Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R0161

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/161 van de Commissie van 23 oktober 2017 tot vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee

C/2017/6982

PB L 30 van 2.2.2018, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2018/161/oj

2.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/161 VAN DE COMMISSIE

van 23 oktober 2017

tot vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen of minimummaten gelden.

(2)

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting met ingang van 1 januari 2015 van toepassing in de kleine pelagische visserij. Voor de visserij in kwestie verleent artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de Commissie de bevoegdheid om door middel van een gedelegeerde handeling op tijdelijke basis en voor een termijn van ten hoogste drie jaar bepalingen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting (teruggooiplannen) vast te stellen.

(3)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 van de Commissie (2) is een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee vastgesteld. Dat teruggooiplan is van toepassing op kleine pelagische visserijen die gebruikmaken van pelagische trawls en/of ringzegens (visserijen op ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel). Om disproportioneel hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen, staat het de teruggooi toe van een klein percentage van de vangsten van soorten waarvoor minimummaten als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) gelden („de-minimisvrijstelling”).

(4)

Het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan verstrijkt op 31 december 2017. Voorts zijn geen maatregelen vastgesteld met het oog op de nadere bepaling van de de-minimisvrijstelling in een meerjarenplan na 31 december 2017. Om disproportioneel hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen, is het daarom passend een de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. De de-minimisvrijstelling moet van toepassing zijn in de onder het huidige teruggooiplan vallende gebieden van de GFCM (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee), i.e. de gebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en 12 (westelijke deel van de Middellandse Zee); 17 en 18 (Adriatische Zee); en 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 (zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee).

(5)

De voorgestelde de-minimisvrijstelling is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), dat daarover geen opmerkingen had, behalve dat in gevallen waarin om een stijging van het de-minimispercentage van 3 % tot 5 % werd verzocht, zulks niet te rechtvaardigen werd geacht. In het licht van het voorgaande is het passend de de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig het in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde percentage en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(6)

Aangezien het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan op 31 december 2017 verstrijkt, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2018 van toepassing zijn. Zoals het vorige, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan, moet deze de-minimisverordening, zoals verzocht door regionale groepen van lidstaten, gelden voor een periode van drie jaar, i.e. tot en met 31 december 2020,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting vastgesteld voor soorten waarvoor minimummaten gelden en die in de Middellandse Zee worden gevangen in kleine pelagische visserijen die gebruikmaken van pelagische trawls en/of ringzegens (visserijen op ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel).

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „soorten waarvoor een minimummaat geldt”: de soorten die zijn vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006;

b)   „Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36′ WL;

c)   „geografisch deelgebied van de GFCM”: geografisch deelgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4);

d)   „westelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en12 van de GFCM;

e)   „zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 van de GFCM;

f)   „Adriatische Zee”: de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM;

g)   „het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee”: de geografische deelgebieden 18, 19 en 20 van de GFCM;

h)   „Malta en bezuiden Sicilië”: de geografische deelgebieden 15 en 16 van de GFCM;

i)   „Egeïsche Zee en Kreta”: de geografische deelgebieden 22 en 23 van de GFCM.

Artikel 3

De-minimisvrijstelling

1.   In de kleine pelagische trawl- en ringzegenvisserijen als bedoeld in de bijlagen I, II en III mag tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor een minimummaat geldt, worden teruggegooid.

2.   In de kleine pelagische ringzegenvisserijen als bedoeld in de bijlagen IV, V en VI mag tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor een minimummaat geldt, worden teruggegooid.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing in afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 oktober 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 21).

(3)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(4)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).


BIJLAGE I

Kleine pelagische visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en 12

OTM, PTM

pelagische trawl

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel

1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11. 2 en 12

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


BIJLAGE II

Kleine pelagische visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

15, 16, 19, 20, 22 23 en 25

OTM, PTM

pelagische trawl

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel

25

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


BIJLAGE III

Kleine pelagische visserijen in de Adriatische Zee

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

17 en 18

OTM, PTM

pelagische trawl

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel

17

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


BIJLAGE IV

Kleine pelagische visserijen in Malta en bezuiden Sicilië

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

15 en 16

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


BIJLAGE V

Kleine pelagische visserijen in de Egeïsche Zee en Kreta

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

22 en 23

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


BIJLAGE VI

Kleine pelagische visserijen in het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee

Geografische deelgebieden van de GFCM

Vistuigcode

Vistuig

Doelsoorten

18, 19 en 20

PS

ringzegen

ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel


Top