Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R2324

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2324 van de Commissie van 23 augustus 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland

    C/2021/6042

    PB L 465 van 29.12.2021, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2021/2324/oj

    29.12.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 465/1


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2324 VAN DE COMMISSIE

    van 23 augustus 2021

    tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 2, lid 2, artikel 10, lid 4, en artikel 15, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 14 augustus 2019 is Verordening (EU) 2019/1241 (de “verordening technische maatregelen”) betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen in werking getreden. In bijlage VI daarbij worden specifieke bepalingen vastgesteld betreffende op regionaal niveau vastgestelde technische maatregelen voor de Uniewateren van de noordwestelijke wateren.

    (2)

    België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Nederland hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de noordwestelijke wateren. Deze lidstaten hebben in mei 2020 een eerste gezamenlijke aanbeveling ingediend. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de gezamenlijke aanbeveling in juli 2020 beoordeeld. Naar aanleiding van het advies van het WTECV heeft de Commissie de lidstaten verzocht de gezamenlijke aanbeveling aan te passen in het licht van de wetenschappelijke evaluatie. Als gevolg daarvan hebben de lidstaten op 14 december 2020 een herziene gezamenlijke aanbeveling ingediend.

    (3)

    In afwachting van de vaststelling door middel van een gedelegeerde handeling van de in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 van de Raad (2) herstelmaatregelen in de zin van het meerjarenplan voor de westelijke wateren vastgesteld, die gericht zijn op het verminderen van bijvangsten van kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en aangrenzende gebieden, en aanvullende technische maatregelen om bijvangsten van kabeljauwachtigen in de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland te verminderen. Deze maatregelen waren functioneel gekoppeld aan de TAC-niveaus voor in gemengde visserijen gevangen doelsoorten, aangezien dergelijke TAC-niveaus zonder die maatregelen hadden moeten worden verlaagd om de bijvangstbestanden in staat te stellen zich te herstellen.

    (4)

    Een deel van de noordwestelijke wateren behoort niet langer tot de EU-wateren, waardoor overleg tussen de EU en het VK over gemeenschappelijke maatregelen vereist is. Hoewel de EU en het VK geen overeenstemming hebben bereikt over onderling afgestemde, functioneel gekoppelde technische maatregelen, moet worden voortgegaan met de toepassing van de bestaande, in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 vastgestelde functioneel gekoppelde technische maatregelen, die het mogelijk maakten de TAC’s voor doelsoorten op de in die verordening voorgestelde niveaus vast te stellen zonder de toestand van de onvermijdelijke bijvangstbestanden in de Uniewateren in gevaar te brengen, daarbij erkennend dat het voor de EU een prioriteit is dit akkoord begin 2022 te bereiken. Alle technische maatregelen die in overleg met derde landen voor 2022 zijn vastgesteld, moeten door middel van het toepasselijke rechtskader in het EU-recht worden omgezet.

    (5)

    Parallel met de lopende onderhandelingen met het VK hebben de betrokken lidstaten, België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Nederland, op 30 april 2021 een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend waarin de in 2020 ingediende gezamenlijke aanbeveling is overgenomen, met de opneming van een nieuwe specificatie in ICES-sector 7a (Ierse Zee). In deze gezamenlijke aanbeveling werd voorgesteld deze maatregelen te handhaven zolang geen overeenstemming met het VK is bereikt.

    (6)

    Deze verordening heeft tot doel de bestaande bepalingen inzake technische maatregelen die in het verleden in het kader van de teruggooiplannen voor de noordwestelijke wateren zijn vastgesteld, technische maatregelen die overeenkomen met de maatregelen die in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 zijn vastgesteld, alsook maatregelen inzake een nieuw vistuig voor de Ierse Zee die in de gezamenlijke aanbeveling van 2021 zijn opgenomen, in één enkele handeling op te nemen.

    (7)

    De maatregelen in deze verordening die van toepassing zijn op de Uniewateren strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (3), en houden rekening met de in artikel 494, lid 3, van die overeenkomst bedoelde beginselen. Zij doen geen afbreuk aan maatregelen die van toepassing zijn in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    (8)

    Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie heeft het WTECV het bewijsmateriaal beoordeeld (4) (5) dat door de regionale groepen is verstrekt ter ondersteuning van de in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen technische maatregelen.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, en de artikelen 15 en 18 van Verordening (EU) 2019/1241. De lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat de voorstellen in overeenstemming zijn met artikel 15, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2019/1241.

    (10)

    De Deskundigengroep visserij is op 16 juli 2021 geraadpleegd over de gezamenlijke aanbeveling.

    (11)

    In de gezamenlijke aanbeveling werden specifieke maatregelen voorgesteld om de bijvangsten van kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en aangrenzende gebieden te verminderen op basis van de herstelmaatregelen die in 2020 van kracht waren (6). Deze specifieke maatregelen hebben betrekking op bodemtrawls en zegens in de ICES-sectoren van de Uniewateren van 7f, 7 g, en het deel van 7h ten noorden van 49° 30′ NB en het deel van 7j ten noorden van 49° 30′ NB en ten oosten van 11° WL, alsook op vaartuigen die vissen met bodemtrawls waarvan de vangsten gemeten vóór de teruggooi ten minste voor 20 % uit schelvis bestaan. Het WTECV heeft geconcludeerd (7) dat de voorgestelde tuigen selectiever zijn dan de in Verordening (EU) 2019/1241 beschreven maatregelen. Deze voorgestelde maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (12)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voor de Keltische Zee voorgesteld met betrekking tot de vangstsamenstelling, en met name wanneer de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 1,5 % bedragen. Het WTECV is terughoudend om voorwaarden vast te stellen op basis van bijvangstdrempels, gezien de slechte toestand van de bestanden in deze gebieden. Het WTECV heeft echter ook opgemerkt (8) dat zelfs als de 1,5%-bijvangstregel voor kabeljauw door geen enkele visreis wordt overschreden, de in de gezamenlijke aanbeveling gespecificeerde alternatieve tuigen nog steeds selectiever zouden zijn dan de tuigen die aan de basisnormen voldoen van Verordening (EU) 2019/1241. Deze voorgestelde maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (13)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen voorgesteld voor bodemtrawls en zegens in de Uniewateren van de ICES-sectoren 7f tot en met 7k en in het gebied ten westen van 5° WL in ICES-sector 7e. Het WTECV heeft geconcludeerd dat deze maatregelen selectiever zijn dan de in Verordening (EU) 2019/1241 voorgestelde maatregelen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (14)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voorgesteld in de Keltische Zee wanneer de vangst voor meer dan 30 % uit langoustine bestaat. Het WTECV heeft geconcludeerd (9) dat de voorgestelde opties over het geheel genomen selectiever zijn of ten minste gelijkwaardig zijn aan de tuigen die zijn gespecificeerd in de afwijkingen voor de gerichte visserij van Verordening (EU) 2019/1241. Wat de dubbele kuil betreft, heeft het WTECV een onderliggende studie in eerdere verslagen beoordeeld (10) en geconcludeerd dat deze in beginsel de bijvangst van ongewenste soorten kan verminderen met behoud van de vangsten van doelsoorten. De lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende specificaties voor de beoordeling van het WTECV verstrekken. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (15)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voorgesteld in de Keltische Zee wanneer de vangsten voor meer dan 55 % uit wijting of voor meer dan 55 % uit een combinatie van zeeduivel, heek en schartong bestaan. Hoewel het WTECV terughoudend is om voorwaarden met betrekking tot de vangstsamenstelling (11) in te voeren, concludeert het dat de voorgestelde maatregelen nog steeds selectiever zijn dan de bij de verordening technische maatregelen ingevoerde basisnorm. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (16)

    In de gezamenlijke aanbeveling werden specifieke technische maatregelen in het gebied ten westen van Schotland voorgesteld. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de voorgestelde tuigen de selectiviteit ten aanzien van kabeljauw, schelvis en wijting waarschijnlijk zullen verbeteren. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (17)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee voorgesteld voor bodemtrawls of zegens met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer en kleiner dan 100 mm en voor vangsten die voor meer dan 30 % uit langoustine bestaan. Het WTECV heeft geconcludeerd (12) dat deze tuigen de vangsten van kabeljauw, schelvis en wijting waarschijnlijk zullen verminderen in vergelijking met de maatregelen in de verordening technische maatregelen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (18)

    In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee voorgesteld voor vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens met specifieke voorschriften inzake vangstsamenstelling voor een combinatie van schelvis, kabeljauw en roggen. Over het algemeen was het WTECV van oordeel (13) (14) dat de in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde tuigen selectiever zijn dan de in de verordening technische maatregelen beschreven vistuigen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (19)

    Deze gezamenlijke aanbeveling omvat voor 2021 de specificatie voor een vistuig voor bodemtrawls en zegens in ICES-sector 7a (Ierse Zee) op basis van gelijkwaardige selectiviteit als het vistuig dat aan de basisnorm voldoet zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2019/1241 voor dat gebied en die visserij. Het WTECV heeft het nieuwe wetenschappelijke bewijsmateriaal beoordeeld dat aan de wijziging van de gezamenlijke aanbeveling in juni 2021 ten grondslag lag, en concludeerde dat het tuig soortgelijke selectiviteitskenmerken heeft als het vistuig dat aan de basisnormen voldoet.

    (20)

    In de gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) voor verschillende soorten die in de recreatievisserij in de noordwestelijke wateren worden gevangen, te harmoniseren met de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die van toepassing is op commerciële visserijen. Een aantal soorten die in de gezamenlijke aanbeveling voor de harmonisatie van de MCRS zijn opgenomen, worden door de ICES ingedeeld als uitgeput, of de ICES is van mening dat de recreatievisserij een aanzienlijke impact heeft op hun totale visserijsterfte. Voorts komt een aantal van diezelfde soorten zowel in de zuidwestelijke wateren en de Noordzee als in de noordwestelijke wateren voor, en is voor de zuidwestelijke wateren en de Noordzee de MCRS voor deze soorten in de commerciële visserij al geharmoniseerd met die voor de recreatievisserij. Het WTECV heeft het verstrekte bewijsmateriaal geanalyseerd en geconcludeerd (15) dat deze maatregel waarschijnlijk de bescherming van jonge mariene vissoorten zal versterken. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

    (21)

    Om de exploitatiepatronen te optimaliseren, de selectiviteit van het tuig te verhogen en ongewenste vangsten te beperken, is het derhalve passend de door de lidstaten ingediende technische maatregelen vast te stellen.

    (22)

    Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vissersvaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) 2019/1241 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    De punten 2 en 3 van de bijlage zijn van toepassing met ingang van 30 december 2021 tot en met 31 december 2022.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

    Gedaan te Brussel, 23 augustus 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.

    (2)  Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).

    (3)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

    (4)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (6)  PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1.

    (7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2492225/STECF+19-08+-+Evaluation+LO+JRs.pdf/05619833-e6cb-484b-9fae-ec6b44c96092?version=1.0

    (11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf

    (14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf


    BIJLAGE

    Bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Deel A wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    voetnoot 6 wordt vervangen door:

    “(6)

    In afwijking van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten voor sardine, ansjovis, haring, horsmakreel en makreel niet van toepassing voor maximaal 10 % per levend gewicht van de totale vangsten die van elk van die soorten aan boord worden gehouden.

    Het percentage sardine, ansjovis, haring, horsmakreel of makreel die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, moet worden berekend als het aandeel per levend gewicht van de totale hoeveelheid mariene organismen die na sortering of bij aanlanding aan boord zijn.

    Het percentage mag worden berekend aan de hand van een of meer representatieve monsters. Het maximum van 10 % mag tijdens het overladen, de aanlanding, het vervoer, de opslag, de uitstalling of de verkoop niet worden overschreden.”;

    b)

    de tekst onder de tabel wordt geschrapt;

    c)

    onder de tabel wordt het volgende punt ingevoegd:

    “1.

    De in dit deel gespecificeerde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten voor kabeljauw (Gadus morhua), schelvis (Melanogrammus aeglefinus), zwarte koolvis (Pollachius virens), witte koolvis (Pollachius pollachius), heek (Merluccius merluccius), schartong (Lepidorhombus spp.), tong (Solea spp.), schol (Pleuronectes platessa), wijting (Merlangius merlangus), leng (Molva molva), blauwe leng (Molva dypterygia), makreel (Scomber spp.), haring (Clupea harengus), horsmakreel (Trachurus spp.), ansjovis (Engraulis encrasicolus), zeebaars (Dicentrarchus labrax), sardine (Sardina pilchardus) en rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo) zijn van toepassing op de recreatievisserij in de noordwestelijke wateren.”.

    2)

    In deel B worden de punten 1.3 tot en met 1.6 toegevoegd:

    “1.3.

    Dit punt is van toepassing in afwijking van de punten 1.1 en 1.2.

    1.3.1

    Voor vaartuigen die vissen met bodemtrawls en zegens in de ICES-sectoren 7f, 7 g, het deel van 7h ten noorden van 49° 30′ NB en het deel van 7j ten noorden van 49° 30′ NB en ten oosten van 11° WL geldt het volgende:

    a)

    vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens gebruiken tuig met een van de volgende maaswijdten:

    i)

    maaswijdte in de kuil van 110 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm;

    ii)

    een T90-kuil met een maaswijdte van 100 mm;

    iii)

    een maaswijdte in de kuil van 120 mm;

    iv)

    een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 160 mm;

    b)

    daarnaast gebruiken vaartuigen die vissen met bodemtrawls waarvan de vangsten vóór de teruggooi voor ten minste 20 % uit schelvis bestaan:

    i)

    een vistuig met ten minste een meter afstand tussen de vislijn en grondpees, of

    ii)

    een middel dat volgens een evaluatie van de ICES of het WTECV minstens even selectief is gebleken bij het vermijden van kabeljauw, en is goedgekeurd door de Commissie.

    De lidstaten kunnen vaartuigen die vissen met bodemtrawls waarvan de vangsten, gewogen vóór de teruggooi, voor minder dan 1,5 % uit kabeljauw bestaan, vrijstellen van de toepassing van punt b), op voorwaarde dat de waarnemersdekking op zee geleidelijk toeneemt tot ten minste 20 % van al hun visreizen. De lidstaten die van deze vrijstelling gebruikmaken, moeten jaarlijks vóór 1 december verslag uitbrengen aan de Commissie over het aantal en de vangstsamenstelling van de vaartuigen die van deze vrijstelling gebruikmaken.

    De lidstaten kunnen vaartuigen die van een alternatief, zeer selectief vistuig gebruikmaken, vrijstellen van de toepassing van de punten a) en b), op voorwaarde dat de technische kenmerken van die tuigen resulteren in een selectiviteit die ten minste even hoog is als die van de in die punten gespecificeerde tuigen, en in vangsten van minder dan 1 % kabeljauw, volgens een beoordeling van het WTECV. Een dergelijk tuig of een dergelijke voorziening moet voldoen aan de vereisten van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd.

    1.3.2.

    In afwijking van de punten 1.1, 1.2 en 1.3.1:

    a)

    moeten vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustines bestaan, een van de volgende tuigen gebruiken:

    i)

    een paneel met vierkante mazen van 300 mm; vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

    ii)

    een Seltra-paneel;

    iii)

    een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm of een soortgelijke selectiviteitsvoorziening;

    iv)

    een kuil met een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

    v)

    tot en met 31 juli 2022, een dubbele kuil waarbij de bovenste kuil uit T90-mazen van ten minste 90 mm bestaat en uitgerust is met een scheidingspaneel met een maximale maaswijdte van 300 mm.

    De lidstaten mogen het gebruik van de in punt v) bedoelde voorziening toestaan tot eind december 2022, op voorwaarde dat de technische kenmerken van deze voorziening resulteren in een selectiviteit die ten minste even hoog is als die van de andere in de punten 1.2 en 1.3.1 gespecificeerde tuigen, volgens een beoordeling door het WTECV op basis van de door de lidstaten uiterlijk op 1 mei 2022 verstrekte informatie Een dergelijke voorziening moet voldoen aan de voorschriften van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd;

    b)

    moeten vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens waarvan de vangsten voor meer dan 55 % uit wijting bestaan of voor meer dan 55 % uit een combinatie van zeeduivel, heek en schartong, een van de volgende tuigen gebruiken:

    i)

    een kuil met een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

    ii)

    een T90-kuil en -tunnel met een maaswijdte van 100 mm.

    1.4.

    De punten 1.4.1 en 1.4.2 zijn van toepassing in afwijking van punt 1.2.

    1.4.1.

    Voor vissersvaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen in de ICES-sectoren 6a en 5b, in de Uniewateren, ten oosten van 12° WL (het gebied ten westen van Schotland) in de visserij op langoustine (Nephrops norvegicus) geldt het volgende:

    a)

    de vaartuigen moeten gebruikmaken van een paneel met vierkante mazen (ongewijzigde positionering) van ten minste 300 mm voor vaartuigen die een kuil met een maaswijdte van minder dan 100 mm gebruiken; voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter en/of met een motorvermogen van ten hoogste 200 kW mag de lengte van het paneel in totaal 2 m en de maaswijdte in het paneel 200 mm bedragen;

    b)

    vaartuigen waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustine bestaan, moeten voor vaartuigen die gebruikmaken van vistuig met een maaswijdte van 100-119 mm een paneel met vierkante mazen (ongewijzigde positionering) van ten minste 160 mm gebruiken.

    In afwijking van de punten a) en b) van punt 1.4.1 is het gebruik van een alternatief vistuig toegestaan, mits dat vistuig volgens een beoordeling van het WTECV resulteert in ten minste dezelfde of een hogere selectiviteit voor kabeljauw, schelvis en wijting. Een dergelijk tuig moet voldoen aan de vereisten van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd.

    1.4.2.

    Voor vissersvaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens in ICES-sector 7a (Ierse Zee) geldt het volgende:

    a)

    vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens met een maaswijdte in de kuil gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm en waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustine bestaan, moeten een van de volgende tuigen gebruiken:

    i)

    een paneel met vierkante mazen van 300 mm; vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

    ii)

    een Seltra-paneel;

    iii)

    een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm;

    iv)

    een Cefas-Netgrid;

    v)

    een flipflaptrawl;

    b)

    vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens waarvan de vangsten voor meer dan 10 % uit een combinatie van schelvis, kabeljauw en roggen bestaan, moeten een kuil met een maaswijdte van 120 mm gebruiken;

    c)

    vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten voor minder dan 10 % uit een combinatie van schelvis, kabeljauw en roggen bestaan, moeten een kuil met een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm gebruiken. Deze bepaling is niet van toepassing op vaartuigen waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustines of voor meer dan 85 % uit wijde mantel bestaan;

    d)

    vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens mogen een T90-kuil met mazen van 100 mm gebruiken.

    In afwijking van de punten a) tot en met d) van punt 1.4.2 is het gebruik van een alternatief vistuig toegestaan, mits dergelijke tuigen resulteren in ten minste dezelfde of een hogere selectiviteit voor kabeljauw, schelvis en wijting. Dergelijke tuigen moeten door het WTECV worden beoordeeld en door de Commissie worden goedgekeurd en moeten voldoen aan de criteria van artikel 15, lid 4.

    1.5.

    De vangstpercentages in de punten 1.3 en 1.4 moeten worden berekend als het aandeel in levend gewicht van alle mariene biologische rijkdommen die na elke visreis worden aangeland, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 27, lid 2, van de onderhavige verordening.

    1.6

    De maatregelen in de punten 1.3 tot en met 1.5 zijn van toepassing tot en met 31 december 2022.”.

    3)

    In deel C worden de volgende punten toegevoegd:

    “10.

    Beperkingen op de visserij met bodemtrawls en zegens in de Keltische Zee

    10.1.

    Vaartuigen mogen niet vissen met bodemtrawls en zegens in de volgende zones:

    a)

    de ICES-sectoren 7f tot en met 7k;

    b)

    het gebied ten westen van 5° WL in ICES-sector 7e, en

    c)

    de ICES-sectoren 7b en 7c.

    Dit verbod geldt niet voor vaartuigen ingeval:

    i)

    zij een maaswijdte in de kuil van ten minste 100 mm gebruiken, of

    ii)

    hun bijvangsten van kabeljauw niet meer bedragen dan 1,5 %, zoals beoordeeld door het WTECV, wanneer zij vissen buiten de in punt 1.3 van deel B bedoelde gebieden.

    In afwijking van punt i) mogen vissersvaartuigen die in de in punt 10.1, c), gespecificeerde gebieden actief zijn, een alternatief vistuig gebruiken met een selectiviteit die ten minste even hoog is als die van een maaswijdte in de kuil van ten minste 100 mm voor gemengde demersale visserijen, volgens een beoordeling door het WTECF. Een dergelijk tuig moet voldoen aan de vereisten van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd.

    10.2.

    De maatregelen in punt 10.1 zijn van toepassing tot en met 31 december 2022.”.


    Top