Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R0419

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/419 van de Commissie van 9 maart 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wat betreft bepaalde voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum Franchet van oorsprong uit Israël, tot aanpassing van de codes van de gecombineerde nomenclatuur voor Ullucus tuberosus en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie

    C/2021/1484

    PB L 83 van 10.3.2021, p. 6–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2021/419/oj

    10.3.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 83/6


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/419 VAN DE COMMISSIE

    van 9 maart 2021

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wat betreft bepaalde voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum Franchet van oorsprong uit Israël, tot aanpassing van de codes van de gecombineerde nomenclatuur voor Ullucus tuberosus en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wat betreft de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten op het grondgebied van de Unie

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 42, lid 3, en artikel 42, lid 4, eerste en derde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42 van Verordening (EU) 2016/2031.

    (2)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2018 van de Commissie (3) bevat specifieke regels voor de procedure die moet worden gevolgd bij de uitvoering van de in artikel 42, lid 4, van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde risicobeoordeling van die planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico.

    (3)

    Op basis van een voorlopige beoordeling zijn 35 voor opplant bestemde planten, afkomstig uit alle derde landen, waaronder het geslacht Jasminum L, als planten met een hoog risico opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019.

    (4)

    In Verordening (EU) 2016/2031 is bepaald dat wanneer een risicobeoordeling uitwijst dat een plant, plantaardig product of ander materiaal die/dat afkomstig is uit een derde land, een groep derde landen of een specifiek gebied binnen een derde land, een onaanvaardbaar risico op plaagorganismen oplevert maar dit risico door toepassing van bepaalde maatregelen tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, de Commissie die plant, dat plantaardig product of dat andere materiaal uit de op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 vastgestelde lijst moet schrappen en aan de in artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde lijst moet toevoegen.

    (5)

    In Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie (4) zijn daarnaast de fytosanitaire maatregelen vastgesteld voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt.

    (6)

    Op 25 september 2019 heeft Israël bij de Commissie een verzoek ingediend voor de uitvoer naar de Unie van stekken zonder wortels van voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum Franchet (“de gespecificeerde planten”). Bij dat verzoek was het desbetreffende technische dossier gevoegd.

    (7)

    Op 12 augustus 2020 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risicobeoordeling van het handelsartikel voor uit Israël afkomstige voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum (5). De EFSA heeft Scirtothrips dorsalis, Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus, Pulvinaria psidii en Colletotrichum siamense (“de gespecificeerde plaagorganismen”) geïdentificeerd als plaagorganismen die relevant zijn voor die voor opplant bestemde planten, de in het dossier beschreven risicobeperkingsmaatregelen voor die plaagorganismen geëvalueerd en beoordeeld hoe waarschijnlijk het is dat die planten vrij zijn van plaagorganismen.

    (8)

    Op basis van dat advies wordt geconcludeerd dat het fytosanitaire risico dat voortvloeit uit het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van stekken zonder wortels van voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum Franchet van oorsprong uit Israël tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, mits gepaste maatregelen worden genomen om het risico op plaagorganismen dat die voor opplant bestemde planten inhouden, te beperken.

    (9)

    Die maatregelen, die als fytosanitaire invoervoorschriften zijn vastgesteld, waarborgen de fytosanitaire bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het binnenbrengen van de nader omschreven planten. Daarom mogen stekken zonder wortels van voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum van oorsprong uit Israël niet langer worden beschouwd als planten met een hoog risico en moeten zij uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 worden geschrapt.

    (10)

    De door Israël in het dossier beschreven maatregelen worden voldoende geacht om het risico van het binnenbrengen van de nader omschreven planten op het grondgebied de Unie tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De bij deze verordening vastgestelde maatregelen moeten daarom op de door Israël in het dossier beschreven maatregelen worden gebaseerd.

    (11)

    Scirtothrips dorsalis is in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (6) opgenomen als EU-quarantaineorganisme. Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus, Pulvinaria psidii en Colletotrichum siamense zijn nog niet opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, maar voldoen mogelijk op basis van een aanvullende volledige risicobeoordeling aan de voorwaarden voor opneming in die lijst. Daarom zijn fytosanitaire maatregelen met betrekking tot die plaagorganismen nodig totdat een volledige risicobeoordeling is uitgevoerd.

    (12)

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 moet derhalve worden vervangen door een nieuwe bijlage, teneinde die fytosanitaire maatregelen er in op te nemen.

    (13)

    In die bijlage moeten de respectieve planten, plantaardige producten en andere materialen ook opnieuw in alfabetische volgorde worden geplaatst, teneinde de leesbaarheid van die lijst te verbeteren.

    (14)

    Uit de ervaring die is opgedaan bij invoercontroles na de toepassingsdatum van Verordening (EU) 2018/2019 is gebleken dat een aantal aanvullende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN) die zijn vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (7) moeten worden opgenomen in punt 2 van de bijlage bij die verordening om alle artikelen te bestrijken die als planten van Ullucus tuberosus worden verhandeld. De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (15)

    Om te voldoen aan de verplichtingen van de Unie die uit de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie voortvloeien, moet de invoer van die handelsartikelen zo snel mogelijk opnieuw beginnen.

    (16)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 9 maart 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van een voorlopige lijst van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42 van Verordening (EU) 2016/2031 en een lijst van planten waarvoor geen fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in de Unie in de zin van artikel 73 van die Verordening (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 10).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2018 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van specifieke regels voor de te volgen procedure bij de uitvoering van de risicobeoordeling van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 7).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie van 21 augustus 2020 betreffende de fytosanitaire maatregelen voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 zijn geschrapt (PB L 275 van 24.8.2020, blz. 5).

    (5)  EFSA-panel voor de gezondheid van gewassen, Scientific Opinion on the commodity risk assessment of Jasminum polyanthum plants from Israel. EFSA Journal 2020;18(8):6225, 78 blz. https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.6225

    (6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

    (7)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


    BIJLAGE I

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt 1, tweede kolom (“Omschrijving”) wordt “Jasminum L.” vervangen door “Jasminum L., met uitzondering van stekken zonder wortels van voor opplant bestemde planten van de soort Jasminum polyanthum Franchet van oorsprong uit Israël”;

    b)

    in punt 2 wordt de tabel vervangen door:

    “GN-code

    Omschrijving

    ex 0601 10 90

    ex 0601 20 90

    ex 0604 20 90

    ex 0714 90 20

    ex 1209 91 80

    ex 1404 90 00

    Ullucus tuberosus Loz.”


    BIJLAGE II

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 wordt vervangen door:

    “BIJLAGE

    Lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen, en de overeenkomstige maatregelen voor het binnenbrengen ervan op het grondgebied van de Unie, als bedoeld in artikel 2

    Planten, plantaardige producten en andere materialen

    GN-code

    Derde landen van oorsprong

    Maatregelen

    Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi, één tot drie jaar oude geënte of geoculeerde voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand zonder blad

    ex 0602 90 41 ex 0602 90 45 ex 0602 90 46 ex 0602 90 48 ex 0602 90 50

    Nieuw-Zeeland

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten vrij zijn van Eotetranychus sexmaculatus;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die, samen met de productielocaties die daarvan deel uitmaken, is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

    iii)

    de productielocatie sinds het begin van de productiecyclus van de planten tijdens officiële inspecties die op gepaste tijdstippen plaatsvinden, vrij van Eotetranychus sexmaculatus is bevonden; indien werd vermoed dat Eotetranychus sexmaculatus op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van het plaagorganisme te waarborgen; rond de productielocatie is een zone van 100 m ingesteld die op gepaste tijdstippen specifiek op de aanwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus wordt gecontroleerd, en indien het plaagorganisme op een waardplant is gevonden, is die plant onmiddellijk verwijderd en vernietigd;

    iv)

    er een systeem is opgezet om instrumenten en machines vóór zij op de productielocatie worden gebracht, te reinigen zodat zij vrij zijn van grond en plantenresten, en te desinfecteren zodat zij vrij zijn van Eotetranychus sexmaculatus;

    v)

    de planten bij de oogst zijn gereinigd en gesnoeid en de planten een officiële fytosanitaire controle hebben ondergaan die ten minste bestaat uit een grondig visueel onderzoek, met name van de stammen en de takken van de planten, ter bevestiging van de afwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus;

    vi)

    de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Eotetranychus sexmaculatus, met name in de stammen en takken van de planten, en het monster voor inspectie zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1362 van de Commissie.”;

    ii)

    de gegevens van de geregistreerde productielocaties.

    Acer japonicum Thunberg, Acer palmatum Thunberg en Acer shirasawanum Koidzumi, één tot drie jaar oude geënte of geoculeerde voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand zonder blad

    ex 0602 90 41 ex 0602 90 45 ex 0602 90 46 ex 0602 90 48 ex 0602 90 50

    Nieuw-Zeeland

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten vrij zijn van Oemona hirta en Platypus apicalis;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die, samen met de productielocaties die daarvan deel uitmaken, is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

    iii)

    de productielocatie sinds het begin van de volledige productiecyclus tijdens officiële inspecties die op gepaste tijdstippen plaatsvinden, vrij van Oemona hirta en Platypus apicalis is bevonden; indien werd vermoed dat Oemona hirta of Platypus apicalis op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van de plaagorganismen te waarborgen;

    iv)

    de planten bij de oogst zijn gereinigd en officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Oemona hirta en Platypus apicalis;

    v)

    de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Oemona hirta en Platypus apicalis, en het monster voor inspectie zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1362 van de Commissie.”;

    ii)

    de gegevens van de geregistreerde productielocaties.

    Albizia julibrissin Durazzini, geënte voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand met een maximale diameter van 2,5 cm

    ex 0602 90 41 ex 0602 90 45 ex 0602 90 46 ex 0602 90 48

    Israël

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten vrij zijn van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong. Die registratie omvat de respectieve productielocaties binnen de plaats van productie;

    iii)

    de planten aan een van de volgende eisen voldoen:

    1.

    de planten hebben een diameter van minder dan 2 cm aan de voet van de stam,

    of

    2.

    de planten zijn geteeld op een locatie die gedurende ten minste zes maanden vóór de uitvoer volledig fysiek is beschermd tegen de introductie van Euwallacea fornicatus sensu lato en die op gepaste tijdstippen officieel is geïnspecteerd en vrij van dat plaagorganisme is bevonden, wat ten minste is bevestigd met vallen die ten minste om de vier weken alsook onmiddellijk vóór de verplaatsing van de planten zijn gecontroleerd,

    of

    3.

    de planten zijn geteeld op een productielocatie die sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus tijdens officiële inspecties die ten minste om de vier weken plaatsvinden, vrij is bevonden van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae, wat voor Euwallacea fornicatus sensu lato ten minste met vallen is bevestigd; indien werd vermoed dat een van de twee plaagorganismen op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van de plaagorganismen te waarborgen; rond de productielocatie is een zone van 1 km ingesteld die op gepaste tijdstippen op de aanwezigheid van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae is gecontroleerd, en indien een van die plaagorganismen op een waardplant is gevonden, is die plant onmiddellijk verwijderd en vernietigd;

    iv)

    de zendingen planten met een diameter van 2 cm of meer aan de voet van de stam onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van het plaagorganisme, met name in de stammen en takken van de planten, onder andere door middel van destructieve bemonstering. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie.”;

    ii)

    de volgende gegevens:

    de in punt a), iii), van deze vermelding opgenomen eis waaraan is voldaan, en

    de geregistreerde productielocatie(s).

    Albizia julibrissin Durazzini, geënte voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand met een maximale diameter van 2,5 cm

    ex 0602 90 41 ex 0602 90 45 ex 0602 90 46 ex 0602 90 48

    Israël

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten vrij zijn van Aonidiella orientalis;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong. Die registratie omvat de respectieve productielocaties binnen de plaats van productie. Die plaats van productie voldoet daarnaast aan één van de volgende eisen:

    1.

    de planten zijn geteeld op een locatie die gedurende ten minste zes maanden vóór de uitvoer volledig fysiek is beschermd tegen de introductie van Aonidiella orientalis en die om de drie weken alsook onmiddellijk vóór de verplaatsing van de planten is geïnspecteerd en vrij van dat plaagorganisme is bevonden,

    of

    2.

    de productielocatie is sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus tijdens officiële inspecties die om de drie weken plaatsvinden, vrij bevonden van Aonidiella orientalis; indien werd vermoed dat het plaagorganisme op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van het plaagorganisme te waarborgen; rond de productielocatie is een zone van 100 m ingesteld die op gepaste tijdstippen op de aanwezigheid van Aonidiella orientalis is gecontroleerd, en indien het plaagorganisme op een plant is gevonden, is die plant onmiddellijk verwijderd en vernietigd;

    iii)

    de zendingen planten onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van Aonidiella orientalis, met name in de stammen en takken van de planten. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie.”;

    ii)

    de volgende gegevens:

    de in punt a), ii), van deze vermelding opgenomen eis waaraan is voldaan, en

    de geregistreerde productielocatie(s).

    Jasminum polyanthum Franchet, stekken zonder wortels van voor opplant bestemde planten

    ex 0602 10 90

    Israël

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten zijn vrij van Scirtothrips dorsalis, Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus, Pulvinaria psidii en Colletotrichum siamense;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die, samen met de productielocaties die daarvan deel uitmaken, is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

    iii)

    de planten geteeld zijn op een locatie die fysiek beschermd is tegen de introductie van Scirtothrips dorsalis, Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus en Pulvinaria psidii;

    iv)

    de productielocatie om de drie weken is onderworpen aan officiële inspecties op de aanwezigheid van Scirtothrips dorsalis, Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus, Pulvinaria psidii, en Colletotrichum siamense, en vrij van die plaagorganismen is bevonden;

    v)

    zendingen van de planten onmiddellijk vóór de uitvoer zijn onderworpen aan een officiële inspectie op de aanwezigheid van Scirtothrips dorsalis, Aonidiella orientalis, Milviscutulus mangiferae, Paracoccus marginatus, en Pulvinaria psidii, waarbij het monster zodanig groot was dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt, en aan een officiële inspectie op de aanwezigheid van Colletotrichum siamense die het testen van planten met symptomen omvat.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2021/419 van de Commissie”, en

    ii)

    de gegevens van de geregistreerde productielocaties.

    Robinia pseudoacacia, geënte voor opplant bestemde planten met naakte wortels in rusttoestand met een maximale diameter van 2,5 cm

    ex 0602 90 41 ex 0602 90 45 ex 0602 90 46 ex 0602 90 48

    Israël

    a)

    Een officiële verklaring dat:

    i)

    de planten vrij zijn van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae;

    ii)

    de planten gedurende hun hele leven zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong. Die registratie omvat de respectieve productielocaties binnen de plaats van productie;

    iii)

    de planten aan een van de volgende eisen voldoen:

    1.

    de planten hebben een diameter van minder dan 2 cm aan de voet van de stam,

    of

    2.

    de planten zijn geteeld op een locatie die gedurende ten minste zes maanden vóór de uitvoer volledig fysiek is beschermd tegen de introductie van Euwallacea fornicatus sensu lato en die op gepaste tijdstippen officieel is geïnspecteerd en vrij van dat plaagorganisme is bevonden, wat ten minste is bevestigd met vallen die ten minste om de vier weken alsook onmiddellijk vóór de verplaatsing van de planten zijn gecontroleerd,

    of

    3.

    de planten zijn geteeld op een productielocatie die sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus tijdens officiële inspecties die ten minste om de vier weken plaatsvinden, vrij is bevonden van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae, wat voor Euwallacea fornicatus sensu lato ten minste met vallen is bevestigd; indien werd vermoed dat een van de twee plaagorganismen op de productielocatie aanwezig was, zijn gepaste behandelingen uitgevoerd om de afwezigheid van de plaagorganismen te waarborgen; rond de productielocatie is een zone van 1 km ingesteld die op gepaste tijdstippen op de aanwezigheid van Euwallacea fornicatus sensu lato en Fusarium euwallaceae is gecontroleerd, en indien een van die plaagorganismen op een waardplant is gevonden, is die plant onmiddellijk verwijderd en vernietigd;

    iv)

    de zendingen planten met een diameter van 2 cm of meer aan de voet van de stam onmiddellijk vóór de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van het plaagorganisme, met name in de stammen en takken van de planten, onder andere door middel van destructieve bemonstering. Het monster voor inspectie moet zodanig groot zijn dat het ten minste de detectie van een besmettingsniveau van 1 % met een betrouwbaarheidsniveau van 99 % mogelijk maakt.

    b)

    Op de fytosanitaire certificaten voor die planten wordt onder de rubriek “aanvullende verklaring” het volgende vermeld:

    i)

    de volgende verklaring: “De zending voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1213 van de Commissie.”;

    ii)

    de volgende gegevens:

    de in punt a), iii), van deze vermelding opgenomen eis waaraan is voldaan, en

    de geregistreerde productielocatie(s).


    Top