betrekking heeft een breed scala van toepassingen hebben, waarbij meerdere bedrijfstakken betrokken zijn, en niet slechts de vervaardiging van droge batterijen voor consumentengebruik. De instelling van antidumpingmaatregelen op elektrolytisch mangaandioxide dat geen warmtebehandeling heeft ondergaan zal waarschijnlijk verstrekkende gevolgen hebben voor diverse bedrijfstakken, aangezien hierdoor de uiteenlopende en hoogwaardige vraag naar EMD vanuit de bedrijfstakken van de Unie voor wegwerpbatterijen en nieuwe energiebatterijen en vanuit andere bedrijfstakken, zoals de chemische, farmaceutische en keramische industrie, zou worden geblokkeerd. GMMG voerde aan dat de producenten in de Unie wellicht niet in staat zijn om te voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve eisen van andere bedrijfstakken (zoals de chemische, farmaceutische en keramische industrie).

    (30)

    Deze andere soorten EMD-gebruikers (8) hebben zich niet gemeld en hebben dergelijke zorgen niet geuit in het kader van dit onderzoek. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de producenten in de Unie ook aan deze andere soorten gebruikers leveren. Daarom werd het argument van GMMG afgewezen.

    (31)

    GMMG voerde ook aan dat de producenten in de Unie niet in staat zijn EMD te leveren voor sommige specifieke batterijtechnologieën (bv. accu’s voor elektrische voertuigen), waarvoor EMD wordt gebruikt (9). Deze technologieën worden momenteel echter niet op grotere schaal toegepast en worden niet gebruikt in de accu-industrie voor elektrische voertuigen in de Unie. Daarom zijn er geen aanwijzingen dat de producenten in de Unie niet aan deze bedrijfstakken die van die technologieën gebruikmaken zouden leveren, mocht daar vraag naar zijn. Daarom werd het argument van de partij afgewezen.

    (32)

    GMMG voerde tevens aan dat het speciale elektrolytisch mangaandioxide dat de producenten van knoopbatterijen nodig hebben, verwerkt moet worden door middel van speciale processen waarbij een fysische en chemische behandeling nodig is, terwijl de producent in de Unie in Spanje dit product volgens de huidige productietechnologie niet kan produceren.

    (33)

    Uit het onderzoek is gebleken dat Autlan (de producent in de Unie in Spanje) nog geen verzoek heeft ontvangen om EMD te leveren voor de productie van knoopcellen. Zonder specifieke technische specificaties zijn er dus geen aanwijzingen dat hij EMD kan leveren voor het betreffende eindproduct. Anderzijds leverde de producent in de Unie in Griekenland tijdens de beoordelingsperiode aan producenten van knoopcellen. Daarom werd het argument van de partij afgewezen.

    2.5.   Verzoek om de productomschrijving van het onderzoek uit te breiden

    (34)

    Vijf maanden na de opening van het onderzoek verzocht Autlan om toepassing van de antidumpingmaatregelen die waren ingesteld op EMD van oorsprong uit China, indien van toepassing, op EMD van oorsprong uit China dat is verwerkt in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide die uit China in de Unie worden ingevoerd. Die droge batterijen vallen onder de GN-codes 8506 10 11, 8506 10 18, 8506 10 91 en 8506 10 98. Autlan verschafte een raming van de ontwikkeling van de invoer van EMD in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide (10), waaruit bleek dat de invoer van deze batterijen, en het EMD-gehalte daarin, sinds 2019 sterk is gestegen. De partij voerde aan dat EMD in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide deel uitmaakte van het onderzochte product in de in overweging 2 vermelde klacht.

    (35)

    De Commissie heeft het verzoek afgewezen. In de klacht werd het product dat met dumping zou worden ingevoerd beschreven als “elektrolytisch mangaandioxide (dat wil zeggen door middel van elektrolyse vervaardigd mangaandioxide) dat na de elektrolyse geen warmtebehandeling heeft ondergaan, dat van oorsprong is uit de Volksrepubliek China en dat gewoonlijk voor invoer in de Europese Unie binnen de gecombineerde nomenclatuur (GN) met code ex 2820 10 00 wordt aangegeven”. Droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide zijn de downstreamproducten van het onderzochte product. Hoewel de invoer van droge batterijen in de klacht werd genoemd, komen deze batterijen in de productomschrijving niet voor en bevatte de klacht ook geen verzoek om naar EMD in batterijen te kijken. Al het bewijsmateriaal in de klacht heeft namelijk uitsluitend betrekking op EMD, nooit op EMD in batterijen (11). Voorts worden producenten van droge batterijen in de klacht duidelijk als de gebruikers aangeduid. Derhalve werd in de klacht niet bewezen dat het EMD in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide, die onder de GN-codes 8506 10 11, 8506 10 18, 8506 10 91 en 8506 10 98 vallen, met dumping werd ingevoerd of dat het de bedrijfstak van de Unie schade heeft berokkend.

    (36)

    Als gevolg hiervan merkte de Commissie op dat het bericht van opening als volgt luidde: “het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is elektrolytisch mangaandioxide (dat wil zeggen door middel van een elektrolytisch proces vervaardigd mangaandioxide) dat na het elektrolytische proces geen warmtebehandeling heeft ondergaan” en “het product dat met dumping zou worden ingevoerd, is het onderzochte product, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2820 10 00 (Taric-code 2820100010). De GN- en Taric-codes worden slechts ter informatie vermeld, onverminderd een latere wijziging van de tariefindeling. De reikwijdte van dit onderzoek is afhankelijk van de definitie van het onderzochte product”. Hieruit volgt dat de procedure voor het vaststellen van dumping en daaruit voortvloeiende schade en de beoordeling van het belang van de Unie niet het verzamelen en analyseren van de informatie over het EMD in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide omvatten.

    3.   DUMPING

    3.1.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

    (37)

    Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening met betrekking tot de VRC, achtte de Commissie het passend om met betrekking tot de producenten-exporteurs uit dit land het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

    (38)

    Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie bijgevolg in het bericht van opening alle producenten-exporteurs in China verzocht informatie over de basisproducten voor de productie van EMD te verstrekken. Zeven producenten-exporteurs hebben de informatie ter zake verstrekt.

    (39)

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Van de Chinese overheid is geen antwoord ontvangen. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. De Commissie heeft de Chinese overheid verzocht haar opmerkingen over de toepassing van artikel 18 in te dienen. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

    (40)

    In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, Colombia als mogelijk geschikt representatief land beschouwde voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie merkte verder op dat zij andere mogelijk passende representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

    (41)

    Op 12 juni 2023 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid, energie en water die bij de productie van EMD een rol spelen. Bovendien heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks Colombia als mogelijk geschikt representatief land aangewezen, omdat dit het enige land met EMD-productie is met een vergelijkbaar economisch ontwikkelingsniveau als China. De Commissie identificeerde ook openbaar beschikbare financiële gegevens van de enige producent van EMD in het land, Quimica International Quintal S.A (“Quintal”), en van een andere onderneming die een soortgelijk productieproces gebruikt (ondernemingen die elektrolytische processen in hun productieproces gebruiken), Quimpac de Colombia S.A (“Quimpac”). De Commissie heeft opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen van alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, Autlan, VARTA en de Chinese Kamer van Koophandel voor importeurs en exporteurs van metalen, mineralen en chemicaliën (“CCCMC”) en de Guanxi Manganese Industry Association (“GMIA”).

    (42)

    Op 4 juli, en na analyse van alle opmerkingen en informatie die zij over de eerste mededeling had ontvangen, heeft de Commissie een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) gepubliceerd over de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. De Commissie heeft in de tweede mededeling de lijst van productiefactoren en de desbetreffende bronnen bijgewerkt en de belanghebbenden op de hoogte gebracht van haar voornemen om Colombia als het representatieve land te gebruiken.

    (43)

    Aangezien Quintal een laag winstniveau in 2022 en hoge verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) rapporteerde, achtte de Commissie haar financiële gegevens niet redelijk in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a). Daarom deelde de Commissie de belanghebbenden mee dat zij de VAA-kosten en de winst zou vaststellen op basis van de financiële gegevens van 2022 die voor Quimpac beschikbaar waren. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken. Alle ontvangen opmerkingen worden in detail besproken in punt 3.2.

    3.2.   Normale waarde

    (44)

    In artikel 2, lid 1, van de basisverordening is het volgende bepaald: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

    (45)

    In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”.

    (46)

    Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

    3.2.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

    3.2.1.1.   Inleiding

    (47)

    In artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis gedefinieerd als “verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

    het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

    overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

    discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

    het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

    verstoringen van loonkosten;

    toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat”.

    (48)

    Aangezien de lijst in artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet-cumulatief is, hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om verstoringen van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking.

    (49)

    In artikel 2, lid 6 bis, punt c), van de basisverordening wordt het volgende bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld in punt b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld in punt b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld”.

    (50)

    Op grond van deze bepaling heeft de Commissie een landrapport over de VRC (“het rapport”) (12) opgesteld, waaruit blijkt dat er sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie in de VRC, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren (zoals staal en chemische producten). De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Het rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek.

    (51)

    In de klacht werd informatie verstrekt over de bedrijfstak die het betrokken product vervaardigt en werd verwezen naar het rapport over de structurele verstoringen van de Chinese markt. De klacht bevatte tevens relevant bewijsmateriaal ter aanvulling van het rapport. In de klacht werd vastgesteld dat het betrokken product is ingedeeld onder GN-code 28, die betrekking heeft op chemische producten, een sector die wordt gekenmerkt door aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, wat leidt tot een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen in overeenstemming met de marktbeginselen.

    (52)

    Bovendien werd in de klacht uitgelegd dat de bedrijfstak die het betrokken product vervaardigt kapitaal- en grondstoffenintensief is en dat energieproducten onder normale omstandigheden een aanzienlijk deel van de productiekosten uitmaken. Daarom zijn de specifieke verstoringen in het rapport die betrekking hebben op belangrijke productiefactoren (zoals energie en arbeid) zeer relevant voor het onderzoek.

    (53)

    Zoals aangegeven in overweging 39, heeft de Chinese overheid geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport, en het door de klager verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

    (54)

    In dit verband werden opmerkingen ontvangen van CCCMC, samen met GMIA. Er werden ook opmerkingen ontvangen van medewerkende producenten-exporteurs, Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd (Xiangtan) en Guangxi Daxin Huiyuan New Energy Technology Co., Ltd (Daxin).

    (55)

    Ten eerste voerden CCCMC/GMIA aan dat artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening niet in overeenstemming is met het WTO-recht, en met name dat in artikel 2.2 van de WTO-antidumpingovereenkomst (“WTO-ADA”) het begrip verstoringen van betekenis niet wordt erkend.

    (56)

    Ten tweede stelden CCCMC/GMIA dat er geen verstoringen van betekenis zijn in de Chinese EMD-sector en dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat er sprake is van verstoringen van betekenis in de EMD-sector in China. Zij beweerden dat het belangrijkste bewijsmateriaal van de klager afkomstig is uit het rapport over China van de Commissie, dat in december 2017 werd gepubliceerd. CCCMC/GMIA waren van mening dat het rapport verouderd is en dat zowel de Europese als de Chinese economie ondertussen belangrijke beleids- en structurele veranderingen hebben ondergaan.

    (57)

    Een andere kwestie die door CCCMC/GMIA aan de orde werd gesteld, betreft het gebruik van gegevens van derde landen om de normale waarde vast te stellen. Volgens de WTO-ADA moet de onderzoeksautoriteit van een land, als zij van plan is om gegevens van een derde land te gebruiken, uitleggen en aantonen hoe deze gegevens zijn aangepast om de prijzen of kostenniveaus in het land van herkomst/uitvoer nauwkeurig weer te geven. CCCMC/GMIA zijn van mening dat het ontbreken van een dergelijke verklaring twijfels oproept over de betrouwbaarheid en geldigheid van het gebruik van niet-gerelateerde gegevens bij de beoordeling van eerlijke marktvoorwaarden in de Chinese EMD-sector.

    (58)

    De opmerkingen van Daxin waren vergelijkbaar met die van CCCMC/GMIA. Daxin voerde met name ook aan dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening niet in overeenstemming is met het WTO-recht. Ter ondersteuning van zijn argument voerde de producent-exporteur dezelfde argumenten aan als CCCMC/GMIA, met name dat artikel 2.2 van de WTO-ADO het begrip verstoringen van betekenis niet erkent, en dat geen enkele bepaling in de ADA toestaat dat gegevens van een derde land die niet de prijzen of het kostenniveau van het exporterende land kunnen weergeven, worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen.

    (59)

    Daxin betwistte tevens dat er sprake is van verstoringen van betekenis in de Chinese EMD-sector en merkte op dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om deze verstoringen aan te tonen, aangezien het belangrijkste bewijsmateriaal dat de klager heeft verstrekt het rapport over China van de Commissie is, dat verouderd is.

    (60)

    De andere medewerkende producent-exporteur, Xiangtan, verklaarde in zijn opmerkingen dat de klager zich niet van zijn bewijslast heeft gekweten door aan te tonen dat er sprake is van een verstoring van de kosten van de Chinese EMD-industrie in het algemeen en van Xiangtan in het bijzonder. Xiangtan voerde aan dat het rapport van de Commissie geen specifieke of gedetailleerde bespreking van de EMD-sector bevat. Xiangtan was van mening dat de klager zich bij de beoordeling of er sprake is van verstoringen van betekenis, baseert op ondersteunend bewijsmateriaal dat irrelevant of feitelijk onjuist is. Bovendien verklaarde Xiangtan dat in de klacht werd beweerd dat er sprake is van een verstoring van de Chinese elektriciteitsprijs, maar dat een groot deel van de door Xiangtan verbruikte elektriciteit door de onderneming zelf wordt geproduceerd en dus niet wezenlijk kan worden beïnvloed door de vermeend “verstoorde” elektriciteitsmarkt in China.

    (61)

    Ten eerste, wat betreft de argumenten dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening niet in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen van de Unie en het gebruik van gegevens van derde landen voor de vaststelling van de normale waarde, was de Commissie van mening dat de bepalingen van de basisverordening volledig in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen. Zoals door de WTO-beroepsinstantie uitdrukkelijk is verduidelijkt in zaak DS473, staat het WTO-recht het gebruik van gegevens van een derde land toe, naar behoren gecorrigeerd indien een dergelijke correctie noodzakelijk en onderbouwd is. De Commissie merkte verder op dat zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, de normale waarde voor elke producent-exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening wordt vastgesteld door berekening aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land.

    (62)

    De Commissie heeft bovendien onderzocht of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, waaronder de ontwikkelingen volgend op de publicatie van het rapport. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

    (63)

    Met betrekking tot het argument betreffende het verouderde karakter van het bewijsmateriaal in het rapport merkte de Commissie op dat het rapport een veelomvattend document is dat gestoeld is op uitgebreid objectief bewijsmateriaal, met inbegrip van wetgeving, verordeningen en andere officiële door de Chinese autoriteiten gepubliceerde beleidsdocumenten, rapporten van derden zoals internationale organisaties, wetenschappelijke studies en artikelen van wetenschappers, en andere betrouwbare onafhankelijke bronnen. Aangezien het reeds in december 2017 openbaar is gemaakt, heeft elke belanghebbende ruimschoots de gelegenheid gehad om het rapport en het bewijsmateriaal waarop het is gebaseerd, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Geen van de partijen heeft argumenten of bewijsmateriaal ingediend ter weerlegging van de bronnen in het rapport. Wat betreft de vermeende overeenkomsten tussen het huidige EU-industriebeleid en het Chinese beleid, was de Commissie van oordeel dat dit punt niet relevant is voor de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in de VRC. Deze argumenten worden daarom afgewezen.

    (64)

    Wat de bewering betreft dat de indiener van het verzoek onvoldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt om zijn beweringen over verstoringen van betekenis in de VRC te staven, zoals bepaald in punt 3 van het bericht van opening, was de Commissie van oordeel dat de klacht voldoende bewijsmateriaal inzake verstoringen van betekenis bevatte, zoals vereist bij artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening, om het onderzoek op deze basis te openen. Artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening bevat geen verdere vereisten voor het verstrekken van bewijsstukken zoals door deze partij wordt beweerd. Immers, hoewel de vaststelling van het bestaan van verstoringen van betekenis en het daaruit voortvloeiende gebruik van de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voorgeschreven methode pas gebeurt op het moment van de mededeling van de definitieve bevindingen, voorziet artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening in de verplichting om de gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de toepassing van deze methode wanneer het onderzoek op deze basis is geopend. In dit geval achtte de Commissie het in het verzoek verstrekte voorlopige bewijsmateriaal voldoende om het onderzoek op deze basis te openen. Daarom heeft de Commissie de nodige stappen ondernomen om haar in staat te stellen de methode van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen indien het bestaan van verstoringen van betekenis tijdens het onderzoek zou worden bevestigd. De Commissie heeft deze bewijselementen bovendien verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen. De Commissie heeft dit argument afgewezen.

    (65)

    Ten aanzien van het argument van Xiangtan dat het rapport geen specifieke of gedetailleerde beschouwing van de EMD-sector bevat en dat, wat elektriciteit betreft, het grootste deel van de door Xiangtan verbruikte elektriciteit door de onderneming zelf wordt geproduceerd, en dus niet wezenlijk kan worden beïnvloed door de vermeend verstoorde elektriciteitsmarkt, merkte de Commissie op dat het bestaan van verstoringen van betekenis die aanleiding geven tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, op nationaal niveau wordt vastgesteld. Als het bestaan van verstoringen van betekenis wordt vastgesteld, is artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening van toepassing op alle producenten-exporteurs in de VRC en heeft het betrekking op alle kosten in verband met hun productiefactoren. In elk geval voorziet dezelfde bepaling van de basisverordening in het gebruik van binnenlandse kosten waarvan met positief bewijs is vastgesteld dat zij niet onderhevig zijn aan verstoringen van betekenis. Er is echter niet op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal aangetoond dat de binnenlandse kosten niet verstoord zijn. De producenten-exporteurs hebben met name geen nauwkeurig en passend bewijsmateriaal over niet-verstoorde prijzen en kosten verstrekt. Of een producent de capaciteit heeft elektriciteit op te wekken zonder die elektriciteit van andere bronnen te betrekken, vormt geen positief bewijs dat deze productiefactor niet wordt beïnvloed door de verstoringen die het land als geheel beïnvloeden. Dit argument wordt daarom afgewezen.

    3.2.1.2.   Verstoringen van betekenis die de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC beïnvloeden

    (66)

    Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie wordt als de “leidende kracht van de nationale economie” beschouwd en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (13). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (14).

    (67)

    Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 is de leidende rol van de CCP nog sterker op de voorgrond getreden, omdat die nu is bevestigd in de tekst van artikel 1 van de grondwet. Achter de reeds bestaande eerste zin van de bepaling: “[h]et socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, werd een nieuwe tweede zin ingevoegd, die als volgt luidt: “Het leiderschap van de Communistische Partij van China is het essentiële kenmerk van het socialisme met Chinese karakteristieken” (15) . Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Dit leiderschap en deze zeggenschap zijn inherent aan het Chinese systeem en gaan veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de regeringen algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking.

    (68)

    De Chinese staat hanteert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (16). De Chinese autoriteiten zetten talrijke interventionistische economische instrumenten in, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële stelsel en de regelgeving.

    (69)

    Ten eerste — op het niveau van de algemene administratieve zeggenschap — wordt de richting van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloed. Deze plannen hebben in hun totaliteit betrekking op een alomvattende en complexe matrix van sectoren en sectoroverstijgende beleidsmaatregelen die op alle niveaus van de overheid aanwezig is. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden tevens de middelen bepaald waarmee de desbetreffende bedrijfstakken/sectoren worden ondersteund, evenals de termijnen waarbinnen de doelstellingen moeten worden gehaald. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiestreefcijfers, terwijl dit in eerdere planningscycli een vast onderdeel was. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun verworven bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, worden de marktdeelnemers ertoe aangezet de in de plannen vastgelegde prioriteiten na te leven (zie ook punt 3.2.1.5) (17).

    (70)

    Ten tweede — op het niveau van de toewijzing van financiële middelen — wordt het financiële systeem van de VRC gedomineerd door de handelsbanken in staatseigendom. Deze banken moeten zich bij het opzetten en uitvoeren van hun kredietbeleid schikken naar de doelstellingen van het industriebeleid van de regering in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project (zie ook punt 3.2.1.8). Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële stelsel, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze andere onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap te waarborgen en ingrijpen door de staat en de CCP mogelijk te maken (18).

    (71)

    Ten derde — op het niveau van de regelgeving — neemt het overheidsingrijpen in de economie verschillende vormen aan. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen dan economische doelmatigheid na te streven, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (19). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument om de doelstellingen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (20).

    (72)

    Kortom, het Chinese economische model is gebaseerd op bepaalde fundamentele axioma’s die voorzien in grootschalig overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (21).

    3.2.1.3.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

    (73)

    In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie.

    (74)

    De Chinese overheid en de CCP houden vast aan structuren waarmee hun blijvende invloed op ondernemingen, en met name staatsondernemingen, wordt verzekerd. De staat (en in veel opzichten ook de CCP) speelt niet alleen een actieve rol in het formuleren van het algemene economische beleid en het toezicht op de uitvoering daarvan door individuele staatsondernemingen, maar eist ook het recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen (zie ook punt 3.2.1.4), alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen (22). In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie, wat een aantal economische voordelen inhoudt, zoals met name afscherming tegen mededinging en preferentiële toegang tot relevante basisproducten, waaronder financiële middelen (23). De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de overheid over ondernemingen in de EMD-sector worden nader beschreven in punt 3.2.1.4.

    (75)

    Met name in de EMD-sector is een aanzienlijk deel van de ondernemingen nog altijd in handen van de Chinese overheid. Bovendien blijkt uit een analyse van de belangrijkste Chinese producenten-exporteurs van EMD naar de Unie dat er sprake is van aanzienlijk staatsinmenging.

    (76)

    In het geval van Xiangtan Electrochemical Technology Co., Ltd, gaat het om een houdstermaatschappij onder het Comité van de Staatsraad voor toezicht op en beheer van staatsactiva van Xiangtan City (24). De twee grootste aandeelhouders zijn in handen van de staat, waarmee in totaal 40 % van de aandelen in handen is van de staat. De voorzitter van de onderneming is lid van de CCP en secretaris van het partijcomité van de onderneming (25). De plaatsvervangend algemeen directeur, secretaris van de raad van bestuur, is lid van de CCP en lid van het partijcomité van de onderneming (26).

    (77)

    Guangxi Guiliu Chemical Co., Ltd is een particuliere onderneming die in handen is van natuurlijke personen. De voorzitter en algemeen directeur is echter ook lid van de CCP en secretaris van het CCP-Comité (27). En een ander lid van de raad van bestuur van de onderneming is ook lid van de CCP en plaatsvervangend secretaris van het CCP-Comité.

    (78)

    South Manganese Group Ltd is voor 100 % in handen van South Manganese Investment Group (28). Voorheen heette de Groep CITIC Dameng Holdings (29). Verder is 22 % van de aandelen van South Manganese Investment Group in handen van de stad Nanning en 4,9 % van CITIC Group (30), een financieel conglomeraat in staatsbezit. De voorzitter van de raad van bestuur van South Manganese Group is secretaris van het partijcomité (31).

    (79)

    Guizhou Red Star Development Dalong Manganese Industry Co., Ltd, is voor 94 % in handen van Guizhou Red Star Development. Guizhou Red Star Development staat onder feitelijk zeggenschap van Qingdao SASAC en is dus een staatsonderneming (32). De grootaandeelhouder van de onderneming is Qingdao Hongxing Chemical Group Co, Ltd, en staat onder feitelijk zeggenschap van het Comité van de Staatsraad voor toezicht op en beheer van staatsactiva van het gemeentelijk volksbestuur van Qingdao. De voorzitter van de Groep is ook de secretaris van het partijcomité (33).

    (80)

    Aangezien bovendien de interventies van de CCP in de operationele besluitvorming ook in particuliere ondernemingen de norm zijn geworden (34), waarbij de CCP een leidende rol opeist ten aanzien van vrijwel elk aspect van de economie van het land, leidt de invloed van de staat door middel van CCP-structuren binnen ondernemingen er feitelijk toe dat marktdeelnemers onder zeggenschap en beleidstoezicht van de overheid staan, gezien de mate waarin de staats- en partijstructuren in de VRC zijn samengegroeid.

    (81)

    Dit blijkt ook op het niveau van de China Petrochemical and Chemical Industry Federation (“CPCIF”), de branchevereniging van de petrochemische en chemische sector. Overeenkomstig artikel 3 van de statuten van de CPCIF aanvaardt de organisatie “de professionele begeleiding, het professionele toezicht en beheer door de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor registratie en beheer, door de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de opbouw van de partij, alsook door de desbetreffende administratieve afdelingen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de industrie” (35).

    (82)

    Bijgevolg kunnen zelfs particuliere producenten in de sector van het onderzochte product niet onder marktvoorwaarden opereren. Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de sector staan namelijk onder beleidstoezicht, zoals ook is beschreven in punt 3.2.1.5.

    3.2.1.4.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

    (83)

    Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door staatsondernemingen en andere instrumenten in handen te hebben, kan de Chinese overheid zich ook in de prijzen en kosten mengen via overheidsdeelneming in ondernemingen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, (36) maar daarnaast vormen de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) (37) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (38). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (39). Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van EMD en de leveranciers van hun basisproducten.

    (84)

    Daarnaast werd op 15 september 2020 een document bekendgemaakt met als titel “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (“de richtsnoeren”) (40), waarin de rol van de partijcomités in particuliere ondernemingen verder werd uitgebreid. In afdeling II.4 van de richtsnoeren staat het volgende: “[w]ij moeten de totale capaciteit van de Partij om sturing te geven aan activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector vergroten en de werkzaamheden op dit gebied op doeltreffende wijze opvoeren”, en in afdeling III.6 staat: “[w]ij moeten de aanwezigheid van de Partij in particuliere ondernemingen verder opvoeren en de partijcellen in staat stellen hun rol als bastion doeltreffend te vervullen en de partijleden in staat stellen hun rol als voorhoede en pioniers te spelen”. De richtsnoeren benadrukken zo de rol van de CCP in ondernemingen en andere entiteiten van de particuliere sector en trachten deze te versterken (41).

    (85)

    Verder hebben ook de aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten (zie ook punt 3.2.1.8) en bij de levering van grondstoffen en basisproducten een verstorend effect op de markt (42). De aanwezigheid van de staat in ondernemingen, waaronder staatsondernemingen, in de chemische en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten) maakt het de Chinese overheid dus mogelijk zich te mengen in de prijzen en kosten.

    3.2.1.5.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

    (86)

    De koers van de Chinese economie wordt in aanzienlijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten worden gesteld en waarin doelstellingen worden voorgeschreven waar de centrale en lokale overheden zich op moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen, die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De in de planningsinstrumenten bepaalde doelstellingen zijn van bindende aard, en de autoriteiten op elk bestuurlijk niveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het desbetreffende lagere overheidsniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (43).

    (87)

    De Chinese overheid beschouwt de EMD-industrie als een sleutelindustrie. Dit wordt bevestigd in het “14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie” (44), aangezien in afdeling V.3. specifiek melding wordt gemaakt van elektrolytisch mangaan: “Verbeteren van het niveau van alomvattend gebruik van hulpbronnen, ondersteunen van het zeer efficiënte gebruik van hulpbronnen, continu verbeteren van het beheer van belangrijke technieken en processen, verbeteren van de efficiëntie van het gebruik van primaire hulpbronnen en verminderen van het verbruik van hulpbronnen en energie tijdens het hele proces. Uitgebreid bevorderen van het gebruik van grondstoffen en industrieel vast afval, met de nadruk op [….], elektrolytische mangaanslakken […..]. Stimuleren van implementatie in het hele land”.

    (88)

    EMD wordt ook specifiek genoemd in de 2019-versie van de “Catalogus met richtsnoeren voor structurele aanpassingen in de industrie” (45). In de catalogus worden drie categorieën industrieën onderscheiden: “te stimuleren”, “te beperken” en “te elimineren”. EMD wordt genoemd in de “te beperken categorie”. Tegelijkertijd wordt in dezelfde Catalogus met richtsnoeren in de categorie “te elimineren” verwezen naar een specifieke installatie voor EMD-productie, de reverbeeroven, die wordt gebruikt om mangaandioxide te reduceren.

    (89)

    Via deze en andere instrumenten geeft de Chinese overheid sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de sector. De Chinese overheid stuurt de ontwikkeling van de sector verder aan de hand van een breed scala aan beleidsinstrumenten en richtlijnen in verband met onder meer: In afdeling VIII.1 Uitvoeringsmaatregelen van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie werd het volgende vastgesteld: “Alle gemeenten moeten de naleving van dit plan versterken en de belangrijkste elementen en de grote projecten ervan in hun voornaamste lokale taken opnemen. De petrochemische en chemische sector, de staalsector en andere sleutelsectoren moeten specifieke uitvoeringsadviezen formuleren die gericht zijn op de doelstellingen en taken van dit plan, rekening houdend met de feitelijke omstandigheden in de bovengenoemde sectoren”.

    (90)

    Daarnaast worden in het leidend advies over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de petrochemische en chemische industrie tijdens de looptijd van het 14e vijfjarenplan (46) andere parameters voor de geplande ontwikkeling van de sector gekwantificeerd: “Uiterlijk in 2025 zal de petrochemische en chemische industrie in wezen een hoogwaardig ontwikkelingspatroon vormen met sterke inheemse innovatiecapaciteiten, een redelijke structurele inrichting, alsook een groene, veilige en koolstofarme ontwikkeling. Zij zal ook de mogelijkheden ter waarborging van een hoogwaardig product sterk verbeteren, het kernconcurrentievermogen aanzienlijk versterken en resolute stappen zetten in de richting van een hoog niveau van zelfredzaamheid en zelfverbetering” (47). Verder worden er verschillende doelstellingen voor de chemische sector vastgesteld: “[h]et concentratieniveau van de productie van bulkchemicaliën zal verder worden verhoogd en de bezettingsgraad zal stijgen tot meer dan 80 % […] er zullen ongeveer 70 chemische industrieparken met concurrentievoordelen worden gebouwd” (48). In het advies wordt ook de noodzaak benadrukt om: “de coördinatie van het fiscale, financiële en regionale beleid, het investerings-, energie- en prijsbeleid, alsmede het in- en uitvoerbeleid, het ecologisch milieubeleid en andere beleidsmaatregelen met het industriebeleid te versterken”, alsook om “de rol van het nationale platform voor samenwerking tussen de industrie en de financiële sector ten volle te benutten, de banden tussen banken en ondernemingen te stimuleren en de samenwerking tussen de industrie en de financiële sector te bevorderen” (49).

    (91)

    Er is ook provinciaal beleid dat de mangaanindustrie ondersteunt. Guizhou, Guangxi, Hunan en andere plaatsen zijn de belangrijkste productiegebieden van elektrolytisch mangaandioxide in China, waarvan Guangxi bijna 80 % van de totale productie van het land voor haar rekening neemt (50).

    (92)

    De provincie Guangxi publiceerde in 2017 het “Guangxi Metallurgical Industry Second Entrepreneurship Implementation Plan (2017-2025)” (51). In afdeling I van het plan staat: “Tegen 2025 zal de productiecapaciteit van ferrolegeringen in Guangxi op ongeveer 6 miljoen ton worden gehouden; zal de productiecapaciteit van elektrolytisch mangaanmetaal op ongeveer 600 000 ton worden gehouden; zal de productiecapaciteit van elektrolytisch mangaandioxide 270 000 ton bedragen; zal de productiecapaciteit van mangaansulfaat ongeveer 100 000 ton bedragen; en zal de op mangaan gebaseerde lithium-ionbatterij een levensduur van 400 miljoen ampère-uren hebben”. In afdeling II.4.2. wordt vermeld dat een van de doelstellingen is om “de samenwerking met ijzer- en staalfabrieken, roestvrijstaalfabrieken en gieterijen te versterken, en te streven naar verbetering van de lokale capaciteit voor de verwerking van elektrolytisch mangaanmetaal, elektrolytisch mangaandioxide en mangaansulfaat en andere producten”.

    (93)

    Bovendien publiceerde Guangxi in 2018 een “Ontwikkelingsplan voor de industriële clusters en industrieketen voor mangaan (52)”, dat werd opgesteld en uitgegeven als een koersbepalend plan om de toekomstige ontwikkeling van de mangaanindustrie in de regio te begeleiden. In hetzelfde jaar werd een “Beleidsinterpretatie van het ontwikkelingsplan voor de industriële clusters en industrieketen voor mangaan van Guangxi” (53) gepubliceerd.

    (94)

    De ontwikkelingsdoelen van het plan zijn “het optimaliseren van de structuur en opzet van de mangaanindustrie, het realiseren van de gecoördineerde ontwikkeling van mijnbouw, bewerking, smelten en complexe verwerking, het vormen van industriële clusters voor de winning en de verwerking van mangaanerts, het verbeteren van de bescherming van het ecologische milieu, aandacht besteden aan veilige productie en recycling van hulpbronnen en het krachtig bevorderen van energiebesparing en emissiereductie. Ernaar streven om de productiecapaciteit van elektrolytisch mangaanmetaal in onze provincie tegen 2020 op ongeveer 600 000 ton te houden; de productiecapaciteit van elektrolytisch mangaandioxide op 270 000 ton, en de productiecapaciteit van mangaansulfaat op ongeveer 100 000 ton houden”.

    (95)

    De uitvoeringsmaatregelen van het plan omvatten zes aspecten, waaronder “het versterken van de organisatie en coördinatie, het opzetten en verbeteren van het standaardsysteem voor de mangaanindustrie, het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling, promotie en toepassing van mangaanproducten en verwerkingstechnologie, het versterken van de bouw van voordelige ondernemingen en talententeams, het versterken van fiscale en financiële ondersteuning, en het krachtig aantrekken van investeringen”.

    (96)

    Bovendien wordt in afdeling III.4 van het bovengenoemde plan aanbevolen om “actief sterke ondernemingen aan te trekken en een alliantie van de sterke ondernemingen op te bouwen, kernondernemingen te cultiveren en belangrijke ondernemingen in de regio aan te moedigen om te integreren en te reorganiseren. Met toonaangevende ondernemingen zoals CITIC Dameng Mining Co, Ltd, Guangxi Ferroalloy Co, Ltd en Baise Mining Group Co, Ltd, het industriepark Manganese Qinzhou met een ecologische cyclus van 1,5 miljoen ton/jaar op mangaan gebaseerde nieuwe materialen, Baikuang Group Jingxi met mangaanertsverwerking en -smelten, complexe verwerking van metaalmangaan, basis voor uitgebreid gebruik van mangaanslakken en andere grootschalige projecten de integratie van voordelige middelen bevorderen, volledig combineren van de voordelen van staatsbedrijven en particulier kapitaal, om zo de operationele efficiëntie van toonaangevende ondernemingen te verbeteren, de bedrijfstak en productstructuur te optimaliseren, de concurrentie in dezelfde bedrijfstak te verminderen, en leidende ondernemingen uit te bouwen tot internationaal gerenommeerde hoogwaardige ondernemingen met een sterk concurrentievermogen op de markt.”.

    (97)

    Verder verwijst het plan onder “Afdeling IV — Uitvoeringsmaatregelen” naar “Versterken van fiscale en financiële steun. Versterken van de informatiecommunicatie tussen overheid, banken en ondernemingen, actief stimuleren en begeleiden van financiële fondsen, actief aantrekken van sociaal kapitaal en ondersteunen van de ontwikkeling van de mangaanindustrie. Volledig inzetten op de leidende rol van industriële aandeleninvesteringsfondsen; coördineren en ondersteunen van de ontwikkeling van de mangaanindustrie. Alle overheidsdepartementen moeten de beschikbare fondsen gebruiken om de ontwikkeling van innovatiecentra voor mangaanproductie, toepassingsdemonstratieplatforms, onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen en toepassingsdemonstratieprojecten te begeleiden. Verder implementeren van een reeks beleidsmaatregelen die de innovatie en ontwikkeling van ondernemingen in de afgelopen jaren hebben ondersteund en waar ondernemingen effectief van hebben geprofiteerd.”.

    (98)

    Bovendien wordt het ingrijpen door de overheidsinstanties in de ontwikkeling van de EMD-industrie in de provincie Guangxi verder aangetoond door de “Aanbevelingen gepubliceerd door de secretaris van de Groep Partijleiders en de directeur van het Baise Bureau voor Industrie en Informatietechnologie” (54). In de aanbevelingen staat dat het land mangaanerts als een strategische minerale hulpbron heeft opgenomen. Bovendien stond in de aanbevelingen: “Het partijcomité en de regering van de autonome regio hebben de afgelopen jaren groot belang gehecht aan de optimalisering en opwaardering van de industriële keten en hebben de tweede onderneming van de metallurgische industrie krachtig geïmplementeerd, waarbij de productiecapaciteit van mangaanerts gestaag is blijven groeien. In 2020 zal de productie van elektrolytisch mangaandioxide in de regio 260 500 ton bedragen, wat goed is voor ongeveer 75 % van de nationale productie; de productie van elektrolytisch mangaanmetaal zal 270 100 ton bedragen, wat goed is voor ongeveer 18 % van de nationale productie, en behoort tot de top van het land.”.

    (99)

    De provincie Guangxi is niet de enige provincie die de mangaanindustrie actief bevordert. De provincie Guizou heeft ook maatregelen ingevoerd om mangaan en de mangaanverwerkende industrie te ontwikkelen. Een van de doelstellingen van het 14e vijfjarenplan van de provincie Guizou voor economische en sociale ontwikkeling (55) is samen te werken met andere provincies bij het bevorderen van de mangaanindustrie: “Intensiveren van uitwisselingen en samenwerking met Hunan, Hubei, Jiangxi en andere provincies in de middenloop van de Yangtze op het gebied van energie, toerisme, productie van apparatuur, nieuwe materialen, onderwijs enz., en gezamenlijk opbouwen van industriële bases zoals de complexe verwerking van nieuwe mangaan”.

    (100)

    Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van EMD. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

    3.2.1.6.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

    (101)

    Volgens de informatie in het dossier slaagt het Chinese faillissementsstelsel er niet in zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt zijn oorsprong erin te hebben dat, ook al berust het Chinese faillissementsrecht, formeel op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, het Chinese stelsel wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen is nog altijd opvallend laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats doordat de insolventieprocedures een aantal tekortkomingen vertonen die het indienen van een faillissementsaanvraag in de praktijk ontmoedigen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (56).

    (102)

    Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (57). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing van grond blijft uitsluitend een zaak van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (58). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (59).

    (103)

    Net als andere sectoren in de Chinese economie zijn de producenten van EMD onderworpen aan de gewone regels van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Dit heeft tot gevolg dat ook deze ondernemingen te maken hebben met verstoringen van bovenaf die het gevolg zijn van de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Deze overwegingen lijken ook volledig van toepassing te zijn op de EMD-sector. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie zou stellen.

    (104)

    In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de EMD-bedrijfstak, ook ten aanzien van het betrokken product.

    3.2.1.7.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

    (105)

    Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. De VRC heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, niet geratificeerd (60). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (61). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in China beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (62). Deze bevindingen leiden tot verstoring van de loonkosten in de VRC.

    (106)

    Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de EMD-bedrijfstak niet onderworpen zou zijn aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De EMD-bedrijfstak staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het betrokken product of de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn).

    3.2.1.8.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

    (107)

    Wat betreft de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC is er sprake van diverse verstoringen.

    (108)

    Ten eerste wordt het Chinese financiële stelsel gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (63), die bij het verlenen van toegang tot financiering rekening houden met andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (64), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (65). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (66).

    (109)

    Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen.

    (110)

    Zo heeft de Chinese overheid zeer recent verduidelijkt dat zelfs particuliere commerciële bankbeslissingen onder toezicht van de CCP moeten staan en in overeenstemming moeten blijven met het nationale beleid. Een van de drie overkoepelende doelstellingen van de staat met betrekking tot de governance van het bankwezen is nu het versterken van de leidende positie van de partij in de bank- en verzekeringssector, ook met betrekking tot operationele en managementkwesties in ondernemingen (67). Ook moet bij de criteria voor prestatie-evaluatie van commerciële banken nu in het bijzonder rekening worden gehouden met de wijze waarop entiteiten “de nationale ontwikkelingsdoelstellingen en de reële economie dienen”, en met name hoe zij “strategische en opkomende industrieën ten dienste staan” (68).

    (111)

    Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid. Schattingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings (69).

    (112)

    Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (70). Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

    (113)

    Ten tweede worden de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de toename van de schulden van ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

    (114)

    Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Ten minste een derde van alle leningen werd eind 2018 nog steeds tegen of onder het benchmarktarief verstrekt (71). De officiële media in de VRC hebben onlangs gemeld dat de CCP heeft opgeroepen om “de marktrente voor leningen naar beneden bij te sturen”. (72) Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

    (115)

    De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietrestricties die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Geconfronteerd met een situatie van toenemende risicovolle schulden, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen wanbetalingen te voorkomen. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen.

    (116)

    In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten.

    (117)

    Er is geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de EMD-sector niet onderworpen zou zijn aan het hierboven beschreven overheidsingrijpen in het financiële systeem. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

    3.2.1.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

    (118)

    De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem zoals beschreven in de punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.8, en in deel A van het rapport, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren zoals beschreven in de punten 3.2.1.6 tot en met 3.2.1.8 en in deel B van het rapport.

    (119)

    De Commissie herinnert eraan dat voor de productie van EMD een breed scala aan basisproducten nodig is. Wanneer de EMD-producenten deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

    (120)

    Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van EMD-producten ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) eveneens beïnvloed omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen A en B van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen.

    3.2.1.10.   Conclusie

    (121)

    Uit de analyse in de punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.9, met onder meer een bestudering van al het beschikbare bewijs voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de EMD-sector (met inbegrip van het onderzochte product), is gebleken dat prijzen of kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten.

    (122)

    Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een geschikt representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt.

    3.2.2.   Representatief land

    3.2.2.1.   Algemene opmerkingen

    (123)

    De keuze van het representatieve land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening werd gebaseerd op de volgende criteria:

    een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe heeft de Commissie aan de hand van de databank van de Wereldbank landen onderzocht met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat vergelijkbaar is met dat van de VRC (73);

    vervaardiging van het onderzochte product in dat land;

    beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

    wanneer sprake was van meer dan één mogelijk representatief land, werd in voorkomend geval de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

    (124)

    In de hierboven beschreven eerste en tweede mededeling werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. De Commissie stelde de belanghebbenden ook in kennis van het voornemen van de Commissie om Colombia in het onderhavige geval als een passend representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

    3.2.2.2.   Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC en vervaardiging van het onderzochte product

    (125)

    In de eerste mededeling heeft de Commissie Colombia aangemerkt als het enige land dat volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling heeft als de VRC (dat wil zeggen dat het door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen als “hogermiddeninkomensland” wordt ingedeeld) waarvan bekend was dat het onderzochte product daar wordt geproduceerd.

    (126)

    Naar aanleiding van de eerste mededeling stelde Guiliu dat Mexico als representatief land moest worden gebruikt, omdat het mangaanerts produceert (de belangrijkste grondstof voor de productie van EMD) en, afgezien van de invoergegevens van mangaanerts, voldoende hoeveelheden van andere grondstoffen invoert. Guiliu stelde voor om Colombia te gebruiken voor de invoerprijzen van mangaanerts en Autlan EMD voor de VAA-kosten en de winst.

    (127)

    De vervaardiging van het onderzochte product is een van de criteria die de Commissie gebruikt bij de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. In tegenstelling tot Colombia, waar het onderzochte product wordt geproduceerd, heeft Mexico geen productie en kan het daarom niet als geschikt representatief land worden beschouwd. Dit argument is derhalve afgewezen.

    (128)

    Varta vond de selectie van Colombia als representatief land twijfelachtig, vanwege de vermeend onjuiste vergelijking met de elektriciteitskosten in China, en stelde voor om rekening te houden met het type elektriciteitsproductie en de kosten van elektriciteitsdistributie.

    (129)

    Varta heeft niet aangetoond in welke mate de referentieprijs voor elektriciteit van Colombia niet representatief zou zijn voor de niet-verstoorde prijs in China, en heeft ook geen concrete alternatieven gegeven. Dit argument werd derhalve afgewezen.

    (130)

    Bij weten van de Commissie zijn er geen andere landen met een economisch ontwikkelingsniveau vergelijkbaar met dat van China waar EMD wordt geproduceerd, en geen belanghebbenden hebben hierover nieuwe informatie verstrekt, zodat Colombia in de tweede mededeling werd bevestigd als een geschikt representatief land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

    3.2.2.3.   Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land

    (131)

    In de eerste mededeling heeft de Commissie aangegeven dat voor het land dat is aangemerkt als het land waar het onderzochte product wordt geproduceerd, namelijk Colombia, nader moest worden gecontroleerd of er openbare gegevens beschikbaar waren, met name met betrekking tot de openbare financiële gegevens voor het onderzoektijdvak van producenten van het onderzochte product of in een soortgelijk productiesegment.

    (132)

    Guiliu voerde in haar opmerkingen over de eerste mededeling aan dat de ingevoerde hoeveelheden van bepaalde productiefactoren (“FOP’s”) in Colombia ontoereikend zijn en dat de prijzen van die FOP’s in plaats daarvan gebaseerd zouden moeten worden op de wereldwijde invoer.

    (133)

    De Commissie beoordeelde de totale invoer in Colombia van de volgende productiefactoren, die de producenten-exporteurs rapporteerden als gebruikt in hun productieproces: zwavelzuur, bruinkool, bitumineuze en antracietkoolsoorten en pyriet. De Commissie merkte op dat de ingevoerde hoeveelheden voor elk van deze FOP’s inderdaad zeer laag waren (minder dan 0,02 % van de invoer in alle landen met een economisch ontwikkelingsniveau vergelijkbaar met dat van China) en dat de overeenkomstige invoerprijzen abnormaal waren in vergelijking met de gemiddelde invoerprijzen van dezelfde groep landen (de verschillen ten opzichte van dezelfde groep landen waren 102 %, 1 115 %, 1 233 % en 2 608 % voor vier van de vijf bovengenoemde producten). Voor het vijfde product, bitumineuze steenkool, was het prijsverschil kleiner (29 %), maar de ingevoerde hoeveelheden waren in het onderzoektijdvak zeer laag, namelijk 3 800 ton, wat minder is dan 0,00006 % van de invoer in alle landen met een economisch ontwikkelingsniveau vergelijkbaar met dat van China.

    (134)

    Omdat van de vijf bovengenoemde basisproducten slechts een klein aantal werd ingevoerd en de daaruit voortvloeiende prijs onredelijk was, wijst dat erop dat de ingevoerde gegevens werden beïnvloed door de invoer van gespecialiseerde of niet-conventionele productsoorten die onder de desbetreffende douanecode werden aangegeven en niet bij de productie van EMD worden gebruikt.

    (135)

    Over deze benadering zijn geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen.

    (136)

    Voor deze basisproducten heeft de Commissie een alternatief land gezocht in de lijst van landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als China en waar de invoer voor al deze vijf productiefactoren representatief was. Van alle landen bleek Turkije de grootste totale invoer van representatieve hoeveelheden en prijzen voor alle vijf FOP’s te hebben in vergelijking met de andere landen waar deze productiefactoren werden ingevoerd. Daarom concludeerde de Commissie dat Turkije een geschikte alternatieve bron van invoerprijzen was voor de bovengenoemde vijf productiefactoren.

    (137)

    In de tweede mededeling merkte de Commissie tevens op dat zij voor de Colombiaanse EMD-producent Quintal niet over gegevens beschikte waaruit bleek dat de winst en de VAA-kosten in het onderzoektijdvak redelijk waren in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. Dit maakte het lastig om een bron van niet-verstoorde en redelijke VAA- en winstgegevens te vinden. De EMD-industrie vormt een zeer specifieke bedrijfstak met een bijzonder klein aantal producenten en gebruikers buiten China of de Unie. Noch de Commissie noch enige belanghebbende kon een andere EMD-producent vinden in de landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als China. Bovendien wordt EMD voornamelijk gebruikt bij de vervaardiging van droge batterijen. Om die reden hebben pogingen om een fabrikant van producten in dezelfde algemene categorie van producten met redelijke VAA-kosten op te sporen, geen bruikbare resultaten opgeleverd.

    (138)

    In deze specifieke situatie moest de Commissie op zoek naar een bruikbaar alternatief. Met in het achterhoofd dat het productieproces een bepalende factor van de totale financiële prestaties is, vond zij een onderneming, Quimpac de Colombia SA, die in haar productie hetzelfde elektrolyseproces gebruikt. De gedachte hierachter is dat de kostenstructuur van een elektrolyse-installatie met de gespecialiseerde vaste activa en een relatief hoog energieverbruik een redelijke bron van de vereiste gegevens vormt. Voorts weerspiegelt het klantenbestand van Quimpac, dat ook uit grootschalige industriële gebruikers bestaat, in redelijkheid de VAA-kosten van de EMD-producent, omdat beide entiteiten grote hoeveelheden aan een beperkt aantal afnemers verkopen.

    (139)

    Gezien de openbare beschikbaarheid van het volledige en uitgebreide jaarverslag van Quimpac de Colombia over 2022 heeft de Commissie gebruikgemaakt van de daarin opgenomen informatie.

    (140)

    In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de belanghebbenden er met de tweede mededeling van op de hoogte gebracht dat zij voornemens was Colombia als geschikt representatief land en de onderneming Quimpac de Colombia SA overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde.

    (141)

    De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Colombia als representatief land en van Quimpac de Colombia als producent in een vergelijkbaar productiesegment in het representatieve land.

    3.2.2.4.   Opmerkingen van de partijen

    (142)

    Naar aanleiding van de tweede mededeling stelde Autlan dat Turkije geen geldige alternatieve bron van invoerprijzen was voor de vijf in overweging 133 genoemde FOP’s, omdat de prijzen bij invoer van steenkoolproducten in Turkije in het onderzoektijdvak abnormaal waren in vergelijking met de gemiddelde prijzen in andere landen met een vergelijkbaar economisch ontwikkelingsniveau. Volgens Autlan bleek uit de door de Commissie in de tweede mededeling bekendgemaakte GTA-gegevens dat Rusland de grootste exporteur naar Turkije was van de twee belangrijkste soorten steenkool die bij de productie van EMD worden gebruikt en dat de prijzen van deze steenkool aanzienlijk lager waren dan de gemiddelde invoerprijzen van de overeenkomstige producten uit andere derde landen.

    (143)

    De Commissie heeft dit argument in detail geanalyseerd en de prijzen bij invoer van steenkool in Turkije uit Rusland vergeleken met de prijzen bij invoer uit andere landen; zij stelde vast dat de prijzen bij invoer uit Rusland abnormaal waren in vergelijking met de gemiddelde prijzen bij invoer uit andere landen. Aangezien de invoer uit Rusland het grootste deel van de totale invoer van antraciet- en bitumineuze steenkool in Turkije vertegenwoordigde en gevolgen zou kunnen hebben voor de prijzen van de invoer uit andere landen, besloot de Commissie Brazilië, dat het op één na grootste totale invoervolume van representatieve hoeveelheden en prijzen vertegenwoordigde, zonder de invoer uit Rusland te gebruiken om de niet-verstoorde kosten van de bitumineuze steenkool en de antracietkool vast te stellen.

    (144)

    Xiangtan betoogde dat de Commissie ten onrechte geen rekening hield met de andere mogelijke landen op basis van het argument dat er in de andere voorgestelde landen geen EMD werd vervaardigd. Naar zijn mening wordt in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening niet als voorwaarde gesteld dat het onderzochte product moet worden vervaardigd in het representatieve land.

    (145)

    Bovendien stelde de onderneming dat de door de Commissie toegepaste methode bij het selecteren van een geschikt representatief land kennelijk tegenstrijdig is. Zij achtte andere mogelijke landen ongeschikt omdat in die landen geen EMD werd vervaardigd, terwijl zij, omdat zij de financiële gegevens van de enige in het land geïdentificeerde EMD-producent ongeschikt vond, besloot in plaats daarvan een andere Colombiaanse onderneming te gebruiken die actief was in een compleet andere bedrijfssector die geen verband houdt met de vervaardiging van EMD en besloot een ander derde land en een internationale benchmark te gebruiken als alternatieve bron voor de invoerprijzen voor sommige productiefactoren.

    (146)

    Daarnaast betoogde Xiangtan dat de VAA-kosten en winst van Quimpac niet representatief zijn voor een EMD-producent en stelde voor de gegevens te gebruiken van een Japanse EMD-producent, Tosoh Corporation Japan.

    (147)

    Wat betreft de bepaling van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening merkt de Commissie op dat vervaardiging van het betrokken product in het representatieve land een essentiële voorwaarde is om een representatief land te selecteren. Deze vervaardiging zorgt er namelijk voor dat de kosten van productie en verkoop in een representatief land overeenkomen met de niet-verstoorde kosten en verkoop in verband met de vervaardiging van het betrokken product conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje.

    (148)

    Met betrekking tot Quimpac merkte de Commissie op dat indien er geen financiële informatie onmiddellijk beschikbaar is die specifiek en uitsluitend betrekking heeft op het aan het onderzoek onderworpen product (in dit geval EMD), zij op zoek gaat naar de beste onmiddellijk beschikbare vervangende informatie. Het proces wordt uitgebreid beschreven in overweging 138.

    (149)

    Met betrekking tot de suggestie om, na passende aanpassingen, de gegevens van Tosoh Corporation Japan te gebruiken, benadrukte de Commissie dat de keuze voor het representatieve land moet worden gebaseerd op drie criteria, waarvan het eerste criterium betrekking heeft op het niveau van economische ontwikkeling. Tosoh Corporation Japan is gevestigd in een land met een hoger niveau van economische ontwikkeling en kan daarom niet als representatief worden beschouwd. Daarom werd dit argument afgewezen.

    (150)

    CCCMC & GMIA en Daxin stelden dat de energieprijs in Colombia en de loonkosten worden beïnvloed door verschillende factoren en dat deze prijs en kosten zelfs tussen verschillende landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als China wezenlijk kunnen verschillen. Als alternatief stelden CCCMC & GMIA en Daxin dat de Commissie de eigen gegevens van de Chinese exporteurs over loonkosten en energie moest gebruiken.

    (151)

    Dit argument moest worden afgewezen. De Commissie merkte op dat de keuze van het representatieve land was gebaseerd op drie criteria: niveau van economische ontwikkeling, vervaardiging van het betrokken product en beschikbaarheid van relevante openbare gegevens. De Commissie beschouwde al deze criteria als voldoende representatief om te komen tot de niet-verstoorde vervaardigingskosten in China en CCCMC & GMIA noch Daxin hebben bewijs overgelegd waaruit blijkt dat de geselecteerde benchmarks voor loonkosten en de energieprijs verstoord of niet passend waren.

    (152)

    Bovendien merkte de Commissie op dat zodra het bestaan van verstoringen van betekenis voor het onderzochte product in het land van uitvoer is vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zij niet langer gebruik kan maken van de werkelijke kosten van individuele producenten-exporteurs, tenzij op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal werd aangetoond dat die niet verstoord waren. Dat was niet het geval en daarom werd vastgesteld dat de relevante kosten verstoord waren.

    3.2.2.5.   Niveau van sociale en milieubescherming

    (153)

    Aangezien was vastgesteld dat Colombia op grond van alle voornoemde factoren het enige geschikte representatieve land was, hoefde er op grond van alle voorgaande elementen geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

    3.2.2.6.   Conclusie

    (154)

    Gezien bovenstaande analyse voldeed Colombia aan de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als passend representatief land te worden beschouwd.

    3.2.3.   Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

    (155)

    In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld, zoals grondstoffen, energie, water en arbeid, waarvan de producenten-exporteurs bij de vervaardiging van het onderzochte product gebruikmaken, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren.

    (156)

    In haar tweede mededeling heeft de Commissie vervolgens verklaard dat zij voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening gebruik zou maken van het volgende:

    a)

    openbaar beschikbare gegevens over 2022 die zijn verstrekt door Fastmarkets, een van de belangrijkste internationale prijsnoteringsbureaus voor verschillende grondstoffen, om de niet-verstoorde kosten te bepalen van de belangrijkste productiefactor van EMD, mangaanerts;

    b)

    de Global Trade Atlas (“GTA”) om de niet-verstoorde kosten van de andere grondstoffen te bepalen.

    (157)

    Daarnaast vermeldde de Commissie dat zij gebruik zou maken van de IAO-statistieken voor loonkosten in Colombia (74), de industriële energieprijs die wordt gerekend door de onderneming ENEL SA voor energie (75) en het watertarief dat wordt gerekend door Acueducto de Bogotá (76) voor water.

    (158)

    In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden tevens geïnformeerd dat wegens het grote aantal productiefactoren van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die volledige informatie hadden verstrekt en het verwaarloosbare relatieve aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten, deze verwaarloosbare items, die minder dan 5 % van de totale productiekosten als gemeld door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs uitmaakten, onder “verbruiksgoederen” werden gegroepeerd. Bovendien heeft de Commissie meegedeeld dat zij het percentage van de verbruiksgoederen van het totaal van de grondstofkosten zal berekenen, en dat percentage zal toepassen op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakt van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het geschikte representatieve land.

    3.2.4.   Niet-verstoorde kosten en benchmarks

    (159)

    Aan de hand van alle door de belanghebbenden verstrekte en tijdens de controlebezoeken verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht:

    Tabel 2

    Productiefactoren

    Productiefactor

    Goederen-code

    Niet-verstoorde waarde

    Bron gegevens

    Grondstoffen

    Mangaanerts (77)

    2602 00

    36,63  RMB/DMTU

    (Dry Metric Tonne Unit, eenheid voor metrische ton in droge vorm; uitgedrukt als waarde per % mangaangehalte)

    Fastmarkets.com

    Pyriet

    2601 11

    802 RMB/ton

    GTA-invoer voor Turkije

    Antracietkool

    2701 11

    1 923 RMB/ton

    GTA-invoer voor Brazilië

    Bitumineuze steenkool

    2701 12

    2 225 RMB/ton

    GTA-invoer voor Brazilië

    Ligniet/

    bruinkool

    2702 10

    1 005 RMB/ton

    GTA-invoer voor Turkije

    Zwavelzuur (78)

    2807 00 00 00 19

    812 RMB/ton

    GTA-invoer voor Turkije

    Verbruiksgoederen

    Arbeid

    Loonkosten in de productiesector

    N.v.t.

    29,51 RMB/u

    Bureau voor de statistiek van Colombia/IAO

    Energie

    Elektriciteit

    N.v.t.

    0,92 RMB/kWh

    EMPRESAS MUNICIPALES DE CALI EICE E.S.P

    Water

    N.v.t.

    6,05 RMB/ton

    Acueducto de Bogotá

    3.2.4.1.   Mangaanerts

    (160)

    Na de eerste mededeling stelde Xiangtan dat de invoerprijzen van mangaanerts in Colombia niet zouden moeten worden gebruikt als representatieve prijs voor de productiemiddelen van de Chinese producenten-exporteurs. De in China gebruikte mangaanertsen hebben een veel lagere concentratie mangaan in het erts (tussen 11 % en 20 %) en kunnen niet worden vervangen door erts met een veel hoger mangaangehalte dat wordt ingevoerd in Colombia vanuit Brazilië en een gemiddeld mangaangehalte van 37 % heeft.

    (161)

    De Commissie heeft naar behoren rekening gehouden met dit argument en gezocht naar een alternatieve internationale benchmark die de soort en kwaliteit van het bij de vervaardiging van het onderzochte product gebruikte mangaanerts beter zou benaderen. Op basis hiervan was de Commissie, bij afwezigheid van een alternatief representatief land en van een internationale benchmark voor mangaanerts met een lagere concentratie mangaan, van mening dat de meest geschikte beschikbare internationale benchmark de gegevens over 2022 zijn die door Fastmarkets.com zijn verstrekt voor mangaanerts met een mangaangehalte van 37 %. Om rekening te houden met het verschil in mangaangehalte, werd de prijs voor de door de Chinese producenten-exporteurs gebruikte ertsen berekend door de benchmarkprijs te vermenigvuldigen met de concentratie van de mangaanerts die wordt gebruikt door de Chinese producenten. Dit werd toegepast op zowel mangaandioxide als mangaancarbonaat.

    (162)

    Hiervoor gebruikte de Commissie voor mangaanerts de openbaar beschikbare gegevens over 2022 die zijn verstrekt door Fastmarkets.com voor index MB-MNO-0004 die is geleverd aan de haven van Tianjin.

    3.2.4.2.   Andere grondstoffen en verbruiksgoederen

    (163)

    Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van de grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie voor zwavelzuur, bruinkool en pyriet als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor Turkije gebruikt, zoals vermeld in de GTA, en voor bitumineuze steenkool en antracietkool heeft de Commissie de gewogen gemiddelde invoerprijs voor Brazilië gebruikt, zoals vermeld in de GTA. Aan deze invoerprijzen werden invoerrechten en vervoerskosten toegevoegd, zoals toegelicht in overweging 174. Voor het representatieve land werd een invoerprijs vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen, met uitzondering van China en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (79) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie besloot de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in overweging 122 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Bovendien werd, zoals toegelicht in overweging 143, ook de invoer van bitumineuze steenkool en antracietkool uit Rusland uitgesloten.

    (164)

    Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de door de medewerkende producenten-exporteurs werkelijk gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de voor die factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, besloot de Commissie deze kosten op te nemen bij de kosten van verbruiksgoederen, zoals toegelicht in overweging 158, en voegde zij deze toe aan de niet-verstoorde productiekosten.

    (165)

    De Commissie heeft de vervoerskosten van de medewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen om de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming.

    (166)

    CCCMC & GMIA stelden, in reactie op de tweede mededeling, dat de Commissie de criteria voor de identificatie van de belangrijkste productiefactoren die worden genoemd in overweging 133 en de productiefactoren die worden beschouwd als verbruiksgoederen niet heeft verduidelijkt, en dat verschillende Chinese producenten-exporteurs verschillende materialen gebruiken en dat deze productiefactoren daarom moeten worden afgestemd op elke individuele Chinese exporteur.

    (167)

    Dit argument is ongegrond. De Commissie heeft de belangrijkste productiefactoren die worden genoemd in overweging 133, evenals de productiefactoren die als verbruiksgoederen moeten worden behandeld, geïdentificeerd op basis van de actuele lijst met productiefactoren en de gegevens over de verbruikshoeveelheden die zijn gemeld door elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

    (168)

    CCCMC & GMIA en Daxin voerden aan dat de door de Commissie geselecteerde benchmark voor mangaanerts nog steeds een aanzienlijk hogere concentratie mangaan bevat in vergelijking met de mangaanerts die lokaal wordt betrokken door de Chinese producenten-exporteurs. Zij zijn van mening dat deze verschillende concentratie leidt tot een andere eenheidsprijs en dat daarom de door de Commissie geselecteerde benchmark niet kan worden gebruikt als vervanging van de prijs van Chinees mangaanerts.

    (169)

    Xiangtan voerde ook aan dat de Commissie de samenhang negeert die er bestaat tussen de prijs die naar voren komt uit de prijsindex voor mangaanerts en de concentratie mangaan in het erts dat de prijsindex vertegenwoordigt. Xiangtan is van mening dat de prijsindex fluctueert naargelang de concentratie van mangaan in het erts. Het zou daarom onjuist zijn om de benchmarkprijs van mangaanerts vast te stellen op een ander mangaangehalte dan 37 % door de benchmarkindex direct te vermenigvuldigen met de concentratie mangaanerts, zoals toegelicht in overweging 161.

    (170)

    Xiangtan stelde voorts twee alternatieve methoden voor om de benchmark voor mangaanerts vast te stellen die, naar zijn mening, beter rekening houden met de verschillende mangaangehalten. In de eerste methode stelde Xiangtan voor de door de Commissie voorgestelde benchmarkindex te delen door een conversiefactor op basis van de concentratie mangaanerts van de onderneming en het mangaangehalte van het erts van de benchmark (37 %). In de tweede methode stelde Xiangtan voor een coëfficiënt te gebruiken om de nauwkeurige marktwaarde weer te geven van het bijbehorende mangaangehalte van het door de Chinese producenten gebruikte erts. Deze coëfficiënt geeft de waarde per eenheid mangaan aan voor de soorten mangaanerts (op basis van de concentratie mangaan) zoals die zijn gepubliceerd door het industriële informatiebureau Asian Metal. De benchmark moet worden verkregen door de gemiddelde coëfficiënt te vermenigvuldigen met het daadwerkelijke gehalte van het door de onderneming gebruikte mangaanerts.

    (171)

    De Commissie heeft nota genomen van het argument betreffende het mangaangehalte in het erts en ontwikkelde de in overweging 161 toegelichte methode om de benchmarkprijs af te stemmen op het werkelijke mangaangehalte van het erts dat wordt gebruikt door elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Bij gebrek aan een andere beschikbare internationale niet-verstoorde prijs of benchmark voor mangaanerts met een lagere concentratie dan 37 %, was de Commissie van mening dat de voorgestelde methode op billijke wijze de niet-verstoorde kosten weergeeft voor de verschillende concentraties mangaan in het mangaanerts. Deze methode komt bij toepassing ook overeen met de eerste methode die Xiangtan heeft voorgesteld. De Commissie heeft de tweede door Xiangtan voorgestelde methode niet in detail onderzocht, omdat Xiangtan niet heeft uitgelegd waarom de tweede methode redelijker zou zijn dan de eerste methode, die naar behoren aan de belanghebbenden was bekendgemaakt.

    (172)

    De argumenten met betrekking tot de selectie van de passende benchmark voor mangaanerts werden daarom afgewezen.

    (173)

    CCCMC & GMIA stelden dat voor de vastgestelde productiefactoren zoals toegelicht in overweging 136 de invoerprijs van GTA zich op cif-niveau bevindt. Deze bevat derhalve kosten voor zeevervoer en verzekeringspremies, terwijl de Chinese producenten grondstoffen en andere productiemiddelen betrekken van de lokale markt tegen prijzen die geen kosten voor zeevervoer en verzekeringspremies omvatten. Zij zijn daarom van mening dat de kosten voor zeevervoer en verzekeringspremies moeten worden afgetrokken van de GTA-prijzen voor Turkije om zo een eerlijke vergelijking te bewerkstelligen.

    (174)

    Bij haar onderzoeken streeft de Commissie ernaar een aankoopprijs vast te stellen van de op de binnenlandse markt beschikbare productiemiddelen. Als gevolg daarvan gebruikt de Commissie consistent de cif-prijs die beschikbaar is in de handelsstatistieken. Daarnaast telt de Commissie, zoals is toegelicht in overweging 163, de toepasselijke invoerrechten en vervoerskosten daarbij op, om te waarborgen dat zij een benchmark gebruikt zoals wordt geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land. Deze prijs gaat rechtstreeks de concurrentie aan met binnenlandse prijzen in het representatieve land en kan daarom worden gebruikt als een benchmark ten behoeve van het onderzoek. Op grond hiervan werd het argument afgewezen.

    3.2.5.   Arbeid

    (175)

    In de tweede mededeling gaf de Commissie aan dat zij IAO-statistieken (80) over de maandelijkse lonen en het gemiddelde aantal wekelijks gewerkte uren in 2022 in de productiesector zou gebruiken om de lonen in Colombia vast te stellen. Zij kondigde aan dat zij voornemens was uit te gaan van dertien maanden salaris en de bijdragen aan socialezekerheids- en pensioenregelingen daarbij op te tellen. Daarna zou zij het aantal werkelijk gewerkte uren per jaar berekenen door het aantal werkelijk gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het aantal weken in een jaar en vervolgens de niet-gewerkte dagen daarop in mindering te brengen.

    (176)

    Na de tweede mededeling ontving de Commissie de volgende opmerkingen:

    a)

    Xiangtan droeg aan dat de dertiende maand salaris en enkele categorieën bijdragen aan socialezekerheids- en pensioenregelingen niet van toepassing zijn op de gehele beroepsbevolking. Daarnaast stelde Xiangtan dat het aantal gewerkte uren zoals verstrekt door de IAO reeds exclusief de jaarlijkse feestdagen en niet-gewerkte dagen was.

    b)

    Autlan EMD stelde dat de Commissie onderscheid moest maken tussen “medewerkers die werkzaam zijn in de vervaardiging van het onderzochte product” en “medewerkers die werkzaam zijn op de verkoopafdeling en op de administratie” en een afzonderlijke benchmark moest berekenen voor de loonkosten voor elke categorie medewerkers.

    (177)

    De Commissie heeft onderzoek gedaan naar een alternatieve bron die nauwkeurigere gegevens kon verstrekken om de benchmark voor loonkosten in Colombia vast te stellen. Het bureau voor de statistiek van Colombia (“DANE”) (81) heeft een enquête gepubliceerd over de be- en verwerkende industrie, met daarin gedetailleerde gegevens over het totale jaarloon en de bijkomende lasten en het aantal werknemers voor het jaar 2021. De Commissie beschouwde deze bron als de meest geschikte bron voor het vaststellen van de gemiddelde loonkosten voor medewerkers, aangezien dit een primaire gegevensbron was van het nationale bureau voor de statistiek van Colombia. De waarden werden geïndexeerd naar 2022 met behulp van de index van reële lonen voor de be- en verwerkende industrie (82).

    (178)

    Aangezien er in de enquête geen informatie beschikbaar was over de gewerkte uren, heeft de Commissie de gegevens over de wekelijks gewerkte uren gebruikt die zijn verstrekt door de IAO. Na de opmerking van Xiangtan heeft de Commissie de definitie van het aantal gewerkte uren zoals verstrekt door de IAO opnieuw onderzocht en geconcludeerd dat feestdagen en niet-gewerkte uren reeds op jaarbasis in mindering waren gebracht. Het was derhalve niet nodig om nog meer niet-gewerkte dagen in mindering te brengen.

    (179)

    Met betrekking tot de bewering van Autlan, lichtte de Commissie toe dat de loonkosten voor de medewerkers die werkzaam zijn op de verkoopafdeling en de administratie deel uitmaakt van de niet-verstoorde kosten voor de VAA-kosten, die zijn berekend zoals hieronder wordt toegelicht in punt 3.2.5. Het voorgestelde onderscheid zou daarom geen tastbare gevolgen hebben voor de benchmark. Derhalve werd het argument afgewezen.

    3.2.6.   Elektriciteit

    (180)

    In de eerste en de tweede mededeling heeft de Commissie aangegeven dat zij voornemens was de gegevens van de industriële energieprijzen te gebruiken zoals die van toepassing zijn in Colombia en in rekening worden gebracht door een van de grootste elektriciteitsbedrijven in Colombia, de onderneming ENEL SA De belanghebbenden maakten de volgende opmerkingen:

    a)

    De onderneming ENEL SA was niet actief in het gebied rondom Cali, waar de onderneming Quimpac is gevestigd. de leverancier EMPRESAS MUNICIPALES DE CALI EICE E.S.P. (EMCALI) werd voorgesteld als geschiktere bron;

    b)

    De Commissie gebruikte het eenvoudige tarief bij de vaststelling van de benchmark voor elektriciteit in plaats van tijdsafhankelijke tarieven, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen piek- en daltarieven. Het gebruik van die laatste tarieven zou passender zijn, aangezien deze normaal gesproken worden gebruikt door ondernemingen die actief zijn in sectoren die veel energie verbruiken, zoals EMD.

    c)

    De Commissie zou na moeten gaan of de benchmarkprijs voor elektriciteit exclusief btw is.

    (181)

    Na analyse van de opmerkingen, besloot de Commissie gebruik te maken van de gegevens over de industriële elektriciteitsprijzen die gelden in Cali, de stad waar Quimpac is gevestigd, zoals gepubliceerd door EMCALI (83). Het aanbod van EMCALI omvat verschillende energietarieven: een enkel tarief, een piek-/daltarief en een drievoudig tarief. De verschillen tussen de tarieven zijn zeer gering (ongeveer 1 % prijsverschil zowel tussen het piek- en het daltarief als tussen het gemiddelde piek-/daltarief in vergelijking tot het enkele tarief). Daarom maakte de Commissie gebruik van een conservatieve benadering en selecteerde zij het enkele tarief voor elektriciteit, dat het laagst was. De Commissie heeft zich er tevens van vergewist dat het elektriciteitstarief was vrijgesteld van btw overeenkomstig artikel 476, lid 4, van het Colombiaanse belastingwetboek (84).

    (182)

    Varta stelde in zijn opmerkingen dat het soort elektriciteitsopwekking in het betreffende land en de kosten van de elektriciteitsdistributie in overweging moesten worden genomen om redelijke conclusies te kunnen trekken.

    (183)

    De Commissie merkt op dat de distributiekosten deel uitmaken van de elektriciteitsprijs en er daarom reeds rekening mee is gehouden. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

    3.2.7.   Water

    (184)

    In de tweede mededeling gaf de Commissie aan dat zij het watertarief zou gebruiken voor industrieel gebruik, zoals gepubliceerd door Acueducto de Bogotá, dat verantwoordelijk is voor de watervoorziening, rioolwaterinzameling en behandeling in de hoofdstad, aangezien er geen openbaar beschikbare gegevens beschikbaar zijn voor Cali. Net als bij elektriciteit is de watervoorziening vrijgesteld van btw overeenkomstig artikel 476, lid 4, van het Colombiaanse belastingwetboek.

    3.2.8.   Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst

    (185)

    Volgens artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken.

    (186)

    De algemene productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden uitgedrukt als aandeel van de werkelijke productiekosten van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten.

    (187)

    Voor de bepaling van het niet-verstoorde en redelijke bedrag voor de VAA-kosten en winst maakte de Commissie gebruik van de financiële gegevens over 2022 van Quimpac, zoals deze zijn verkregen uit de officiële openbaar beschikbare gegevensbank van de Colombiaanse overheid, Sistema Integrado de Informacion Societaria (“SIIS”) (85).

    3.2.9.   Berekening van de normale waarde

    (188)

    Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

    (189)

    Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de medewerkende producent-exporteur. Het door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gemelde verbruik is tijdens de controlebezoeken geverifieerd. De Commissie heeft het gebruik van de factoren vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals die zijn vastgesteld in het representatieve land.

    (190)

    Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de vaste productiekosten toegepast, zoals vermeld in overweging 186.

    (191)

    De Commissie heeft op de productiekosten die zijn vastgesteld zoals beschreven in de vorige overweging de VAA-kosten van 20,33 % en de winst van 24,72 % van Quimpac de Colombia SA toegepast, zoals toegelicht in overweging 187, beide uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen (“KVG”).

    (192)

    Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

    3.3.   Uitvoerprijs

    (193)

    Geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs beschikte over verkoopactiviteiten via verbonden importeurs in de Unie.

    (194)

    Als gevolg daarvan bedroeg de uitvoerprijs voor alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

    3.4.   Vergelijking

    (195)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

    (196)

    Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, overlading, lossing, douanerechten en voor krediet- en bankkosten.

    3.5.   Dumpingmarges

    (197)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product.

    (198)

    Op grond hiervan bedragen de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

    Onderneming

    Voorlopige dumpingmarge

    Xiangtan

    46,1  %

    Guiliu

    54,2  %

    Daxin

    18,3  %

    (199)

    Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

    (200)

    Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 44,5 %.

    (201)

    Voor alle andere producenten-exporteurs in het betrokken land heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer — volgens de statistieken van Eurostat — uit het betrokken land naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

    (202)

    De mate van medewerking is in dit geval laag, aangezien de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor ongeveer 65 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan heeft de Commissie het passend geacht de dumpingmarge voor alle andere ondernemingen vast te stellen op het niveau van de tien transacties met de hoogste marge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, aangezien deze ongeveer 14 % vertegenwoordigden van het totale door de betrokken onderneming naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid, wat als voldoende representatief werd beschouwd. Daarom werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld op 101,7 %.

    (203)

    De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

    Onderneming

    Voorlopige dumpingmarge

    Xiangtan

    46,1  %

    Guiliu

    54,2  %

    Daxin

    18,3  %

    Andere medewerkende ondernemingen

    44,5  %

    Alle andere ondernemingen

    102,2  %

    4.   SCHADE

    4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

    (204)

    Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, werd het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak in de Unie door twee producenten vervaardigd. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    (205)

    Gezien het beperkte aantal partijen dat actief is op de markt van de Unie, kon de Commissie geen gegevens openbaar maken over de twee producenten in de Unie en de marktaandelen, aangezien dit marktgevoelige en vertrouwelijke gegevens zijn overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening. In geval van bekendmaking van deze gegevens zouden partijen bedrijfsspecifieke vertrouwelijke gegevens kunnen achterhalen. De Commissie heeft deze informatie daarom in orden van grootte en indexen verstrekt, waardoor alle belanghebbenden voldoende zinvolle informatie kregen om de analyse en conclusies van de Commissie te kunnen begrijpen en hierover opmerkingen te kunnen maken. De gegevens werden ook verstrekt in de vorm van betekenisvolle trends, zodat alle belanghebbenden hun belangen konden verdedigen. De Commissie kon de methode voor de vaststelling van de orden van grootte niet bekendmaken, aangezien de partijen dan de exacte cijfers aan de orden van grootte zouden kunnen ontlenen.

    (206)

    De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer [25,0-27,0] miljoen kilogram. De Commissie heeft dat cijfer vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde antwoorden van de twee producenten in de Unie op de vragenlijst. Zoals aangegeven in overweging 204 vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie meer dan 100 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

    4.2.   Verbruik in de Unie

    (207)

    De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte hoeveelheden afkomstig van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie en de invoer in de Unie van het betrokken product uit derde landen op basis van de statistieken van Eurostat.

    (208)

    Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

    Tabel 3

    Verbruik in de Unie (kg)

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Totaal verbruik in de Unie

    [38 000 000 - 40 000 000 ]

    [37 000 000 - 39 000 000 ]

    [39 000 000 - 41 000 000 ]

    [36 000 000 - 38 000 000 ]

    Index

    100

    96

    102

    94

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie, Eurostat.

    (209)

    Op basis hiervan schommelde het verbruik in de Unie door af te nemen in 2020 (– 4 % in vergelijking tot 2019), vervolgens toe te nemen in 2021 (+ 2 % in vergelijking met 2019) en tot slot weer af te nemen in het onderzoektijdvak (– 6 % in vergelijking met 2019). De toename in 2021 was voornamelijk het gevolg van de COVID-19-pandemie en het toegenomen verbruik van droge batterijen.

    4.3.   Invoer uit het betrokken land

    4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

    (210)

    De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld aan de hand van statistieken van Eurostat. Aangezien de GN-code (86) echter een bredere reeks producten omvat dan alleen EMD, moest de Commissie de omvang van de EMD-invoer schatten. Dit deed zij door alleen de invoer mee te rekenen uit landen waar EMD werd vervaardigd, aangezien EMD historisch gezien (87) voornamelijk uit deze landen werd ingevoerd:

    de invoer onder de volledige GN-code uit China, Japan en Colombia is hierin opgenomen, aangezien deze invoer overeenkwam met de historische stromen zoals gerapporteerd onder de tiencijferige Taric-code;

    de invoer onder de GN-code voor de Verenigde Staten en India werd naar beneden bijgesteld op basis van de verhouding van de historische invoerstromen die zijn gerapporteerd onder de Taric-code in de GN-code voor de periode 2015-2018 (88).

    (211)

    De geschatte invoervolumes werden indien mogelijk gecontroleerd aan de hand van de door de medewerkende producenten-exporteurs gerapporteerde verkoop, de door de medewerkende gebruikers gerapporteerde aankopen, de producenten in de Unie en andere uitvoerstatistieken die door de aanvrager werden ingediend en deze waren in overeenstemming.

    (212)

    Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld op basis van de omvang van de invoer en het totale verbruik in de Unie.

    (213)

    De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

    Tabel 4

    Invoervolume (kg) en marktaandeel

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Omvang van de invoer uit het betrokken land (kg)

    6 640 500

    5 437 300

    10 260 000

    12 582 700

    Index

    100

    82

    155

    189

    Marktaandeel

    [12 -19 ] %

    [10 -17 ] %

    [20 -30 ] %

    [30 -40 ] %

    Index

    100

    85

    152

    201

    Bron:

    Eurostat.

    (214)

    De omvang van de EMD-invoer uit China nam tussen 2019 en 2020 met 18 % af als gevolg van de beperkende maatregelen in verband met COVID-19, maar nam vervolgens sterk toe in 2021 (+ 55 % in vergelijking met 2019) en in het onderzoektijdvak (+ 89 % in vergelijking met 2019). In het onderzoektijdvak was de EMD-invoer vanuit China in absolute waarde aanzienlijk (12,6 miljoen kg). In de beoordelingsperiode breidde de Chinese invoer zijn totale marktaandeel uit met [15-19] procentpunten. Het marktaandeel ging van [12-19] % in 2019 naar [30-40] % tijdens het onderzoektijdvak.

    4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land, prijsonderbieding en verhindering van een prijsverhoging

    (215)

    De Commissie heeft de invoerprijzen vastgesteld op basis van Eurostat, door de totale waarde van de invoer uit de VRC te delen door het totale volume van die invoer. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in China op de vragenlijst.

    (216)

    De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie vanuit het betrokken land hebben zich als volgt ontwikkeld:

    Tabel 5

    Invoerprijzen (EUR/kg)

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Volksrepubliek China

    1,61

    1,54

    1,53

    2,37

    Index

    100

    96

    95

    147

    Bron:

    Eurostat.

    (217)

    Tijdens de beoordelingsperiode namen de gemiddelde Chinese invoerprijzen toe met 47 %, voornamelijk als gevolg van een stijging van de vrachtkosten.

    (218)

    De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

    a)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort van de twee producenten in de Unie die in rekening werden gebracht aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, alsmede

    b)

    de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen Chinese medewerkende producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

    (219)

    De prijzen werden per productsoort vergeleken voor transacties in hetzelfde handelsstadium. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de theoretische omzet van de twee producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Er werd geconstateerd dat er bij twee van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs geen sprake was van prijsonderbieding, aangezien hun gemiddelde prijzen op de markt van de Unie hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, terwijl bij de derde producent-exporteur een prijsonderbieding, maar wel onder de de-minimisdrempel, werd vastgesteld.

    (220)

    Ondanks dat er op transactiebasis geen prijsonderbieding werd geconstateerd voor twee van de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, lag de gemiddelde prijs van de totale Chinese invoer in de markt van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode ongeveer [5 %-9 %] lager dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie. Het verschil bedroeg ongeveer [8 %-12 %] in 2019, vervolgens [2 %-6 %] in 2021 en werd vervolgens duidelijker in de tweede helft van deze periode (2021 en het onderzoektijdvak) met ongeveer [5 %-7 %], hetgeen samenviel met de enorme toename in de invoeromvang vanuit China (toename van meer dan 50 %) en de stijging van het marktaandeel in de Unie [15-19] procentpunt tijdens het onderzoektijdvak).

    (221)

    Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van een verhindering van prijsverhogingen. De gemiddelde invoerprijs van de totale Chinese invoer was in de hele beoordelingsperiode constant lager dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. De prijsdruk op de kosten van de bedrijfstak van de Unie was ook het duidelijkst in de tweede helft van de beoordelingsperiode, toen de prijzen van de Chinese invoer ongeveer [10 %-15 %] lager waren dan de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. Zoals blijkt uit tabel 8 verkocht de bedrijfstak van de Unie gedurende de tweede helft van de beoordelingsperiode onder de productiekosten. Als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk die werd veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer met dumping, werd de bedrijfstak van de Unie ervan weerhouden zijn verkoopprijzen te verhogen om een duurzaam winstniveau en een positieve financiële situatie te bewerkstelligen, hetgeen in 2021 en het onderzoektijdvak resulteerde in zeer lage winsten, samen met een sterk afnemende kasstroom in 2021, die in het onderzoektijdvak op een negatieve waarde uitkwam. Dit komt naar voren in het voor twee van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vastgestelde prijsbederf, evenals voor alle andere niet in de steekproef opgenomen ondernemingen, zoals beschreven in de overwegingen 296 en 297.

    4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

    4.4.1.   Algemene opmerkingen

    (222)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de invoer met dumping een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

    (223)

    Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische en micro-economische indicatoren geëvalueerd op basis van de gegevens die de twee producenten in de Unie in de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevensreeks bleek representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    (224)

    De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

    (225)

    De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

    4.4.2.   Macro-economische indicatoren

    4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

    (226)

    De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 6

    Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Productievolume (kg)

    [29 000 000 - 31 000 000 ]

    [29 000 000 - 31 000 000 ]

    [30 000 000 - 32 000 000 ]

    [25 000 000 - 27 000 000 ]

    Index

    100

    101

    103

    87

    Productiecapaciteit (kg)

    [34 000 000 - 36 000 000 ]

    [34 000 000 - 36 000 000 ]

    [34 000 000 - 36 000 000 ]

    [34 000 000 - 36 000 000 ]

    Index

    100

    100

    100

    100

    Bezettingsgraad

    [85 -90 ] %

    [86 -91 ] %

    [90 -95 ] %

    [75 -80 ] %

    Index

    100

    101

    103

    87

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (227)

    De productie van de bedrijfstak van de Unie begon in 2020 toe te nemen en nam in 2021 een sprong. De productie daalde tijdens het onderzoektijdvak echter met ongeveer [3-6] miljoen kg in één jaar als gevolg van het omzetverlies (dat begon in 2021). De productie daalde in de beoordelingsperiode in totaal met – 13 %.

    (228)

    De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode stabiel, waardoor de bezettingsgraad van de productie afnam tot [75-80] % tijdens het onderzoektijdvak, in overeenstemming met een afname van de productie.

    4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

    (229)

    De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 7

    Verkoopvolume en marktaandeel

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Verkoophoeveelheden op de markt van de Unie (kg)

    [29 000 000 - 31 000 000 ]

    [29 000 000 - 31 000 000 ]

    [27 000 000 - 29 000 000 ]

    [22 000 000 - 24 000 000 ]

    Index

    100

    100

    91

    73

    Marktaandeel

    [75 -82 ] %

    [77 -85 ] %

    [65 -75 ] %

    [55 -65 ] %

    Index

    100

    104

    89

    78

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (230)

    Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie bleef van 2019 tot 2020 stabiel. Deze begon echter af te nemen in 2021 (– 9 % tussen 2020 en 2021), ondanks de piek in het verbruik van dat jaar. De daling zette in het onderzoektijdvak door. De verkoop daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met – 27 %.

    (231)

    De verkoopdaling was terug te zien in het verlies van marktaandeel, dat daalde van [75-82] % in 2019 tot [55-65] % in het onderzoektijdvak. In totaal was er in de beoordelingsperiode sprake van een verlies van [15-19] procentpunten in het marktaandeel ten gunste van de Chinese invoer.

    4.4.2.3.   Groei

    (232)

    Ondanks de toename in het verbruik in 2021 daalde niet alleen het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie, maar ook het marktaandeel.

    4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

    (233)

    De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 8

    Werkgelegenheid en productiviteit

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Aantal werknemers

    [120 -135 ]

    [120 -135 ]

    [130 -140 ]

    [130 -142 ]

    Index

    100

    100

    104

    108

    Productiviteit (kg/werknemer)

    [225 000 - 250 000 ]

    [225 000 - 250 000 ]

    [225 000 - 250 000 ]

    [175 000 - 200 000 ]

    Index

    100

    101

    99

    80

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (234)

    De werkgelegenheid steeg tijdens de beoordelingsperiode met + 8 %. Deze stijging was te danken aan de tijdelijke aanwerving na ziekteverzuim, nieuwe aanwerving ter ondersteuning van onderhouds- en O & O-functies en milieuactiviteiten.

    (235)

    De productiviteit ontwikkelde zich in overeenstemming met de wijzigingen in de productie en de werkgelegenheid, dat wil zeggen deze nam af met – 20 % gedurende de beoordelingsperiode.

    4.4.2.5.   Omvang van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

    (236)

    Alle dumpingmarges lagen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

    (237)

    Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen.

    4.4.3.   Micro-economische indicatoren

    4.4.3.1.   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

    (238)

    De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de twee producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 9

    Verkoopprijzen in de Unie

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt (EUR/kg)

    [1,70 -1,90 ]

    [1,50 -1,70 ]

    [1,50 -1,70 ]

    [2,40 -2,60 ]

    Index

    100

    90

    92

    142

    Productiekosten per eenheid (EUR/kg)

    [1,50 -1,70 ]

    [1,40 -1,60 ]

    [1,70 -1,80 ]

    [2,50 -2,70 ]

    Index

    100

    96

    109

    164

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (239)

    De gemiddelde prijs van de producenten in de Unie nam in 2020 af (tot [1,50-1,70] EUR/kg) en bleef in 2021 staan op [1,50-1,70] EUR/kg. Vervolgens nam de prijs toe naar [2,40-2,60] EUR/kg tijdens het onderzoektijdvak, na de toename van de productiekosten. De gemiddelde prijs nam in de beoordelingsperiode over het geheel genomen met + 42 % toe.

    (240)

    De gemiddelde productiekosten begonnen in 2021 toe te nemen (+ 9 % in vergelijking met 2019) en piekten tijdens het onderzoektijdvak, als gevolg van de sterke stijging van de energieprijs (89) en van de prijs van bepaalde grondstoffen (90). Tijdens de gehele beoordelingsperiode zijn de gemiddelde productiekosten met + 64 % gestegen.

    (241)

    De stijging van de gemiddelde prijs was minder uitgesproken dan de stijging van de productiekosten gedurende de beoordelingsperiode. Het onvermogen van de producenten in de Unie om hun prijzen te verhogen overeenkomstig de gestegen kosten is het gevolg van de verhindering van prijsverhogingen door de Chinese exporteurs, die in de laatste twee jaar van deze periode het sterkst was. Zoals reeds is vermeld in overweging 220 en in tegenstelling tot de situatie in 2019-2020, toen de prijsdruk als gevolg van invoer met dumping minder acuut was, was de bedrijfstak van de Unie vanaf 2021 niet in staat de prijzen te verhogen met een tred die gelijkliep aan de stijgende productiekosten als gevolg van de prijsdruk die werd uitgeoefend door de stijgende volumes van Chinese invoer met dumping op de markt van de Unie. Daarom verkocht de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de verhindering van prijsverhogingen sinds 2021 onder de productiekosten. Als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk die werd veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer met dumping, werd de bedrijfstak van de Unie ervan weerhouden zijn verkoopprijzen te verhogen om de streefwinst te behalen, hetgeen resulteerde in een dalende winstgevendheid. Deze situatie had ernstige gevolgen voor de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals verderop in deel 4.4.3.4 wordt geanalyseerd.

    4.4.3.2.   Loonkosten

    (242)

    De gemiddelde loonkosten van de twee producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 10

    Gemiddelde loonkosten per werknemer

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

    [45 000 -50 000 ]

    [45 000 -50 000 ]

    [45 000 -50 000 ]

    [50 000 -55 000 ]

    Index

    100

    101

    98

    107

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (243)

    De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen in de beoordelingsperiode met + 7 %.

    4.4.3.3.   Voorraden

    (244)

    De voorraden van de twee producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 11

    Voorraden

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Eindvoorraden (kg)

    [7 000 000 - 7 500 000 ]

    [6 500 000 - 7 000 000 ]

    [6 000 000 - 6 500 000 ]

    [8 500 000 - 9 000 000 ]

    Index

    100

    93

    82

    119

    Eindvoorraden als percentage van de productie

    [25 -30 ] %

    [20 -25 ] %

    [15 -20 ] %

    [30 -35 ] %

    Index

    100

    92

    79

    137

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (245)

    De voorraden namen af tot [6,5-7,0] miljoen kg in 2020 en tot [6,0-6,5] miljoen kg in 2021 na het toegenomen verbruik op de markt van de Unie. Zij stegen echter snel naar [8,5-9,0] miljoen kg tijdens het onderzoektijdvak als gevolg van het omzetverlies en bedroegen ongeveer [30-35] % van het productievolume in die periode.

    4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

    (246)

    De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de twee producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 12

    Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

    [7 -8 ] %

    [6 -7 ] %

    [1 -2 ] %

    [2 -3 ] %

    Index

    100

    84

    18

    34

    Kasstroom (EUR)

    [–2 000 000 -(–2 500 000 )]

    [5 000 000 - 5 500 000 ]

    [1 500 000 - 2 000 000 ]

    [–6 000 000 -(–6 500 000 )]

    Index

    – 100

    223

    82

    – 278

    Investeringen (EUR)

    [4 000 000 - 4 500 000 ]

    [2 000 000 - 2 500 000 ]

    [1 500 000 - 2 000 000 ]

    [2 000 000 - 2 500 000 ]

    Index

    100

    58

    44

    55

    Rendement van investeringen

    [6 -7 ] %

    [7 -8 ] %

    [0 -1 ] %

    [3 -4 ] %

    Index

    100

    118

    1

    47

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (247)

    De Commissie heeft de winstgevendheid van de twee producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De onbalans tussen de stijgende kosten en de verhindering van prijsverhogingen vertaalde zich in een afname van de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode, gaande van [7-8] % in 2019 naar [1-2] % in 2021 en [2-3] % tijdens het onderzoektijdvak, dat wil zeggen onder de streefwinst van [7-10] %.

    (248)

    De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De trend van de nettokasstroom heeft zich als volgt ontwikkeld: deze steeg van negatief tot een positieve kasstroom van ongeveer [5,0-5,5] miljoen in 2020, maar daalde echter tot ongeveer [1,5-2,0] miljoen in 2021 en werd tijdens het onderzoektijdvak weer negatief, voornamelijk als gevolg van een slechtere winst.

    (249)

    De slechte nettokasstroomsituatie leidde tot bijna een halvering van het investeringsniveau van de bedrijfstak van de Unie in diezelfde periode, wat resulteerde in een daling van 45 %.

    (250)

    Het rendement van de investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie ging van [6-7] % in 2019 naar [3-4] % tijdens het onderzoektijdvak.

    (251)

    Het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken werd ernstig aangetast door de uitholling van de winstgevendheid en van de kasstroom tijdens de beoordelingsperiode.

    4.4.4.   Conclusie inzake schade

    (252)

    De invoer uit China is zowel absoluut als in termen van marktaandeel aanzienlijk toegenomen. Tijdens de beoordelingsperiode nam de invoer in absolute termen toe met 89 % en verdubbelde in relatie tot het verbruik in de Unie, en bereikte een marktaandeel van [30-40] % tijdens het onderzoektijdvak.

    (253)

    Bovendien werden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak onder druk gezet door de prijzen van de invoer met dumping van het betrokken product. Als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk die werd veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer met dumping, werd de bedrijfstak van de Unie ervan weerhouden zijn verkoopprijzen te verhogen om de streefwinst te behalen, hetgeen tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode resulteerde in een dalende winstgevendheid.

    (254)

    Meer bepaald was de bedrijfstak van de Unie niet in staat van de toenemende vraag te profiteren, hoewel het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode in 2021 piekte: in dat jaar daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 8 % en het marktaandeel met 11 % ten opzichte van 2019. Deze indicatoren verslechterden nog sterker in het onderzoektijdvak (afname van 27 % van het verkoopvolume en daling van 22 % van de marktaandelen). Deze ontwikkeling was het gevolg van de enorme toename van de Chinese invoer bij een nog grotere druk op de prijzen dan in de eerste helft van de beoordelingsperiode (zie overweging 241). Daarnaast was de bedrijfstak van de Unie nog minder in staat om zijn verkoopvolume te handhaven bij een nog grotere druk op de prijzen, omdat zijn productiekosten destijds met een forse stijging te maken kregen (van 9 % in 2021 en 64 % tijdens het onderzoektijdvak vanaf 2019).

    (255)

    Hierdoor hebben de reeds afgenomen verkoopvolumes bij een verhindering van de verhoging van de prijzen tot een uitholling van de winstgevendheid, het rendement van investeringen en de kasstroom geleid. Als gevolg van de verslechterde indicatoren voor de financiële prestaties en de afgenomen productie, de gestegen eindvoorraden (tot ongeveer [30-40] % van de productie van de Unie) en achterblijvende investeringen om deze productie te behouden, is de bedrijfstak van de Unie niet langer levensvatbaar.

    (256)

    Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

    5.   OORZAKELIJK VERBAND

    (257)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie en andere factoren, zoals de productiviteit, de COVID-19-pandemie en de Russische oorlog tegen Oekraïne.

    5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

    (258)

    Zoals is vastgesteld in overweging 214, nam de invoer aanzienlijk toe tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode, namelijk met 89 % in termen van volume, en verdubbelde het marktaandeel. De verkoopprijs per eenheid van de invoer uit China lag tijdens de beoordelingsperiode ongeveer [5 %-9 %] lager dan de verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie.

    (259)

    Wat de gevolgen zijn van invoer met dumping blijkt duidelijk uit de beslissing van een aantal belangrijke gebruikers, die [67 %-73 %] van het totale verbruik in de Unie voor hun rekening nemen, om van het product van de bedrijfstak van de Unie over te stappen op het Chinese product. Het aandeel bij producenten in de Unie betrokken EMD nam van 2021 tot het onderzoektijdvak af van ongeveer [65-75] % tot ongeveer [55-65] %, ten gunste van EMD die werd betrokken uit China.

    (260)

    Als gevolg van de aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit China en de door de invoer uit China veroorzaakte verhindering van een prijsverhoging tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode, was de bedrijfstak van de Unie niet in staat de verkoopprijzen voldoende te verhogen om de sterk toegenomen productiekosten te dekken. De laaggeprijsde invoer uit China verhinderde dus dat de bedrijfstak van de Unie de prijzen kon verhogen.

    (261)

    Als gevolg daarvan verslechterden de indicatoren voor de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie. De toename van het marktaandeel van de Chinese invoer ging ten koste van de bedrijfstak van de Unie, die in de tweede helft van de beoordelingsperiode verkoopvolume en marktaandeel verloor.

    (262)

    Daarom wordt de voorlopige conclusie getrokken dat de druk als gevolg van de invoer met dumping, waardoor het volume en het marktaandeel tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode enorm toenamen, die plaatsvond tegen dumpingprijzen en die constant lager waren dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, een bepalende rol speelden in de daling van de omzet van de bedrijfstak van de Unie, toegenomen voorraden en, dientengevolge, een verslechtering van de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen.

    (263)

    Gelet op de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie voorlopig vastgesteld dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit China in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. Deze schade had gevolgen voor zowel volume als prijs.

    5.2.   Gevolgen van andere factoren

    5.2.1.   Invoer uit derde landen

    (264)

    Het volume van de invoer uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 13

    Invoer uit derde landen

    Land

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Colombia

    Hoeveelheid (kg)

    1 901 200

    1 625 000

    1 750 000

    1 550 000

     

    Index

    100

    85

    92

    82

     

    Marktaandeel

    [3 -7 ] %

    [3 -6 ] %

    [3 -6 ] %

    [3 -5 ] %

     

    Gemiddelde prijs

    2,00

    1,89

    1,83

    2,26

     

    Index

    100

    94

    91

    113

    Overige derde landen (VS, Japan en India)

    Hoeveelheid (kg)

    34 993

    33 320

    39 310

    416 768

     

    Index

    100

    95

    113

    1 193

     

    Marktaandeel

    [0 -0,5 ] %

    [0 -0,5 ] %

    [0 -0,5 ] %

    [1 -1,5 ] %

     

    Gemiddelde prijs

    2,41

    2,42

    2,26

    2,57

     

    Index

    100

    100

    94

    106

    Totaal van alle derde landen behalve het betrokken land

    Hoeveelheid (kg)

    1 936 133

    1 658 320

    1 789 310

    1 966 768

     

    Index

    100

    86

    93

    102

     

    Marktaandeel

    [4 -8 ] %

    [4 -8 ] %

    [4 -8 ] %

    [4 -8 ] %

     

    Gemiddelde prijs

    2,01

    1,90

    1,84

    2,33

     

    Index

    100

    94

    91

    116

    Bron:

    Eurostat.

    (265)

    Tijdens het onderzoektijdvak bleef het invoervolume van EMD uit de andere derde landen (Colombia, de VS, Japan en India) op hetzelfde niveau als aan het begin van de beoordelingsperiode, op [1,5-2,5] miljoen kg, zijnde [4-8] % van het marktaandeel in de Unie.

    (266)

    Hier moet worden opgemerkt dat van de vier hiervoor genoemde landen Colombia het enige andere land was waar sprake was van belangrijke invoer (91). In Colombia namen tijdens het onderzoektijdvak het invoervolume en het marktaandeel af met [0,3-0,9] procentpunten. Daarom hadden de afnemende invoervolumes en het lage marktaandeel van Colombia een drukkend effect op de prijzen van de resterende spelers op de markt van de Unie, al voerde het land in tegen een lagere prijs dan die van China en van de bedrijfstak van de Unie. Het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is derhalve duidelijk alleen ten goede gekomen aan de Chinese producenten-exporteurs.

    5.2.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

    (267)

    De uitvoer van de twee producenten in de Unie heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 14

    Uitvoerprestaties van de producenten in de Unie

     

    2019

    2020

    2021

    Onderzoektijdvak

    Uitvoervolume (kg)

    0

    [500 000 - 1 000 000 ]

    [4 000 000 - 4 500 000 ]

    [1 000 000 - 1 500 000 ]

    Index

    100

    720

    192

    Gemiddelde prijs (EUR/kg)

    [1,70 -1,90 ]

    [1,50 -1,70 ]

    [2,20 -2,40 ]

    Index

    100

    89

    123

    Bron:

    Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de twee producenten in de Unie.

    (268)

    De bedrijfstak van de Unie probeerde een deel van het verloren verkoopvolume op de markt van de Unie te absorberen door middel van toegenomen uitvoer. De uitvoer steeg in 2021 behoorlijk, naar [4,0-4,5] miljoen kg (goed voor ongeveer [10-15] % van de productie in de Unie), en nam vervolgens af tot [1,0-1,5] miljoen kg in het onderzoektijdvak (goed voor [2,5-7,5] % van de productie in de Unie). De uitvoerprijzen in 2021 en in het onderzoektijdvak waren desalniettemin lager dan de prijzen in de Unie.

    (269)

    Belanghebbenden stelden dat de lagere prijs van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie deels gezorgd heeft voor de gestelde schade. Alleen de winstgevendheid van de omzet in de Unie werd echter beschouwd als indicator van de schade, niet de winstgevendheid van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie. Daarnaast vormde de uitvoer slechts een klein deel van de productie in de Unie ([2,5-7,5] % tijdens het onderzoektijdvak). De uitvoerprestaties van de producenten in de Unie konden dus niet gezorgd hebben voor de geleden aanmerkelijke schade.

    5.2.3.   Andere factoren

    (270)

    De verslechtering van de productiviteit van de producenten in de Unie viel samen met de abrupte toename van de Chinese invoer in 2021 en het onderzoektijdvak, terwijl de producenten in de Unie met de productiviteitsniveaus in 2019 en 2020 in staat waren bevredigende winsten te behalen.

    (271)

    De belanghebbenden stelden dat andere factoren dan de invoer van Chinese EMD schadelijke gevolgen had voor de bedrijfstak van de Unie, zoals de COVID-19-beperkingen (van 2020 tot medio 2022) die van invloed waren op de toeleveringsketens van grondstoffen en de productieniveaus, enorme stijgingen van de energieprijs die van invloed waren op de productiekosten en als gevolg van de Uniebrede energiecrisis (2021 tot 2022). Zij stelden ook dat de producenten in de Unie niet konden voldoen aan de toegenomen vraag als gevolg van het gebrek aan capaciteit en/of ontoereikende kwaliteit van het product. De vraag naar EMD moest daarom worden aangeleverd door bronnen van buitenaf.

    (272)

    Uit de stabiele verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie in 2020 blijkt dat de genoemde factoren niet van invloed waren op het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om de omzet te behouden en zijn marktaandeel in dat jaar te vergroten (de beweringen over de kwaliteit van het product komen aan bod in deel 7.3 over het belang van de Unie). Daarnaast raakten de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie in een vrije val tijdens het onderzoektijdvak, ondanks het einde van de COVID-19-beperkingen, als gevolg van de toegenomen invoervolumes tegen schade veroorzakende prijzen uit China. Wat betreft de kosten konden de producenten in de Unie in 2019 tegen winstgevende prijzen verkopen, vóór de enorme toename aan invoer vanuit China. Zoals echter is vastgesteld in de overwegingen 241 en 247 tot en met 251, was de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de verhindering van een prijsverhoging door de invoer uit China in de tweede helft van de beoordelingsperiode, niet langer in staat de prijzen voldoende te verhogen om tegemoet te komen aan de gestegen productiekosten. De kapitaalintensieve EMD-industrie, met hoge vaste kosten, was niet in staat haar winstgevendheid te behouden op het moment dat de omzet in 2021-2022 drastisch terugliep ten gunste van Chinese invoer. De argumenten van de partijen werden derhalve afgewezen.

    (273)

    Wat betreft het gestelde gebrek aan capaciteit beschikte de bedrijfstak van de Unie, zoals is te zien in tabel 5 hiervoor, in 2021 nog steeds over een reservecapaciteit van [5-10] % en in 2022 zelfs over [20-25] %, ondanks de verloren verkoopvolumes in beide jaren (zie tabel 6 hiervoor), terwijl de invoer uit China op hetzelfde moment een groter marktaandeel verkreeg (zie tabel 3 hiervoor). De Commissie heeft deze argumenten derhalve afgewezen als ongegrond.

    (274)

    De partijen stelden eveneens dat de daling van de omzet van de producent in de Unie in Spanje het gevolg was van de overname van één gebruiker in de Unie, waarna de nieuwe eigenaar niet bereid was gebruik te maken van de oorspronkelijke leveranciers, maar in plaats daarvan producten uit China betrok. Uit het onderzoek kwam echter naar voren dat de genoemde gebruiker klant bleef bij de producent in de Unie in Spanje gedurende de gehele beoordelingsperiode. De overname van de gebruiker door de nieuwe eigenaar zorgde er niet voor dat de banden met de oorspronkelijke leverancier werden verbroken. Het argument van de partijen werd daarom afgewezen.

    (275)

    Eén gebruiker stelde dat het onderzoektijdvak, dat het hele jaar 2022 besloeg, een ongebruikelijk jaar was, aangezien de vraag naar droge alkalinebatterijen op dramatische wijze toenam als gevolg van de COVID-19-pandemie en de oorlog van Rusland tegen Oekraïne. De vraag naar EMD moest daarom worden aangeleverd door externe bronnen. De vraag zou in 2023 weer op het normale niveau moeten uitkomen en het aandeel van de toelevering door de bedrijfstak van de Unie zou zich moeten herstellen.

    (276)

    Zoals is toegelicht in overweging 209, was er sprake van een toegenomen vraag in 2021 en van een afname in het onderzoektijdvak. De omzet van de bedrijfstak van de Unie begon echter in 2021 flink af te nemen, ondanks de piek in de vraag, waarbij de bedrijfstak van de Unie sinds 2020 in een jaar tijd een volume van [2,5-3,5] miljoen kg verloor, terwijl de Chinese invoer in dezelfde periode met 4,8 miljoen kg toenam. De gebruikers hadden hun aandeel in de toelevering vanuit de bedrijfstak van de Unie kunnen behouden, aangezien het productieniveau in dezelfde periode toenam. Gebruikers zijn echter overgestapt naar de Chinese invoer, als gevolg van de lagere prijs, die in dezelfde periode is afgenomen. De Chinese invoer kon zijn marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode met [15-19] procentpunten uitbreiden, waardoor dit aandeel werd overgenomen van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Het argument van de partij werd daarom afgewezen.

    5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

    (277)

    Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de invoer uit China tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode dramatisch zijn toegenomen. In termen van prijzen voerde de Chinese invoer een constante druk uit op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en weerhield dit de bedrijfstak van de Unie ervan om de prijzen te verhogen naar het benodigde duurzame niveau om een redelijke winstmarge te bewerkstelligen.

    (278)

    Er werden ook andere mogelijke factoren onderzocht, maar geen daarvan kon afbreuk doen aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke effecten van de invoer met dumping.

    (279)

    Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie materiële schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de materiële schade. De schade wordt met name duidelijk door de ontwikkeling van de productie, de bezettingsgraad, het verkoopvolume op de markt in de Unie, het marktaandeel, de voorraden, de productiviteit, de winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen.

    6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

    (280)

    Zoals vermeld in overweging 5 heeft de Commissie het bericht van opening van 16 februari 2023 herzien om de vermeende verstoringen van de grondstoffenmarkt nader te bekijken. De Commissie voltooit haar analyse over verstoringen van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening tijdens het definitieve stadium van deze procedure.

    (281)

    Om het niveau van de voorlopige maatregelen te bepalen, heeft de Commissie in dit stadium dus beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de door de invoer met dumping jegens de bedrijfstak van de Unie veroorzaakte schade op te heffen. Deze analyse en de voorlopige conclusies laten onverlet de beoordeling en bevindingen ten aanzien van het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkt en de gevolgen daarvan op het niveau van de maatregelen die worden uitgevoerd tijdens het definitieve stadium van het onderzoek.

    6.1.   Schademarge

    (282)

    De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een streefwinst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening.

    (283)

    Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de streefwinst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit het betrokken land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Deze winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

    (284)

    In eerste instantie heeft de Commissie een basiswinst vastgesteld die alle kosten onder normale mededingingsvoorwaarden dekt. De Commissie gebruikte de winst die werd behaald door de twee producenten in de Unie vóór de toename van de invoer vanuit China tijdens de beoordelingsperiode, namelijk de daadwerkelijk gemaakte winst in 2020, toen de invoer met dumping de minste gevolgen had. De Chinese invoer had in 2020 het kleinste marktaandeel ([10-20] %) tijdens de beoordelingsperiode, terwijl de andere financiële indicatoren van de bedrijfstak van de Unie in dat jaar het positiefst waren (de hoogste kasstroom en het hoogst behaalde rendement van investeringen). Deze winstmarge werd vastgesteld op [6-8] %.

    (285)

    Een van de producenten in de Unie gaf aan een winst van 15 % te kunnen hebben behalen bij afwezigheid van invoer met dumping. Deze schatting is gebaseerd op de winstgevendheid van de onderneming zoals deze was in de periode 1997-2001 (voor het opleggen van antidumpingrechten op de EMD-invoer vanuit Zuid-Afrika (92)) en de gemiddelde winstgevendheid van de chemische industrie in de periode 2017-2022 op basis van door CSIMarket verstrekte gegevens (93).

    (286)

    De Commissie was van mening dat de gemiddelde winstgevendheid van de chemische industrie niet passend is, aangezien de gegevens van CSIMarket cijfers uit de sector betreffen die zijn samengevoegd, wat inhoudt dat de sector veel breder was dan het onderzochte product, terwijl slechts een beperkt aantal producenten van chemische stoffen ter wereld betrokken was bij het vervaardigingsproces van EMD. Tevens was de Commissie in dit stadium van mening dat de door de EMD-producent in de Unie in de periode 1997-2001 behaalde winst niet passend was, aangezien de onderneming niet aantoonde dat deze winsten ruim twintig jaar later nog steeds representatief zijn voor de bedrijfstak. De betreffende winst was in elk geval geen gemiddelde winst van de bedrijfstak van de Unie als geheel.

    (287)

    De andere producent in de Unie verstrekte zijn behaalde winst in de periode 2016-2018, vóór de beoordelingsperiode. Bij het samenvoegen van de winsten van de twee producenten in de Unie waren de in 2016-2018 behaalde niveaus echter lager dan tijdens de beoordelingsperiode.

    (288)

    Daarom bleef de Commissie bij haar eerdere aanvankelijke raming van een basiswinst op [6-8] %.

    (289)

    Elk van de twee producenten in de Unie verstrekte bewijsmateriaal waaruit bleek dat zijn niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode onder normale mededingingsvoorwaarden hoger zou zijn geweest. De Commissie heeft deze informatie op basis van investeringsplannen, geweigerde en uitgestelde projecten en inkooporders die uiteindelijk niet zijn doorgegaan, gecontroleerd, waaruit bleek dat deze investeringen daadwerkelijk gepland waren. De argumenten van beide producenten in de Unie werden inderdaad gerechtvaardigd geacht. Om hier rekening mee te houden in de streefwinst, heeft de Commissie het verschil berekend tussen de uitgaven aan investeringen, O & O en innovatie onder normale mededingingsvoorwaarden zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerd door de Commissie, enerzijds, en de daadwerkelijke desbetreffende uitgaven tijdens de beoordelingsperiode, anderzijds. Dat verschil, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroeg [1-2] %.

    (290)

    Dat percentage werd opgeteld bij de in overweging 284 vermelde basiswinst van [6-8] %, wat een streefwinst van [7-10] % opleverde.

    (291)

    Op grond hiervan bleek de geen schade veroorzakende prijs [2,60-2,80] EUR/kg te zijn, het resultaat van de toepassing van bovengenoemde winstmarge van [7-10] % op de productiekosten van de twee producenten in de Unie in het onderzoektijdvak.

    (292)

    Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie extra kosten van [0,02-0,09] EUR/kg vastgesteld. Deze kosten werden toegevoegd aan de geen schade veroorzakende prijs zoals genoemd in overweging 291.

    (293)

    Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs van [2,70-2,90] EUR/kg voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde streefwinstmarge (zie overweging 290) toe te passen op de productiekosten van de twee producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

    (294)

    De Commissie heeft vervolgens de prijsbederfmarge bepaald op basis van een vergelijking van:

    a)

    de gewogen gemiddelde invoerprijzen van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land die werden berekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer, met

    b)

    de gewogen gemiddelde geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat werd verkocht door de twee producenten in de Unie op de markt van de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

    (295)

    Het resultaat van deze vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsbederfmarge van tussen 0 % en 15,8 %.

    (296)

    Het volume aan niet aan prijsbederf onderhevige invoer van de Guiliu-groep bedroeg ongeveer [10-15] % van de invoer uit China, ongeveer [17-25] % van de in de steekproef opgenomen invoer en ongeveer [3-7] % van het marktaandeel van de Unie in het onderzoektijdvak. Om vast te stellen of de bevindingen met betrekking tot deze groep konden worden uitgebreid tot alle niet in de steekproef opgenomen invoer, heeft de Commissie de prijzen van de Guiliu-groep vergeleken met de prijzen van de twee andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs en de gemiddelde prijs van alle Chinese invoer (exclusief Guiliu-groep) volgens Eurostat. De gemiddelde uitvoerprijs van de Guiliu-groep was [19-25] % hoger dan de gemiddelde uitvoerprijs van de andere Chinese exporteurs die hadden gereageerd op de steekproef. Het totale uitvoervolume van deze ondernemingen omvatte 51 % van alle invoer vanuit China naar de Unie. De cif-uitvoerprijs van de groep was [11-17 %] hoger dan de gemiddelde cif-prijs van alle invoer uit China en [6-10 %] hoger dan die van de twee andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Derhalve was de Commissie van oordeel dat zij de bevindingen van de afwezigheid van prijsbederf met betrekking tot de Guiliu-groep niet kon uitbreiden tot de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

    (297)

    Het schadeopheffende prijsniveau voor “andere medewerkende ondernemingen” en voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen.

    Land

    Onderneming

    Dumpingmarge

    Schademarge

    Volksrepubliek China

    Xiangtan

    46,1  %

    8,8  %

    Guiliu

    54,2  %

    0  %

    Daxin

    18,3  %

    15,8  %

    Andere medewerkende ondernemingen

    44,5  %

    10,0  %

    Alle andere ondernemingen

    102,2  %

    34,6  %

    6.2.   Conclusie inzake het niveau van de voorlopige maatregelen

    (298)

    Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:

    Land

    Onderneming

    Voorlopig antidumpingrecht

    Volksrepubliek China

    Xiangtan

    8,8  %

    Guiliu

    0  %

    Daxin

    15,8  %

    Andere medewerkende ondernemingen

    10,0  %

    Alle andere ondernemingen

    34,6  %

    7.   BELANG VAN DE UNIE

    (299)

    Gezien de beslissing van de Commissie om in dit stadium artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval voorlopige maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

    (300)

    Zoals is toegelicht in overweging 5 en zoals aangekondigd in het gewijzigde bericht van opening, werd tijdens het onderzoek ook het belang van de Unie op grond van artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening nader bekeken. De in deze verordening opgenomen voorlopige bevindingen, inclusief die over het belang van de Unie, laten onverlet de conclusies van het onderzoek naar verstoringen van de grondstoffenmarkt evenals naar het belang van de Unie op grond van artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening, die aan bod zullen komen in het definitieve stadium van de procedure.

    7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (301)

    Zoals reeds eerder vermeld, telt de bedrijfstak van de Unie twee EMD-producenten, waarvan de omzet en winstgevendheid tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode aanzienlijk zijn verslechterd, waardoor zijn marktaandeel, de voorraden, investeringen, het rendement van investeringen en de kasstroom negatief zijn beïnvloed.

    (302)

    Als er geen maatregelen worden ingesteld, zou de bedrijfstak van de Unie zich door de lage winstgevendheid en andere financiële indicatoren als gevolg van de prijsdruk door de invoer met dumping gedwongen kunnen zien de productie van EMD te staken. Het is echter de verwachting dat de verkoopvolumes en prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie na het opleggen van antidumpingmaatregelen zullen stijgen, waardoor de winstgevendheid en andere financiële indicatoren van deze bedrijfstak zullen toenemen en sluiting wordt voorkomen.

    (303)

    Het is dan ook duidelijk dat antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zijn.

    7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs/handelaren

    (304)

    Zoals opgemerkt in overweging 11, heeft geen enkele niet-verbonden importeur de gevraagde informatie verstrekt. Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de importeurs gevolgen zullen ondervinden van de maatregelen.

    (305)

    Derhalve luidt de voorlopige conclusie dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige nadelige gevolgen zullen hebben voor de importeurs in de Unie.

    7.3.   Belang van de gebruikers

    (306)

    EMD wordt voornamelijk gebruikt voor de productie van droge koolstof-zink- en alkalinebatterijen, hetgeen meer dan 90 % van de toepassing vertegenwoordigt en wordt verdeeld over de drie belangrijkste (maar niet de enige) batterijproducenten in de Unie. Zoals hiervoor al is vermeld, werden er vragenlijsten gezonden naar alle bekende gebruikers in de Unie. Er werden reacties ontvangen van twee producenten van droge alkalinebatterijen, Varta en Duracell, die goed waren voor [67-73] % van het EMD-verbruik in de Unie. De twee vragenlijsten werden op locatie bij de gebruikers gecontroleerd.

    (307)

    Beide medewerkende gebruikers stelden dat het opleggen van antidumpingmaatregelen op de invoer vanuit China zouden leiden tot een stijging van hun kosten, die mogelijk niet zouden worden doorberekend aan hun afnemers, aangezien de concurrentie voor droge alkalinebatterijen sterk prijsgestuurd is. Ondanks dat hun merkproducten zijn verbonden aan een sterke merkherkenning, zouden hogere prijzen voor hun producten vaak het risico met zich brengen dat afnemers overstappen naar goedkopere producten. Zij voegden daaraan toe dat de gebruikers in de Unie reeds te maken hadden met een toegenomen concurrentie op de markt van de Unie als gevolg van de stijgende invoer van voltooide batterijen van vergelijkbare kwaliteit afkomstig van concurrenten van buiten de Unie (voornamelijk China) en de stijgende kosten voor grondstoffen en energie. De maatregelen zouden dus leiden tot een verdere afname van de reeds dalende winstgevendheid van de gebruikers in de Unie.

    (308)

    De antidumpingmaatregelen op invoer vanuit China zou ook de concurrentie voor EMD op de markt van de Unie terugdringen (evenals in de uitvoermarkten van derde landen), aangezien de beschikbaarheid van EMD zou worden beperkt tot de twee producenten in de Unie (de maatregelen zouden het duopolie verstevigen met het daarbij behorende risico van prijsstijgingen), terwijl de producenten van EMD in de Unie niet in voldoende mate kunnen voldoen aan de vraag van deze gebruikers, met name voor EMD van hoge kwaliteit (94). Daarnaast heeft de bedrijfstak van de Unie onvoldoende investeringen gedaan in de afgelopen jaren om de capaciteit te vergroten. Zij voegden daaraan toe dat de toelevering van EMD uit andere derde landen beperkt is, aangezien die hun eigen of nabijgelegen markten bedienen, en geen vervanging kunnen vormen voor het mogelijk verlies of de beperking van de toelevering uit China.

    (309)

    Uit het onderzoek is gebleken dat beide gebruikers winstgevend waren tijdens het onderzoektijdvak, dat zij hetzelfde totale verkoopvolume van droge consumentenbatterijen hebben weten te behouden van 2021 tot het onderzoektijdvak en dat dit in de Unie zelfs met [1-4] % is gestegen, mogelijk dankzij het sterke publieke imago van hun merken. Het aandeel EMD dat werd betrokken bij producenten in de Unie is vanaf 2021 tot het onderzoektijdvak echter afgenomen van ongeveer [65-75] % tot [55-65] %, ten gunste van uit China afkomstig EMD.

    (310)

    Op basis van de ontvangen informatie vormden de kosten van EMD voor het vervaardigen van droge consumentenbatterijen ongeveer [15-19] % van de vervaardigingskosten tijdens het onderzoektijdvak. De kosten van EMD namen van 2021 tot het onderzoektijdvak toe met [45-55] % voor deze gebruikers en een deel van deze stijging konden zij doorberekenen aan de consument, aangezien de verkoopprijs van batterijen van 2021 tot het onderzoektijdvak in de Unie met meer dan 3 % is gestegen en buiten de Unie met meer dan 10 %.

    (311)

    Het opleggen van voorlopige maatregelen op het voorgestelde niveau zou de vervaardigingskosten van de batterij voor deze gebruikers met naar schatting maximaal 1 % doen toenemen. Gezien de mate waarin de vervaardigingskosten zijn gestegen in de afgelopen jaren en de mogelijkheid om een deel van deze kostenstijging door te berekenen aan de consument, zouden de gevolgen van deze antidumpingrechten beperkt zijn voor deze gebruikers, aangezien ze ook winstgevend zouden blijven zelfs als er rekening wordt gehouden met de voorlopige antidumpingrechten.

    (312)

    Wat betreft de toelevering van EMD van hoge kwaliteit door de producenten in de Unie, wordt opgemerkt dat de kwaliteitseisen aan EMD voor de vervaardiging van droge batterijen worden vastgesteld door de batterijproducenten. Over het algemeen hebben beide medewerkende gebruikers slechts een beperkt aantal EMD-leveranciers (in de Unie en China) die voldoen aan hun kwaliteitseisen voor om het even welke EMD-kwaliteit. In het onderzoek werd bevestigd dat de EMD van hoge kwaliteit door een van de producenten in de Unie aan een van de medewerkende gebruikers werd geleverd en dat bij de tweede medewerkende gebruiker sinds 2022 een testproces van de kwaliteit werd uitgevoerd. De tweede producent in de Unie is in 2022-2023 opnieuw begonnen met het testproces van de kwaliteit bij beide medewerkende gebruikers. Op basis van deze feiten kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie bereid en in staat is om de EMD van hoge kwaliteit aan de markt van de Unie te leveren, afhankelijk van de vraag en de eisen van de gebruikers.

    (313)

    Daarnaast moet, gezien het beperkte aantal EMD-leveranciers in het algemeen, worden opgemerkt dat het wegvallen van de EMD-bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk negatieve gevolgen zou hebben voor de situatie van de twee medewerkende gebruikers en de concurrentie op de markt van de Unie, aangezien de gebruikers in de Unie volledig afhankelijk zouden worden van fabrikanten uit derde landen, terwijl het aandeel van bij de producenten in de Unie betrokken EMD in het onderzoektijdvak nog steeds aanzienlijk (in totaal ongeveer [55-65] %) was (inclusief de EMD van hoge kwaliteit van ongeveer [25-35] %).

    (314)

    Daarnaast stemt het herstellen van een gelijk speelveld op de markt van de Unie voor de EMD-bedrijfstak overeen met de doelstellingen van het initiatief inzake kritieke grondstoffen van de Unie (95), dat erop is gericht een duurzame toelevering van kritieke grondstoffen te waarborgen. Mangaan is opgenomen op deze lijst met kritieke materialen, terwijl zowel EMD als de producenten van droge batterijen hun aandeel hebben in de downstream-waardeketen van mangaan.

    (315)

    Geen andere soorten gebruikers hebben meegewerkt aan het onderzoek en hun zorgen geuit. Ook Guizhou Manganese Mineral Group stelde echter dat de producenten in de Unie niet in staat zijn te voorzien in het gebruik van de nieuwe batterijtechnologieën (zoals batterijen voor elektrische voertuigen), waar gebruik wordt gemaakt van EMD (96). Deze technologieën zijn echter nog niet zo ver ontwikkeld dat EMD wordt gebruikt bij een grootschalige productie. Evenmin wordt het gebruikt bij de batterij-industrie in de Unie die elektrische voertuigen levert. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (316)

    Daarnaast beweerde Guizhou Manganese Mineral Group ook dat de twee producenten in de Unie voornamelijk EMD van koolstof-zink- en alkalinekwaliteit leverden en dat het voor hen moeilijk is om te concurreren met en te voldoen aan de toelevering van verschillende kwaliteits- en kwantiteitseisen van de gebruiker in andere bedrijfstakken dan die van de productie van droge batterijen. Tijdens het onderzoek werd bevestigd dat alle soorten EMD hetzelfde productieproces doorlopen (97). Tevens werd bevestigd dat er productie (98) plaatsvond van de verschillende soorten EMD-kwaliteit (naast koolstof-zink en alkaline) voor andere bedrijfstakken dan de productie van droge alkalinebatterijen in de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Deze andere bedrijfstakken hadden geen kwaliteitsspecificaties voor EMD, wat inhoudt dat vele verschillende soorten kwaliteit aanvaardbaar waren, die de bedrijfstak van de Unie, indien gevraagd, kon leveren.

    (317)

    Autlan betoogde dat onder andere de productie, verkoop en winstgevendheid van de producenten in de Unie niet slechts afhangen van de druk die door de invoer van EMD vanuit China wordt uitgeoefend, maar ook van de situatie van de gebruikers in de Unie die door de invoer van droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide uit China worden getroffen.

    (318)

    De Commissie merkte op dat de partij de downstreamgebruikers tijdens de beoordelingsperiode geen informatie verschafte over het effect van de toegenomen invoer van zulke batterijen, zoals het werkelijke verlies van hun omzet, productie, winstgevendheid en andere indicatoren die met de hogere Chinese invoer van droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide in verband konden worden gebracht, anders dan een vermoeden van verlies van omzet van de downstreamgebruikers aan Chinese invoer en de daling van de prijs van deze batterijen van oktober 2022 tot en met april 2023 (een periode die geen betrekking had op het onderzoektijdvak). Integendeel, de medewerkende producenten van droge batterijen in de Unie hadden, zoals uitgelegd in overweging 309, hun totale verkoopvolume van 2021 tot het onderzoektijdvak op hetzelfde niveau gehandhaafd, met in de Unie zelfs een stijging van [1 %-4 %]. De toename van de Chinese invoer van droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide leek tijdens het onderzoektijdvak geen effect op de downstreamproducenten van batterijen in de Unie te hebben en daarom konden de EMD-producenten in deze periode niet nadelig door de situatie van de gebruikers zijn beïnvloed. Het argument van de partij werd daarom van de hand gewezen.

    (319)

    Op grond hiervan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige gevolgen zal hebben voor de financiële situatie van de gebruikers.

    7.4.   Conclusie inzake belang van de Unie

    (320)

    Op basis van het bovenstaande is de Commissie voorlopig tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het duidelijk niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek voorlopige maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van EMD van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    (321)

    Zoals is toegelicht in overweging 300, laat deze voorlopige conclusie onverlet de conclusies van het onderzoek naar verstoringen van de grondstoffenmarkt, met name het onderzoek naar het belang van de Unie op grond van artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening.

    8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (322)

    Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, de hoogte van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

    (323)

    De voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van elektrolytisch mangaandioxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China moeten worden ingesteld in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

    (324)

    De Commissie voltooit haar analyses over verstoringen van de grondstoffenmarkt in overeenstemming met artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening tijdens het definitieve stadium, zoals vermeld in overweging 280.

    (325)

    Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:

    Land

    Onderneming

    Voorlopig antidumpingrecht

    Volksrepubliek China

    Xiangtan

    8,8  %

    Guiliu

    0  %

    Daxin

    15,8  %

    Andere medewerkende ondernemingen

    10,0  %

    Alle andere ondernemingen

    34,6  %

    (326)

    De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

    (327)

    Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

    (328)

    Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

    (329)

    Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

    9.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

    (330)

    Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld.

    (331)

    Daxin heeft een opmerking ingediend over de behandeling van de btw op Chinese uitvoer. Tosoh heeft een opmerking gemaakt over de berekening van de streefwinst. Autlan heeft verzocht om de nauwkeurigheid van de berekening van de dumpingmarge van Daxin te beoordelen en te bevestigen, en om de gegevens van de exporteur die in de mededeling als gevoelig zijn aangemerkt, te verstrekken. Aangezien geen van de opmerkingen tot zorg over de nauwkeurigheid van de meegedeelde berekeningen heeft geleid, zal de Commissie deze opmerkingen in het definitieve stadium behandelen.

    10.   SLOTBEPALINGEN

    (332)

    Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

    (333)

    De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op elektrolytisch mangaandioxide (dat wil zeggen door middel van elektrolyse vervaardigd mangaandioxide) dat na de elektrolyse geen warmtebehandeling heeft ondergaan, momenteel vallend onder de GN-code ex 2820 10 00 (Taric-code 2820100010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2.   De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

    Land

    Onderneming

    Voorlopig antidumpingrecht

    Aanvullende Taric-code

    Volksrepubliek China

    Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd.

    Jingxi Xiangtan Electrochemical Scientific Ltd.

    8,8  %

    899N

     

    Guangxi Guiliu New Material Co., Ltd.

    Guangxi Xiatian Manganese Mine Co. Ltd.

    0  %

    899O

     

    Guangxi Daxin Huiyuan New Energy Technology Co., Ltd.

    15,8  %

    899P

     

    Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage

    10,0  %

     

     

    Alle andere ondernemingen

    34,6  %

    C999

    3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) [betrokken product] die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

    4.   Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

    5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

    2.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.

    3.   Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, kunnen binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hiertoe een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur kan buiten deze termijn ingediende verzoeken beoordelen en in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 12 oktober 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 57 van 16.2.2023, blz. 11).

    (3)  https://www.fastmarkets.com/newgen/battery-materials/manganese

    (4)  In de meeste maanden van de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 zijn de prijzen van Chinees mangaanerts beduidend lager dan de prijzen op de representatieve internationale markten (juli-november 2021 (– 3,8 %), februari-maart 2022 (– 3,6 %)).

    (5)   PB C 323 van 13.9.2023, blz. 10.

    (6)  https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2656

    (7)  In waterbehandeling, keramisch verven, voederadditieven, medicijnen, biochemische producten, lasmaterialen en ander chemisch gebruik.

    (8)  Producenten van knoopbatterijen, zinkluchtbatterijen, pigmenten, waterzuivering, farmaceutica. Deze gebruikers vertegenwoordigen in het onderzoektijdvak ongeveer 1 % van het verbruik in de Unie.

    (9)  Als kathodemateriaal in lithium-mangaan-ijzerfosfaat, lithiummanganaat, basisprecursormateriaal voor nikkelkobaltmangaan enz.

    (10)  Zonder informatie te verstrekken over de invoer van EMD in droge alkaline- en niet-alkalinebatterijen van mangaandioxide.

    (11)  Zo wordt in de invoergegevens die als bewijsmateriaal voor schade dienen of die bedoeld zijn om de uitvoerprijs te bepalen, alleen rekening gehouden met invoer met GN-code ex 2820 10 00. Ook hebben de normale-waarde- en schade-indicatoren uitsluitend betrekking op de producenten van EMD in het representatieve land of de Unie.

    (12)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2 (hierna “rapport”).

    (13)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 6-7.

    (14)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 10.

    (15)  Beschikbaar op: http://www.npc.gov.cn/englishnpc/constitution2019/201911/1f65146fb6104dd3a2793875d19b5b29.shtml (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (16)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 20-21.

    (17)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

    (18)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 122-135.

    (19)  Rapport — hoofdstuk 7, blz. 167-168.

    (20)  Rapport — hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.

    (21)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 15-16; rapport — hoofdstuk 4, blz. 50 en 84; rapport — hoofdstuk 5, blz. 108-109.

    (22)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 22-24, en hoofdstuk 5, blz. 97-108.

    (23)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 104-9.

    (24)  Jaarverslag 2022, blz. 76-77. Informatie over aandeelhouders (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (25)  http://www.chinaemd.com/about/1172116.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (26)  http://www.chinaemd.com/news_1/2.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (27)  https://www.gongsi.com.cn/detail/753dfdb1-b132-3109-a33d-c17b877265651 (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (28)  http://www.southmn.com/en/subsidiaries.php (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (29)  https://www.marketscreener.com/quote/stock/SOUTH-MANGANESE-INVESTMEN-6880445/company/ (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (30)  https://www.marketscreener.com/quote/stock/SOUTH-MANGANESE-INVESTMEN-6880445/company/ (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (31)  http://dangxiao.southmn.com/content/?2166.html(laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (32)  Zie het jaarverslag van Guizhou Red Star 2022. Bladzijde 108: http://static.sse.com.cn/disclosure/listedinfo/announcement/c/new/2023-04-21/600367_20230421_6QES.pdf (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (33)  https://mp.weixin.qq.com/s/ySOAhaU-6KSkA0uHWRS9oA (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023)

    (34)  Zie bijvoorbeeld artikel 33 van de statuten van de CCP, artikel 19 van de Chinese vennootschapswet of de “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (zie hieronder voor de volledige referentie) (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (35)  Zie: http://www.cpcif.org.cn/detail/40288043661e27fb01661e386a3f0001?e=1 (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (36)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 100-1.

    (37)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 26.

    (38)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 31-2.

    (39)  Beschikbaar op https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (40)  Beschikbaar op www.gov.cn/zhengce/2020-09/15/content_5543685.htm (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (41)  Financial Times (2020) “Chinese Communist Party asserts greater control over private enterprise” (“Chinese Communistische Partij vergroot controle over particuliere ondernemingen”), beschikbaar op: https://on.ft.com/3mYxP4j (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (42)  Rapport — hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.

    (43)  Rapport — hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.

    (44)   “14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie” beschikbaar op https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/tz/art/2021/art_2960538d19e34c66a5eb8d01b74cbb20.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (45)  2019-versie van de Catalogus met richtsnoeren voor structurele aanpassingen in de industrie, blz. 83 en 106, beschikbaar op: http://www.gov.cn (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (46)  Leidend advies over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de petrochemische en chemische industrie tijdens de looptijd van het 14e vijfjarenplan. Beschikbaar op: http://www.gov.cn/zhengce/zhengceku/2022-04/08/content_5683972.htm#msdynttrid=WRmyf07ph0z74SHmXoOLKjRWl09BdZ4lGdYp9fiI9xU (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (47)  Ibidem, afdeling I.3.

    (48)   Ibidem.

    (49)  Ibidem, afdeling VIII.

    (50)   Bron: Nieuwswebsite SOHU, beschikbaar op https://www.sohu.com/a/676687101_385826 (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (51)  Guangxi Metallurgical Industry Second Entrepreneurship Implementation Plan (2017-2025) [2017] nr. 157, beschikbaar op: https://h5.drcnet.com.cn/docview.aspx?version=mineral&docid=4997334&leafid=23025&chnid=5819 (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (52)   “Ontwikkelingsplan voor de industriële clusters en industrieketen voor mangaan” van de provincie Guangxi van 2018, beschikbaar op: http://gxt.gxzf.gov.cn/xxgk/fgzc/gfxwj/t4240632.shtm (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (53)   Bron: “Beleidsinterpretatie van het ontwikkelingsplan voor de industriële clusters en industrieketen voor mangaan van Guangxi”. Ministerie van Grondstoffenindustrie. 30 oktober 2018.

    (54)  Aanbevelingen van de CCP van de provincie Guangxi, beschikbaar op: http://www.gxzx.gov.cn/html/wylz/weiyuanfengcai/492.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (55)  14e vijfjarenplan van de provincie Guizhou voor economische en sociale ontwikkeling en 2035 perspectieven, beschikbaar op: https://www.ndrc.gov.cn/fggz/fzzlgh/dffzgh/202105/t20210508_1279407.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (56)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 138-149.

    (57)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 216.

    (58)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 213-215.

    (59)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 209-211.

    (60)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 332-337.

    (61)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 336.

    (62)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 337-341.

    (63)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 114-117.

    (64)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 119.

    (65)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120.

    (66)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

    (67)  Zie het officiële beleidsdocument van de Chinese regelgevende commissie voor het bank- en verzekeringswezen (CBIRC, China Banking and Insurance Regulatory Commission) van 28 augustus 2020: “Three-year action plan for improving corporate governance of the banking and insurance sectors (2020-2022)”, http://www.cbirc.gov.cn/cn/view/pages/ItemDetail.html?docId=925393&itemId=928 (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023). In het plan wordt opgedragen “verder te handelen in de geest van de keynote speech van secretaris-generaal Xi Jinping over de te boeken vooruitgang bij de hervorming van de corporate governance in de financiële sector”. Bovendien is afdeling II van het plan gericht op het bevorderen van de organische integratie van de partijleiding in corporate governance: “wij laten de integratie van het leiderschap van de Partij in het ondernemingsbestuur systematischer, gestandaardiseerder en meer op basis van procedures verlopen […] Belangrijke operationele en beheersaangelegenheden moeten door het partijcomité zijn besproken voordat de raad van bestuur of de directie hierover een besluit neemt”.

    (68)  Zie de Mededeling van de CBIRC over de methode voor de beoordeling van de prestaties van handelsbanken, gepubliceerd op 15 december 2020, http://jrs.mof.gov.cn/gongzuotongzhi/202101/t20210104_3638904.htm (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2023).

    (69)  Zie IMF Working Paper “Resolving China’s Corporate Debt Problem” door Wojciech Maliszewski, Serkan Arslanalp, John Caparusso, José Garrido, Si Guo, Joong Shik Kang, W. Raphael Lam, T. Daniel Law, Wei Liao, Nadia Rendak, Philippe Wingender, Jiangyan, oktober 2016, WP/16/203.

    (70)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

    (71)  Zie OESO (2019), Economic Surveys van de OESO: China 2019, OECD Publishing, Parijs, blz. 29. Beschikbaar op: Economic Surveys van de OESO: VRC 2019 | Economic Surveys van de OESO: VRC | OESO iLibrary (oecd-ilibrary.org)

    (72)  Zie: https://m.jiemian.com/article/4179811.html (laatst geraadpleegd op 22 augustus 2022).

    (73)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

    (74)  https://ilostat.ilo.org/resources/concepts-and-definitions/description-wages-and-working-time-statistics/ (laatst geraadpleegd op 5 augustus 2023).

    (75)  https://www.enel.com.co/en/people/energy-rates.html (laatst geraadpleegd op 5 augustus 2023).

    (76)  Tarifas 2022 (acueducto.com.co).

    (77)  Van toepassing op zowel mangaandioxide als mangaancarbonaat.

    (78)  Op basis van de invoerstatistieken voor Turkije die als bijlage bij de tweede mededeling zijn gevoegd, werd het andere zuur dat is ingevoerd onder code 2807 00 00 00 11 Saf Sülfirik Asit (Kodeks Evsafında Veya Daha Saf) beschouwd als zuur van levensmiddelenkwaliteit en werd daarom uitgesloten van de prijsberekening.

    (79)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33). Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.

    (80)  https://ilostat.ilo.org/topics/wages/

    (81)  DANE — Encuesta Anual Manufacturera -EAM.

    (82)  https://www.banrep.gov.co/en/wage-index

    (83)  Publi-tarifas — Enero 2022 Formato Web(95).xls [Solo lectura] [Modo de compatibilidad] (emcali.com.co) (laatst geraadpleegd op 5 augustus 2023).

    (84)  Impuesto a las Ventas (dian.gov.co) (laatst geraadpleegd op 5 augustus 2023).

    (85)  SIIS/(supersociedades.gov.co) (laatst geraadpleegd op 1 september 2023).

    (86)  GN-code 2820 10 00.

    (87)  Zoals gerapporteerd onder Taric-code 2820100010, beschikbaar tot 2018, het laatste volledige kalenderjaar.

    (88)  De Commissie hield alleen rekening met de periode 2015-2018, aangezien dit de meest recente volledige kalenderjaren waren waarvoor Taric-gegevens beschikbaar waren. De Commissie besloot geen rekening te houden met eerdere jaren, aangezien dit het risico met zich mee zou brengen dat de verhouding zou worden vertekend als gevolg van veranderingen in de handelsstromen.

    (89)  De energiekosten zijn goed voor gemiddeld [25-30] % van de productiekosten gedurende de beoordelingsperiode.

    (90)  De kosten voor grondstoffen zijn goed voor gemiddeld [30-38] % van de productiekosten gedurende de beoordelingsperiode.

    (91)  De VS, Japan en India samen omvatten minder dan 0,5 % van de totale invoer in de periode 2019-2020 en dit nam slechts toe tot iets meer dan 1 % van de totale invoer tijdens het onderzoektijdvak als gevolg van één zending met testhoeveelheden afkomstig uit Japan (deze zending is gecontroleerd tijdens de controlebezoeken aan een producent in de Unie).

    (92)  Verordening (EG) nr. 221/2008 van de Raad van 10 maart 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika (PB L 69 van 13.3.2008, blz. 1).

    (93)  https://csimarket.com/Industry/industry_Profitability_Ratios.php?ind=101

    (94)  Voor de vervaardiging van batterijen met een hoog rendement (ongeveer de helft van hun omzet) is een EMD-kwaliteit met hoge ontlaadsnelheid nodig.

    (95)  https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_nl (laatst bezocht op 8 september 2023).

    (96)  Als kathodemateriaal in lithium-mangaan-ijzerfosfaat, lithiummanganaat, basisprecursormateriaal voor nikkelkobaltmangaan enz.

    (97)  Het productieproces bestaat uit drie hoofdfasen: de oplosfase (verwijderen van onzuiverheden, zoals Cr, Ni, Co, Mo en andere), de elektrolyse (waarbij de verschillende kwaliteitssoorten van koolstof-zink- of alkaline-EMD kunnen worden geproduceerd) en de nabehandeling (waarbij onzuiverheden als gevolg van de elektrolyse worden verwijderd en de optimale poederkenmerken van EMD worden vastgesteld).

    (98)  Minder dan 1 % van de totale productie in de Unie tijdens de beoordelingsperiode.


    BIJLAGE

    Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

    Land

    Naam

    Aanvullende Taric-code

    Volksrepubliek China

    Guizhou Redstar Developing Dalong Manganese Industry Co., Ltd.

    899Q

    Guizhou Manganese Mineral Group Co., Ltd.

    899R

    Prince Minerals China Ltd.

    899S

    Hunan Qingchong New Materials Co., Ltd.

    899T


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2120/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top