EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023L2668

Richtlijn (EU) 2023/2668 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Richtlijn 2009/148/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk

PB L, 2023/2668, 30.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2668/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2668/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2668

30.11.2023

RICHTLIJN (EU) 2023/2668 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 november 2023

tot wijziging van Richtlijn 2009/148/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, punt b), in samenhang met artikel 153, lid 1, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/148/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is gericht op de bescherming van werknemers tegen risico’s voor hun veiligheid en gezondheid als gevolg van blootstelling aan asbest op het werk. Die richtlijn voorziet in een consistent niveau van bescherming tegen de risico’s van beroepsmatige blootstelling aan asbest via een kader van algemene beginselen dat de lidstaten in staat stelt ervoor te zorgen dat de minimumvoorschriften op een consequente manier worden toegepast. Het doel van die minimumvoorschriften is werknemers op het niveau van de Unie te beschermen, terwijl de lidstaten strengere bepalingen kunnen vaststellen.

(2)

De bepalingen van deze richtlijn dienen de bepalingen van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) die voor werknemers gunstiger zijn wat gezondheid en veiligheid op het werk betreft, onverlet te laten.

(3)

Asbest is een zeer gevaarlijke kankerverwekkende stof die nog steeds verschillende economische sectoren treft, zoals gebouwenrenovatie, winning van delfstoffen, afvalbeheer en brandbestrijding, waar werknemers een groot risico lopen op blootstelling. Asbest is op grond van bijlage VI, deel 3, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6) ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1A. Volgens de Europese beroepsziektestatistiek is het veruit de voornaamste oorzaak van werkgerelateerde kanker, waarbij maar liefst 78 % van de in de lidstaten erkende werkgerelateerde kankers verband houdt met blootstelling aan asbest. Bij inademing kunnen asbestvezels in de lucht leiden tot ernstige ziekten zoals mesothelioom en longkanker; het kan gemiddeld dertig jaar vanaf het moment van blootstelling duren voordat de eerste tekenen van ziekte zichtbaar zijn, wat uiteindelijk kan leiden tot werkgerelateerde sterfgevallen. Deze richtlijn is daarom van toepassing op alle activiteiten, waaronder bouw-, renovatie- en sloopwerkzaamheden, afvalbeheer, winning van delfstoffen en brandbestrijding, waarbij werknemers tijdens hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen.

(4)

Overeenkomstig de benadering “gezondheid op alle beleidsgebieden” heeft de bescherming van de gezondheid van werknemers tegen blootstelling aan asbest een beleidsoverschrijdende dimensie en is deze bescherming relevant voor tal van beleidslijnen en activiteiten van de Unie, met name op milieugebied, waarbij het optreden van de Unie onder meer moet bijdragen aan de bescherming van de menselijke gezondheid. De Unie heeft ook op internationaal niveau een belangrijke rol te vervullen door het goede voorbeeld te geven wat betreft de preventie van asbestgerelateerde ziekten en door samen te werken met andere internationale organisaties en derde landen om een wereldwijd verbod op asbest tot stand te brengen. De toepassing van deze richtlijn is bovendien in synergie met andere initiatieven van de Unie.

(5)

Sommige vormen van blootstelling aan asbest zijn niet het gevolg van actieve behandeling van asbest. Dergelijke vormen van blootstelling omvatten passieve blootstelling, waarbij werknemers die ofwel in de nabijheid werken van iemand die met asbesthoudende materialen werkt, ofwel in gebouwen werken waar desintegrerende asbesthoudende materialen aanwezig zijn in de structuur van het gebouw, worden blootgesteld aan asbest, en secundaire blootstelling, waarbij personen worden blootgesteld aan asbestvezels die door beroepsmatig blootgestelde personen mee naar huis worden gebracht, voornamelijk via hun kleding of haar. Zowel passieve als secundaire blootstelling kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Hoewel alle vormen van asbest in de Unie verboden zijn, is asbest nog steeds aanwezig in sommige constructies, vooral in gebouwen die vóór het verbod zijn gebouwd, wat kan leiden tot beroepsmatige en niet-beroepsmatige blootstelling wanneer asbesthoudende materialen in het gebouw worden verstoord of beschadigd. Daarom blijft het absoluut noodzakelijk om blootstelling aan asbest, in welke vorm dan ook, te vermijden. Wat de passieve blootstelling van werknemers aan asbest betreft, moeten werkgevers op grond van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (7) en Richtlijn 2009/148/EG in het bezit zijn van een beoordeling van alle risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk door potentiële gevaren in kaart te brengen, waaronder de gevaren als gevolg van passieve blootstelling aan asbest, en moeten zij de nodige preventieve en beschermende maatregelen nemen om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen, waarbij het voorkomen van risico’s altijd het basisbeginsel moet zijn dat aan elke uit te voeren maatregel ten grondslag ligt. De voorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het werk waarin wordt voorzien in deze richtlijn zijn een belangrijk middel om secundaire blootstelling aan asbest of asbesthoudende materialen te voorkomen.

(6)

Vrouwen lopen een verhoogd risico op bepaalde vormen van blootstelling aan asbest, waaronder secundaire blootstelling. De genderverdeling van activiteiten op de werkplek vormt een risicofactor voor de monitoring, diagnose, behandeling en erkenning van asbestgerelateerde ziekten. Daarom is het van essentieel belang rekening te houden met genderverschillen wat blootstelling aan asbest en gezondheidscomplicaties als gevolg daarvan betreft, om door dergelijke blootstelling aan asbest veroorzaakte ziekten beter te kunnen voorkomen en opsporen.

(7)

Dankzij nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op dit gebied is er ruimte om de bescherming van werknemers die aan asbest worden blootgesteld te verbeteren en zo de kans dat blootgestelde werknemers asbestgerelateerde ziekten oplopen te verkleinen. Aangezien asbest een kankerverwekkende stof is zonder drempelwaarde, is het wetenschappelijk niet mogelijk om voor asbest een blootstellingsniveau vast te stellen waaronder blootstelling geen schadelijk effect zou hebben op de gezondheid. In plaats daarvan kan een verband tussen blootstelling en risico worden vastgesteld, waardoor het makkelijker wordt een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling (“grenswaarde”) vast te stellen door rekening te houden met een aanvaardbaar niveau van overmatig risico. Bijgevolg moeten voor asbest de grenswaarde en de meetmethode worden herzien, teneinde het risico te verminderen door de blootstellingsniveaus te verlagen, zodat werknemers beter worden beschermd tegen werkgerelateerde asbestziekten.

(8)

De afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2009/148/EG voor sporadische blootstelling en blootstelling met een geringe intensiteit waarin wordt voorzien in die richtlijn mag op een kankerverwekkende stof zonder drempelwaarde zoals asbest niet van toepassing zijn wat betreft de in die richtlijn vastgestelde voorschriften voor het registreren van blootstelling en het medisch toezicht op werknemers.

(9)

Het Europees kankerbestrijdingsplan, voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 3 februari 2021, ondersteunt de noodzaak van maatregelen op het gebied van de bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen. Een betere bescherming van werknemers die aan asbest worden blootgesteld is ook belangrijk in het kader van de groene transitie en de uitvoering van de Europese Green Deal, met name voor de “renovatiegolf voor Europa”, die werd aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020. Ook werd in de aanbevelingen van de burgers in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa, die heeft plaatsgevonden van april 2021 tot mei 2022, gewezen op het belang van rechtvaardige arbeidsomstandigheden, met name de herziening van Richtlijn 2009/148/EG.

(10)

In het kader van het initiatief “Een renovatiegolf voor Europa”, dat erop gericht is gebouwen koolstofvrij te maken, energiearmoede te bestrijden en de soevereiniteit van de Unie te stimuleren door middel van energie-efficiëntie, is het van essentieel belang dat prioriteit wordt gegeven aan de veilige verwijdering en wegvoering van asbesthoudende materialen, aangezien reparatie, onderhoud, inkapseling of omhulling kunnen leiden tot uitstel van verwijdering, hetgeen op zijn beurt het risico dat werknemers worden blootgesteld in stand kan houden. Daarom moeten werkgevers, wanneer zij beoordelen of een activiteit een risico op blootstelling aan asbest of asbesthoudende materialen inhoudt of kan inhouden, de volledige verwijdering van asbest — waar dit haalbaar is en de bescherming van de werknemers ten goede komt — beschouwen als optie die de voorkeur geniet boven elke andere vorm van behandeling. Bovendien is het dringend nodig werknemers die aan asbest worden of kunnen worden blootgesteld op te leiden. Om minimumvoorschriften voor hoogwaardige opleiding te waarborgen, moet door middel van een bijlage bij Richtlijn 2009/148/EG worden voorzien in minimumvoorschriften voor opleiding, met inbegrip van specifieke voorschriften voor werknemers van ondernemingen die gespecialiseerd zijn in de verwijdering van asbest.

(11)

Een bindende grenswaarde voor asbest, die niet mag worden overschreden, is een belangrijk onderdeel van de algemene regelingen voor de bescherming van werknemers die zijn vastgesteld bij Richtlijn 2009/148/EG, naast de passende risicobeheersmaatregelen en de verstrekking van adequate ademhalingsapparatuur en andere persoonlijke beschermingsmiddelen.

(12)

De in Richtlijn 2009/148/EG vastgestelde grenswaarde voor asbest moet worden herzien in het licht van de evaluaties van de Commissie en recent wetenschappelijk bewijs en recente technische gegevens. Er zijn versterkte preventieve en beschermende maatregelen nodig om die herziene grenswaarde in de lidstaten toe te passen.

(13)

In deze richtlijn moet een herziene grenswaarde worden vastgesteld in het licht van de beschikbare informatie, waaronder actuele wetenschappelijke gegevens over effecten op de gezondheid en technische gegevens, op basis van een grondige beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken voor het meten van de blootstelling op de werkplek. Die informatie moet gebaseerd zijn op adviezen van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Comité risicobeoordeling van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en op adviezen van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSH), dat is opgericht bij besluit van de Raad van 22 juli 2003 (9).

(14)

Met de huidige beschikbare technologie voor het meten van asbestvezels is het niet mogelijk metingen te doen bij zeer lage concentraties wanneer dunne vezels worden geteld. Om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van werknemers te waarborgen en tegelijkertijd naar behoren af te wegen of een meting haalbaar is, moet derhalve bij het gebruik van dergelijke technologieën een keuze worden gemaakt tussen een telling van dunne vezels en het toepassen van lage concentratiegrenswaarden. Sommige lidstaten hebben gekozen voor een lagere grenswaarde zonder dunnere vezels te tellen, terwijl andere hebben gekozen voor een hogere grenswaarde waarbij wel dunne vezels worden geteld. Met het oog op een evenwichtige aanpak moeten aparte grenswaarden worden vastgesteld afhankelijk van de vezelgrootte die in aanmerking wordt genomen voor de meting van asbestvezels in de lucht, namelijk vezels met een breedte van tussen 0,2 en 3 micrometer alsmede, vanaf het moment van technologische overgang naar elektronenmicroscopie, vezels met een breedte van minder dan 0,2 micrometer.

(15)

Rekening houdend met de wetenschappelijke deskundigheid op dit gebied en met het oog op een evenwichtige aanpak die tegelijkertijd een adequate bescherming van werknemers op het niveau van de Unie waarborgt, moeten herziene grenswaarden worden vastgesteld die, afhankelijk van de in een bepaalde lidstaat gebruikte methode voor vezeltelling, gelijk moeten zijn aan 0,002 vezels per cm3 wanneer vezels met een breedte tussen 0,2 en 3 micrometer worden geteld, of 0,01 vezels per cm3 wanneer ook vezels met een breedte van minder dan 0,2 micrometer worden geteld, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur.

(16)

De Commissie heeft de sociale partners op het niveau van de Unie in twee fasen geraadpleegd, overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij heeft ook het ACSH geraadpleegd, dat een advies heeft uitgebracht waarin informatie wordt verstrekt voor de succesvolle uitvoering van de herziene opties voor een grenswaarde. Het Europees Parlement heeft op 20 oktober 2021 een resolutie aangenomen (10) waarin wordt opgeroepen tot een voorstel tot actualisering van Richtlijn 2009/148/EG om de maatregelen van de Unie ter bescherming van werknemers tegen de dreiging van asbest te versterken.

(17)

De optische microscopie biedt weliswaar niet de mogelijkheid om de dunste voor de gezondheid schadelijke vezels te tellen, maar is momenteel de meest gebruikte methode voor het regelmatig meten van asbest. Aangezien het mogelijk is om met fasecontrastmicroscopie een grenswaarde van 0,01 vezels per cm3 te meten, is er geen overgangsperiode nodig voor de uitvoering van die grenswaarde. In overeenstemming met het advies van het ACSH moet worden gebruikgemaakt van een modernere en gevoeligere methode op basis van elektronenmicroscopie of een andere methode die gelijkwaardige of nauwkeurigere resultaten oplevert, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak van een toereikende periode voor technische aanpassingen en van een grotere samenhang tussen de verschillende methoden die momenteel worden toegepast binnen de Unie. Om voldoende tijd te geven om te voldoen aan de nieuwe voorschriften in verband met het meten van asbestvezels, moet worden voorzien in een omzettingstermijn van zes jaar. De Commissie is in de positie om de lidstaten te ondersteunen en faciliteren met betrekking tot de vervanging van de methode, met name door richtsnoeren op te stellen.

(18)

Het meten van asbestvezels in de lucht met behulp van analysemethoden op basis van elektronenmicroscopie zou een aanzienlijke verbetering betekenen wat de monitoring van asbest betreft, aangezien het hierdoor mogelijk wordt dunnere vezels te tellen. De overgang naar elektronenmicroscopie, of naar een andere methode met gelijkwaardige of accuratere uitkomsten zou tot resultaat kunnen hebben dat het aantal vezels dat wordt vastgesteld aanzienlijk hoger ligt dan het aantal vezels dat met fasecontrastmicroscopie kan worden opgespoord. De lidstaten en de werkgevers hebben tijd nodig om ervaring op te doen met de telling van vezels door middel van elektronenmicroscopie, betere preventieve maatregelen in te voeren en nieuwe gegevens over blootstelling te verzamelen die het resultaat zijn van de gecombineerde toepassing van de grenswaarde en de methode op basis van elektronenmicroscopie. Die ervaring zal van belang zijn om de weg vrij te maken voor een beoordeling van de haalbaarheid van een verdere verlaging van de grenswaarden.

(19)

De monstername van asbest moet de persoonlijke blootstelling van werknemers aan asbest weerspiegelen. Monsters moeten daarom op gezette tijden worden genomen tijdens specifieke operationele fasen in representatieve en realistische situaties waarin werknemers aan asbeststof worden blootgesteld.

(20)

Rekening houdend met de voorschriften van Richtlijn 2009/148/EG en Richtlijn 2004/37/EG om blootstelling tot een minimum te beperken, moeten werkgevers ervoor zorgen dat de risico’s in verband met de blootstelling van werknemers aan asbest op het werk tot een minimum worden beperkt en in ieder geval tot een zo laag mogelijk niveau als technisch mogelijk is.

(21)

Speciale controle- en voorzorgsmaatregelen, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technologie, zijn nodig voor werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan asbest, teneinde de concentratie aan asbestvezels in de lucht te verlagen tot het laagste niveau onder de grenswaarde dat technisch haalbaar is, onder meer door middel van maatregelen als stofafzuiging bij de bron en reiniging en onderhoud van de gebouwen. Voor werkzaamheden in gesloten ruimten zijn er specifieke maatregelen voor de bescherming van werknemers nodig, zoals stofonderdrukking, toevoer van verse lucht en het gebruik van HEPA-filters. Het onderwerpen van werknemers aan een ontsmettingsprocedé en het aanscherpen van de daarmee verband houdende opleidingsvoorschriften zijn belangrijke elementen om de risico’s in verband met een dergelijke blootstelling aanzienlijk te helpen verminderen.

(22)

Preventieve maatregelen voor de bescherming van de gezondheid van aan asbest blootgestelde werknemers en de beoogde verbintenis van de lidstaten inzake medisch toezicht op die werknemers zijn belangrijk, met name het voortzetten van het medisch toezicht na afloop van de blootstelling. Bijlage I bij Richtlijn 2009/148/EG, die verband houdt met het medisch toezicht op werknemers, moet worden geactualiseerd op basis van de huidige kennis over ziekten die door blootstelling aan asbest kunnen worden veroorzaakt. Het is belangrijk dat bijlage I op gezette tijden wordt herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis.

(23)

Een meldingsregeling is van belang om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen toezicht te houden op werkzaamheden waarbij asbest kan worden verstoord en om het voor de bevoegde autoriteiten in voorkomend geval mogelijk te maken op te treden teneinde de bescherming van de betrokken werknemers te waarborgen.

(24)

Werkgevers moeten alle nodige maatregelen nemen om materialen waarvan wordt vermoed dat ze asbest bevatten te identificeren, indien van toepassing door informatie op te vragen bij de eigenaren van de gebouwen en andere informatiebronnen te raadplegen, waaronder relevante registers. Indien deze informatie niet beschikbaar is, moet de werkgever erop toezien dat een gekwalificeerde marktdeelnemer overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk onderzoekt of er asbesthoudende materialen aanwezig zijn en moet hij vóór de aanvang van de werkzaamheden beschikken over het resultaat van dat onderzoek. Op basis van de ontvangen informatie moet de werkgever vóór de aanvang van een asbestverwijderingsproject of van sloop-, onderhouds- of renovatiewerkzaamheden informatie vastleggen met betrekking tot de aanwezigheid of vermoedelijke aanwezigheid van asbest in de gebouwen, schepen, luchtvaartuigen of andere installaties die vóór de inwerkingtreding van het asbestverbod van de lidstaat zijn gebouwd. Het is belangrijk dat de werkgevers die informatie meedelen aan werknemers die aan asbest kunnen worden blootgesteld door ermee te werken, door onderhoudswerkzaamheden of door andere werkzaamheden. De identificatie van asbesthoudende materialen mag de werkgever niet ontslaan van de verplichting om een risicobeoordeling uit te voeren zoals bepaald in deze richtlijn.

(25)

Richtlijn 2009/148/EG moet regelmatig worden geactualiseerd om rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke kennis en technische ontwikkelingen. Bij dergelijke actualiseringen moet ook rekening worden gehouden met een beoordeling van verschillende soorten asbestvezels en de schadelijke gevolgen daarvan voor de gezondheid. In het kader van de volgende evaluatie op grond van artikel 22 van die richtlijn moet de Commissie beoordelen of het noodzakelijk is het toepassingsgebied van die richtlijn uit te breiden, met name tot erioniet, riebeckiet, winchiet, richteriet en fluoro-edeniet, en of er aanvullende maatregelen nodig zijn om bescherming tegen secundaire blootstelling aan asbest op de werkplek te waarborgen. De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen met de resultaten van haar beoordeling, na raadpleging van de sociale partners. Het verslag moet in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om Richtlijn 2009/148/EG dienovereenkomstig te wijzigen.

(26)

Er moet toereikende en gerichte technische ondersteuning worden geboden om werkgevers, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te helpen bij de uitvoering van deze richtlijn.

(27)

Ondernemingen die sloop- of asbestverwijderingswerkzaamheden verrichten, moeten vóór aanvang van hun werkzaamheden een vergunning krijgen van de bevoegde autoriteiten; een dergelijke vergunning moet kunnen worden verlengd overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk.

(28)

Brandweerlieden en personeel van noodhulpdiensten lopen het risico tijdens hun werk aan asbest te worden blootgesteld. Daarom is het belangrijk dat de werkgevers van die werknemers het risico van blootstelling van werknemers aan asbest beoordelen overeenkomstig deze richtlijn en dat zij de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en gezondheid van die werknemers te beschermen. Om werkgevers te ondersteunen bij het nemen van dergelijke maatregelen, is het belangrijk dat de Commissie richtsnoeren ontwikkelt waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de activiteiten van die werknemers en met de informatie over de risico’s van hun blootstelling. Die richtsnoeren moeten voortbouwen op de beste praktijken die in de lidstaten beschikbaar zijn en op de raadpleging van relevante belanghebbenden. Met het oog hierop moet ook worden gezorgd voor een meer systematische uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten.

(29)

Het is belangrijk dat de Commissie, in samenwerking met het ACSH, uiterlijk twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn richtsnoeren ontwikkelt en uitvaardigt om de uitvoering van deze richtlijn te faciliteren. Die richtsnoeren moeten, waar passend, sectorspecifieke oplossingen bevatten. Die richtsnoeren moeten ook aanwijzingen voor werkgevers bevatten over de toekenning van prioriteit aan de verwijdering van asbest of asbesthoudende materialen boven andere vormen van behandeling, bij de beoordeling van het risico op blootstelling aan asbest of asbesthoudende materialen. Die richtsnoeren moeten, indien nodig, om de vijf jaar worden geëvalueerd in het licht van met name de technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de identificatie-, meet- en waarschuwingstechnologie voor asbest.

(30)

De aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne veroorzaakt bovenop het lijden van de Oekraïense bevolking ook aanzienlijke schade aan infrastructuur, woningen en de bebouwde omgeving in het algemeen. Aangezien er in Oekraïne tot 2017 geen verbod bestond op het gebruik van asbest, houdt de toekomstige wederopbouw van het land een aanzienlijk risico in voor werknemers, in het bijzonder voor mensen die puin hanteren. Het is daarom belangrijk dat Uniewerkgevers bij het uitvoeren van heropbouwactiviteiten in derde landen op passende wijze rekening houden met de risico’s die werknemers lopen in verband met blootstelling aan asbest.

(31)

Gezien de verwachte toename van de renovatiewerkzaamheden om gebouwen beter te isoleren, is het van cruciaal belang onderzoek en ontwikkeling te stimuleren om ervoor te zorgen dat werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan asbest zo goed mogelijk worden beschermd.

(32)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het beschermen van werknemers tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van blootstelling aan asbest op het werk, met inbegrip van het voorkomen van dergelijke risico’s, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(33)

Richtlijn 2009/148/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2009/148/EG

Richtlijn 2009/148/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De bepalingen van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1) zijn van toepassing indien en wanneer zij gunstiger zijn voor de gezondheid en veiligheid van werknemers op het werk.

(*1)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).”;"

2)

artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder “asbest” de volgende vezelachtige silicaten verstaan, die op grond van deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*2) als kankerverwekkende stoffen van categorie 1A zijn ingedeeld:

a)

actinoliet, CAS nr. (*3) 77536-66-4;

b)

amosiet (bruine asbest), CAS nr. 12172-73-5;

c)

anthofylliet, CAS nr. 77536-67-5;

d)

chrysotiel, CAS nr. 12001-29-5;

e)

crocidoliet, CAS nr. 12001-28-4;

f)

tremoliet, CAS nr. 77536-68-6.

(*2)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1)."

(*3)  Nummer in de Chemical Abstracts Service (CAS).”;"

3)

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Bij werkzaamheden waarbij een risico van blootstelling aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen bestaat, wordt dat risico aldus beoordeeld dat de aard en de mate van de blootstelling van de werknemers aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen wordt vastgesteld, en prioriteit wordt toegekend aan de verwijdering van asbest of asbesthoudende materialen boven andere vormen van behandeling van asbest.”

;

b)

in lid 3 wordt de inleidende zin vervangen door:

“3.   Mits het gaat om sporadische blootstelling van werknemers en blootstelling met een geringe intensiteit en uit de resultaten van de risicobeoordeling als bedoeld in lid 2 van dit artikel duidelijk blijkt dat de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde voor asbest niet zal worden overschreden in de lucht van de werkplek, mogen de lidstaten afwijken van artikel 4 wanneer het werk bestaat uit:”;

4)

in artikel 4, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

“De melding bevat ten minste een beknopte beschrijving van:

a)

de plaats waar de werkzaamheden worden verricht en, indien relevant, de specifieke zones waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

b)

de gebruikte of gehanteerde types en hoeveelheden asbest;

c)

de bijbehorende activiteiten en procedés, onder meer voor de bescherming en ontsmetting van werknemers, voor afvalverwijdering en, indien relevant, voor luchtverversing bij werkzaamheden in gesloten ruimten;

d)

het aantal betrokken werknemers, een lijst van de werknemers die waarschijnlijk op de plaats in kwestie zullen werken, hun individuele opleidingscertificaten en de datum van hun laatste medische keuring overeenkomstig artikel 18;

e)

de datum waarop de werkzaamheden aanvangen en de duur ervan;

f)

de maatregelen die zijn genomen om de blootstelling van werknemers aan asbest te beperken, met inbegrip van een overzicht van de gebruikte uitrusting.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de in de tweede alinea, punt d), bedoelde informatie overeenkomstig het nationale recht niet langer bewaren dan nodig is om te waarborgen dat werknemers die asbestgerelateerde werkzaamheden verrichten naar behoren zijn opgeleid, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de langetermijneffecten van asbest op de gezondheid van werknemers.”;

5)

artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Bij alle in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden wordt de blootstelling van werknemers aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen op de werkplek tot een minimum beperkt, en wordt zij in ieder geval tot een zo laag mogelijk niveau als technisch mogelijk is onder de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde gebracht, met name door middel van de volgende maatregelen:

a)

het aantal werknemers dat aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen wordt of kan worden blootgesteld, wordt zo klein mogelijk gehouden;

b)

de werkprocedés zijn zo ingericht dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of, indien dit onmogelijk blijkt, dat wordt vermeden dat asbeststof vrijkomt in de lucht door middel van maatregelen zoals:

i)

de onderdrukking van asbeststof;

ii)

de afzuiging van asbeststof bij de bron;

iii)

het continu laten neerslaan van in de lucht zwevende asbestvezels;

b bis)

de werknemers ondergaan een passend ontsmettingsprocedé;

b ter)

bij werkzaamheden in gesloten ruimten wordt adequate bescherming gewaarborgd;

c)

alle ruimten en uitrustingen die dienen voor de behandeling van asbest kunnen doeltreffend en regelmatig worden gereinigd en onderhouden, en ondergaan regelmatig reiniging en onderhoud;

d)

asbest en materialen waaruit asbeststof vrijkomt of die asbesthoudend zijn, worden opgeborgen en vervoerd in daartoe geschikte gesloten verpakkingen;

e)

afvalstoffen, met uitzondering van afvalstoffen van winningswerkzaamheden, worden zo spoedig mogelijk verzameld en van de arbeidsplaats weggevoerd in geschikte gesloten verpakkingen met een etiket waarop vermeld staat dat zij asbest bevatten, en worden daarna behandeld overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (*4).

(*4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).”;"

6)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Afhankelijk van de resultaten van de eerste risicobeoordeling wordt, om de naleving van de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde te waarborgen, op gezette tijden in specifieke operationele fasen de concentratie aan asbestvezels in de lucht op de werkplek gemeten.

2.   De monstername weerspiegelt de persoonlijke blootstelling van de werknemer aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen.”

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De duur van de monstername wordt zo gekozen dat de representatieve blootstelling voor een referentieperiode van acht uur (één ploegdienst) kan worden vastgesteld, hetzij door meting hetzij door een tijdgewogen berekening.”

;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De telling van de vezels gebeurt door middel van elektronenmicroscopie of een andere alternatieve methode die gelijkwaardige of nauwkeurigere resultaten oplevert.”

;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“7.   Bij het meten van de asbestvezels in de lucht als bedoeld in lid 1 worden alleen vezels met een lengte van meer dan 5 micrometer, een breedte van minder dan 3 micrometer en een lengte-breedteverhouding van meer dan 3:1 in aanmerking genomen.

Niettegenstaande de eerste alinea van dit lid worden, voor de toepassing van artikel 8, lid 2, punt a), met ingang van 21 december 2029 ook vezels met een breedte van minder dan 0,2 micrometer in aanmerking genomen.”

;

7)

artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

1.   Tot en met 20 december 2029 zorgen werkgevers ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan 0,01 vezels per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde (TGG) over een periode van acht uur.

2.   Met ingang van 21 december 2029 zorgen werkgevers ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan:

a)

0,01 vezels per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur overeenkomstig artikel 7, lid 7, tweede alinea, of

b)

0,002 vezels per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat werkgevers aan ten minste één van de in lid 2 vastgestelde grenswaarden voor blootstelling worden onderworpen.”;

8)

artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Wanneer de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde wordt overschreden of er reden bestaat om aan te nemen dat er asbesthoudende materialen die niet voor de aanvang van de werkzaamheden waren geïdentificeerd, worden verstoord en stof kunnen produceren, worden de werkzaamheden onmiddellijk stilgelegd.

De werkzaamheden in de betrokken zone worden pas voortgezet als er ter bescherming van de betrokken werknemers adequate maatregelen zijn genomen.

Wanneer de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde wordt overschreden, worden de oorzaken voor die overschrijding opgespoord en worden zo snel mogelijk passende maatregelen genomen om de situatie te verhelpen.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Wanneer de blootstelling niet met andere middelen kan worden beperkt en de grenswaarde het dragen van individuele ademhalingsapparatuur vereist, mag dit niet permanent zijn en moet dit voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke minimum worden beperkt. Tijdens werkzaamheden met individuele ademhalingsapparatuur worden regelmatige rustpauzes ingelast, afhankelijk van de fysische en klimatologische omstandigheden en, indien relevant, in samenspraak met de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of de vestiging, overeenkomstig nationaal recht en de nationale praktijk.”

;

9)

in artikel 11 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voordat wordt begonnen met sloop-, onderhouds- of renovatiewerkzaamheden in gebouwen die vóór de inwerkingtreding van het asbestverbod van de lidstaat zijn gebouwd, neemt de werkgever, met name na het verkrijgen van informatie bij de eigenaren van de gebouwen, bij andere werkgevers en uit andere bronnen, waaronder relevante registers, alle nodige maatregelen om de materialen waarvan wordt vermoed dat ze asbest bevatten te identificeren. Indien die informatie niet beschikbaar is, ziet de werkgever erop toe dat een gekwalificeerde marktdeelnemer overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk onderzoekt of er asbesthoudende materialen aanwezig zijn en zorgt hij ervoor dat hij vóór de aanvang van de werkzaamheden beschikt over het resultaat van dat onderzoek. De werkgever stelt andere werkgevers, op verzoek en uitsluitend met het oog op de naleving van de in deze alinea neergelegde verplichting, alle informatie ter beschikking die in het kader van een dergelijk onderzoek is verkregen.”;

10)

in artikel 12 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“Voor bepaalde werkzaamheden, zoals sloop, asbestverwijdering, reparatie en onderhoud, waarvan kan worden verwacht dat ondanks het treffen van alle mogelijke preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht de relevante in artikel 8 vastgestelde grenswaarde zal worden overschreden, stelt de werkgever maatregelen vast ter bescherming van de werknemers tijdens die werkzaamheden. In het bijzonder:”;

b)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

krijgen de werknemers verplicht te dragen passende persoonlijke beschermingsmiddelen; die middelen worden naar behoren gehanteerd en zijn, met name wat ademhalingsapparatuur betreft, individueel aangepast, waarbij wordt gecontroleerd of de persoonlijke beschermingsmiddelen goed passen, in overeenstemming met Richtlijn 89/656/EEG van de Raad (*5);

(*5)  Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18).”;"

c)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

wordt de verspreiding van stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen buiten de ruimten of werkplek waar de werkzaamheden plaatsvinden, voorkomen en wordt, bij werkzaamheden die in afgesloten ruimten worden verricht, de afgesloten ruimte luchtdicht gemaakt en mechanisch geventileerd door extractie.”;

11)

in artikel 13, lid 2, tweede alinea, wordt punt c) vervangen door:

“c)

zodra de sloop- of asbestverwijderingswerkzaamheden beëindigd zijn, men er zich overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk van vergewist dat er geen risico’s van blootstelling aan asbest op de werkplek meer zijn voordat andere activiteiten worden hervat.”;

12)

artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De inhoud van de opleiding is voor de werknemers gemakkelijk te begrijpen. De opleiding verschaft hun de nodige kennis en vaardigheden inzake preventie en veiligheid in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk zoals van toepassing op de plaats waar de werkzaamheden plaatsvinden.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De minimumvoorschriften met betrekking tot de inhoud, duur en frequentie van de opleiding waarin krachtens dit artikel wordt voorzien en de daarmee verband houdende documentatie, worden in bijlage I bis uiteengezet.”

;

13)

artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

1.   Ondernemingen die beogen werkzaamheden in verband met sloop of asbestverwijdering te verrichten, zorgen ervoor dat zij vóór aanvang van de werkzaamheden over een door de bevoegde autoriteit afgegeven vergunning beschikken. Daartoe verstrekken zij die bevoegde autoriteit ten minste bewijs van naleving van artikel 6 en certificaten waaruit de voltooiing van opleiding overeenkomstig artikel 14 en bijlage I bis blijkt.

2.   De lidstaten maken de lijst van ondernemingen die overeenkomstig lid 1 een vergunning hebben gekregen openbaar, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk.”;

14)

in artikel 18 wordt lid 1 geschrapt;

15)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 18 quater

1.   De Commissie beoordeelt in het kader van de volgende evaluatie overeenkomstig artikel 22 of de in artikel 2 vervatte lijst van vezelachtige silicaten moet worden geactualiseerd in het licht van de wetenschappelijke kennis en of er aanvullende maatregelen nodig zijn om bescherming tegen secundaire blootstelling aan asbest op het werk te waarborgen.

2.   Op basis van de in lid 1 van dit artikel bedoelde evaluatie en na raadpleging van het ACSH evalueert de Commissie of het passend of noodzakelijk is de in artikel 2 vervatte lijst van vezelachtige silicaten te actualiseren. De Commissie evalueert met name of het passend is extra vezelachtige silicaten zoals erioniet, riebeckiet, winchiet, richteriet en fluoro-edeniet in het toepassingsgebied van deze richtlijn op te nemen en of het passend is aanvullende maatregelen vast te stellen om bescherming tegen secundaire blootstelling aan asbest op het werk te waarborgen. In dat verband dient de Commissie, indien passend, wetgevingsvoorstellen in bij het Europees Parlement en de Raad.”;

16)

artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt geschrapt;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De werkgever neemt de gegevens over de werknemers die de in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden verrichten, in een register op. Die gegevens omvatten de aard en de duur van de activiteit en de blootstelling die zij hebben ondergaan. Dit register kan worden ingezien door de arts en/of de instantie die verantwoordelijk is voor het medisch toezicht. De werknemers krijgen inzage in hun persoonlijke gegevens in het register. De werknemers en/of hun vertegenwoordigers krijgen inzage in de anonieme collectieve gegevens in het register.”

;

17)

artikel 21 wordt vervangen door:

“Artikel 21

De lidstaten houden een register bij van alle gevallen van medisch gediagnosticeerde asbestgerelateerde beroepsziekten. Bijlage I bevat een indicatieve lijst van ziekten die door blootstelling aan asbest kunnen worden veroorzaakt.”;

18)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 22 bis

1.   Uiterlijk op 31 december 2028 beoordeelt de Commissie of het haalbaar is de grenswaarden verder te verlagen in het licht van de verslagen die de lidstaten op grond van artikel 22 hebben ingediend, de beschikbaarheid van wetenschappelijk bewijs, technische ontwikkelingen en de verhouding tussen nieuwe analysemethoden en de numerieke grenswaarde.

2.   De Commissie verstrekt werkgevers die aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen passende technische ondersteuning en verstrekt tevens informatie over de relevante fondsen van de Unie om de lidstaten te helpen optimaal gebruik te maken van die fondsen en de toegang daartoe te vergemakkelijken, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van micro-ondernemingen.”;

19)

in bijlage I wordt punt 1 vervangen door:

“1.

Volgens de huidige kennis kan blootstelling aan losse asbestvezels ten minste de volgende ziekten veroorzaken:

asbestose,

mesothelioom,

longkanker,

maag- en darmkanker,

strottenhoofdkanker,

eierstokkanker,

niet-kwaadaardige pleurale ziekten.”;

20)

de tekst in de bijlage bij deze richtlijn wordt ingevoegd als bijlage I bis.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 21 december 2025 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 21 december 2029 te voldoen aan artikel 1, punt 6), c) en d) (wat artikel 7, lid 7, tweede alinea, van Richtlijn 2009/148/EG betreft), en punt 7 (wat artikel 8, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/148/EG betreft). Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

De lidstaten voeren, totdat zij op grond van de eerste alinea de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking hebben doen treden, de telling van vezels waar mogelijk uit door middel van fasecontrastmicroscopie, overeenkomstig de door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1997 aanbevolen methode of door middel van een andere methode die gelijkwaardige of nauwkeurigere resultaten oplevert.

3.   Wanneer de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 22 november 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)   PB C 100 van 16.3.2023, blz. 118.

(2)   PB C 188 van 30.5.2023, blz. 70.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 oktober 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad 23 oktober 2023.

(4)  Richtlijn 2009/148/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PB L 330 van 16.12.2009, blz. 28).

(5)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(6)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(7)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(9)  Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).

(10)  Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de bescherming van werknemers tegen asbest (PB C 184 van 5.5.2022, blz. 45).


BIJLAGE

“BIJLAGE I bis

Minimumvoorschriften voor opleiding

Werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan stof van asbest of asbesthoudende materialen krijgen een verplichte opleiding, die ten minste aan de volgende minimumvoorschriften voldoet:

1)

de opleiding vindt plaats aan het begin van een arbeidsrelatie en telkens wanneer aanvullende opleidingsbehoeften worden vastgesteld;

2)

de duur van de opleiding wordt afgestemd op de taken van de betrokken werknemers;

3)

de opleiding wordt aangeboden door een instructeur van wie de kwalificatie wordt erkend overeenkomstig het nationaal recht en de nationale praktijk.

4)

Iedere werknemer die op bevredigende wijze heeft deelgenomen aan een opleiding krijgt een opleidingscertificaat waarop al het volgende wordt vermeld:

a)

de datum van de opleiding;

b)

de duur van de opleiding;

c)

de inhoud van de opleiding;

d)

de taal van de opleiding;

e)

de naam, kwalificatie en contactgegevens van de instructeur of de instelling die de opleiding heeft verstrekt, of van beide.

5)

Werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan stof van asbest of asbesthoudende materialen krijgen theorie- en praktijkopleiding over ten minste de volgende onderwerpen:

a)

het toepasselijke recht van de lidstaat waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

b)

de eigenschappen van asbest en de effecten van asbest op de gezondheid, met inbegrip van het synergetische effect van roken;

c)

de soorten producten of materialen waarvan het waarschijnlijk is dat zij asbest bevatten;

d)

de handelingen die zouden kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het belang van preventieve controles om zulke blootstelling tot een minimum te beperken;

e)

veilige werkwijzen, controles en beschermingsmiddelen;

f)

de geëigende rol, keuze en selectie, beperkingen en het juiste gebruik van beschermingsmiddelen, met bijzondere aandacht voor ademhalingsapparatuur;

g)

noodprocedures;

h)

ontsmettingsprocedés;

i)

afvalverwijdering;

j)

voorschriften inzake medisch toezicht.

De opleiding wordt zo goed mogelijk afgestemd op de kenmerken van het beroep van de werknemers en de specifieke taken en werkmethoden die met het beroep gepaard gaan.

6)

Werknemers die sloop- of asbestverwijderingswerkzaamheden verrichten, zijn verplicht om naast de op grond van punt 5 verstrekte opleiding ook een opleiding te volgen over het gebruik van technologische apparatuur en machines om het vrijkomen en de verspreiding van asbestvezels tijdens de arbeidsprocessen te beperken, overeenkomstig deze richtlijn.

”.

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2668/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top