This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32020D0243
Council Decision (EU) 2020/243 of 13 February 2020 on the position to be taken on behalf of the European Union in the thirteenth meeting of the Conference of the Parties to the Convention on the conservation of migratory species of wild animals as regards proposals from various parties to amend the Appendices to that Convention, and on the withdrawal of a reservation notified to that Convention
Besluit (EU) 2020/243 van de Raad van 13 februari 2020 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag en tot intrekking van een bij dat Verdrag gemaakt voorbehoud op de dertiende vergadering van de Conferentie der partijen
Besluit (EU) 2020/243 van de Raad van 13 februari 2020 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag en tot intrekking van een bij dat Verdrag gemaakt voorbehoud op de dertiende vergadering van de Conferentie der partijen
ST/5702/2020/INIT
PB L 53 van 25.2.2020, p. 1–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
25.2.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 53/1 |
BESLUIT (EU) 2020/243 VAN DE RAAD
van 13 februari 2020
inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag en tot intrekking van een bij dat Verdrag gemaakt voorbehoud op de dertiende vergadering van de Conferentie der partijen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (“het Verdrag”) is door de Unie gesloten bij Besluit 82/461/EEG van de Raad (1) en is op 1 november 1983 in werking getreden. |
(2) |
Krachtens artikel XI van het Verdrag kan de Conferentie der partijen bij het Verdrag (de “Conferentie der partijen”) besluiten aannemen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag. |
(3) |
De Conferentie der partijen zal op haar dertiende vergadering van 15 tot en met 22 februari 2020 besluiten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag aannemen. |
(4) |
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Conferentie der partijen, aangezien de besluiten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag voor de Unie bindend zullen zijn. |
(5) |
De Unie heeft voorstellen ingediend voor de opneming van de soort Tetrax tetrax in bijlage I bij het Verdrag en de soorten Galeorhinus galeus, Tetrax tetrax en Sphyrna zygaena in bijlage II bij het Verdrag. Deze wijzigingsvoorstellen zouden geen enkele aanpassing van het recht van de Unie vereisen. |
(6) |
Andere partijen bij het Verdrag hebben voorstellen ingediend voor de opneming van Elephas maximus indicus, Panthera onca, Ardeotis nigriceps, Houbaropsis bengalensis bengalensis, Diomedea antipodensis en Carcharhinus longimanus in bijlage I bij het Verdrag en voor de opneming van Panthera onca, Ovis vignei en Sphyrna zygaena (regionale populatie die voorkomt in de Exclusieve Economische Zones van Brazilië, Uruguay en Argentinië en in de aangrenzende internationale wateren) in bijlage II bij het Verdrag. |
(7) |
De Unie moet haar eigen voorstel om de wereldwijde populatie van Sphyrna zygaena in bijlage II bij het Verdrag op te nemen, steunen in plaats van het door een andere partij bij het Verdrag ingediende voorstel om alleen de regionale populatie die voorkomt in de Exclusieve Economische Zones van Brazilië, Uruguay en Argentinië en in de aangrenzende internationale wateren, op te nemen. |
(8) |
De Unie moet alle andere voorstellen steunen, omdat zij wetenschappelijk gefundeerd zijn en in overeenstemming zijn met de verbintenis tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit die de Unie is aangegaan, overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en de in de Conferentie der partijen op grond van dat verdrag genomen besluiten. |
(9) |
De Unie maakt geen deel uit van het verspreidingsgebied van de soorten Elephas maximus indicus, Ardeotis nigriceps en Houbaropsis bengalensis bengalensis en de toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie. |
(10) |
De Unie maakt geen deel uit van het verspreidingsgebied van de soort Ovis vignei en de toevoeging van deze soort aan bijlage II bij het Verdrag vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie. |
(11) |
De soort Panthera onca komt in de Unie alleen voor in Frans-Guyana en valt daarmee buiten de werkingssfeer van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (2), die alleen van toepassing is op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. De bescherming van soorten in Frans-Guyana, waaronder Panthera onca, is bij nationale wetgeving geregeld. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie. |
(12) |
De vogelsoort Diomedea antipodensis komt niet voor in de Unie. Het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie en de regulering van de visserij door de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer bieden de passende instrumenten voor de Unie om bij te dragen aan het beheer van zijn bescherming. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie. |
(13) |
Het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie en de regulering van de visserij door de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer bieden de passende instrumenten voor de Unie om bij te dragen aan het beheer van de bescherming van de vissoort Carcharhinus longimanus. Daarnaast zijn de visserij op en het aan boord houden van deze soort verboden krachtens Verordening (EU) 2019/124 van de Raad (3). De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie. |
(14) |
De visserij op en het aan boord houden van de soort Cetorhinus maximus, die in bijlage I bij het Verdrag is opgenomen, maar waarvoor de Unie een thans geldend voorbehoud heeft gemaakt, zijn verboden krachtens Verordening (EU) 2019/124 van de Raad. Intrekking van dit voorbehoud vereist daarom geen aanpassing van het recht van de Unie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie op de dertiende vergadering van Conferentie der partijen in te nemen standpunt luidt als volgt:
a) |
de opneming van de volgende soorten in bijlage I bij het Verdrag steunen:
|
b) |
de opneming van de volgende soorten in bijlage II bij het Verdrag steunen:
|
Artikel 2
De Commissie geeft namens de Unie aan de depositaris van het Verdrag kennis van de intrekking van haar voorbehoud betreffende de opneming van Cetorhinus maximus in bijlage I bij het Verdrag.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 13 februari 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
A. METELKO-ZGOMBIĆ
(1) Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 19.7.1982, blz. 10).
(2) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(3) Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 29 van 31.1.2019, blz. 1).