Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R1101

    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1101 van de Commissie van 3 augustus 2018 tot vaststelling van de criteria voor de toepassing van artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen

    C/2018/5247

    PB L 199I van 7.8.2018, p. 7–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2018/1101/oj

    7.8.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    LI 199/7


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1101 VAN DE COMMISSIE

    van 3 augustus 2018

    tot vaststelling van de criteria voor de toepassing van artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (1), en met name artikel 5, tweede alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 2271/96 biedt bescherming en verweer tegen de onwettige gevolgen van de extraterritoriale toepassing van bepaalde, in een lijst opgenomen, door derde landen uitgevaardigde wetten, met inbegrip van bestuursrechtelijke bepalingen en andere wetgevingsinstrumenten, en van de daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen, indien deze toepassing de belangen schaadt van natuurlijke personen en rechtspersonen als bedoeld in artikel 11 van die verordening, die betrokken zijn bij internationale handel en/of kapitaalverkeer en daarmee verband houdende commerciële activiteiten tussen de Unie en derde landen.

    (2)

    Verordening (EG) nr. 2271/96 erkent dat door hun extraterritoriale toepassing deze wetten, met inbegrip van bestuursrechtelijke bepalingen en andere wetgevingsinstrumenten, een inbreuk vormen op het internationale recht.

    (3)

    Krachtens artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96 mogen personen als bedoeld in artikel 11 van die verordening geen gevolg geven, hetzij rechtstreeks, hetzij via een dochteronderneming of andere tussenpersoon, actief dan wel door opzettelijke nalatigheid, aan eisen of verboden, met inbegrip van verzoeken van buitenlandse rechters, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit dergelijke wetten of de daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen.

    (4)

    Artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96 biedt echter aan personen als bedoeld in artikel 11 van die verordening de mogelijkheid om de Commissie om toestemming te verzoeken om aan dergelijke eisen of verboden geheel of gedeeltelijk gevolg te geven, indien niet-naleving de belangen van deze personen of van de Unie ernstig zou schaden.

    (5)

    Met het oog op het verschaffen van rechtszekerheid, alsmede om de doeltreffende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2271/96 te garanderen, met inachtneming, in bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden, van het risico van ernstige schade aan de belangen van de natuurlijke personen en rechtspersonen als bedoeld in artikel 11 van de verordening, is het noodzakelijk de criteria vast te stellen voor de toepassing van artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96.

    (6)

    In de context van de rol van de Commissie om toe te zien op de uniforme toepassing van de EU-wetgeving, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 2271/96, zal de Commissie de toepassing van onderhavige verordening op de voet volgen en alle noodzakelijke aanpassingen vaststellen, gebaseerd op de beoordeling van de tenuitvoerlegging ervan.

    (7)

    Ook dienen de voornaamste stappen te worden vastgesteld van de procedure na indiening bij de Commissie van een aanvraag voor toestemming om geheel of gedeeltelijk gevolg te geven aan dergelijke eisen of verboden.

    (8)

    Elke verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen in het kader van deze verordening dient te gebeuren volgens Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3).

    (9)

    Aanvragen die uit hoofde van deze verordening worden gedaan, dienen betrekking te hebben op een handeling of nalatigheid die gebaseerd is op of direct of indirect voortvloeit uit de toepassing van de wetten die zijn genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2271/96, of daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen.

    (10)

    Een dergelijke aanvraag wordt zo spoedig mogelijk behandeld.

    (11)

    De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité extraterritoriale wetgeving en werden vastgesteld krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt de criteria vast voor de toepassing van artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    a)   „in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving”: de wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en andere wetgevingsinstrumenten die zijn genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2271/96, met inbegrip van daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende bestuursrechtelijke bepalingen en andere wetgevingsinstrumenten;

    b)   „daarop volgende handelingen”: handelingen die zijn gebaseerd op of voortvloeien uit de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving;

    c)   „niet-naleving”: niet-naleving, actief dan wel door opzettelijke nalatigheid, van eisen of verboden, met inbegrip van verzoeken van buitenlandse rechters, die direct of indirect gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of de daarop volgende handelingen;

    d)   „beschermde belangen”: het belang van een persoon als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2271/96, het belang van de Unie, of beide;

    e)   „aanvrager”: elke persoon als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2271/96, die een aanvraag heeft gedaan voor toestemming als bedoeld in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96.

    Artikel 3

    Indiening van de aanvragen

    1.   Aanvragen voor toestemming als bedoeld in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96 moeten schriftelijk worden gericht aan:

    Europese Commissie

    Dienst Instrumenten buitenlands beleid (Service for Foreign Policy Instruments)

    EEAS 07/99

    1049 Brussel, België

    EC-AUTHORISATIONS-BLOCKING-REG@ec.europa.eu

    2.   In de aanvragen moeten worden vermeld: de naam en de contactgegevens van de aanvragers, de specifieke bepalingen van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of de daarop volgende handelingen die in het geding zijn, de reikwijdte van de toestemming die wordt aangevraagd, en de schade die door niet-naleving zou worden veroorzaakt.

    3.   De aanvragers moeten in hun aanvraag voldoende bewijs verstrekken dat niet-naleving ernstige schade zou veroorzaken aan ten minste één beschermd belang.

    4.   Indien nodig kan de Commissie aanvullend bewijsmateriaal verlangen van de aanvragers, die dit dan binnen een redelijke door de Commissie vastgestelde termijn moeten overleggen.

    5.   De Commissie informeert het Comité extraterritoriale wetgeving zodra zij een aanvraag heeft ontvangen.

    Artikel 4

    Beoordeling van de aanvragen

    Bij de beoordeling van het risico van ernstige schade aan de beschermde belangen als bedoeld in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2271/96, hanteert de Commissie onder meer de volgende, niet-cumulatieve criteria, naargelang van het geval:

    a)

    of het beschermde belang waarschijnlijk specifiek gevaar loopt, gebaseerd op de context, de aard en de oorsprong van schade aan het beschermde belang;

    b)

    het bestaan van een lopend administratief of gerechtelijk onderzoek tegen de aanvrager door, of een eerdere schikkingsovereenkomst met het derde land dat aan de basis ligt van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving;

    c)

    het bestaan van een belangrijke band met het derde land dat aan de basis ligt van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of de daarop volgende handelingen; bijvoorbeeld het feit dat de aanvrager moederondernemingen of dochterondernemingen heeft of een participatie van natuurlijke personen of rechtspersonen die onder de primaire rechtsbevoegdheid vallen van het derde land dat aan de basis ligt van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of de daarop volgende handelingen;

    d)

    of de aanvrager redelijkerwijze maatregelen kan nemen om de schade te vermijden of te beperken;

    e)

    het negatieve effect op het verrichten van economische activiteiten, meer bepaald het feit of de aanvrager aanzienlijk economisch verlies zou lijden dat bijvoorbeeld zijn voortbestaan in gevaar zou kunnen brengen of tot een ernstig risico van faillissement zou kunnen leiden;

    f)

    of de activiteiten van de aanvrager aanzienlijk zouden worden bemoeilijkt, door het verlies van essentiële elementen of middelen die niet gemakkelijk kunnen worden vervangen;

    g)

    of de uitoefening van individuele rechten door de aanvrager in aanzienlijke mate zou worden gehinderd;

    h)

    of er een bedreiging is van de veiligheid, beveiliging, bescherming van het leven en de gezondheid van mensen en van de bescherming van het milieu;

    i)

    of er een bedreiging is van de capaciteit van de Unie om haar humanitair, ontwikkelings- en handelsbeleid uit te voeren, of de externe aspecten van haar interne beleid;

    j)

    de voorzieningszekerheid van strategische goederen of diensten binnen of naar de Unie of een lidstaat en de gevolgen van mogelijke tekorten of onderbreking ervan;

    k)

    de gevolgen voor de interne markt in termen van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal, alsook voor de financiële en economische stabiliteit of essentiële infrastructuur van de Unie;

    l)

    de structurele implicaties van de schade, meer bepaald wat betreft overloopeffecten in andere sectoren;

    m)

    de gevolgen voor de arbeidsmarkt van een of meer lidstaten en de grensoverschrijdende gevolgen binnen de Unie;

    n)

    enige andere relevante factor.

    Artikel 5

    Resultaat van de aanvraag

    1.   Indien de Commissie, na de beoordeling als bedoeld in artikel 4 te hebben uitgevoerd, voldoende bewijs aantreft dat niet-naleving ernstige schade zou veroorzaken aan de beschermde belangen, legt de Commissie onverwijld een ontwerpbesluit aan het Comité extraterritoriale wetgeving voor dat de passende te treffen maatregelen omvat.

    2.   Indien de Commissie, na de beoordeling als bedoeld in artikel 4 te hebben uitgevoerd, onvoldoende bewijs aantreft dat niet-naleving ernstige schade zou veroorzaken aan de beschermde belangen, legt de Commissie een ontwerpbesluit aan het Comité extraterritoriale wetgeving voor waarmee de aanvraag wordt afgewezen.

    3.   Het uiteindelijke besluit wordt door de Commissie onverwijld aan de aanvrager medegedeeld.

    Artikel 6

    Gegevensverwerking

    1.   De Commissie verwerkt persoonsgegevens voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze verordening.

    2.   De verwerking van de persoonsgegevens geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001.

    3.   Voor de toepassing van deze verordening geldt de Dienst Instrumenten buitenlands beleid als de „verantwoordelijke voor de verwerking” voor de Commissie in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001, teneinde te verzekeren dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van die verordening kunnen uitoefenen.

    Artikel 7

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 3 augustus 2018.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 309 van 29.11.1996, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


    Top