Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D1957

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1957 van de Commissie van 25 november 2019 inzake de krachtens Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad uitgevoerde beoordeling van een door het Verenigd Koninkrijk verleende vrijstelling van sommige inhoudelijke eisen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 8345) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 306 van 27.11.2019, p. 35–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2019/1957/oj

    27.11.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 306/35


    UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1957 VAN DE COMMISSIE

    van 25 november 2019

    inzake de krachtens Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad uitgevoerde beoordeling van een door het Verenigd Koninkrijk verleende vrijstelling van sommige inhoudelijke eisen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 8345)

    (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), met name artikel 71, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 20 september 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (“het Agentschap”) en de andere lidstaten ervan in kennis gesteld dat het, overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139, aan alle exploitanten van luchtvaartuigen waarmee in het Verenigd Koninkrijk vluchten worden uitgevoerd op of onder 3000 voet boven gemiddeld zeeniveau en in luchtruim van klasse D, vrijstelling had verleend van de eisen van SERA.5005, punt a) (zichtvliegvoorschriften, VFR), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (2). In de aangemelde vrijstelling is onder meer bepaald dat de vorige, identieke vrijstelling, die op 17 april 2019 bij de Commissie is aangemeld, is ingetrokken met ingang van 12 september.

    (2)

    De uitzondering wordt toegestaan wanneer de vluchten voldoen aan alle onderstaande voorwaarden: i) alleen overdag, ii) met een snelheid, volgens de luchtsnelheidsmeter, van hoogstens 140 knopen, teneinde voldoende gelegenheid te bieden om ander verkeer en eventuele hindernissen tijdig waar te nemen en een botsing te vermijden, iii) buiten de wolken en met het aardoppervlak in zicht en, als het luchtvaartuig geen helikopter is, met een vliegzicht van ten minste 5 km of, als het luchtvaartuig wel een helikopter is, met een vliegzicht van minstens 1500 m.

    (3)

    Het Verenigd Koninkrijk heeft deze vrijstelling verleend om de veilige overgang naar toekomstige luchtruimvereisten, zoals geformuleerd in zijn herziene actieplan op hoog niveau, te vergemakkelijken en met name om tijd te gunnen om de procedurele wijzigingen van de luchtverkeersdiensten uit te voeren die nodig zijn om de relevante SERA-voorschriften veilig te kunnen toepassen en om het luchtruim te moderniseren. Ten slotte heeft het Verenigd Koninkrijk een beschrijving gegeven van diverse compenserende maatregelen bij deze vrijstelling.

    (4)

    De vrijstelling werd verleend voor de periode van 12 september 2019 tot en met 25 maart 2020. Sinds 2014 heeft het Verenigd Koninkrijk acht vrijstellingen van SERA.5005, punt a), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 verleend, voor een cumulatieve duur van eenenzestig maanden (3). Op basis van het beginsel dat nieuwe regels onmiddellijk van toepassing zijn op de toekomstige gevolgen van een onder de oude regeling ontstane situatie, moet bij de berekening van de in artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde perioden van acht maanden ook rekening worden gehouden met de perioden vóór de inwerkingtreding van die verordening. Hiermee rekening houdende, heeft het Agentschap beoordeeld of de in artikel 71, lid 1, van die verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld en kwam het tot de conclusie dat dit niet het geval was.

    (5)

    De Commissie stemt in met de aanbeveling van het Agentschap.

    (6)

    Volgens artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 mag een lidstaat alleen een vrijstelling verlenen aan onder deze verordening vallende natuurlijke en rechtspersonen “in geval van dringende en onvoorzienbare omstandigheden die gevolgen hebben voor die personen of hun dringende operationele behoeften” en indien alle onder a) tot en met d) van dat artikel vermelde voorwaarden zijn vervuld.

    (7)

    De Commissie is van oordeel dat de vrijstelling niet beantwoordt aan de voorwaarden voor “dringende operationele behoeften”. Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat hetzelfde type vrijstelling sinds 13 november 2014 herhaaldelijk is afgegeven. Hieruit blijkt dat het niet om een vrijstelling van beperkte duur gaat en dat ze niet zozeer tot doel heeft tegemoet te komen aan een specifieke dringende operationele behoefte van een persoon waarop die bepalingen van toepassing zijn, maar eerder om gedurende langere termijn af te wijken van SERA.5005, punt a). Het feit dat het Verenigd Koninkrijk in zijn kennisgeving heeft aangegeven dat het de minimumafstand tot wolken in luchtruim van klasse D niet heeft opgelegd en verklaard heeft dat het actie zou ondernemen om op lange termijn te voldoen aan Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, verandert niets aan deze conclusie.

    (8)

    Gezien de bovenstaande overwegingen hoeft de Commissie niet te beoordelen of de voorwaarden van de punten a) tot en met d) van artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd. De Commissie merkt evenwel het volgende op.

    (9)

    De Commissie is van mening dat de vrijstelling niet beantwoordt aan de voorwaarde van artikel 71, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/1139 omdat het mogelijk is om met andere middelen, die wel in overeenstemming zijn met de verordening, op passende wijze tegemoet te komen aan de behoeften die aanleiding hebben gegeven tot de vrijstelling. Ondanks de beweringen van het Verenigd Koninkrijk is het volgens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 wel degelijk mogelijk om tegemoet te komen aan die behoeften zonder de vrijstelling te verlenen. Volgens die verordening kunnen vluchten immers worden uitgevoerd als “bijzondere VFR-vluchten”, zoals bepaald in SERA.5010 (Bijzondere VFR in plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden), mits de luchtverkeersleiding klaring heeft verleend om deze vluchten uit te voeren in een luchtverkeersleidingsgebied waarin de meteorologische omstandigheden slechter zijn dan zichtweersomstandigheden. Wanneer in een bepaalde luchtruimklasse vluchten moeten worden uitgevoerd die verenigbaar zijn met een minder beperkende klasse, kunnen, bij wijze van alternatief, de volgende oplossingen worden overwogen: herindeling van het betrokken luchtruim in een andere klasse of herziening van het ontwerp van het betrokken luchtruim door luchtruimbeperkingen of -reserveringen of vaststelling van subvolumes van minder restrictieve luchtruimklassen (bv. corridors), overeenkomstig SERA.6001, onder a).

    (10)

    Ten slotte beantwoordt de vrijstelling niet aan de eisen inzake veiligheid en is ze niet verenigbaar met de essentiële eisen van Verordening (EU) 2018/1139. In dit verband verwijst de Commissie naar haar eerdere besluit (punten 11-13) betreffende een vrijstelling van SERA.5005, punt a), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 (4).

    (11)

    De toepassing van de vrijstelling die op 17 april 2019 is aangemeld, heeft dan ook ongunstige gevolgen voor het veiligheidsniveau en de vrijstelling voldoet niet aan de algemene veiligheidsdoelstellingen van Verordening (EU) 2018/1139.

    (12)

    De Commissie merkt ook op dat het Verenigd Koninkrijk, krachtens het vorige besluit van de Commissie betreffende een vrijstelling van SERA.5005, punt a), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 (5), verplicht was de vrijstelling in te trekken in plaats van ze te verlengen, zoals het gedaan heeft.

    (13)

    Het Verenigd Koninkrijk heeft op 29 maart 2017 kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU zijn de Verdragen niet meer van toepassing op de lidstaat die zich terugtrekt, met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit. De termijn is driemaal verlengd, de laatste keer bij Besluit (EU) 2019/1810 (6) van de Europese Raad, tot en met 31 januari 2020.

    (14)

    Op 11 januari 2019 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2019/274 (7) machtiging verleend voor de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord dat op 14 november 2018 was overeengekomen op het niveau van de onderhandelaars. De Unie heeft bevestigd dat zij klaar is om het terugtrekkingsakkoord snel te ondertekenen en te sluiten in het geval dat het Parlement van het Verenigd Koninkrijk dit akkoord goedkeurt. Deel vier van het terugtrekkingsakkoord (8) voorziet in een overgangsperiode die begint op de datum van inwerkingtreding van het akkoord, tijdens welke het recht van de Unie van toepassing moet blijven op en in het Verenigd Koninkrijk, zoals in dat akkoord bepaald.

    (15)

    In ieder geval is dit besluit slechts van toepassing zolang het Unierecht van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De door het Verenigd Koninkrijk toegekende en op 20 september 2019 aan de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en de andere lidstaten meegedeelde vrijstelling van de voorschriften van SERA.5005, punt a), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, die zichtweersomstandigheden, minimumafstanden tot wolken en zichtvliegregels toestaat die niet voldoen aan de eis om een passende afstand tot wolken aan te houden, voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    Gedaan te Brussel, 25 november 2019.

    Voor de Commissie

    Violeta BULC

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).

    (3)  E 4869, E 4919, E 4761, E 4312, E 4163, E 4073, E 3982, E 3960.

    (4)  Besluit C(2016) 7654 final van 30 november 2016 tot weigering van toestemming aan het Verenigd Koninkrijk om vrijstelling te verlenen van bepaalde inhoudelijke vereisten van Verordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie.

    (5)  Besluit C(2016) 7654 final.

    (6)  Besluit (EU) 2019/1810 van de Europese Raad, vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk, van 29 oktober 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn (PB L 278I van 30.10.2019, blz. 1).

    (7)  Besluit (EU) 2019/274 van de Raad van 11 januari 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 47 I van 19.2.2019, blz. 1).

    (8)  Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 144 I van 25.4.2019, blz. 1).


    Top