Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R0094

Verordening (EU) 2016/94 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen van het Schengenacquis op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

PB L 26 van 2.2.2016, p. 6–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 22/02/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/94/oj

2.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/6


VERORDENING (EU) 2016/94 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 januari 2016

tot intrekking van bepaalde handelingen van het Schengenacquis op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a) en c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van het recht van de Unie is een essentieel onderdeel van de strategie voor beter wetgeven die de instellingen van de Unie ten uitvoer leggen. In dat verband is het passend om handelingen die geen enkel doel meer dienen, in te trekken.

(2)

Een aantal op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vastgestelde en tot het Schengenacquis behorende handelingen zijn niet langer relevant, omdat deze een in de tijd beperkte geldigheidsduur hadden of omdat de inhoud ervan in latere handelingen is opgenomen.

(3)

Besluit SCH/Com-ex (93)14 van het Uitvoerend Comité (2) heeft ten doel de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen te verbeteren enkel ingeval een lidstaat samenwerking weigert. Dat besluit is achterhaald door de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, vastgesteld bij Akte 2000/C-197/01 van de Raad (3), die voorziet in een intensievere samenwerking tussen de lidstaten op het vlak van wederzijdse rechtshulp met betrekking tot alle strafbare feiten en dus ook met betrekking tot sluikhandel in verdovende middelen.

(4)

Verklaring SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz. van het Uitvoerend Comité (4) ziet op de ontvoering van minderjarigen en het wederrechtelijk onttrekken van minderjarigen door één van hun ouders aan het gezag van hun wettelijke bewaarder. Die verklaring is achterhaald door de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Uitvoeringsbesluit 2013/115/EU van de Commissie (6), waarbij nieuwe regels zijn ingevoerd voor de controle van minderjarigen die een buitengrens overschrijden en met betrekking tot de daarmee samenhangende activiteiten van de Sirene-bureaus.

(5)

Bij Besluit SCH/Com-ex (98)52 van het Uitvoerend Comité (7) werd de Schengenleidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking vastgesteld ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van grensoverschrijdende operaties. Dat besluit is achterhaald nu de inhoud van de leidraad is opgenomen in de geactualiseerde catalogus van aanbevelingen voor de juiste toepassing van het Schengenacquis en van beste praktijken inzake: politiële samenwerking, de Leidraad voor grensoverschrijdende operaties en het „Compendium on law enforcement liaison officers” (compendium verbindingsfunctionarissen voor rechtshandhaving).

(6)

Bij Besluit SCH/Com-ex (99)11, 2e herz. van het Uitvoerend Comité (8) is een overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving vastgesteld. Die overeenkomst werd tussen bepaalde lidstaten gesloten, en ook met twee derde landen (IJsland en Noorwegen). Derhalve maakt het geen deel uit van het Schengenacquis. Voorts is deze overeenkomst nooit in werking getreden en heeft geen van de lidstaten een verklaring uit hoofde van artikel 20, lid 3, van die overeenkomst afgelegd betreffende de toepassing van de overeenkomst tussen de lidstaten die deze hebben geratificeerd. Derhalve is dat besluit irrelevant en moet het worden ingetrokken.

(7)

Bij Besluit 2008/173/JBZ van de Raad (9) werden in detail de reikwijdte, de organisatie, de coördinatie en de goedkeuringsprocedures uiteengezet voor bepaalde tests die erop waren gericht te beoordelen of het Schengeninformatiesysteem II (SIS II) voldoet aan de technische en functionele vereisten als bepaald in de rechtsinstrumenten betreffende SIS II. Dat besluit heeft niet langer rechtsgevolgen sinds SIS II op 9 april 2013 van toepassing werd.

(8)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten die achterhaalde besluiten en verklaring worden ingetrokken.

(9)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het intrekken van bepaalde achterhaalde tot het Schengenacquis behorende Uniehandelingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland deelneemt in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (10).

(12)

Na de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk op 24 juli 2013 overeenkomstig artikel 10, lid 4, eerste alinea, eerste zin, van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, zijn de bovenbedoelde achterhaalde besluiten en verklaring met ingang van 1 december 2014 niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, uit hoofde van artikel 10, lid 4, eerste alinea, tweede zin, van dat protocol. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(13)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad (12).

(14)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (14).

(15)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (15), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad (16),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking van achterhaalde handelingen

De volgende handelingen worden ingetrokken:

Besluit SCH/Com-ex (93)14 (bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen),

Verklaring SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz. (ontvoering van minderjarigen),

Besluit SCH/Com-ex (98)52 (leidraad voor politie),

Besluit SCH/Com-ex (99)11 2e herz. (inbreuken op de verkeerswetgeving), en

Besluit 2008/173/JBZ (SIS II-tests).

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 20 januari 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 november 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 december 2015.

(2)  Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen (SCH/Com-ex (93)14) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 427).

(3)  Akte 2000/C-197/01 van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1).

(4)  Verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 betreffende de ontvoering van minderjarigen (SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz.) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 436).

(5)  Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsbesluit 2013/115/EU van de Commissie van 26 februari 2013 tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 71 van 14.3.2013, blz. 1).

(7)  Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (SCH/Com-ex (98)52) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 408).

(8)  Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de Overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving (SCH/Com-ex (99)11, 2e herz.) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 428).

(9)  Besluit 2008/173/JBZ van de Raad van 18 februari 2008 inzake de tests betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 57 van 1.3.2008, blz. 14).

(10)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(11)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(12)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(13)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(14)  Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

(15)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 3.

(16)  Besluit 2011/349/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met name betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1).


Top