This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021R0819
Regulation (EU) 2021/819 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2021 on the European Institute of Innovation and Technology (recast) (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
PE/8/2021/REV/1
PB L 189 van 28.5.2021, p. 61–90
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 32008R0294 | 28/05/2021 | |||
Repeal | 32008R0294 | gedeeltelijke intrekking | 01/01/2021 | ||
Implicit repeal | 32013R1292 | 28/05/2021 | |||
Derogation | 32018R1046 | artikel 130 lid 4 punt (c) | 28/05/2021 |
28.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 189/61 |
VERORDENING (EU) 2021/819 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 mei 2021
betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan. |
(2) |
De periodieke onafhankelijke evaluaties van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 294/2008 laten zien dat ingrijpende wijzigingen nodig zijn om het EIT-model en de onderliggende processen daarvan verder te verbeteren. Bovendien zijn bij de tussentijdse evaluatie en de ex-ante-effectbeoordeling van het EIT een aantal verbeteringsgebieden vastgesteld, waaronder het financieringsmodel van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s), de integratie van de KIG’s in lokale innovatie-ecosystemen, de openheid en transparantie van de KIG’s en de monitoring door het EIT. Deze verordening biedt tevens de gelegenheid om die aspecten aan de orde te stellen. |
(3) |
De verantwoordelijkheid voor een goed klimaat voor de industriële sector, het concurrentievermogen en innovatie ligt primair bij de lidstaten. Gezien de aard en de omvang van de uitdagingen inzake innovatie, zijn echter ook gezamenlijke maatregelen op het niveau van de Unie vereist. |
(4) |
Het EIT wordt opgericht om voor een goede onderlinge aansluiting tussen de drie zijden van de kennisdriehoek — innovatie, onderzoek en hoger onderwijs — in de hele Unie te zorgen en zo het bestaande beleid en de bestaande initiatieven van de Unie en de lidstaten aan te vullen. |
(5) |
Het EIT moet bijdragen aan de versterking van de innovatiecapaciteit van de Unie en de lidstaten om het hoofd te bieden aan de belangrijke uitdagingen waarvoor de samenleving zich geplaatst ziet, en moet daarbij tevens bijdragen aan duurzame economische groei en concurrentievermogen in de Unie. |
(6) |
Het EIT moet erop gericht zijn om, via de KIG’s, op een open en transparante manier innovatie-ecosystemen in de hele Unie te versterken. Om die doelstelling te bereiken, moet het EIT netwerken, integratie en samenwerkingsverbanden faciliteren en versterken, en synergieën tussen innovatiegemeenschappen in heel Europa bevorderen. Het EIT heeft tevens tot doel de strategische prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de Unie — met inbegrip van die welke zijn vermeld in de mededelingen van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal, van 27 mei 2020 over de EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa (herstelplan voor Europa), van 19 februari 2020 over een Europese datastrategie, van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa, en van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa en die welke betrekking hebben op het bereiken van de strategische autonomie van de Unie — waarbij een open economie wordt behouden. Voorts moet het EIT wereldwijde uitdagingen, waaronder de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, helpen aanpakken door de beginselen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (de “Agenda 2030”) en de Overeenkomst van Parijs, die werd aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (de “Overeenkomst van Parijs”) (5) te volgen, en moet het uiterlijk in 2050 een transitie naar een broeikasgasneutrale economie bewerkstelligen. De transitie zal alleen mogelijk zijn door middel van stimulansen voor onderzoek en innovatie, wat de noodzaak onderstreept van gunstigere voorwaarden en meer investeringen om de kennisbasis en onderzoeks- en innovatiecapaciteit van Europa te vergroten, met name op het gebied van groene, klimaatvriendelijke technologieën en innovaties. |
(7) |
Het EIT moet de openheid van de KIG’s verbeteren om de samenwerkingsverbanden te versterken en synergie tot stand te brengen tussen verschillende innovatiegemeenschappen in Europa en zodoende geografische diversiteit en de verspreiding van talent te bevorderen. |
(8) |
De prioritaire gebieden en de financiële behoeften van het EIT voor een periode van zeven jaar, die overeenkomt met het desbetreffende meerjarig financieel kader (MFK), moeten worden opgenomen in een strategische innovatieagenda (SIA). De SIA moet worden afgestemd op Horizon Europa, het bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (6) vastgestelde kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon Europa), onder meer wat betreft verslaglegging, monitoring, evaluatie en andere in die Verordening opgenomen vereisten, en moet rekening houden met de strategische planning van Horizon Europa. De SIA moet synergieën tot stand brengen en bevorderen met andere onderdelen van Horizon Europa, andere relevante programma’s van de Unie in het kader van het MFK, en andere relevante nationale en regionale initiatieven, beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie, met name met die welke onderzoek en innovatie, onderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden, duurzame en concurrerende industrie, ondernemerschap en regionale ontwikkeling ondersteunen. Gezien het belang van de SIA voor het innovatiebeleid van de Unie en de verwachte sociaaleconomische impact daarvan op de Unie, moet de SIA door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld op basis van een voorstel van de Commissie. Dat voorstel van de Commissie moet worden opgesteld aan de hand van een bijdrage van het EIT. Die bijdrage moet beschikbaar worden gesteld aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(9) |
De crisis ten gevolge van de uitbraak van COVID-19 heeft de zorgstelsels en economische systemen van de lidstaten ernstig verstoord. De instellingen, organen en instanties van de Unie zullen moeten samenwerken om de maatschappelijke, economische, milieu- en technologische gevolgen van de crisis te boven te komen. Het EIT en de KIG’s moeten flexibel reageren op zowel bestaande als nieuwe en onverwachte uitdagingen en prioriteiten, en moeten maatregelen en initiatieven kunnen nemen om hun ecosystemen op passende wijze te ondersteunen. Het EIT en de KIG’s moeten in het bijzonder bijdragen aan de innovatie-inspanningen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken, in overeenstemming met de prioriteiten van de Europese Green Deal, het herstelplan voor Europa, de nieuwe industriestrategie voor Europa en de duurzameontwikkelingsdoelen, en moeten daarbij zorgen voor synergie met andere initiatieven en partnerschappen van de Unie. |
(10) |
In overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695 moet het EIT zijn werkzaamheden richten op de belangrijkste inspanningen die op lange termijn, met name op trans- en interdisciplinaire gebieden, moeten worden geleverd, waaronder de ontwikkeling van innovatieve niet-technologische oplossingen als noodzakelijke aanvulling op innovatieactiviteiten die op technologie gericht zijn. Daarbij moet het EIT een regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld, onderzoeksorganisaties, innovatiecentra, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), instellingen voor hoger onderwijs en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven bevorderen. |
(11) |
Het EIT moet via de KIG’s voorrang geven aan de overdracht van zijn activiteiten op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie, en ondernemen naar de zakelijke context en de commerciële toepassingen daarvan, en moet de innovatie- en ondernemingscapaciteit van instellingen voor hoger onderwijs en de oprichting en ontwikkeling van innovatieve ondernemingen ondersteunen, in aanvulling op de Europese Innovatieraad (European Innovation Council — EIC), evenals andere relevante onderdelen van Horizon Europa en het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (7) vastgestelde InvestEU-programma. |
(12) |
Het EIT moet te werk gaan via geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op topniveau van instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties, ondernemingen en andere belanghebbenden, waaronder kmo’s en overheidsbedrijven alsmede plaatselijke autoriteiten, sociale ondernemingen, relevante non-profitorganisaties en andere belanghebbenden. Met het oog op de innovatieve aard van bepaalde ondernemingen met betrekking tot de goederen of diensten die zij aanbieden, hun organisatie of de productiemethoden die zij hanteren, moet de bevordering van sociaal ondernemerschap en een nauwere betrokkenheid van kmo’s en sociale ondernemingen ter waarborging van hun actieve deelname worden nagestreefd. Die partnerschappen moeten streven naar financiële houdbaarheid door middelen uit andere overheids- en particuliere bronnen aan te trekken en moeten trachten het grootst mogelijke scala van relevante nieuwe partners aan te trekken en in te zetten. Ze moeten door de raad van bestuur worden geselecteerd en benoemd tot KIG’s, in overeenstemming met de prioriteitsgebieden en het tijdschema die zijn opgenomen in de SIA, rekening houdend met de prioriteiten die in het kader van de strategische planning van Horizon Europa zijn vastgesteld, om opkomende wereldwijde en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Ze moeten worden geselecteerd op basis van een concurrerend, open, transparant en op criteria van uitmuntendheid gebaseerd proces, in overeenstemming met deze verordening en met de in Verordening (EU) 2021/695 vastgestelde criteria voor de selectie van Europese partnerschappen. De eerste dergelijke KIG, die zo spoedig mogelijk, in 2022 of 2023, in het leven zal worden geroepen, moet betrekking hebben op de “Culturele en creatieve sectoren en industrieën”, en de tweede dergelijke KIG, die naar verwachting in 2026 tot stand zal worden gebracht, moet betrekking hebben op de “Water-, mariene en maritieme sectoren en ecosystemen”. |
(13) |
Rekening houdend met het specifieke karakter van KIG’s is het noodzakelijk te voorzien in speciale minimumvoorwaarden voor de totstandbrenging van een KIG, die afwijken van de regels inzake deelname aan en verspreiding van Horizon Europa. Evenzo kunnen voor KIG-activiteiten met een toegevoegde waarde in voorkomend geval specifieke regels inzake eigendom, toegangsrechten, exploitatie en verspreiding nodig zijn. |
(14) |
De raad van bestuur moet de activiteiten van het EIT aansturen en monitoren en verantwoordelijk zijn voor de selectie, benoeming, financiering, monitoring en evaluatie van de activiteiten van de KIG’s in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695 en de SIA. De Commissie zorgt bij de benoeming van de leden van de raad van bestuur voor een evenwichtige vertegenwoordiging van personen met ervaring op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek, innovatie of bedrijfsleven, alsook voor genderevenwicht en geografische dekking, en hanteert uitmuntendheid als leidend beginsel. |
(15) |
Het EIT moet zorgen voor permanente monitoring en periodieke externe evaluaties van de output, resultaten en impact van elke KIG, met inbegrip van de vorderingen die zij maken in de richting van financiële houdbaarheid, kostenefficiëntie en openheid voor nieuwe leden. Die evaluaties moeten tussentijdse evaluaties omvatten van de eerste drie jaar van de partnerschapsovereenkomst en de drie jaar volgend op een eventuele verlenging, alsook uitgebreide beoordelingen die voor het einde van het zevende jaar van de partnerschapsovereenkomst worden uitgevoerd en eindevaluaties die voor het einde van de partnerschapsovereenkomst worden uitgevoerd. De raad van bestuur moet in voorkomend geval corrigerende maatregelen nemen ten aanzien van de KIG’s. |
(16) |
Het EIT moet de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten regelmatig op de hoogte brengen van de prestaties, verwezenlijkingen en werkzaamheden van het EIT en de KIG’s, van de resultaten van hun monitoring en evaluatie, en van hun prestatie-indicatoren en corrigerende maatregelen. De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten moet de raad van bestuur en de directeur adviseren over strategisch belangrijke kwesties en moet advies verstrekken aan en ervaring uitwisselen met het EIT en de KIG’s. De vergaderingen van de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten moeten door het EIT worden georganiseerd. |
(17) |
Om een bijdrage te leveren aan het concurrentievermogen en om de aantrekkingskracht van de Europese economie en haar innovatie- en ondernemingscapaciteit internationaal te verbeteren, moeten het EIT en de KIG’s partnerorganisaties, onderzoekers en studenten uit de hele Unie, ook uit de ultraperifere regio’s van de Unie, en daarbuiten kunnen aantrekken, bijvoorbeeld door hun mobiliteit te bevorderen. |
(18) |
Tussen het EIT en de KIG’s moeten partnerschapsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten worden gesloten die de rechten en plichten van de KIG’s en de op prestaties gebaseerde financiële bijdrage van het EIT aan de KIG’s vastleggen. Het EIT moet met de KIG’s meerjarige subsidieovereenkomsten van maximaal drie jaar of, indien dit passender wordt geacht, jaarlijkse subsidieovereenkomsten sluiten om de administratieve lasten voor de KIG’s te beperken en te zorgen voor meer middelen en activiteiten voor de langetermijnplanning. In afwijking van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (het “Financieel Reglement”) (8) moet het EIT een dergelijke partnerschapsovereenkomst kunnen sluiten voor een eerste periode van zeven jaar en deze periode, mits er een positieve prestatie wordt geleverd en de resultaten van de tussentijdse evaluatie en de uitgebreide beoordeling van de KIG positief zijn, kunnen verlengen met een nieuwe periode van maximaal zeven jaar. Na het verstrijken van de partnerschapsovereenkomst kunnen het EIT en de KIG een memorandum van samenwerking sluiten om hun actieve samenwerking in stand te houden. |
(19) |
Het hoger onderwijs moet als integraal element — dat vaak ontbreekt — van de kennisdriehoek worden gesteund. Deelnemende instellingen voor hoger onderwijs en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding moeten graden en diploma’s uitreiken via de KIG’s, in overeenstemming met de nationale regels en accreditatieprocedures. In de tussen het EIT en de KIG’s gesloten partnerschapsovereenkomsten, subsidieovereenkomsten en memoranda van samenwerking moet worden vastgelegd dat deze graden en diploma’s ook een EIT-label kunnen krijgen. Daarnaast moet het EIT de bevordering van de graden en diploma’s met een EIT-label versterken zodat zij ook buiten de EIT-gemeenschap worden erkend, en het gebruik ervan uitbreiden tot programma’s voor een leven lang leren, beroepsopleiding, scholing, bij- en omscholing. Het EIT moet, in overeenstemming met Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), door middel van zijn activiteiten en werkzaamheden bijdragen aan de bevordering van de mobiliteit van studenten, onderzoekers en personeel, en mogelijkheden bieden voor een leven lang leren, mentorschap en coaching. |
(20) |
Er moet worden voorzien in passende regelingen voor de aansprakelijkheid, openheid en transparantie van het EIT. In de statuten van het EIT moeten passende bepalingen voor het bestuur en de werking van het EIT worden opgenomen. |
(21) |
Het EIT moet rechtspersoonlijkheid hebben en moet, om autonoom en onafhankelijk van nationale autoriteiten en druk van buitenaf te kunnen functioneren, zijn eigen begroting beheren; de inkomsten van het EIT moeten onder meer een bijdrage van de Unie omvatten. |
(22) |
De industriële, de financiële en de dienstensector zullen naar verwachting aanzienlijk bijdragen aan de begroting van de KIG’s. De KIG’s moeten met name tot doel hebben de financiële bijdragen uit particuliere bronnen en uit door eigen activiteiten gegenereerde inkomsten te maximaliseren en financiële houdbaarheid na te streven en te bereiken, uiterlijk vóór het verstrijken van de vijftienjarige steun van het EIT. De KIG’s en hun partnerorganisaties moeten bekendmaken dat hun activiteiten in het kader van het EIT worden verricht en dat zij een financiële bijdrage uit de algemene begroting van de Unie ontvangen. Voorts moet de transparantie van de financiering worden bevorderd door informatie over de gefinancierde projecten en de toewijzing van de middelen openbaar te maken. |
(23) |
De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de financiële bijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer overeenkomstig het Financieel Reglement. |
(24) |
Het EIT moet alles in het werk stellen om een vlotte overgang tussen de MFK-perioden mogelijk te maken, met name voor de lopende activiteiten. |
(25) |
De ontvangsten van het EIT moeten de bijdrage van de Unie uit de financiële bijdrage in het kader van Horizon Europa omvatten. Deze ontvangsten van het EIT moeten ook bijdragen uit andere overheids- en particuliere bronnen kunnen omvatten. |
(26) |
Het EIT is een door de Unie opgericht orgaan in de zin van artikel 70 van het Financieel Reglement en moet zijn financiële voorschriften dienovereenkomstig toepassen. Bijgevolg moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (10) op het EIT van toepassing zijn. |
(27) |
Het EIT moet een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag goedkeuren met een overzicht van de in het voorgaande kalenderjaar verrichte activiteiten en de resultaten van de in dat jaar uitgevoerde werkzaamheden. Het EIT moet in het kader van de jaarlijkse en de meerjarige programmering tevens een enkelvoudig programmeringsdocument goedkeuren, op basis van de SIA en in overeenstemming met zijn financiële regels, met het geplande initiatief, dat het EIT in staat stelt te reageren op interne en externe ontwikkelingen op het gebied van onderzoek, maatschappij, technologie, hoger onderwijs en innovatie alsmede op andere relevante terreinen. Dit enkelvoudig programmeringsdocument moet ter informatie aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden. |
(28) |
Het EIT heeft sinds zijn oprichting de vruchten kunnen plukken van de deskundigheid van zijn personeel. De arbeidsovereenkomsten van een aantal van deze personeelsleden zijn vanwege het uit hoofde van Verordening (EG) nr. 294/2008 toepasselijke rechtskader inmiddels echter verstreken zonder mogelijkheid tot verlenging. Om een dergelijke situatie in de toekomst te kunnen voorkomen en met het oog op het belang van menselijke deskundigheid voor het welslagen van de activiteiten van het EIT, is het in het belang van het EIT om binnen het toepasselijke rechtskader alles in het werk te stellen om gekwalificeerd personeel aan te trekken en in dienst te houden. |
(29) |
Het is dienstig dat de Commissie, met name ter voorbereiding van de SIA, onafhankelijke externe evaluaties laat verrichten van de werking van het EIT, met inbegrip van de via de KIG’s beheerde activiteiten. In die evaluaties, die alle werkzaamheden van het EIT en de KIG’s bestrijken, moet worden onderzocht in hoeverre het EIT aan zijn opdracht en doelstellingen voldoet. Die evaluaties moeten een beoordeling omvatten van de meerwaarde voor de Unie van het EIT, de impact ervan in de hele Unie, de impact van de activiteiten in het kader van de regionale innovatieregeling (Regional Innovation Scheme — RIS), de openheid, doeltreffendheid, doelmatigheid, bewustmakingsactiviteiten, communicatie, zichtbaarheid, verspreiding van resultaten, de relevantie van de verrichte werkzaamheden en de samenhang en complementariteit ervan met het desbetreffende beleid van de Unie en de lidstaten, met inbegrip van de synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa. Deze evaluaties moeten worden meegenomen in de door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/695 verrichte Horizon Europa-evaluaties. |
(30) |
Het EIT moet alles in het werk stellen om de terminologie met betrekking tot de structuur van elke KIG te stroomlijnen, teneinde de herkenbaarheid van het EIT verder te vereenvoudigen en te vergroten. |
(31) |
Om de verschillen op het gebied van innovatie in Europa te helpen aanpakken, moet het EIT, met name door middel van de RIS, zoals nader beschreven in de SIA, de innovatiecapaciteit van landen en regio’s ondersteunen, ernaar streven innovatie-ecosystemen te versterken om wereldwijde uitdagingen aan te gaan en nieuwe partnerorganisaties in de KIG’s op te nemen. |
(32) |
De KIG’s moeten optreden als facilitators van innovatie, de prioriteiten in het kader van de slimme specialisatiestrategie van de lidstaten in aanmerking nemen en hun innovatiecapaciteit verbeteren door ten volle rekening te houden met regionale capaciteiten, sterke punten, kansen en zwakke punten, alsook met lokale actoren en hun activiteiten en markten. |
(33) |
De bevordering van sterke synergie tussen het EIT en de EIC is van essentieel belang. De KIG’s moeten de oprichting van innovatieve ondernemingen stimuleren in nauwe synergie met de EIC, waarbij overlapping wordt vermeden, en begunstigden van het EIT moeten steun uit de EIC-instrumenten kunnen aanvragen in aanvulling op de door de KIG’s aangeboden diensten. In het bijzonder moeten door KIG’s gesteunde start-ups met een groot groeipotentieel vereenvoudigde en daarmee snellere toegang krijgen tot EIC-acties in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) 2021/695, zodat ze snel kunnen worden opgeschaald, en moeten de EIT-steunregelingen ten goede komen aan de EIC-begunstigden. Om verkokering te vermijden en synergie en samenwerking te bevorderen, moeten het EIT en de EIC overwegen om wederzijds en systematisch informatie uit te wisselen. De raad van bestuur moet in voorkomend geval leden van het EIC-college kunnen uitnodigen om zijn vergaderingen als waarnemers bij te wonen. |
(34) |
Om de continuïteit van de activiteiten van het EIT en de KIG’s overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/695 te verzekeren, moet deze verordening met spoed in werking treden en moeten bepaalde bepalingen ervan met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021. |
(35) |
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege hun omvang en transnationale karakter beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) opgericht.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“innovatie”: het proces, en de resultaten daarvan, waarbij als reactie op de maatschappelijke, economische of ecologische behoeften en vraag nieuwe ideeën ontstaan waaruit zich nieuwe producten, processen, diensten, of bedrijfs-, organisatie- en sociale modellen ontwikkelen die met succes op een bestaande markt worden ingevoerd of tot het ontstaan van nieuwe markten kunnen leiden en die waarde leveren aan de maatschappij; |
2) |
“kennis- en innovatiegemeenschap” of “KIG”: een grootschalig, geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap, als bedoeld in Verordening (EU) 2021/695, van instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij het innovatieproces in de vorm van een strategisch netwerk, in welke rechtsvorm dan ook, dat steunt op gezamenlijke innovatieplanning op middellange tot lange termijn om de uitdagingen van het EIT waar te maken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in het kader van Verordening (EU) 2021/695 vastgestelde doelstellingen; |
3) |
“colocatiecentrum”: een fysieke hub die op een open en transparante manier is opgezet en die contacten tussen en actieve samenwerking onder actoren uit de kennisdriehoek stimuleert en fungeert als een contactpunt voor kennisuitwisseling met behulp waarvan de partners van de KIG’s toegang kunnen krijgen tot de voorzieningen en deskundigheid die zij nodig hebben om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken; |
4) |
“RIS-hub”: een fysieke hub in een lidstaat of een geassocieerd land waarop de RIS gericht is, die is opgericht door een KIG en deel uitmaakt van de structuur ervan, en die fungeert als een contactpunt voor de activiteiten van de KIG en de inzet en betrokkenheid van actoren uit de plaatselijke kennisdriehoek in het kader van de activiteiten van de KIG; |
5) |
“partnerorganisatie”: een rechtspersoon die deel uitmaakt van een KIG, waaronder met name instellingen voor hoger onderwijs, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, onderzoeksorganisaties, overheidsinstellingen, publieke of private ondernemingen, financiële instellingen, regionale en lokale overheden, stichtingen en non-profitorganisaties; |
6) |
“onderzoeksorganisatie”: een publieke of private rechtspersoon die onderzoek of technologische ontwikkeling als een van zijn hoofddoelstellingen heeft; |
7) |
“instelling voor hoger onderwijs”: een universiteit of ander type instelling voor hoger onderwijs die, in overeenstemming met het nationaal recht of de nationale praktijk, graden en diploma’s verleent, met name op master- of doctoraal niveau, ongeacht de nationale benaming ervan; |
8) |
“EIT-gemeenschap”: het EIT en de actieve gemeenschap van personen en rechtspersonen die steun of een financiële bijdrage van het EIT ontvangen of hebben ontvangen; |
9) |
“strategische innovatieagenda” of “SIA”: een handeling waarin de prioritaire gebieden en de strategie van het EIT voor toekomstige initiatieven worden beschreven, alsook het vermogen van het EIT om, vanuit innovatieoogpunt, de grootste toegevoegde waarde te creëren, de doelstellingen, kernactiviteiten, werkwijze, verwachte resultaten en impact van het EIT alsmede een schatting van de benodigde middelen voor de duur van Horizon Europa en het MFK; |
10) |
“regionale innovatieregeling” of “RIS”: een regeling ter bevordering van de integratie van de kennisdriehoek en de innovatiecapaciteit van landen (en regio’s in die landen) die volgens het Europees innovatiescorebord, als bedoeld in de SIA, “gematigde” of “bescheiden” innovatoren zijn, en van de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name door nieuwe partners aan te trekken en op te nemen in de KIG’s en door regionale verschillen te overbruggen en daarmee de innovatiekloof te verkleinen; |
11) |
“forum van belanghebbenden”: een platform waar vertegenwoordigers van instellingen van de Unie, nationale, regionale en lokale overheden, belangengroeperingen en individuele entiteiten uit het bedrijfsleven, het hoger onderwijs, de onderzoekswereld, verenigingen, het maatschappelijk middenveld en clusterorganisaties, en andere belanghebbenden uit de kennisdriehoek met elkaar van gedachten kunnen wisselen; |
12) |
“bedrijfsplan van de KIG”: een aan de subsidieovereenkomst gehecht document met een looptijd van maximaal drie jaar waarin de doelstellingen van de KIG’s worden beschreven, evenals de manier waarop deze moeten worden verwezenlijkt, de verwachte resultaten, de geplande KIG-activiteiten met een toegevoegde waarde, en de daaraan verbonden financiële behoeften en middelen, met inbegrip van de activiteiten die gericht zijn op het bereiken van financiële houdbaarheid en het vergroten van de openheid van de KIG’s voor nieuwe partners uit de hele Unie; |
13) |
“KIG-activiteiten met een toegevoegde waarde”: door partnerorganisaties in overeenstemming met de bedrijfsplannen van de KIG’s uitgevoerde activiteiten die bijdragen aan de integratie van de kennisdriehoek van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie, met inbegrip van activiteiten van de KIG’s op het gebied van de oprichting, administratie en coördinatie, en aan de algemene doelstellingen van het EIT; |
14) |
“activiteiten waarbij verschillende KIG’s betrokken zijn”: activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de samenwerking en synergie tussen KIG’s, de bevordering van een meer interdisciplinaire aanpak en de totstandbrenging van een kritieke massa onder KIG’s voor het aanpakken van kwesties die van gemeenschappelijk belang zijn; |
15) |
“memorandum van samenwerking”: een overeenkomst tussen het EIT en een KIG die tot doel heeft de KIG na de einddatum van de partnerschapsovereenkomst als actief lid van de EIT-gemeenschap te behouden en die de toegangsvoorwaarden omvat voor oproepen tot mededinging van het EIT voor bepaalde specifieke activiteiten en transnationale activiteiten met een grote meerwaarde voor de Unie; |
16) |
“financiële houdbaarheid”: het vermogen van een KIG om haar activiteiten op het gebied van de kennisdriehoek onafhankelijk van bijdragen van het EIT te financieren. |
Artikel 3
Opdracht en doelstellingen
1. Het EIT heeft als opdracht bij te dragen aan duurzame economische groei en concurrentievermogen in de Unie door de innovatiecapaciteit van de Unie en de lidstaten te versterken om het hoofd te bieden aan de belangrijke uitdagingen waarvoor de samenleving zich geplaatst ziet. Het voert deze opdracht uit door op een open en transparante manier synergie, integratie en samenwerking tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie van het allerhoogste niveau te bevorderen, onder meer door ondernemerschap te bevorderen, en zo de innovatie-ecosystemen in de hele Unie te versterken. Het EIT moet tevens de strategische prioriteiten van de Unie verwezenlijken en bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de Unie — met inbegrip van de Europese Green Deal, het herstelplan voor Europa, de Europese datastrategie, de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa, en de nieuwe industriestrategie voor Europa en de doelstellingen en het beleid die betrekking hebben op het bereiken van de strategische autonomie van de Unie — waarbij een open economie wordt behouden. Voorts moet het wereldwijde uitdagingen, waaronder de duurzameontwikkelingsdoelen, helpen aanpakken door de beginselen van de Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs te volgen, en moet het ertoe bijdragen uiterlijk in 2050 een broeikasgasneutrale economie te bewerkstelligen.
2. Voor de begrotingsperiode 2021-2027 draagt het EIT bij aan de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van Horizon Europa, met volledige inachtneming van de strategische planning daarvan.
Artikel 4
SIA
1. In de SIA worden voor de betrokken periode van zeven jaar, overeenkomstig de in Verordening (EU) 2021/695 opgenomen doelstellingen en prioriteiten in het kader van Horizon Europa, de prioritaire gebieden en de strategie van het EIT vastgesteld en wordt een evaluatie opgenomen van de verwachte sociaaleconomische impact en de bewustmakingsactiviteiten van het EIT, alsook van zijn vermogen om, vanuit innovatieoogpunt, de grootste toegevoegde waarde te creëren. De SIA wordt afgestemd op de verslaglegging, monitoring, evaluatie en andere vereisten die in Verordening (EU) 2021/695 zijn opgenomen en in de SIA wordt rekening gehouden met de resultaten van de permanente monitoring en de periodieke, onafhankelijke evaluatie van het EIT als bedoeld in artikel 20 van deze verordening.
2. In de SIA wordt rekening gehouden met de strategische planning van Horizon Europa, waarbij wordt gezorgd voor samenhang met de uitdagingen van dat programma en voor complementariteit met de bij Verordening (EU) 2021/695 opgerichte EIC, en worden passende synergieën en complementariteit tot stand gebracht en bevorderd tussen de activiteiten van het EIT en andere relevante Unie-, nationale en regionale programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, onderwijs, de ontwikkeling van vaardigheden, een duurzame en concurrerende industrie, ondernemerschap en regionale ontwikkeling.
3. De SIA voorziet tevens in een raming van de financiële behoeften en bronnen met het oog op de toekomstige werking en de ontwikkeling en de financiering van het EIT op lange termijn. De SIA bevat tevens een indicatief financieel plan voor de periode van het desbetreffende MFK.
4. Het EIT stelt na raadpleging van de bestaande KIG’s en rekening houdend met hun adviezen een bijdrage aan het voorstel van de Commissie betreffende de SIA op en dient deze in bij de Commissie. De bijdrage van het EIT wordt openbaar gemaakt.
5. Op voorstel van de Commissie stellen het Europees Parlement en de Raad de SIA vast overeenkomstig artikel 173, lid 3, VWEU.
Artikel 5
Organen van het EIT en de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten
1. Het EIT omvat de in dit lid vermelde organen.
De raad van bestuur bestaat uit vooraanstaande leden met bewezen ervaring op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek, innovatie of het bedrijfsleven. De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het aansturen en het monitoren van de werkzaamheden van het EIT, voor de selectie, aanwijzing, financiering, monitoring en evaluatie van de KIG’s, met inbegrip van het nemen van passende corrigerende maatregelen in geval van onderprestatie van de KIG’s, en andere strategische beslissingen. Bij de selectie van de raad van bestuur wordt rekening gehouden met criteria inzake gender- en geografisch evenwicht. De raad van bestuur kiest een voorzitter uit zijn leden.
Het uitvoerend comité bestaat uit bepaalde leden die elk van de drie onderdelen van de kennisdriehoek vertegenwoordigen en de voorzitter van de raad van bestuur. Het uitvoerend comité staat de raad van bestuur bij de uitvoering van zijn taken en bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor in samenwerking met de directeur.
De directeur wordt door de raad van bestuur benoemd. De directeur treedt op als de vertegenwoordiger in rechte van het EIT en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur en de werkzaamheden en dagelijkse leiding van het EIT.
De functie inzake interne audit functioneert volledig onafhankelijk met inachtneming van de ter zake geldende internationale normen. De functie inzake interne audit adviseert de raad van bestuur en de directeur over het financiële en administratieve beheer en de controlestructuren binnen het EIT, over de wijze waarop de financiële banden met de KIG’s worden georganiseerd en over ieder ander onderwerp waarover het door de raad van bestuur om advies wordt gevraagd.
2. De nadere regelingen betreffende de organen van het EIT staan beschreven in de statuten van het EIT, die zijn opgenomen in bijlage I.
3. De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten wordt opgericht.
De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en per geassocieerd land.
De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten adviseert de raad van bestuur en de directeur:
a) |
over de verlenging of beëindiging van de partnerschapsovereenkomsten van het EIT met de KIG’s, zoals bedoeld in bijlage I, afdeling 3, punt 6; |
b) |
over de sluiting van een memorandum van samenwerking met elke KIG, zoals bedoeld in bijlage I, afdeling 3, punt 6, en |
c) |
over andere kwesties die van strategisch belang zijn voor het EIT dan de kwesties als bedoeld onder a) en b), waarbij ervaringen op dat gebied worden uitgewisseld. |
De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten adviseert ook de KIG’s en wisselt ervaringen uit met de KIG’s.
De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de prestaties, verwezenlijkingen en werkzaamheden van het EIT en de KIG’s, van de resultaten van hun monitoring en evaluatie, en van hun prestatie-indicatoren en corrigerende maatregelen. De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten brengt hierover advies uit.
De Groep vertegenwoordigers van de lidstaten faciliteert de nodige synergie en complementariteit tussen activiteiten van het EIT en de KIG’s en nationale programma’s en initiatieven, met inbegrip van de potentiële nationale medefinanciering van KIG-activiteiten.
Artikel 6
Taken
Om de in artikel 3 vermelde opdracht en doelstellingen te verwezenlijken, heeft het EIT op zijn minst tot taak om:
a) |
in overeenstemming met de SIA zijn hoofdprioriteiten en hoofdactiviteiten vast te stellen, en deze in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) 2021/695 ten uitvoer te leggen; |
b) |
te zorgen voor openheid en bewustmaking ten aanzien van mogelijke nieuwe partnerorganisaties, en hun deelneming aan zijn werkzaamheden aan te moedigen, met name kmo’s en opkomende expertisecentra in de hele Unie, onder meer aan de hand van de regionale innovatieregeling, door voort te bouwen op bestaande informatienetwerken en structuren; |
c) |
overeenkomstig artikel 9 KIG’s te selecteren en aan te wijzen, hun rechten en plichten in partnerschapsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten vast te leggen, toezicht op hen uit te oefenen en hun de nodige steun en strategische sturing te geven door het toepassen van passende maatregelen voor kwaliteitscontrole, doorlopende monitoring en regelmatige externe evaluatie overeenkomstig artikel 11, en indien nodig corrigerende maatregelen te nemen; |
d) |
sturing te geven aan de tenuitvoerlegging van de RIS, onder meer via de tenuitvoerlegging van RIS-hubs door de KIG’s; |
e) |
voor voldoende onderlinge coördinatie tussen de KIG’s te zorgen, communicatie en thematische samenwerking tussen de KIG’s mogelijk te maken en oproepen uit te schrijven voor activiteiten waarbij verschillende KIG’s betrokken zijn en gedeelde diensten; |
f) |
te zorgen voor de wijdverspreide invoering door de KIG’s van graden en diploma’s met EIT-label, de bevordering hiervan buiten de EIT-gemeenschap te versterken, en deze uit te breiden tot programma’s voor een leven lang leren; |
g) |
de verspreiding van beste praktijken voor de integratie van de kennisdriehoek te bevorderen — onder meer onder de KIG’s en in de hele Unie, onder andere via de RIS — met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur van innovatie en kennisoverdracht, en de openheid van KIG’s ten aanzien van nieuwe leden via outreachactiviteiten aan te moedigen; |
h) |
de ruime verspreiding, communicatie en benutting van de resultaten en mogelijkheden die voortkomen uit de EIT-gemeenschap te bevorderen, om het bewustzijn, de zichtbaarheid en de kennis met betrekking tot het EIT in de hele Unie te vergroten en deelname aan activiteiten van de EIT-gemeenschap aan te moedigen; |
i) |
de KIG’s te steunen bij de ontwikkeling van een doeltreffende financiëlehoudbaarheidsstrategie voor het aantrekken van middelen uit andere publieke en particuliere bronnen; |
j) |
topkwaliteit inzake hoger onderwijs, onderzoek en innovatie te bevorderen, met name door de KIG’s te promoten als toppartners in innovatie; |
k) |
multidisciplinaire benaderingen van innovatie in alle sectoren te bevorderen, onder meer door middel van de integratie van technologische, sociale en niet-technologische oplossingen, duurzaamheid en klimaatneutraliteit door ontwerp, organisatorische benaderingen, aandacht voor ondernemerschap en nieuwe bedrijfsmodellen; |
l) |
te zorgen voor synergieën en complementariteit tussen de EIT-activiteiten en andere programma’s van de Unie, indien van toepassing, in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695; |
m) |
de discussie en de uitwisseling en verspreiding van deskundigheid en knowhow tussen KIG’s te bevorderen met betrekking tot innovatieve modellen voor intellectuele-eigendomsrechten, ter bevordering van kennisoverdracht en -verspreiding, zowel in de context van de KIG’s als in ruimere zin in de hele Unie; |
n) |
te voorzien in de nodige ondersteuning, en synergieën te stimuleren met de KIG’s om innovatieve oplossingen te ontwikkelen; |
o) |
ten minste om de twee jaar regelmatige vergaderingen van een forum van belanghebbenden te organiseren om van gedachten te wisselen en te discussiëren over zijn activiteiten, ervaringen en beste praktijken en over zijn bijdrage aan het beleid en de doelstellingen van de Unie op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs, en indien relevant ook aan andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie, en belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun mening te geven; |
p) |
ten minste twee keer per jaar, onafhankelijk van de vergaderingen van het forum van belanghebbenden, vergaderingen van de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten te organiseren; |
q) |
de totstandbrenging van voorzieningen voor gedeelde diensten van de EIT-gemeenschap te faciliteren; |
r) |
op termijn netwerkvorming tussen de RIS-hubs en colocatiecentra in de lidstaten aan te moedigen om hun samenwerking binnen de EIT-gemeenschap en met de lokale innovatie-ecosystemen te faciliteren; |
s) |
toe te zien op de uitvoering van door de KIG’s te ondernemen activiteiten voor de ontwikkeling van de ondernemings- en innovatiecapaciteit van hun ledenorganisaties, met name instellingen voor hoger onderwijs, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, kmo’s en startende ondernemingen en hun integratie in innovatie-ecosystemen in de hele Unie, overeenkomstig de benadering van de kennisdriehoek; |
t) |
in samenwerking met de Commissie en na overleg met de KIG’s een proefinitiatief te ontwerpen, lanceren en coördineren ter ondersteuning van de innovatie- en ondernemerscapaciteit van instellingen voor hoger onderwijs en hun integratie in innovatie-ecosystemen (proefinitiatief hoger onderwijs), hetgeen door de KIG’s moet worden uitgevoerd. |
Artikel 7
Kennis- en innovatiegemeenschappen
1. De KIG’s hebben op zijn minst tot taak om:
a) |
aan innovatieactiviteiten met meerwaarde voor de Unie te werken en daarin te investeren — met inbegrip van het faciliteren van de oprichting van innovatieve startende ondernemingen en de ontwikkeling van innovatieve bedrijven, waarbij complementariteit met de EIC en het InvestEU-programma in acht wordt genomen —, onderzoek en hoger onderwijs volledig in hun werk te integreren teneinde een kritische massa te bereiken, en de verspreiding en toepassing van de resultaten van hun werk te stimuleren; |
b) |
op innovatie gerichte onderzoeksactiviteiten, experimenten, prototyping en demonstraties uit te voeren op gebieden die economisch, ecologisch en maatschappelijk van groot belang zijn en voort te bouwen op de resultaten die voortvloeien uit onderzoek door de Unie en nationaal onderzoek, zodat de concurrentiepositie van de Unie op internationaal niveau kan worden versterkt en oplossingen kunnen worden gevonden voor de belangrijke uitdagingen waarvoor de Europese samenleving zich geplaatst ziet, waaronder uitdagingen op het gebied van gezondheid en de digitale markt; |
c) |
in onderwijs en opleiding, met name op master- en doctorniveau, en in beroepsopleidingen te voorzien op gebieden die kunnen tegemoetkomen aan de toekomstige Europese sociaal-economische en sociaal-ecologische behoeften en die de in de Unie aanwezige talentenpool uitbreiden, die de ontwikkeling van voor innovatie noodzakelijke vaardigheden, betere management- en ondernemersvaardigheden en de mobiliteit van onderzoekers en studenten bevorderen, en die bijdragen tot betere kennisdeling, begeleiding en netwerkvorming onder degenen die hebben deelgenomen aan onderwijs- en opleidingsactiviteiten van het EIT, waaronder die met een EIT-label; |
d) |
acties uit te voeren in het kader van het proefinitiatief hoger onderwijs om instellingen voor hoger onderwijs beter te integreren in innovatiewaardeketens en -ecosystemen en die instellingen samen te brengen met andere belangrijke spelers op het gebied van innovatie uit de kennisdriehoek, om zo hun innovatie- en ondernemingscapaciteit te verbeteren; |
e) |
outreachactiviteiten te ontplooien en de beste praktijken op het gebied van innovatie te verspreiden, in het bijzonder gericht op het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven, met inbegrip van de dienstensector en de financiële sector, en waar relevant ook organisaties uit de publieke en de derde sector; |
f) |
RIS-activiteiten te ontplooien, volledig geïntegreerd in de meerjarige strategie van de KIG’s en gekoppeld aan de desbetreffende strategieën voor slimme specialisatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2021/695, teneinde de innovatiecapaciteit te versterken en duurzame innovatie-ecosystemen te ontwikkelen om de verschillen en de kloof op het vlak van innovatieprestaties in de Unie te verkleinen; |
g) |
waar nodig te streven naar synergie en complementariteit tussen activiteiten van KIG’s en bestaande Unie-, nationale en regionale programma’s, met name de EIC, andere Europese partnerschappen en missies in het kader van Horizon Europa; |
h) |
financiële middelen uit publieke en particuliere bronnen aan te trekken, waarbij met name wordt getracht een steeds groter aandeel van hun begroting te betrekken uit particuliere bronnen en uit door de eigen activiteiten gegenereerde inkomsten, in overeenstemming met artikel 18; |
i) |
op verzoek informatie te verstrekken over de in het kader van de activiteiten van de KIG’s ontwikkelde outputs en resultaten op het gebied van onderzoek en innovatie en de daarmee verband houdende intellectuele-eigendomsrechten, alsook over de desbetreffende uitvinders. |
2. Onverminderd de partnerschapsovereenkomsten en subsidieovereenkomsten tussen het EIT en de KIG’s, beschikken de KIG’s over wezenlijke autonomie om hun interne organisatie en samenstelling, alsook hun agenda en hun werkmethoden te bepalen, op voorwaarde dat deze de doelstellingen van het EIT en de KIG’s dichterbij brengen, rekening houdend met de strategische planning van Horizon Europa en de strategische koers van het EIT zoals die in de SIA en door de raad van bestuur zijn vastgelegd.
De KIG’s moeten in het bijzonder:
a) |
transparante interne bestuursregelingen vaststellen die de kennisdriehoek hoger onderwijs, onderzoek en innovatie weerspiegelen; |
b) |
openstaan voor potentiële nieuwe partnerorganisaties in de hele Unie die een toegevoegde waarde voor het partnerschap hebben, en deze openheid bevorderen aan de hand van duidelijke en transparante toetredings- en uitstapcriteria, onder meer via open oproepen; |
c) |
een reglement van orde opstellen, met inbegrip van gedragscodes, waarmee wordt gewaarborgd dat zij op een open en transparante wijze functioneren; |
d) |
hun bedrijfsplannen opstellen en uitvoeren; |
e) |
strategieën voor het bereiken van financiële houdbaarheid opstellen en uitvoeren. |
3. KIG’s kunnen maatregelen en initiatieven vaststellen om de effecten van de COVID-19-crisis te verzachten, met name acties die tot doel hebben de veerkracht van micro-ondernemingen, kmo’s en startende ondernemingen, alsook van studenten, onderzoekers en werknemers te vergroten.
4. De betrekkingen tussen het EIT en de KIG’s worden geregeld in partnerschapsovereenkomsten, subsidieovereenkomsten of, behoudens artikel 12, een memorandum van samenwerking.
Artikel 8
Regels voor deelname en verspreiding
De regels voor deelname aan en verspreiding van Horizon Europa zijn van toepassing. In afwijking van die regels:
a) |
zijn de minimale voorwaarden om een KIG tot stand te brengen uiteengezet in artikel 9, leden 3 en 4, van deze verordening; |
b) |
kunnen voor KIG-activiteiten met een toegevoegde waarde in voorkomend geval specifieke regels van toepassing zijn inzake eigendom, toegangsrechten, benutting en verspreiding. |
Artikel 9
Selectie en aanwijzing van de kennis- en innovatiegemeenschappen
1. Een partnerschap wordt door het EIT geselecteerd en aangewezen als een KIG op grond van een vergelijkende, open en transparante procedure. De voorwaarden en criteria van Verordening (EU) 2021/695, zoals onder meer vastgelegd in artikel 28, lid 3, daarvan, alsook de criteria voor de selectie van Europese partnerschappen, zijn van toepassing. De raad van bestuur van het EIT kan deze criteria nader specificeren door criteria voor de selectie van KIG’s op basis van de principes van hun uitmuntendheid en innoverende aard wat het behalen van resultaten op het gebied van mondiale uitdagingen en beleidsprioriteiten van de Unie betreft, vast te stellen en openbaar te maken.
2. Het EIT start met de selectie en aanwijzing van KIG’s overeenkomstig de prioritaire gebieden en het tijdschema in de SIA, rekening houdend met de prioriteiten die zijn vastgelegd in de strategische planning van Horizon Europa.
3. Een KIG kan pas tot stand worden gebracht met ten minste drie onafhankelijke partnerorganisaties, waaronder ten minste één instelling voor hoger onderwijs, één onderzoeksinstelling en één particuliere onderneming, die in ten minste drie verschillende lidstaten gevestigd zijn.
4. Naast de voorwaarde vastgesteld in lid 3, moet ten minste twee derde van de partnerorganisaties die een KIG vormen, in de lidstaten zijn gevestigd.
5. Het EIT stelt voorafgaand aan de start van de selectieprocedure voor nieuwe KIG’s criteria en procedures vast met betrekking tot de financiering, monitoring en evaluatie van de activiteiten van de KIG’s, en maakt deze bekend. Het EIT stelt de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten en het Europees Parlement onverwijld in kennis van die criteria en procedures.
Artikel 10
Beginselen voor de evaluatie en monitoring van de KIG’s
Aan de hand van indicatoren en regelingen inzake monitoring, die onder meer zijn opgenomen in Verordening (EU) 2021/695 en in de SIA, en in nauwe samenwerking met de Commissie zorgt het EIT ervoor dat de output, resultaten en effecten van elke KIG — met inbegrip van de voortgang van de KIG’s op het vlak van financiële houdbaarheid, kostenefficiëntie en openheid naar nieuwe leden toe — doorlopend worden gemonitord en periodiek aan een externe evaluatie worden onderworpen.
De monitoring- en evaluatieresultaten worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad en worden bekendgemaakt.
Artikel 11
Duur, verlenging en opheffing van een partnerschapsovereenkomst
1. In afwijking van artikel 130, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement kan het EIT met een KIG een partnerschapsovereenkomst sluiten voor een eerste periode van zeven jaar.
2. Op basis van een doorlopende monitoring van de KIG’s overeenkomstig artikel 10 verricht het EIT onder toezicht van de raad van bestuur tussentijdse evaluaties van de prestaties en activiteiten van de KIG’s voor de eerste drie jaar van de partnerschapsovereenkomst.
In geval van verlenging van de partnerschapsovereenkomst verricht het EIT dergelijke tussentijdse evaluaties voor de eerste drie jaar na de verlenging.
De raad van bestuur maakt die tussentijdse evaluaties openbaar.
3. Vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode van zeven jaar verricht het EIT onder toezicht van de raad van bestuur en met ondersteuning van onafhankelijke externe deskundigen een uitgebreide beoordeling van de prestaties en activiteiten van elke KIG.
4. Na raadpleging van de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten kan de raad van bestuur de partnerschapsovereenkomst verlengen met een nieuwe periode van maximaal zeven jaar, ofwel besluiten de financiële bijdrage van het EIT te beëindigen en de partnerschapsovereenkomst met een KIG niet te verlengen op basis van:
a) |
de resultaten van de in de eerste alinea van lid 2 bedoelde tussentijdse evaluatie, en |
b) |
de resultaten van een in lid 3 bedoelde uitgebreide beoordeling. |
Het EIT brengt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte voordat het de in lid 1 bedoelde periode van zeven jaar verlengt.
5. Om te besluiten of een partnerschapsovereenkomst met een KIG overeenkomstig lid 4 wordt verlengd, houdt de raad van bestuur rekening met de criteria voor de uitvoering, monitoring en evaluatie van de Europese partnerschappen als vastgesteld in Verordening (EU) 2021/695, en met betrekking tot de KIG’s ook met de volgende zaken:
a) |
hun relevantie ten aanzien van de mondiale uitdagingen van de Unie; |
b) |
hun meerwaarde voor de Unie en relevantie ten aanzien van de doelstellingen van het EIT; |
c) |
de verwezenlijking van hun doelstellingen; |
d) |
hun inspanningen om hun activiteiten af te stemmen op andere relevante initiatieven op het gebied van onderzoek en innovatie; |
e) |
hun vermogen om open te staan voor nieuwe leden; |
f) |
hun verwezenlijkingen wat het aantrekken van nieuwe leden uit de hele Unie betreft; |
g) |
hun naleving van de beginselen inzake goed bestuur; |
h) |
hun inspanningen en resultaten met betrekking tot het ontwerpen en uitvoeren van genderbewuste maatregelen en activiteiten, en |
i) |
hun vermogen om duurzame innovatie-ecosystemen te ontwikkelen en het bereikte niveau van financiële houdbaarheid. |
6. Indien uit de doorlopende monitoring, een tussentijdse evaluatie of de uitgebreide beoordeling als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel blijkt dat een KIG onvoldoende voortgang maakt op de in artikel 10 bedoelde gebieden of geen meerwaarde voor de Unie biedt, neemt de raad van bestuur passende corrigerende maatregelen, waaronder de verlaging, wijziging of intrekking van de financiële bijdrage van het EIT of de beëindiging van de partnerschapsovereenkomst.
7. Vóór het verstrijken van de partnerschapsovereenkomst verricht het EIT onder toezicht van de raad van bestuur een eindevaluatie van de prestaties en activiteiten van de KIG. Afhankelijk van de positieve resultaten van een eindevaluatie vóór het verstrijken van de partnerschapsovereenkomst kan het EIT met een KIG een memorandum van samenwerking sluiten.
Artikel 12
Memorandum van samenwerking
1. De duur, inhoud en structuur van het memorandum van samenwerking worden vastgesteld door de raad van bestuur, die hierbij rekening houdt met een grondige, onafhankelijke studie. De studie omvat een beoordeling van de inspanningen van de KIG om financiële houdbaarheid te bereiken, de gegenereerde inkomsten en de financiële vooruitzichten van de KIG. Daarnaast worden in de beoordeling de activiteiten in kaart gebracht waarvan de voortzetting mogelijk in gevaar is vanwege een gebrek aan middelen.
2. Het memorandum van samenwerking omvat het volgende:
a) |
rechten en plichten die samenhangen met de voortzetting van de activiteiten op het gebied van de kennisdriehoek en het onderhouden van het ecosysteem en netwerk van de KIG; |
b) |
voorwaarden voor het gebruik van het EIT-merk en de deelname aan de EIT Awards en aan andere door het EIT georganiseerde initiatieven; |
c) |
voorwaarden voor de deelname aan activiteiten op het gebied van hoger onderwijs en opleiding, waaronder het gebruik van het EIT-label voor onderwijs- en opleidingsprogramma’s en betrekkingen met de EIT-alumnigemeenschap; |
d) |
voorwaarden voor de deelname aan oproepen tot mededinging van het EIT voor bepaalde specifieke activiteiten, waaronder activiteiten waarbij verschillende KIG’s betrokken zijn en gedeelde diensten; |
e) |
voorwaarden voor aanvullende steun van het EIT voor transnationale coördinatieactiviteiten tussen de colocatiecentra met een hoge meerwaarde voor de Unie. |
3. Indien er geen memorandum van samenwerking wordt gesloten, maakt de KIG voor haar activiteiten geen gebruik van het EIT-merk.
Artikel 13
Graden en diploma’s
1. De deelnemende instellingen voor hoger onderwijs en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding verlenen volgens de nationale regelgeving en accreditatieprocedures graden en diploma’s met betrekking tot de in artikel 7, lid 1, punt c), bedoelde activiteiten van hoger onderwijs. In de partnerschapsovereenkomsten, subsidieovereenkomsten en memoranda van samenwerking die het EIT sluit met de KIG’s wordt vastgelegd dat deze graden en diploma’s ook EIT-graden en -diploma’s worden genoemd.
2. Het EIT moedigt de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding aan om:
a) |
gezien het geïntegreerde karakter van de KIG’s gezamenlijke of meervoudige graden en diploma’s toe te kennen, die ook door één enkele instelling voor hoger onderwijs of aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding kunnen worden toegekend; |
b) |
beste praktijken over horizontale vraagstukken te verspreiden; |
c) |
het EIT-label in hun opleidingen en diploma’s te promoten en onder de aandacht te brengen; |
d) |
verschillende strategieën te ontwikkelen met als doel doeltreffend samen te werken met innovatie-ecosystemen en bedrijven en ondernemingszin te bevorderen; |
e) |
programma’s gericht op een leven lang leren en certificering op te zetten; |
f) |
bijzondere aandacht te schenken aan genderevenwicht en genderbewuste benaderingen, met name op gebieden waar vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn, zoals informatie- en communicatietechnologie, wetenschap, technologie, engineering en wiskunde; |
g) |
rekening te houden met:
|
Artikel 14
Operationele onafhankelijkheid van het EIT en samenhang met Unie-, nationale of intergouvernementele maatregelen
1. Het EIT verricht zijn activiteiten onafhankelijk van nationale autoriteiten en druk van buitenaf, en zorgt er via coördinatie voor dat die activiteiten in overeenstemming zijn met andere maatregelen en instrumenten die op het niveau van de Unie worden uitgevoerd, met name op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie.
2. Het EIT streeft ook naar synergieën en complementariteit door op passende wijze rekening te houden met beleid en initiatieven op regionaal, nationaal en intergouvernementeel niveau, teneinde gebruik te maken van beste praktijken, beproefde concepten en bestaande middelen.
De Commissie biedt het EIT de nodige ondersteuning bij het tot stand brengen van passende synergieën en complementariteit met andere activiteiten in het kader van Verordening (EU) 2021/695 en andere initiatieven en programma’s van de Unie, en vermijdt daarbij overlappingen.
De Commissie verstrekt het EIT aanbevelingen over de manier waarop de administratieve lasten voor KIG’s kunnen worden beperkt.
Artikel 15
Rechtsvorm
1. Het EIT is een orgaan van de Unie en heeft rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die in het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.
2. Het aan het VEU en VWEU gehechte protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het EIT.
Artikel 16
Aansprakelijkheid
1. De verantwoordelijkheid voor het nakomen van zijn verplichtingen berust uitsluitend bij het EIT.
2. De contractuele aansprakelijkheid van het EIT wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op die overeenkomst van toepassing is.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof van Justitie”) is bevoegd krachtens een arbitragebeding vervat in een door het EIT gesloten overeenkomst.
3. In het geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het EIT overeenkomstig de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben de schade die door het EIT of zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.
Het Hof van Justitie is bevoegd voor geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.
4. Alle betalingen die het EIT uit hoofde van de in de leden 2 en 3 bedoelde aansprakelijkheid verricht, alsmede de daaraan verbonden kosten en uitgaven, worden als uitgaven van het EIT beschouwd. Zij worden gefinancierd uit de middelen van het EIT.
5. Het Hof van Justitie is bevoegd voor vorderingen tegen het EIT in overeenstemming met de artikelen 263 en 265 VWEU.
Artikel 17
Transparantie en toegang tot documenten
1. Het EIT en de KIG’s zorgen voor een hoge mate van transparantie bij hun werkzaamheden. Het EIT en de KIG’s creëren in het bijzonder een gemakkelijk en gratis toegankelijke website die informatie verstrekt over hun activiteiten en de kansen die zij bieden, met name met betrekking tot open oproepen.
2. Het EIT en de KIG’s stellen gedetailleerde informatie beschikbaar over de oproepen tot het indienen van voorstellen die zij hebben uitgebracht, met inbegrip van informatie over hun evaluatieprocedures en de resultaten van die oproepen tot het indienen van voorstellen. Deze informatie wordt tijdig en in doorzoekbare en traceerbare vorm beschikbaar gesteld in de relevante gemeenschappelijke onlinedatabanken van door de Unie gefinancierde onderzoeks- en innovatieprojecten, in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695.
3. Vóór het uitbrengen van oproepen tot het indienen van voorstellen voor de selectie van de KIG’s zorgt het EIT voor de bekendmaking van zijn reglement van orde, zijn specifieke financiële voorschriften als bedoeld in artikel 23, lid 1, en de criteria voor de selectie van KIG’s als bedoeld in artikel 9.
4. Het EIT maakt onverwijld zijn enkelvoudig programmeringsdocument en het in artikel 19 bedoelde geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag bekend.
5. Onverminderd de leden 6 en 7 maakt het EIT vertrouwelijke informatie die het heeft ontvangen en waarvoor een vertrouwelijke behandeling is gevraagd en gerechtvaardigd is, niet aan derden bekend.
6. De leden van de EIT-organen zijn gebonden door de in artikel 339 VWEU bedoelde geheimhoudingsplicht.
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11) is van toepassing op de informatie die het EIT overeenkomstig onderhavige verordening verzamelt.
7. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) is van toepassing op de documenten die bij het EIT berusten.
Artikel 18
Financiering van de KIG’s
1. De KIG’s worden met name uit de volgende bronnen gefinancierd:
a) |
bijdragen van partnerorganisaties, die een belangrijke financieringsbron zijn; |
b) |
vrijwillige bijdragen van lidstaten, geassocieerde landen of andere derde landen, of overheidsinstanties binnen die lidstaten of landen; |
c) |
bijdragen van internationale organen of instellingen; |
d) |
inkomsten uit eigen activa en activiteiten van de KIG’s en royalty’s uit intellectuele-eigendomsrechten; |
e) |
dotatiekapitaal; |
f) |
testamenten, schenkingen en bijdragen van personen, instellingen, stichtingen of andere naar nationaal recht opgerichte organen; |
g) |
de financiële bijdrage van het EIT; |
h) |
financiële instrumenten, met inbegrip van die welke worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie. |
2. De voorwaarden voor de toegang tot de financiële bijdrage van het EIT worden vastgesteld in de in artikel 23, lid 1, bedoelde financiële voorschriften van het EIT.
3. Budgettaire vastleggingen voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld, indien de op jaarbasis vast te stellen geraamde financiële behoeften van de KIG’s afdoende worden gemonitord.
4. Tijdens de eerste fasen van de levenscyclus van een KIG kan de financiële bijdrage van het EIT aan de KIG’s tot 100 % van de subsidiabele kosten van KIG-activiteiten met een toegevoegde waarde dekken. Die bijdrage neemt geleidelijk af in de tijd, in overeenstemming met de in de SIA vastgelegde financieringspercentages.
5. De KIG’s en hun partnerorganisaties kunnen, overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, financiering van de Unie aanvragen, met name in het kader van programma’s en fondsen van de Unie. Deze financiering dekt niet dezelfde kosten die reeds in het kader van een ander programma van de Unie worden gefinancierd.
6. De bijdragen van partnerorganisaties aan de financiering van de KIG’s worden vastgesteld in overeenstemming met de in lid 4 bedoelde financieringspercentages en weerspiegelen de strategie van de KIG voor het bereiken van financiële houdbaarheid.
7. Het EIT zet een op prestaties gebaseerd toewijzingsmechanisme op voor de toekenning van zijn financiële bijdrage aan de KIG’s. Dat mechanisme omvat de beoordeling van de bedrijfsplannen van de KIG’s en van hun prestaties gemeten door middel van doorlopende monitoring, in overeenstemming met artikel 10 en als vastgesteld in de SIA.
Artikel 19
Programmering en verslaggeving
1. Het EIT keurt, in overeenstemming met zijn financiële voorschriften, zoals vermeld in artikel 23, lid 1, een enkelvoudig programmeringsdocument goed dat gebaseerd wordt op de SIA en de volgende elementen bevat:
a) |
een overzicht van de belangrijkste prioriteiten en geplande initiatieven van het EIT en de KIG’s; |
b) |
een raming van de noodzakelijke financiële middelen en geplande financiering; |
c) |
een schatting van de personeelsbehoefte voor de nieuwe taken; |
d) |
passende kwalitatieve en kwantitatieve methoden, instrumenten en indicatoren voor het monitoren van de activiteiten van het EIT en de KIG’s, waarbij een effectgerichte en op prestaties gebaseerde aanpak wordt gevolgd; |
e) |
andere in de financiële voorschriften opgenomen elementen. |
2. Het EIT keurt een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag goed dat uitgebreide informatie bevat over de werkzaamheden van het EIT en de KIG’s in het voorgaande kalenderjaar en over de bijdrage van het EIT aan de doelstellingen van Horizon Europa en aan het beleid en de doelstellingen van de Unie op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs. In het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag worden de resultaten afgezet tegen de doelstellingen, indicatoren en het vooropgestelde tijdschema, en worden de risico’s van de werkzaamheden, de besteding van de financiële middelen, met inbegrip van de bijdrage aan het streefcijfer voor klimaatmainstreaming krachtens Verordening (EU) 2021/695, uitgesplitst per KIG, en het functioneren van het EIT in het algemeen beoordeeld. Het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bevat nadere uitgebreide informatie in overeenstemming met de financiële voorschriften van het EIT.
Uiterlijk 29 mei 2022 en vervolgens op jaarbasis dient de directeur het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag in bij de bevoegde commissies van het Europees Parlement.
Artikel 20
Monitoring en evaluatie van het EIT
1. Het EIT zorgt ervoor dat zijn werkzaamheden, met inbegrip van die beheerd via de KIG’s, in overeenstemming met zijn financiële voorschriften doorlopend systematisch worden gemonitord en periodiek aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen, zodat gegarandeerd is dat uitkomsten van de hoogste kwaliteit worden bereikt, wetenschappelijke topprestaties worden geleverd en de financiële middelen zo doelmatig mogelijk worden besteed. De resultaten van de monitoring en de evaluatie worden bekendgemaakt.
2. Met de hulp van onafhankelijke externe deskundigen en rekening houdend met de standpunten van belanghebbenden, voert de Commissie te gepasten tijde een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie uit van het EIT en de KIG’s. Die evaluaties worden meegenomen in de Horizon Europa-evaluaties zoals bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.
In die evaluaties, die alle werkzaamheden van het EIT en de KIG’s bestrijken, wordt onderzocht in hoeverre het EIT zijn opdracht en doelstellingen vervult. De evaluaties omvatten een beoordeling van de meerwaarde van het EIT voor de Unie, de impact ervan in de hele Unie en de impact van de activiteiten in het kader van de regionale innovatieregeling, de openheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en relevantie van de werkzaamheden van het EIT en de samenhang en complementariteit ervan met het desbetreffend Unie- en nationaal beleid, met inbegrip van de synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, in het bijzonder de andere Europese partnerschappen en missies en de EIC.
Ook omvat de tussentijdse evaluatie een beoordeling van onder meer het resultaat en de impact van het proefinitiatief voor hoger onderwijs, de doeltreffendheid van de strategieën voor financiële houdbaarheid van de KIG’s en de samenwerking tussen het EIT en uitvoerende organen in het kader van pijler III (Innovatief Europa) van Horizon Europa. In dat verband worden de evaluaties van het EIT meegenomen in de Horizon Europa-evaluaties, onder meer met het oog op een systematische beoordeling van pijler III (Innovatief Europa) van Horizon Europa, met name met betrekking tot het éénloketsysteem voor innovatie.
3. De Commissie kan, met de hulp van onafhankelijke externe deskundigen die op basis van een transparant proces worden geselecteerd, thema’s of onderwerpen van strategisch belang nader evalueren, de door het EIT geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen onderzoeken, de factoren die bijdragen aan de uitvoering van de activiteiten in kaart brengen, en beste praktijken vaststellen. Bij de uitvoering van deze nadere evaluaties houdt de Commissie steeds ten volle rekening met de administratieve lasten voor het EIT en de KIG’s.
4. De Commissie deelt de conclusies van die evaluaties, vergezeld van haar opmerkingen, mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De raad van bestuur houdt bij de uitvoering van de programma’s en werkzaamheden van het EIT naar behoren rekening met de bevindingen van de evaluaties.
Artikel 21
Begroting van het EIT
1. De ontvangsten van het EIT bestaan uit een bijdrage van de Unie. De ontvangsten van het EIT kunnen ook bijdragen uit andere publieke en particuliere bronnen omvatten.
De bijdrage van de Unie wordt verstrekt via een financiële bijdrage uit Horizon Europa, die is vastgesteld op 2 726 000 000 EUR in lopende prijzen, met een aanvullend bedrag van 210 000 000 EUR in constante prijzen van 2018 voor de periode 2021-2027.
Het EIT kan aanvullende financiële middelen uit andere programma’s van de Unie ontvangen.
2. De financiële bijdrage van het EIT aan de KIG’s maakt deel uit van de in lid 1 bedoelde bijdrage van de Unie.
Artikel 22
Opstelling en goedkeuring van de jaarlijkse begroting van het EIT
1. De inhoud en de structuur van de begroting van het EIT worden vastgesteld in overeenstemming met de financiële voorschriften van het EIT. De uitgaven van het EIT omvatten de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur en de werkingskosten. De administratieve uitgaven worden tot een minimum beperkt. De ontvangsten en uitgaven in de begroting van het EIT moeten in evenwicht zijn.
2. De directeur stelt voor het volgende begrotingsjaar een ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het EIT op en stuurt die naar de raad van bestuur.
3. De raad van bestuur keurt de ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het EIT goed, samen met een ontwerplijst van het aantal ambten, en stuurt deze documenten als onderdeel van het enkelvoudig programmeringsdocument uiterlijk op de in de financiële voorschriften van het EIT bepaalde datum naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
4. De raad van bestuur keurt de begroting van het EIT goed. De begroting van het EIT wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig, wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
5. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting van het EIT kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.
6. In het geval van belangrijke wijzigingen aan de begroting van het EIT wordt dezelfde procedure gevolgd.
Artikel 23
Begrotingsuitvoering en -controle
1. Het EIT legt overeenkomstig artikel 70, lid 3, van het Financieel Reglement zijn financiële voorschriften vast. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat het EIT operationeel gezien voldoende flexibiliteit moet hebben om zijn doelstellingen te bereiken en partners uit de private sector aan te trekken en te behouden.
2. De financiële bijdrage aan het EIT uit Horizon Europa en andere programma’s van de Unie wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de voorschriften van die programma’s.
3. De directeur is belast met de begrotingsuitvoering van het EIT.
4. De jaarrekening van het EIT wordt geconsolideerd met de jaarrekening van de Commissie.
Artikel 24
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) van toepassing op het EIT.
2. Het EIT treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (16). De raad van bestuur maakt die toetreding formeel en neemt de nodige maatregelen aan om OLAF bij zijn interne onderzoeken terzijde te staan.
3. Alle door het EIT aangenomen besluiten en gesloten partnerschapsovereenkomsten of subsidieovereenkomsten moeten expliciet bepalen dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse, inclusief in de kantoren van de eindbegunstigden, inspecties mogen uitvoeren van de documenten van alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Unie hebben ontvangen.
Artikel 25
Opheffing van het EIT
Indien het EIT wordt opgeheven, vindt de afwikkeling onder toezicht van de Commissie en overeenkomstig de toepasselijke wetgeving plaats. In de partnerschapsovereenkomsten of subsidieovereenkomsten met de KIG’s wordt een passende regeling opgenomen.
Artikel 26
Herziening
Uiterlijk op 31 december 2026 dient de Commissie, op basis van de resultaten van de in artikel 20, leden 2 en 3, bedoelde evaluaties, in voorkomend geval, voorstellen tot wijziging van deze verordening in die zij noodzakelijk acht, met name met betrekking tot de in artikel 3 genoemde opdracht en doelstellingen van het EIT en met het oog op de uitbreiding van de begroting van het EIT tot na de in de artikelen 3 en 21 bedoelde periode, overeenkomstig het desbetreffende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie van de Unie.
Artikel 27
Intrekking
Verordening (EG) nr. 294/2008 wordt ingetrokken met ingang van 28 mei 2021, met uitzondering van de artikelen 3 en 5, artikel 6, lid 1, en de artikelen 7, 14, 17 en 19 van die verordening, die met ingang van 1 januari 2021 worden ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 28
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen 3, 4 en 6, artikel 7, leden 1 en 3, en de artikelen 8, 9, 18 en 21 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D. M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitster
A. P. ZACARIAS
(1) PB C 47 van 11.2.2020, blz. 69.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 27 april 2021 (nog niet bekend gemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 mei 2021.
(3) Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1).
(4) Zie bijlage II.
(5) PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
(6) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
(8) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(9) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(10) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
(11) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(12) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(13) Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).
(14) Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1).
(15) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
BIJLAGE I
STATUTEN VAN HET EUROPEES INSTITUUT VOOR INNOVATIE EN TECHNOLOGIE
AFDELING 1
SAMENSTELLING VAN DE RAAD VAN BESTUUR
1. |
De raad van bestuur bestaat uit 15 door de Commissie op transparante wijze benoemde leden, met een evenwichtige verdeling tussen leden met ervaring op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek, innovatie of het bedrijfsleven. Hun benoeming vindt plaats na een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur bedraagt vier jaar. De Commissie kan deze ambtstermijn, op voorstel van de raad van bestuur, één keer met twee jaar verlengen.
De Commissie stelt bij de benoeming van de leden van de raad van bestuur alles in het werk om te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van personen met ervaring op het gebied van hoger onderwijs (inclusief beroepsonderwijs en -opleiding), onderzoek, innovatie en het bedrijfsleven, alsook voor gender- en geografisch evenwicht; zij houdt tevens rekening met de uiteenlopende omstandigheden op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in de gehele Unie. Wanneer noodzakelijk, legt de raad van bestuur de Commissie met het oog op de benoeming van een of meer leden een shortlist van kandidaten voor. De kandidaten op de shortlist worden geselecteerd op basis van een transparante en open procedure op initiatief van het EIT. De Commissie benoemt het lid of de leden in overeenstemming met de in de eerste, tweede en derde alinea vastgelegde procedure, en informeert het Europees Parlement en de Raad over de selectieprocedure en over de uiteindelijke benoeming van de desbetreffende leden van de raad van bestuur. Indien een lid zijn ambtstermijn niet kan voltooien, wordt volgens de in de eerste, tweede en derde alinea vastgelegde procedure een vervangend lid benoemd, dat de ambtstermijn van het vervangen lid afmaakt. Een vervangend lid dat minder dan twee jaar in functie is, kan op verzoek van de raad van bestuur voor een aanvullende periode van vier jaar door de Commissie benoemd worden. De Commissie benoemt drie extra leden van de raad van bestuur om uiterlijk op 29 november 2022 een aantal van 15 leden te bereiken. De vóór 28 mei 2021 benoemde leden van de raad van bestuur maken hun ambtstermijn, die niet verlengd kan worden, af. In uitzonderlijke, met redenen omklede gevallen kan de Commissie, met name om de integriteit van de raad van bestuur te bewaren, op eigen initiatief de ambtstermijn van een lid van de raad van bestuur beëindigen. |
2. |
De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en op transparante wijze in het belang van het EIT en staan in voor de opdracht en doelstellingen, identiteit, autonomie en samenhang van het EIT. |
3. |
De raad van bestuur kan een lid van het EIC-college of andere belanghebbenden uitnodigen om hun vergaderingen als waarnemer bij te wonen. |
4. |
De raad van bestuur handelt bij de uitoefening van zijn taken onder het toezicht van de Commissie teneinde de in artikel 3 genoemde opdracht en doelstellingen van het EIT uit te voeren. |
AFDELING 2
TAKEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR
1. |
De raad van bestuur neemt strategische besluiten bij de uitvoering van zijn taak om de werkzaamheden van het EIT en de KIG’s aan te sturen en te monitoren. De raad van bestuur moet met name:
|
2. |
Naast de in punt 1 bedoelde strategische besluiten, neemt de raad van bestuur de volgende procedurele en operationele besluiten die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taken en van de activiteiten van het EIT. Met name moet de raad van bestuur:
|
3. |
De raad van bestuur neemt besluiten met betrekking tot het personeel van het EIT en de arbeidsvoorwaarden van dit personeel in overeenstemming met het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1) (hierna het “Statuut”, respectievelijk de “Regeling”). De raad van bestuur moet met name:
|
AFDELING 3
WERKING VAN DE RAAD VAN BESTUUR
1. |
De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit zijn leden. De voorzitter wordt gekozen voor een termijn van twee jaar, die één keer verlengd kan worden. |
2. |
De vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur; hij of zij heeft geen stemrecht maar zijn of haar instemming is vereist in gevallen als bedoeld in punt 5. Hij of zij heeft het recht punten voor de agenda van de raad van bestuur voor te stellen. |
3. |
De directeur neemt deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur, maar heeft geen stemrecht. |
4. |
De raad van bestuur neemt besluiten bij gewone meerderheid van het aantal stemgerechtigde leden.
Voor besluiten op grond van afdeling 2, punt 1, a), b), c), d), en n), en punt 2, e) en j), en voor besluiten op grond van punt 1 van deze afdeling is evenwel een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur vereist. |
5. |
Voor besluiten van de raad van bestuur op grond van punt 1, c), e), g), h), j) en m), punt 2, c), en punt 3, a), is instemming van de Commissie vereist, die door de vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van bestuur wordt verleend. |
6. |
De raad van bestuur wint het advies van de Groep vertegenwoordigers van de lidstaten in vooraleer besluiten te nemen over de verlenging of beëindiging van de partnerschapsovereenkomsten met de KIG’s overeenkomstig afdeling 2, punt 1, h) en k), en over de sluiting van het memorandum van samenwerking overeenkomstig afdeling 2, punt 1, g).
Het in de eerste alinea bedoelde advies is niet bindend voor de raad van bestuur. Dit advies wordt zonder onnodige vertraging afgegeven, en in elk geval uiterlijk twee maanden nadat het is aangevraagd. |
7. |
De raad van bestuur komt ten minste vier keer per jaar in gewone vergadering bijeen; op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van ten minste een derde van alle leden of van de vertegenwoordiger van de Commissie kan de raad van bestuur in buitengewone vergadering bijeenkomen. |
AFDELING 4
HET UITVOEREND COMITE
1. |
Het uitvoerend comité staat de raad van bestuur bij de uitvoering van zijn taken bij. |
2. |
Het uitvoerend comité bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter van de raad van bestuur, die ook het uitvoerend comité voorzit. De vier andere leden van het uitvoerend comité worden door de raad van bestuur uit zijn leden gekozen, met een evenwichtige verdeling tussen leden met ervaring op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek, innovatie of het bedrijfsleven. De leden van het uitvoerend comité worden gekozen voor een termijn van twee jaar, die één keer verlengd kan worden. |
3. |
Het uitvoerend comité bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor in samenwerking met de directeur. |
4. |
De raad van bestuur kan het uitvoerend comité verzoeken om toezicht te houden op de uitvoering van besluiten en aanbevelingen van de raad van bestuur en de uitvoering te monitoren. |
5. |
Het uitvoerend comité bereidt de bespreking binnen en goedkeuring door de raad van bestuur voor van de ontwerpbijdrage van het EIT aan het voorstel van de Commissie voor de SIA. Daarnaast bereidt het de bespreking door de raad van bestuur voor van het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument, het ontwerp van het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag, het ontwerp van de jaarlijkse begroting en het ontwerp van de jaarrekeningen en de jaarbalans alvorens deze aan de raad van bestuur worden voorgelegd. |
6. |
Besluiten van het uitvoerend comité worden aangenomen op basis van een meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem. |
7. |
De vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de vergaderingen van het uitvoerend comité, maar heeft geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie heeft het recht punten voor de agenda van het uitvoerend comité voor te stellen. |
8. |
De directeur neemt deel aan de vergaderingen van het uitvoerend comité, maar heeft geen stemrecht. |
9. |
De leden van het uitvoerend comité handelen onafhankelijk en op transparante wijze in het belang van het EIT en staan in voor de opdracht en doelstellingen, identiteit, autonomie en samenhang van het EIT. Zij brengen regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur over de aangenomen besluiten en de door de raad van bestuur aan hen toegewezen taken. |
AFDELING 5
DE DIRECTEUR
1. |
De directeur beschikt over grote deskundigheid en staat in hoog aanzien op de gebieden waarop het EIT opereert. De directeur is een personeelslid van het EIT en wordt in dienst genomen als tijdelijk functionaris op grond van artikel 2, punt a), van de Regeling. |
2. |
De directeur wordt benoemd door de raad van bestuur uit een door de Commissie voorgestelde lijst van kandidaten op grond van een open en transparante procedure. Voor het sluiten van het contract met de directeur wordt het EIT vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. |
3. |
De ambtstermijn van de directeur bedraagt vier jaar. De raad van bestuur kan deze ambtstermijn, op basis van een voorstel van de Commissie waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de directeur alsook met de belangen en de toekomstige taken en uitdagingen van het EIT, één keer met maximaal vier jaar verlengen. Een directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt. |
4. |
De directeur kan uitsluitend uit zijn ambt worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie. |
5. |
De directeur is verantwoordelijk voor de werkzaamheden en voor de dagelijkse leiding van het EIT, dat hij in rechte vertegenwoordigt. Hij of zij legt verantwoording af aan de raad van bestuur en brengt aan de raad van bestuur permanent verslag uit over de ontwikkeling van de activiteiten van het EIT en van alle activiteiten die onder zijn of haar verantwoordelijkheid vallen. |
6. |
De directeur heeft met name de volgende taken:
|
7. |
De directeur verricht alle andere taken die de raad van bestuur aan hem toevertrouwt en die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. |
AFDELING 6
PERSONEEL VAN HET EIT EN GEDETACHEERDE NATIONALE DESKUNDIGEN
1. |
Het personeel van het EIT is rechtstreeks in dienst bij het EIT. Het personeel van het EIT valt onder het Statuut, de Regeling en de voorschriften die in onderling overleg door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering daarvan. Dit punt is van toepassing op al het personeel dat op 28 mei 2021 bij het EIT in dienst is, ongeacht de begindatum van hun arbeidscontract. |
2. |
Nationale deskundigen kunnen voor een bepaalde termijn bij het EIT worden gedetacheerd. De raad van bestuur stelt een regeling voor de detachering van nationale deskundigen bij het EIT vast en legt daarin hun rechten en plichten vast. |
BIJLAGE II
INGETROKKEN VERORDENING MET DE WIJZIGING ERVAN
Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad |
|
Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad |
BIJLAGE III
CONCORDANTIETABEL
Verordening (EG) nr. 294/2008 |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, punt 1 |
Artikel 2, punt 1 |
Artikel 2, punt 2 |
Artikel 2, punt 2 |
Artikel 2, punt 3 |
Artikel 2, punt 3 |
Artikel 2, punt 5 |
Artikel 2, punt 5 |
Artikel 2, punt 6 |
Artikel 2, punt 6 |
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, punt 7 |
— |
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, punt 8 |
— |
Artikel 2, punt 9 |
Artikel 2, punt 9 |
Artikel 2, punt 9 bis |
Artikel 2, punt 10 |
Artikel 2, punt 10 |
Artikel 2, punt 11 |
— |
Artikel 2, punt 12 |
Artikel 2, punt 11 |
Artikel 2, punt 13 |
— |
Artikel 2, punt 14 |
— |
Artikel 2, punt 15 |
— |
Artikel 2, punt 16 |
Artikel 3 |
Artikel 3, leden 1 en 2 |
Artikel 4, lid 1, punten a), c) en d) |
Artikel 5, lid 1 |
Artikel 4, lid 2 |
— |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 5, lid 2 |
— |
Artikel 5, lid 3 |
Artikel 5, lid 1, punten a) tot en met c) |
Artikel 6, punten a), b), c) en e) |
Artikel 5, lid 1, punt d) |
— |
— |
Artikel 6, lid 1, punt d) |
Artikel 5, lid 1, punten e) en f) |
Artikel 6, punten f) en g) |
— |
Artikel 6, punten h) en i) |
Artikel 5, lid 1, punten g) tot en met i) |
Artikel 6, punten j), k) en l) |
Artikel 5, lid 1, punt j) |
— |
— |
Artikel 6, punten m) en n) |
Artikel 5, lid 1, punt k) |
Artikel 6, punten o) en p) |
— |
Artikel 6, punten q) tot en met t) |
Artikel 5, lid 2 |
— |
Artikel 6, lid 1, punten a) tot en met c) |
Artikel 7, lid 1, punten a), b) en c) |
— |
Artikel 7, lid 1, punt d) |
Artikel 6, lid 1, punt d) |
Artikel 7, lid 1, punt e) |
— |
Artikel 7, lid 1, punt f) |
Artikel 6, lid 1, punt e) |
Artikel 7, lid 1, punt g) |
— |
Artikel 7, lid 1, punten h) en i) |
Artikel 6, lid 2, punten a) tot en met e) |
Artikel 7, lid 2, punten a) tot en met e) |
— |
Artikel 7, lid 3 |
Artikel 6, lid 3 |
Artikel 7, lid 4 |
— |
Artikel 8 |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 7, lid 1 bis |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 7, lid 2 |
— |
Artikel 7, lid 3 |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 7, lid 4 |
Artikel 9, lid 4 |
Artikel 7, lid 5 |
Artikel 9, lid 5 |
Artikel 7 bis |
Artikel 10 |
Artikel 7 ter, lid 1 |
— |
Artikel 7 ter, lid 2 |
Artikel 11, lid 1 |
— |
Artikel 11, lid 2 |
— |
Artikel 11, lid 3 |
Artikel 7 ter, lid 3 |
Artikel 11, lid 4 |
— |
Artikel 11, lid 5 |
Artikel 7 ter, lid 4 |
Artikel 11, lid 6 |
— |
Artikel 11, lid 7 |
— |
Artikel 12 |
Artikel 8, lid 1 |
Artikel 13, lid 1 |
Artikel 8, lid 2, punt a) |
Artikel 13, lid 2, punt a) |
Artikel 8, lid 2, punt a bis) |
Artikel 13, lid 2, punt b) |
— |
Artikel 13, lid 2, punten c) tot en met f) |
Artikel 8, lid 2, punt b) |
Artikel 13, lid 2, punt g) |
Artikel 9, leden 1 en 2 |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 14, lid 2 |
Artikel 11 |
Artikel 15 |
Artikel 12 |
Artikel 16 |
Artikel 13, lid 1 |
Artikel 17, lid 1 |
— |
Artikel 17, lid 2 |
Artikel 13, leden 2 tot en met 7 |
Artikel 17, leden 3 tot en met 8 |
Artikel 14, lid 1 |
— |
Artikel 14, lid 2 |
Artikel 18, lid 1 |
Artikel 14, lid 3 |
Artikel 18, lid 2 |
— |
Artikel 18, lid 3 |
Artikel 14, lid 4 |
Artikel 18, lid 4 |
Artikel 14, lid 5 |
Artikel 18, lid 5 |
Artikel 14, lid 6 |
— |
— |
Artikel 18, lid 6 |
Artikel 14, lid 7 |
Artikel 18, lid 7 |
Artikel 15, lid 1 |
Artikel 19, lid 1 |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 19, lid 2 |
Artikel 16, lid 1 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 16, lid 2 |
Artikel 20, lid 2 |
Artikel 16, lid 2 bis |
Artikel 20, lid 3 |
Artikel 16, lid 3 |
Artikel 20, lid 4 |
Artikel 17, lid 1 |
— |
— |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 17, lid 2 |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 17, lid 2 bis |
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 17, lid 3 |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 17, lid 4 |
Artikel 4, lid 5 |
Artikel 18 |
— |
Artikel 19, lid 1 |
— |
— |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 19, lid 2 |
— |
Artikel 19, lid 3 |
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 22, lid 1 |
Artikel 20, lid 2 |
— |
Artikel 20, lid 3 |
Artikel 22, lid 2 |
Artikel 20, lid 4 |
— |
Artikel 20, lid 5 |
Artikel 22, lid 3 |
Artikel 20, lid 6 |
— |
Artikel 20, lid 7 |
— |
Artikel 20, lid 8 |
Artikel 22, lid 4 |
Artikel 20, lid 9 |
Artikel 22, lid 5 |
Artikel 20, lid 10 |
Artikel 22, lid 6 |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 23, lid 1 |
Artikel 21, lid 1 bis |
Artikel 23, lid 2 |
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 23, lid 3 |
Artikel 21, lid 3 |
Artikel 23, lid 4 |
Artikel 21, lid 4 |
— |
Artikel 22 |
Artikel 24 |
Artikel 22 bis |
Artikel 25 |
Artikel 23 |
— |
— |
Artikel 26 |
— |
Artikel 27 |
Artikel 24 |
Artikel 28 |
Bijlage |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |