Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1929

Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie

PB L 286 van 30.10.2015, p. 1–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/08/2018; stilzwijgende opheffing door 32018R1046

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1929/oj

30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/1


VERORDENING (EU, EURATOM) 2015/1929 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 28 oktober 2015

tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) regelt de opstelling en de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie. Zij bevat met name ook regels inzake overheidsopdrachten. Richtlijnen 2014/23/EU (4) en 2014/24/EU (5) van het Europees Parlement en de Raad werden op 26 februari 2014 vastgesteld en bijgevolg moet Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 worden gewijzigd teneinde rekening te houden met deze richtlijnen bij opdrachten die door de instellingen van de Unie voor eigen rekening worden geplaatst.

(2)

Er moeten bepaalde definities worden toegevoegd en bepaalde technische verduidelijkingen worden aangebracht om ervoor te zorgen dat de terminologie van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 in overeenstemming is met die van de Richtlijnen 2014/23/EU en 2014/24/EU.

(3)

De vóór en na de aanvang van een aanbestedingsprocedure te nemen publiciteitsmaatregelen moeten worden verduidelijkt voor opdrachten boven en onder de in Richtlijn 2014/24/EU vastgestelde drempelwaarden.

(4)

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moet een uitputtende lijst bevatten van alle aanbestedingsprocedures die, ongeacht de drempelwaarden, ter beschikking staan van de instellingen van de Unie.

(5)

Zoals bij Richtlijn 2014/24/EU het geval is, moet Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 het mogelijk maken om vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure een marktconsultatie te houden.

(6)

Daarnaast moet worden verduidelijkt hoe de aanbestedende diensten aan de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, met de verzekering dat zij voor hun opdrachten tegelijkertijd de beste prijs-kwaliteitverhouding kunnen verkrijgen, met name door specifieke keurmerken voor te schrijven en/of van passende gunningsmethoden gebruik te maken.

(7)

Teneinde ervoor te zorgen dat de ondernemers bij de uitvoering van overeenkomsten voldoen aan de geldende verplichtingen op het gebied van milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten of de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU vermelde toepasselijke internationale sociale en milieuovereenkomsten, moeten deze verplichtingen deel uitmaken van de door de aanbestedende dienst omschreven minimumvereisten, en dienen zij in de door de aanbestedende dienst ondertekende overeenkomsten te worden opgenomen.

(8)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Unie moet er door de Commissie een integraal systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting worden opgezet, en moeten de regels voor uitsluiting van deelname aan aanbestedingsprocedures worden aangescherpt met het oog op een betere bescherming van die belangen.

(9)

Het besluit om een ondernemer uit te sluiten van deelname aan aanbestedingsprocedures of het opleggen van een financiële sanctie en het besluit tot bekendmaking van de desbetreffende informatie moeten door de betrokken aanbestedende dienst worden genomen, gezien diens autonomie in administratieve aangelegenheden. Bij ontstentenis van een definitieve rechterlijke beslissing of definitief administratief besluit en bij een ernstige schending van een overeenkomst moet de aanbestedende dienst zijn besluit nemen met inachtneming van de aanbeveling van een instantie op basis van een voorlopige juridische kwalificatie van het gedrag van de betrokken ondernemer. De instantie moet voorts een beoordeling van de duur van een uitsluiting verrichten ingeval de duur niet bij de definitieve rechterlijke beslissing of het definitieve administratief besluit is vastgesteld.

(10)

De rol van de instantie moet erin bestaan voor een samenhangende werking van het uitsluitingssysteem te zorgen. De instantie moet zijn samengesteld uit een vaste voorzitter, vertegenwoordigers van de Commissie en een vertegenwoordiger van de betrokken aanbestedende dienst.

(11)

De voorlopige juridische kwalificatie laat de definitieve beoordeling van het gedrag van de betrokken ondernemer door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De aanbeveling van de instantie en het besluit van de aanbestedende dienst moeten derhalve na de kennisgeving van een dergelijke definitieve beoordeling worden geëvalueerd.

(12)

In Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moet nader worden omschreven welke situaties aanleiding geven tot uitsluiting.

(13)

Een ondernemer moet door de aanbestedende dienst worden uitgesloten wanneer een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is genomen betreffende een ernstige beroepsfout, de opzettelijke dan wel niet-opzettelijke niet-nakoming van de verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen, fraude met een weerslag op de algemene begroting van de Unie („de begroting”), corruptie, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld, de financiering van terrorisme, met terrorisme verband houdende delicten, kinderarbeid of andere vormen van mensenhandel of onregelmatigheden. Hij moet tevens worden uitgesloten bij een ernstige schending van een overeenkomst of bij faillissement.

(14)

Bij het nemen van een besluit tot uitsluiting of oplegging van een financiële sanctie en tot bekendmaking daarvan of tot afwijzing van een ondernemer, moet de aanbestedende dienst ervoor zorgen dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen, en wel door met name rekening te houden met de ernst van de situatie, de budgettaire gevolgen ervan, de tijd die is verlopen sedert het betrokken gedrag werd vertoond, de duur en de herhaling ervan, de opzet of mate van nalatigheid en de mate van medewerking met de betrokken aanbestedende dienst die de ondernemer aan het onderzoek verleent alsmede de bijdrage die hij eraan levert.

(15)

De aanbestedende dienst moet een ondernemer tevens kunnen uitsluiten indien een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die ondernemer, failliet is of in een gelijkaardige situatie van insolventie verkeert of indien die natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplichtingen in verband met het betalen van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen niet nakomt, indien dergelijke situaties gevolgen hebben voor de financiële situatie van de ondernemer.

(16)

Een ondernemer mag niet worden uitgesloten wanneer hij corrigerende maatregelen heeft genomen en zodoende zijn betrouwbaarheid aantoont. Van deze mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt bij de meest ernstige vormen van criminaliteit.

(17)

In het licht van het evenredigheidsbeginsel moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de gevallen waarin er een financiële sanctie kan worden opgelegd als alternatief voor uitsluiting, en de gevallen waarin de ernst van het gedrag van de betrokken ondernemer, bestaande in het pogen op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen, rechtvaardigt dat er naast de uitsluiting een financiële sanctie wordt opgelegd teneinde voor een afschrikkende werking te zorgen. Van de financiële sanctie die door de aanbestedende dienst kan worden opgelegd, moeten bovendien het minimum- en het maximumbedrag worden vastgesteld.

(18)

Het is belangrijk te onderstrepen dat de mogelijkheid tot het toepassen van administratieve en/of financiële sancties op basis van regelgeving, losstaat van de mogelijkheid tot het toepassen van contractuele sancties, zoals een forfaitaire schadevergoeding.

(19)

De uitsluiting moet van beperkte duur zijn, zoals bij Richtlijn 2014/24/EU het geval is, en moet stroken met het evenredigheidsbeginsel.

(20)

De aanvangsdatum en de verjaringstermijn voor het opleggen van administratieve sancties moeten worden vastgesteld.

(21)

Het is belangrijk dat de afschrikkende werking die met de uitsluiting en de financiële sanctie wordt bereikt, kan worden versterkt. In dat opzicht moet de afschrikkende werking worden versterkt door te voorzien in de mogelijkheid tot bekendmaking van de informatie betreffende de uitsluiting en/of de financiële sanctie, met volledige inachtneming van de gegevensbeschermingsvereisten in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6) en in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Dit moet helpen bewerkstelligen dat het betrokken gedrag niet wordt herhaald. Om redenen van rechtszekerheid en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moet worden gespecificeerd in welke situaties er niet tot bekendmaking moet worden overgegaan. In zijn beoordeling moet de aanbestedende dienst rekening houden met eventuele aanbevelingen van de instantie. Van natuurlijke personen mogen de persoonsgegevens uitsluitend bekend worden gemaakt in uitzonderlijke gevallen, die worden gerechtvaardigd door de ernst van de gedraging of de gevolgen ervan voor de financiële belangen van de Unie.

(22)

De informatie betreffende een uitsluiting of een financiële sanctie mag uitsluitend worden bekendgemaakt bij een ernstige beroepsfout, fraude, een aanzienlijke tekortkoming in de nakoming van de belangrijkste verplichtingen van een uit de begroting gefinancierde opdracht of bij een onregelmatigheid.

(23)

De uitsluitingscriteria moeten duidelijk worden onderscheiden van de criteria die in een bepaalde procedure kunnen leiden tot afwijzing.

(24)

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende situaties die doorgaans als „belangenconflict” worden aangeduid, en deze moeten verschillend behandeld worden. Het begrip „belangenconflict” mag uitsluitend worden gebruikt voor gevallen waarbij een ambtenaar of een personeelslid van een instelling van de Unie zich in een dergelijke situatie bevindt. Wanneer een ondernemer poogt een procedure onrechtmatig te beïnvloeden of vertrouwelijke informatie te verkrijgen, moet dit worden behandeld als „ernstige beroepsfout”. Bovendien kunnen ondernemers zich in een situatie bevinden waarin zij wegens een conflicterend belang op beroepsvlak niet voor de uitvoering van een contract gekozen moeten worden. Zo mag een bedrijf geen project evalueren waaraan het zelf heeft deelgenomen en mag een controleur niet in de positie verkeren dat hij rekeningen controleert die hij eerder zelf heeft gecertificeerd.

(25)

De informatie over de vroegtijdige opsporing van risico's en het opleggen van administratieve sancties aan ondernemers moet centraal worden beheerd. Daartoe moet deze informatie worden opgeslagen in een databank die door de eigenaar van het gecentraliseerde systeem, de Commissie, is opgezet en wordt beheerd. Dit systeem moet functioneren in volledige overeenstemming met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en met het recht op bescherming van persoonsgegevens.

(26)

Het opzetten en runnen van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, maar ook andere instellingen en organen, alsmede alle entiteiten die in overeenstemming met de artikelen 59 en 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 de begroting uitvoeren, moeten aan dat systeem deelnemen door relevante informatie aan de Commissie door te geven en zodoende vroegtijdige opsporing van risico's mogelijk te maken.

(27)

De aanbestedende dienst en de instantie moeten het recht op verdediging van de betrokken ondernemers waarborgen. Dezelfde rechten moeten, in verband met een vroegtijdige opsporing, aan ondernemers worden toegekend indien een door de ordonnateur voorgenomen besluit afbreuk zou kunnen doen aan de rechten van de betrokken ondernemer. In geval van fraude, corruptie of elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad en waarover nog geen definitieve rechterlijke beslissing is genomen, moeten de aanbestedende dienst en de instantie de mogelijkheid voor de ondernemer om opmerkingen in te dienen, naar een later tijdstip kunnen verschuiven. Een dergelijk uitstel kan alleen gerechtvaardigd zijn indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van het onderzoek in stand te houden.

(28)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht, met name de plicht om toe te zien op de wettigheid en evenredigheid van sancties, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, het recht op verdediging en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens.

(29)

Aan het Hof van Justitie van de Europese Unie moet volledige rechtsmacht worden verleend ten aanzien van uit hoofde van deze verordening opgelegde sancties, in overeenstemming met artikel 261 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(30)

Ter bevordering van de bescherming van de financiële belangen van de Unie in alle beheersvormen, moeten de entiteiten die betrokken zijn bij de begrotingsuitvoering in gedeeld en indirect beheer, naar gelang van het geval rekening houden met uitsluitingen waartoe door de aanbestedende diensten op Unieniveau is besloten.

(31)

In overeenstemming met Richtlijn 2014/24/EU moet het mogelijk zijn om in willekeurige volgorde te controleren of een ondernemer is uitgesloten, om de selectie- en gunningscriteria toe te passen, en om na te gaan of de voorschriften inzake de aanbestedingsstukken in acht zijn genomen. Bijgevolg moet het mogelijk zijn inschrijvingen af te wijzen op grond van de gunningscriteria, zonder voorafgaande controle van de criteria inzake uitsluiting of selectie van de betrokken inschrijver.

(32)

Opdrachten moeten, conform artikel 67 van Richtlijn 2014/24/EU, worden gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving. Er moet worden duidelijk gemaakt dat de selectiecriteria strikt verband houden met de beoordeling van gegadigden of inschrijvers en dat de gunningscriteria strikt verband houden met de beoordeling van de inschrijvingen.

(33)

Bij aanbestedingen van de Unie moet ervoor worden gezorgd dat de middelen van de Unie op een effectieve, transparante en passende manier worden gebruikt. In dat verband moeten elektronische aanbestedingen bijdragen aan een betere besteding van middelen van de Unie, en de toegang tot overheidsopdrachten voor alle ondernemers verbeteren.

(34)

Verduidelijkt moet worden dat er voor om het even welke procedure een openingsfase en een evaluatie moet zijn. Een gunningsbesluit moet altijd het resultaat zijn van een beoordeling.

(35)

Aangezien de criteria in willekeurige volgorde worden toegepast, moet aan afgewezen inschrijvers die conforme inschrijvingen hebben ingediend, de mogelijkheid worden geboden om op verzoek informatie te krijgen over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving.

(36)

In het kader van raamovereenkomsten met een hernieuwde oproep tot mededinging, is vrijstelling van de verplichting tot verstrekking van informatie over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving in vergelijking met een niet-geselecteerde contractant passend, aangezien de ontvangst van dergelijke informatie door partijen bij dezelfde raamovereenkomst iedere keer na een hernieuwde oproep tot mededinging, de eerlijke concurrentie tussen hen kan schaden.

(37)

Een aanbestedende dienst moet een aanbestedingsprocedure vóór de ondertekening van de overeenkomst kunnen annuleren zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Dit moet gelden onverminderd situaties waarin de aanbestedende dienst op zodanige wijze heeft gehandeld dat hij aansprakelijk kan worden gesteld voor schade overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht.

(38)

Zoals het geval is bij Richtlijn 2014/24/EU moet duidelijk worden gemaakt onder welke voorwaarden een overeenkomst tijdens de uitvoering ervan gewijzigd kan worden zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure. Meer bepaald brengen gevallen als administratieve veranderingen, rechtsopvolging onder algemene titel en toepassing van duidelijke en ondubbelzinnige herzieningsbepalingen of -opties geen veranderingen in de minimumvereisten van de oorspronkelijke procedure teweeg. Een nieuwe aanbestedingsprocedure moet vereist zijn in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke opdracht, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Dergelijke wijzigingen tonen aan dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van die opdracht, met name indien de wijzigingen, hadden zij deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure.

(39)

Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om bij werken, leveringen en complexe diensten contractuele garanties te verlangen teneinde te waarborgen dat essentiële contractuele verplichtingen in acht worden genomen, overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in deze sectoren om de goede uitvoering van overeenkomsten gedurende de gehele looptijd ervan te garanderen.

(40)

Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om de uitvoering van een opdracht te schorsen teneinde na te gaan of er zich fouten, onregelmatigheden of fraudegevallen hebben voorgedaan.

(41)

Teneinde de toepasselijke drempelwaarden en procedures te bepalen, moet worden verduidelijkt of instellingen van de Unie, uitvoerende agentschappen en organen geacht worden aanbestedende diensten te zijn. Zij mogen niet worden geacht aanbestedende diensten te zijn in gevallen waarin zij aankopen doen van een aankoopcentrale. Daarnaast vormen instellingen van de Unie één enkele juridische entiteit en mogen zij geen overeenkomsten maar enkel administratieve akkoorden tussen hun diensten sluiten.

(42)

Het is passend in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 te verwijzen naar de twee drempelwaarden die in Richtlijn 2014/24/EU zijn vastgesteld respectievelijk voor werken en voor leveringen en diensten. Met het oog op vereenvoudiging en ter wille van goed financieel beheer moeten deze drempelwaarden ook gelden voor concessieovereenkomsten, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de behoeften van de instellingen van de Unie op dat gebied. De herziening van die drempelwaarden, zoals vastgesteld in Richtlijn 2014/24/EU, moet bijgevolg rechtstreeks van toepassing zijn op aanbestedingen door de instellingen van de Unie.

(43)

Het is nodig de voorwaarden voor de toepassing van de wachttermijn te verduidelijken.

(44)

Er moet worden verduidelijkt welke ondernemers, afhankelijk van hun vestigingsplaats, toegang hebben tot aanbestedingen door de instellingen van de Unie, en er moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ook internationale organisaties een dergelijke toegang kunnen hebben.

(45)

De toepassing van uitsluitingsgronden moet worden uitgebreid tot andere instrumenten tot uitvoering van de begroting, zoals subsidies, prijzen, financiële instrumenten en bezoldigde deskundigen, evenals tot de uitvoering van de begroting in indirect beheer.

(46)

Het opstellen en vaststellen van speciale verslagen van de Rekenkamer moet tijdig geschieden, onverminderd de absolute onafhankelijkheid van de Rekenkamer bij het bepalen van de duur en tijdstippen van haar controles.

(47)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 geraadpleegd en heeft op 3 december 2014 advies uitgebracht.

(48)

Deze verordening moet in werking treden op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, om ervoor te zorgen dat de gedelegeerde handelingen vanaf het begin van het begrotingsjaar van toepassing kunnen zijn.

(49)

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 58 wordt lid 8 vervangen door:

„8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de wijzen van uitvoering van de begroting, met inbegrip van direct beheer, de bevoegdheidsdelegatie aan uitvoerende agentschappen, en specifieke voorschriften voor indirect beheer met internationale organisaties, met in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen, met publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, met privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en met personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen binnen het GBVB is toevertrouwd. De Commissie is eveneens bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot criteria om organisaties zonder winstoogmerk gelijk te stellen met internationale organisaties.”.

2)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2, eerste alinea, wordt punt d) vervangen door:

„d)

regels en procedures toe te passen die moeten voorzien in een adequate financiering uit middelen van de Unie via aanbestedingen, subsidies, prijzen en financieringsinstrumenten, waaronder de verplichtingen van artikel 108, lid 12;”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   In het kader van de hun toevertrouwde taken voor de uitvoering van de begroting doen de krachtens artikel 58, lid 1, onder c), belaste entiteiten en personen aan preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Daartoe verrichten zij, overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel, vooraf en achteraf controles, met inbegrip van toetsen ter plaatse indien zulks dienstig is, op representatieve en/of risicogerichte steekproeven van verrichtingen, om een effectieve en correcte uitvoering van uit de begroting gefinancierde acties te waarborgen. Daarnaast gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen, tot uitsluiting van toegang tot middelen van de Unie of tot oplegging van financiële sancties, en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.”;

c)

leden 7 en 8 worden vervangen door:

„7.   De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing op de bijdrage van de Unie aan entiteiten die het voorwerp zijn van een afzonderlijke kwijtingsprocedure uit hoofde van de artikelen 208 en 209.

8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake indirect beheer, met inbegrip van de vaststelling van de voorwaarden in indirect beheer waarbij de systemen, regels en procedures van entiteiten en personen gelijkwaardig zijn met die van de Commissie, beheerverklaringen en conformiteitsverklaringen, en de procedures voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen, de verplichting om de Commissie in kennis te stellen van opgespoorde fraude en onregelmatigheden, de uitsluiting van financiering door de Unie van uitgaven die in strijd met de toepasselijke regels zijn gedaan en de oplegging van financiële sancties.”.

3)

In artikel 66 wordt lid 9 als volgt gewijzigd:

a)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„Het activiteitenverslag behelst de resultaten van zijn handelingen ten opzichte van de hem opgedragen doelstellingen, de aan die handelingen verbonden risico's, het gebruik van de ter beschikking gestelde middelen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de systemen voor interne controle, met inbegrip van een globale kosten-batenanalyse van de controles. Het bevat ook informatie over de algemene uitvoering van die handelingen en een beoordeling van de mate waarin de goedgekeurde operationele uitgaven aan beleidsverwezenlijkingen hebben bijdragen en meerwaarde voor de Unie hebben gegenereerd.”;

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„De jaarlijkse activiteitenverslagen van de ordonnateurs en, indien van toepassing, de gedelegeerde ordonnateurs van de instellingen, bureaus, organen en agentschappen betreffende het voorgaande jaar worden uiterlijk op 1 juli van elk jaar op een vlot toegankelijke wijze bekendgemaakt op de internetsite van de respectieve instellingen, bureaus, organen of agentschappen, onder voorbehoud van naar behoren gemotiveerde vertrouwelijkheids- en veiligheidsoverwegingen.”.

4)

In artikel 99 wordt het volgende lid ingevoegd:

„3 bis.   Elk jaar legt de Commissie in het kader van de kwijtingsprocedure en overeenkomstig artikel 319 VWEU op verzoek haar jaarlijks intern controleverslag in de zin van lid 3 van dit artikel voor met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten.”.

5)

Het opschrift van titel V van deel 1 wordt vervangen door:

„TITEL V

PLAATSEN VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN CONCESSIES”.

6)

Artikel 101 wordt vervangen door:

„Artikel 101

Definities voor de toepassing van deze titel

1.   Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

a)   „aanbesteding”: de verwerving door middel van een overeenkomst van werken, leveringen of diensten, en de verwerving of huur van grond, bestaande gebouwen of ander onroerend goed, door een of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers;

b)   „overheidsopdracht”: overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 117 en 190 wordt gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Overheidsopdrachten kunnen betrekking hebben op:

i)

gebouwen;

ii)

leveringen;

iii)

de uitvoering van werken;

iv)

dienstverlening;

c)   „concessieovereenkomst”: overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 117 en 190 wordt gesloten om de uitvoering van werken of de verrichting en het beheer van diensten toe te vertrouwen aan een ondernemer (de „concessie”). De vergoeding bestaat hetzij uitsluitend uit het recht om de werken of diensten te exploiteren, hetzij uit dit recht en een betaling. De gunning van een concessieovereenkomst voor werken of diensten houdt in dat aan de concessiehouder het operationeel risico wordt overgedragen dat inherent is aan de exploitatie van deze werken of diensten en dat het vraagrisico, het aanbodrisico of beide omvat. De concessiehouder wordt geacht het operationeel risico op zich te nemen indien er in normale exploitatieomstandigheden geen garantie voorhanden is dat de investeringen die gedaan zijn of de kosten die gemaakt zijn bij het exploiteren van de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen, kunnen worden terugverdiend;

d)   „overeenkomst”: een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst;

e)   „raamovereenkomst”: een overheidsopdracht tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten met het doel de voorwaarden van de specifieke, daaruit voortvloeiende overeenkomsten die gedurende een bepaalde periode kunnen worden geplaatst, vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid;

f)   „dynamisch aankoopsysteem”: een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik;

g)   „ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van een openbaar lichaam of een groep van dergelijke personen, die de levering van producten, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten, dan wel onroerend goed aanbiedt;

h)   „aanbestedingsstukken”: alle stukken die door de aanbestedende dienst worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van:

i)

de in artikel 103 bedoelde publiciteitsmaatregelen;

ii)

de uitnodiging tot inschrijving;

iii)

het bestek, dat de technische specificaties en de relevante criteria moet bevatten, of de beschrijvende stukken in het geval van een concurrentiegerichte dialoog;

iv)

de ontwerpovereenkomst;

i)   „definitief administratief besluit”: een besluit van een administratieve autoriteit dat onherroepelijk en bindend is overeenkomstig de wetgeving van het land waar de ondernemer is gevestigd of waar de aanbestedende dienst is gevestigd, of overeenkomstig het toepasselijke Unierecht;

j)   „aankoopcentrale”: aanbestedende dienst die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en, waar van toepassing, aanvullende aankoopactiviteiten verricht;

k)   „inschrijver”: ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

l)   „gegadigde”: een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging, of is uitgenodigd, om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een mededingingsprocedure met onderhandeling, een concurrentiegerichte dialoog, een innovatiepartnerschap, een prijsvraag of een onderhandelingsprocedure;

m)   „verkoper”: een ondernemer die staat vermeld op een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelneming of inschrijvingen in te dienen;

n)   „onderaannemer”: een ondernemer die door een gegadigde, inschrijver of contractant wordt voorgesteld als uitvoerder van een deel van een overeenkomst. De onderaannemer heeft geen rechtstreekse juridische verbintenis jegens de aanbestedende dienst.

2.   Een gemengde overeenkomst die betrekking heeft op twee of meer soorten aanbestedingen (werken, leveringen of diensten) of concessies (werken of diensten) of beide, wordt gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het soort aanbestedingen dat kenmerkend is voor het centrale onderwerp van de overeenkomst in kwestie.

3.   Met uitzondering van de artikelen 105 bis tot en met 108 is deze titel niet van toepassing op subsidies en evenmin op overeenkomsten betreffende technische bijstand, zoals omschreven op grond van artikel 125, lid 8, die worden gesloten met de EIB of het Europees Investeringsfonds.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de verdere definitie en het verdere toepassingsgebied van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, inzake de toepasselijke nomenclatuur onder verwijzing naar de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, inzake gemengde overeenkomsten, inzake ondernemers, alsmede inzake raamovereenkomsten en daarop gebaseerde specifieke overeenkomsten, met betrekking tot de maximumduur van raamovereenkomsten en tot de gunning, alsook de methoden voor het uitvoeren, van op raamovereenkomsten gebaseerde specifieke overeenkomsten met een of meer ondernemers.”.

7)

Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Bij de totstandkoming van alle overeenkomsten wordt gezorgd voor een zo ruim mogelijke mededinging, behalve wanneer de in artikel 104, lid 1, onder d), bedoelde procedure wordt toegepast.

De geraamde waarde van een overeenkomst mag niet worden bepaald met het voornemen de toepasselijke regels te omzeilen, noch mag een overeenkomst met dezelfde bedoeling worden opgesplitst.

De aanbestedende dienst verdeelt een overeenkomst in percelen indien dat passend is, met inachtneming van een brede mededinging.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   De aanbestedende diensten gebruiken raamovereenkomsten niet oneigenlijk en evenmin op een wijze die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst.”.

8)

Artikel 103 wordt vervangen door:

„Artikel 103

Publiciteitsmaatregelen

1.   Voor procedures met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 118, lid 1, of artikel 190 bedoelde drempelwaarden, maakt de aanbestedende dienst in het Publicatieblad van de Europese Unie het volgende bekend:

a)

bij de aanvang van een procedure, een aankondiging van de opdracht, behalve bij de in artikel 104, lid 1, onder d), bedoelde procedure;

b)

een aankondiging van een gegunde opdracht, die betrekking heeft op de resultaten van de procedure.

2.   Procedures waarvan de waarde lager is dan de in artikel 118, lid 1, of artikel 190 bedoelde drempelwaarden worden op passende wijze bekendgemaakt.

3.   Bekendmaking van bepaalde informatie over de gunning van een overeenkomst kan achterwege blijven indien zulks de rechtshandhaving zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van ondernemers of een eerlijke mededinging tussen hen zou kunnen belemmeren.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de vereisten voor de bekendmaking van procedures onder verwijzing naar hun waarde in vergelijking met de in artikel 118, lid 1, bedoelde drempelwaarden, inzake de bekendmaking die de aanbestedende dienst kan uitvoeren met volledige inachtneming van het non-discriminatiebeginsel, en inzake de inhoud en de bekendmaking van aankondigingen.”.

9)

Artikel 104 wordt vervangen door:

„Artikel 104

Aanbestedingsprocedures

1.   Voor de gunning van concessieovereenkomsten of overheidsopdrachten, waaronder raamovereenkomsten, kan een van de volgende aanbestedingsprocedures worden gevolgd:

a)

openbare procedure;

b)

niet-openbare procedure, waaronder via een dynamisch aankoopsysteem;

c)

prijsvraag;

d)

onderhandelingsprocedure, ook zonder voorafgaande bekendmaking;

e)

concurrentiegerichte dialoog;

f)

mededingingsprocedure met onderhandeling;

g)

innovatiepartnerschap;

h)

procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

2.   In openbare procedures mag elke belangstellende ondernemer een inschrijving indienen.

3.   In niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, mededingingsprocedures met onderhandeling en innovatiepartnerschappen mag elke ondernemer een verzoek tot deelneming indienen en daartoe de door de aanbestedende dienst verlangde informatie verstrekken. De aanbestedende dienst nodigt alle gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen en die niet verkeren in een situatie als omschreven in de artikelen 106 en 107, uit tot het indienen van een inschrijving.

Niettegenstaande de eerste alinea kan de aanbestedende dienst het aantal gegadigden dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd, beperken op grond van objectieve en niet-discriminerende selectiecriteria, die worden vermeld in de aankondiging van de opdracht of in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd, moet voldoende zijn om een werkelijke mededinging te garanderen.

4.   In alle procedures met onderhandeling onderhandelt de aanbestedende dienst met de inschrijvers over de oorspronkelijke en eventuele daaropvolgende inschrijvingen of delen daarvan, uitgezonderd hun definitieve inschrijvingen, teneinde de inhoud ervan te verbeteren. Over de in de aanbestedingsstukken gespecificeerde minimumvereisten en criteria kan niet worden onderhandeld.

Een aanbestedende dienst kan een opdracht gunnen op basis van de oorspronkelijke inschrijving zonder onderhandeling, mits in de aanbestedingsstukken in die mogelijkheid is voorzien.

5.   De aanbestedende dienst kan gebruikmaken van:

a)

de openbare of de niet-openbare procedure, voor elke aankoop;

b)

de procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 118, lid 1, bedoelde drempelwaarden, voor een eerste selectie van de gegadigden die zullen worden uitgenodigd tot het indienen van inschrijvingen in het licht van toekomstige niet-openbare uitnodigingen tot inschrijving, of met als doel te komen tot een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelneming of inschrijvingen in te dienen;

c)

de prijsvraag, voor het verwerven van een plan of ontwerp dat op basis van vergelijking door een jury wordt geselecteerd;

d)

het innovatiepartnerschap, voor het ontwikkelen van een innovatief product, een innovatieve dienst of innovatieve werken en voor de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende levering, dienstverlening of verrichting van werken;

e)

de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog voor concessieovereenkomsten, voor de in bijlage XIV bij Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) bedoelde dienstencontracten, in gevallen waarin er in antwoord op een openbare of een niet-openbare procedure na afsluiting van de oorspronkelijke procedure slechts onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn ingediend, en voor gevallen waarin dat wordt gerechtvaardigd door de bijzondere omstandigheden onder meer in verband met de aard of de complexiteit van het onderwerp van de overeenkomst, dan wel met de specifieke soort overeenkomst, zoals nader omschreven in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen;

f)

de onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 118, lid 1, bedoelde drempelwaarde of de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, enkel voor bepaalde soorten aankopen die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU vallen en in duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden als bepaald in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

6.   Het dynamisch aankoopsysteem staat gedurende de gehele looptijd open voor elke ondernemer die aan de selectiecriteria voldoet.

De aanbestedende dienst volgt de regels van de niet-openbare procedure voor aanbestedingen via een dynamisch aankoopsysteem.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere regels betreffende de soorten, en bijkomende nadere regelingen voor, de in lid 1 bedoelde aanbestedingsprocedures voor de gunning van overeenkomsten, onder verwijzing naar de waarde ervan in vergelijking met de in artikel 118, lid 1, bedoelde drempelwaarden, inzake het minimumaantal gegadigden dat voor elke soort procedure dient te worden uitgenodigd, inzake de nadere voorwaarden voor gebruikmaking van de verschillende procedures, inzake een dynamisch aankoopsysteem en inzake onregelmatige en onaanvaardbare inschrijvingen.

(8)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).”."

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 104 bis

Interinstitutionele aanbesteding en gezamenlijke aanbesteding

1.   Indien een overeenkomst of een raamovereenkomst van belang is voor twee of meer instellingen, uitvoerende agentschappen of organen in de zin van de artikelen 208 en 209 en zulks de efficiëntie ten goede kan komen, kunnen de betrokken aanbestedende diensten de procedure en het beheer van de daaruit voortvloeiende overeenkomst of raamovereenkomst op interinstitutionele basis uitvoeren onder de leiding van een van de aanbestedende diensten.

Ook de organen die door de Raad zijn opgericht op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU kunnen deelnemen aan interinstitutionele procedures.

De voorwaarden van een raamovereenkomst kunnen alleen van toepassing zijn tussen de aanbestedende diensten die bij de aanvang van de aanbestedingsprocedure met het oog daarop zijn aangewezen en die ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst.

2.   Indien een overeenkomst of raamovereenkomst nodig is voor de uitvoering van een gezamenlijke actie van een instelling en een of meer aanbestedende diensten van lidstaten, kan de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door die instelling en de aanbestedende diensten worden uitgevoerd.

Gezamenlijke aanbesteding mag plaatsvinden met de EVA-staten, alsook met de kandidaat-lidstaten van de Unie, indien deze mogelijkheid uitdrukkelijk is vastgelegd in een bilateraal of multilateraal verdrag.

In het geval van een gezamenlijke aanbestedingsprocedure zijn de voor de instellingen geldende procedurele bepalingen van toepassing.

Indien het aandeel van, of beheerd door, de aanbestedende dienst van een lidstaat in de geraamde totale waarde van de overeenkomst gelijk is aan of hoger is dan 50 %, of in naar behoren gemotiveerde gevallen, kan de instelling besluiten dat de voor de aanbestedende dienst van een lidstaat geldende procedurele bepalingen op de gezamenlijke aanbesteding van toepassing zijn, op voorwaarde dat die bepalingen als gelijkwaardig met die van de instelling kunnen worden beschouwd.

De instelling en de aanbestedende dienst van een lidstaat, een EVA-staat of een kandidaat-lidstaat van de Unie die bij de gezamenlijke aanbesteding betrokken zijn, maken met name afspraken over de praktische nadere regelingen voor de evaluatie van de verzoeken tot deelname of van de inschrijvingen, de gunning van de overeenkomst, het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, en de in geval van geschil bevoegde rechter.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere regels inzake interinstitutionele aanbesteding.”.

11)

Artikel 105 wordt vervangen door:

„Artikel 105

Voorbereiding van een aanbestedingsprocedure

1.   Vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure kan de aanbestedende dienst, ter voorbereiding van de procedure, een marktconsultatie houden.

2.   In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende dienst het onderwerp van de aanbesteding door een beschrijving te geven van zijn behoeften en van de vereiste kenmerken van de aan te kopen werken, leveringen of diensten, en legt hij de toepasselijke uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria vast. De aanbestedende dienst geeft ook aan welke elementen de minimumvereisten zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen. Een van de minimumvereisten is dat wordt voldaan aan de verplichtingen van de toepasselijke milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke voorschriften van het Unierecht, de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten of de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU opgenomen toepasselijke internationale sociale en milieuovereenkomsten.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de inhoud van de aanbestedingsstukken, met name inzake de ontwerpovereenkomsten, inzake de kenmerken van milieu-, sociale of andere keurmerken, normen en standaarden, en inzake de voorbereidende marktconsultatie.”.

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 105 bis

Bescherming van de financiële belangen van de Unie door opsporing van risico's en oplegging van administratieve sancties

1.   Ter bescherming van de financiële belangen van de Unie zet de Commissie een systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting op, dat zij beheert.

Dit systeem heeft ten doel het volgende te vergemakkelijken:

a)

de vroegtijdige opsporing van risico's die de financiële belangen van de Unie in gevaar brengen;

b)

de uitsluiting van een ondernemer die in een van de in artikel 106, lid 1, genoemde uitsluitingssituaties verkeert;

c)

het opleggen van een financiële sanctie aan een ondernemer overeenkomstig artikel 106, lid 13.

2.   Het besluit tot uitsluiting en/of tot oplegging van een financiële sanctie wordt genomen door de aanbestedende dienst. Het is gebaseerd op een definitieve rechterlijke beslissing of op een definitief administratief besluit.

In de in artikel 106, lid 2, bedoelde situaties evenwel verwijst de aanbestedende dienst de zaak naar de in artikel 108 bedoelde instantie, teneinde een gecentraliseerde beoordeling van die situaties te garanderen. In dergelijke gevallen neemt de aanbestedende dienst zijn besluit op basis van een voorlopige juridische kwalificatie, rekening houdend met een aanbeveling van de instantie.

Indien de aanbestedende dienst beslist af te wijken van de aanbeveling van de instantie, verantwoordt hij die beslissing tegenover de instantie.

3.   In de in artikel 107 bedoelde gevallen wijst de aanbestedende dienst een ondernemer in een bepaalde procedure af.”.

13)

Artikel 106 wordt vervangen door:

„Artikel 106

Uitsluitingscriteria en administratieve sancties

1.   De aanbestedende dienst sluit een ondernemer uit van deelname aan onder deze richtlijn vallende aanbestedingsprocedures indien:

a)

hij failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:

i)

op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een overeenkomst;

ii)

sluiten van een contract met andere ondernemers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

pogen het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden;

v)

pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen kan opleveren in de aanbestedingsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de ondernemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 (9);

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 (10), en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (11), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de ondernemer is gevestigd, dan wel het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (12);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (13);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (14), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (15);

e)

de ondernemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (16) heeft begaan.

2.   Indien er geen definitieve rechterlijke beslissing of, indien van toepassing, geen definitief administratief besluit voorhanden is in de in lid 1, onder c), d) en f), bedoelde gevallen of in het in lid 1, onder e), bedoelde geval, sluit de aanbestedende dienst een ondernemer uit op basis van een voorlopige juridische kwalificatie van een in die punten bedoelde gedraging, rekening houdend met vastgestelde feiten of andere bevindingen in de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie.

De in de eerste alinea bedoelde voorlopige kwalificatie laat de beoordeling van het gedrag van de betrokken ondernemer door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De aanbestedende dienst herziet onmiddellijk na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit zijn besluit om de ondernemer uit te sluiten en/of hem een financiële sanctie op te leggen. Indien de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit, stelt de aanbestedende dienst deze vast op basis van vastgestelde feiten en bevindingen, met inachtneming van de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie.

Indien in die definitieve rechterlijke beslissing of dat definitief administratief besluit wordt geoordeeld dat de ondernemer zich niet schuldig heeft gemaakt aan het voorlopig juridisch gekwalificeerde gedrag op basis waarvan hij is uitgesloten, maakt de aanbestedende dienst onverwijld een einde aan die uitsluiting en/of betaalt hij, in voorkomend geval, alle opgelegde financiële sancties terug.

Tot de in de eerste alinea bedoelde feiten en bevindingen behoren met name:

a)

feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door de Rekenkamer, OLAF, of van een interne audit, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur;

b)

niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;

c)

besluiten van de ECB, de EIB, het Europees Investeringsfonds of internationale organisaties;

d)

besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht.

3.   Elk besluit van de aanbestedende dienst op grond van de artikelen 106, 107 en 108 of, indien van toepassing, elke aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, wordt genomen respectievelijk gedaan overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, en met name rekening houdend met de ernst van de situatie, met inbegrip van het effect op de financiële belangen en het imago van de Unie, de tijd die is verlopen sedert het betrokken gedrag werd vertoond, de duur en de herhaling ervan, het opzet of de mate van nalatigheid, het betrokken begrensde bedrag voor lid 1, onder b), van dit artikel of andere verzachtende omstandigheden, zoals de mate waarin de ondernemer samenwerkt met de betreffende bevoegde instantie en zijn bijdrage aan het onderzoek, die door de aanbestedende dienst is erkend, of de openbaarmaking van de uitsluitingssituatie door middel van de in lid 10 van dit artikel bedoelde verklaring.

4.   De aanbestedende dienst sluit de ondernemer uit wanneer een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van die ondernemer of die daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van die ondernemer heeft, in een of meer in lid 1, onder c) tot en met f), vermelde situaties verkeert. De aanbestedende dienst sluit een ondernemer ook uit indien een natuurlijke of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die ondernemer, in een of meer in lid 1, onder a) of b), vermelde situaties verkeert.

5.   Indien de begroting wordt uitgevoerd in indirect beheer met derde landen, kan de Commissie op grond van, in voorkomend geval, de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een besluit tot uitsluiting nemen en/of een financiële sanctie opleggen onder de voorwaarden van dit artikel, indien het overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), daarmee belaste derde land dit heeft nagelaten. Dit laat de verantwoordelijkheid, krachtens artikel 60, lid 3, van het derde land inzake voorkoming, opsporing, correctie en kennisgeving van onregelmatigheden en fraude, of het nemen van een besluit tot uitsluiting, dan wel het opleggen van financiële sancties, onverlet.

6.   In de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen kan de aanbestedende dienst een ondernemer voorlopig uitsluiten zonder voorafgaande aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 108, indien de deelneming van de betrokken ondernemer aan aanbestedingsprocedures een ernstige en imminente dreiging voor de financiële belangen van de Unie zou vormen. De aanbestedende dienst verwijst de zaak in dergelijke gevallen onmiddellijk naar de instantie en neemt uiterlijk 14 dagen na ontvangst van de aanbeveling van de instantie een definitief besluit.

7.   De aanbestedende dienst sluit, rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een ondernemer niet uit van deelneming aan een aanbestedingsprocedure indien:

a)

de ondernemer corrigerende maatregelen als vermeld in lid 8 van dit artikel heeft getroffen en aldus zijn betrouwbaarheid aantoont. Dit punt geldt niet in het geval van lid 1, onder d), van dit artikel;

b)

het onontbeerlijk is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, voor een beperkte periode en in afwachting van de vaststelling van corrigerende maatregelen als vermeld in lid 8 van dit artikel;

c)

die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de in lid 3 van dit artikel bedoelde criteria.

Voorts is lid 1, onder a), van dit artikel niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn bedrijfsactiviteiten definitief stopzet, hetzij bij vereffenaars in een insolventieprocedure, een regeling met schuldeisers, of een soortgelijke procedure volgens nationaal recht.

In de gevallen van niet-uitsluiting als bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid specificeert de aanbestedende dienst de redenen waarom de ondernemer niet wordt uitgesloten en stelt hij de in artikel 108 bedoelde instantie in kennis van die redenen.

8.   Tot de in lid 7 bedoelde maatregelen om de uitsluitingssituatie te corrigeren, behoren met name:

a)

maatregelen om de oorsprong van de situaties die aanleiding geven tot uitsluiting, in kaart te brengen en concrete technische, organisatorische en personeelsgebonden maatregelen binnen het betrokken werkterrein van de ondernemer waarmee het gedrag kan worden gecorrigeerd en herhaling daarvan kan worden voorkomen;

b)

het bewijs dat de ondernemer corrigerende maatregelen heeft genomen om de schade te vergoeden of te herstellen die aan de financiële belangen van de Unie is toegebracht door de onderliggende feiten die aanleiding geven tot de uitsluitingssituatie;

c)

het bewijs dat de ondernemer de door de bevoegde instantie opgelegde boete of de in lid 1, onder b), bedoelde belastingen of socialezekerheidsbijdragen heeft betaald of de betaling daarvan heeft gewaarborgd.

9.   Rekening houdend, in voorkomend geval, met de herziene aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 108, herziet de aanbestedende dienst ambtshalve of op verzoek van de uitgesloten ondernemer onverwijld zijn besluit tot uitsluiting van die ondernemer, indien deze corrigerende maatregelen heeft genomen die volstaan om zijn betrouwbaarheid aan te tonen of nieuwe elementen heeft verstrekt waaruit blijkt dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitsluitingssituatie niet langer bestaat.

10.   Een gegadigde of inschrijver verklaart bij de indiening van zijn verzoek om deel te nemen of van zijn inschrijving of hij in één van de in lid 1 van dit artikel of in artikel 107, lid 1, bedoelde situaties verkeert, en, in voorkomend geval of hij corrigerende maatregelen heeft genomen als bedoeld in lid 7, onder a), van dit artikel. In voorkomend geval verstrekt de gegadigde of inschrijver dezelfde verklaring, ondertekend door een entiteit waarop hij voornemens is een beroep te doen. Bij overeenkomsten van zeer geringe waarde, die moeten worden omschreven in de overeenkomstig artikel 210 vastgestelde gedelegeerde handelingen, mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van deze vereisten.

11.   Wanneer de aanbestedende dienst daarom verzoekt en dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure, verstrekken de gegadigde of inschrijver, en de entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen, het volgende:

a)

afdoend bewijs dat de gegadigde, inschrijver of entiteit niet in een van de in lid 1 vermelde uitsluitingssituaties verkeert;

b)

informatie over personen die lid zijn van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de gegadigde, inschrijver of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van de gegadigde, inschrijver of entiteit hebben, en afdoend bewijs dat een of meer van deze personen niet in een van de in lid 1, onder c) tot en met f), vermelde uitsluitingssituaties verkeren;

c)

afdoend bewijs dat natuurlijke of rechtspersonen die onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van die gegadigde, inschrijver of entiteit, niet in een in lid 1, onder a) of b), vermelde uitsluitingssituatie verkeren.

12.   De aanbestedende dienst mag de leden 1 tot en met 11 ook toepassen op een onderaannemer. In dat geval verlangt de aanbestedende dienst dat een gegadigde of inschrijver een onderaannemer of een entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen en die zich in een uitsluitingssituatie bevindt, vervangt.

13.   Om voor een afschrikkend effect te zorgen mag de aanbestedende dienst, rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een financiële sanctie opleggen aan een ondernemer die heeft gepoogd toegang tot middelen van de Unie te krijgen door deel te nemen, of te verzoeken om deelneming, aan een aanbestedingsprocedure, terwijl hij, zonder dit overeenkomstig lid 10 van dit artikel te hebben verklaard, in een van de volgende uitsluitingssituaties verkeert:

a)

wat de in lid 1, onder c), d), e) en f), van dit artikel, bedoelde situaties betreft, als alternatief voor een besluit tot uitsluiting van de ondernemer, indien die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de criteria van lid 3 van dit artikel;

b)

wat de in lid 1, onder c), d) en e), van dit artikel, bedoelde situaties betreft, naast een uitsluiting die nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen, indien de ondernemer systematisch en herhaald gedrag heeft vertoond met het voornemen op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen.

Het bedrag van de financiële sanctie vertegenwoordigt tussen 2 % en 10 % van de totale waarde van de overeenkomst.

14.   De duur van de uitsluiting mag niet meer bedragen dan:

a)

de duur die eventueel is vastgesteld in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit van een lidstaat;

b)

vijf jaar voor de in lid 1, onder d), bedoelde gevallen;

c)

drie jaar voor de in lid 1, onder c), e) en f), bedoelde gevallen.

Een ondernemer wordt uitgesloten zolang hij in een van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde situaties verkeert.

15.   De verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan ondernemers bedraagt vijf jaar, gerekend vanaf een van de volgende data:

a)

de datum waarop het gedrag dat aanleiding geeft tot uitsluiting, is vertoond of, bij voortduring of herhaling, de datum waarop het gedrag ophoudt, in de in lid 1, onder b), c), d) en e), van dit artikel, vermelde gevallen;

b)

de datum van de definitieve rechterlijke beslissing van een nationale rechterlijke instantie of van het definitief administratief besluit in de in lid 1, onder b), c) en d), van dit artikel vermelde gevallen.

De verjaringstermijn wordt gestuit door enige handeling van de Commissie, OLAF, de instantie als bedoeld in artikel 108 of enige bij de uitvoering van de begroting betrokken entiteit, waarvan aan de ondernemer kennis wordt gegeven en die betrekking heeft op het onderzoek of de gerechtelijke procedure. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen op de dag volgend op de stuiting.

Voor de toepassing van lid 1, onder f), van dit artikel geldt de verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan ondernemers die is vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

Indien verschillende van de in lid 1 van dit artikel genoemde redenen in aanmerking komen voor het gedrag van de ondernemer, geldt de verjaringstermijn van de ernstigste reden.

16.   Om, indien nodig, het afschrikkend effect van de uitsluiting en/of de financiële sanctie te versterken, maakt de Commissie, onder voorbehoud van een besluit van de aanbestedende dienst, de volgende informatie betreffende de uitsluiting en, in voorkomend geval, betreffende de financiële sanctie voor de in lid 1, onder c), d), e) en f), van dit artikel bedoelde gevallen bekend op haar internetsite:

a)

de naam van de betrokken ondernemer;

b)

de uitsluitingssituatie onder verwijzing naar lid 1 van dit artikel;

c)

de duur van de uitsluiting en/of het bedrag van de financiële sanctie.

Indien het besluit over de uitsluiting en/of de financiële sanctie is genomen op basis van een voorlopige kwalificatie als bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt bij de bekendmaking aangegeven dat er geen definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, geen definitief administratief besluit is. In die gevallen wordt informatie over beroepsprocedures en de status en het resultaat daarvan, alsook elk herzien besluit van de aanbestedende dienst, onverwijld bekendgemaakt. Indien een financiële sanctie is opgelegd, wordt bij de bekendmaking aangegeven of die sanctie is betaald.

Het besluit om de informatie bekend te maken, wordt genomen door de aanbestedende dienst, hetzij ingevolge de betrokken definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, het definitieve administratieve besluit, hetzij ingevolge de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, naar gelang van het geval. Dat besluit wordt van kracht drie maanden na de kennisgeving ervan aan de ondernemer.

De bekendgemaakte informatie wordt verwijderd zodra een eind is gekomen aan de uitsluiting. In het geval van een financiële sanctie wordt de bekendmaking zes maanden na de betaling ervan verwijderd.

In het geval van persoonsgegevens informeert de aanbestedende dienst overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 de ondernemer over zijn rechten op grond van de toepasselijke gegevensbeschermingsregelgeving en over de voor de uitoefening van die rechten beschikbare procedures.

17.   De in lid 16 van dit artikel bedoelde informatie wordt in geen enkele van de volgende omstandigheden bekendgemaakt:

a)

indien het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of een nationale gerechtelijke procedure moet worden gewaarborgd;

b)

indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken ondernemer of anderszins buiten verhouding zou zijn op basis van de evenredigheidscriteria in lid 3 van dit artikel en het bedrag van de financiële sanctie;

c)

indien het een natuurlijk persoon betreft, tenzij de bekendmaking van persoonsgegevens uitzonderlijk gerechtvaardigd is, onder meer door de ernst van de gedraging of het effect daarvan op de financiële belangen van de Unie. In dergelijke gevallen wordt in het besluit om de informatie bekend te maken naar behoren rekening gehouden met het recht op privacy en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001.

18.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de inhoud van de in lid 10 van dit artikel bedoelde verklaring, inzake het in lid 11, onder a), van dit artikel bedoelde bewijs om aan te tonen dat een ondernemer niet in een van de uitsluitingssituaties verkeert, mede onder verwijzing naar het Uniform Europees Aanbestedingsdocument als bepaald in artikel 59, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU, alsook inzake de situaties waarin de aanbestedende dienst al dan niet mag eisen dat een dergelijke verklaring of een dergelijk bewijs wordt voorgelegd.

(9)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48."

(10)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1."

(11)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privé-sector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54)."

(12)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42)."

(13)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15)."

(14)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3)."

(15)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1)."

(16)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).”."

14)

Artikel 107 wordt vervangen door:

„Artikel 107

Afwijzing in een bepaalde aanbestedingsprocedure

1.   In het kader van een bepaalde aanbestedingsprocedure kent de aanbestedende dienst geen overeenkomst toe aan een ondernemer die:

a)

in een uitsluitingssituatie verkeert die overeenkomstig artikel 106 is vastgesteld;

b)

valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;

c)

voorheen was betrokken bij het opstellen van aanbestedingsstukken, indien zulks leidt tot vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

2.   Voordat een besluit tot afwijzing van een ondernemer in een bepaalde aanbestedingsprocedure wordt genomen, stelt de aanbestedende dienst de ondernemer in de gelegenheid opmerkingen te maken, tenzij de afwijzing overeenkomstig lid 1, onder a), gemotiveerd is door een besluit tot uitsluiting ten aanzien van de ondernemer, nadat diens opmerkingen zijn onderzocht.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de maatregelen ter vermijding van vervalsing van de mededinging en inzake de verklaring die en het bewijs dat wordt overgelegd om aan te tonen dat een ondernemer niet in een van de in lid 1 van dit artikel genoemde situaties verkeert.”.

15)

Artikel 108 wordt vervangen door:

„Artikel 108

Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting

1.   De binnen het in artikel 105 bis van deze verordening bedoelde systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting uitgewisselde informatie wordt gecentraliseerd in een door de Commissie opgezette databank en wordt beheerd met volledige inachtneming van het recht op privacy en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001 („de databank”).

De betreffende aanbestedende dienst voert de informatie in het kader van zijn lopende aanbestedingsprocedures en bestaande overeenkomsten in de databank in, na kennisgeving te hebben gedaan aan de betrokken ondernemer. Deze kennisgeving kan uitzonderlijk worden uitgesteld indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen om het vertrouwelijke karakter te waarborgen, vervallen.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 heeft een ondernemer die onderworpen is aan het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, het recht over de in de databank bewaarde gegevens te worden geïnformeerd op diens verzoek aan de Commissie.

De in de databank vervatte informatie wordt, waar passend, bijgewerkt na rectificatie, verwijdering of wijziging van gegevens. Ze wordt alleen bekendgemaakt overeenkomstig artikel 106, leden 16 en 17, van deze verordening.

2.   De vroegtijdige opsporing van risico's die de financiële belangen van de Unie in gevaar brengen, als bedoeld in artikel 105 bis, lid 1, onder a), van deze verordening, berust op de doorgifte van informatie aan de Commissie door:

a)

OLAF, conform Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17), indien uit een lopend OLAF-onderzoek blijkt dat het ter bescherming van de financiële belangen van de Unie passend zou kunnen zijn voorzorgsmaatregelen te nemen, waarbij terdege wordt gelet op de eerbiediging van procedurele en grondrechten, en op de bescherming van klokkenluiders;

b)

een ordonnateur van de Commissie, van een door de Commissie opgericht Europees bureau of van een uitvoerend agentschap, in het geval van een vermoeden van een ernstige beroepsfout, onregelmatigheden, fraude, corruptie of een ernstige schending van een overeenkomst;

c)

een instelling, een Europees bureau of een agentschap, andere dan deze bedoeld onder b) van dit lid, of een orgaan, in het geval van een vermoeden van een ernstige beroepsfout, onregelmatigheden, fraude, corruptie of een ernstige schending van een overeenkomst;

d)

entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 59 van deze verordening uitvoeren, in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden, indien vereist overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving;

e)

entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 60 van deze verordening uitvoeren, in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden.

3.   Behalve wanneer informatie overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving moet worden ingediend, omvat de krachtens lid 2 van dit artikel door te geven informatie:

a)

de identificatie van de betrokken ondernemer;

b)

een overzicht van de opgespoorde risico's of de desbetreffende feiten;

c)

informatie die voor de ordonnateur nuttig kan zijn bij het verrichten van de in lid 4 van dit artikel bedoelde verificatie of bij het nemen van een besluit tot uitsluiting als bedoeld in artikel 106, lid 1 of lid 2, of een besluit tot oplegging van een financiële sanctie als bedoeld in artikel 106, lid 13;

d)

in voorkomend geval, speciale maatregelen die nodig zijn om het vertrouwelijke karakter van de doorgegeven informatie te waarborgen, met inbegrip van maatregelen voor het vrijwaren van bewijs ter bescherming van het onderzoek of de nationale gerechtelijke procedures.

4.   De Commissie geeft de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie onverwijld door aan haar ordonnateurs en aan die van haar uitvoerende agentschappen, alle andere instellingen, organen en Europese bureaus en agentschappen teneinde deze in staat te stellen de nodige verificatie te verrichten met betrekking tot hun lopende aanbestedingsprocedures en bestaande overeenkomsten.

Bij het verrichten van deze verificatie oefent de ordonnateur zijn bevoegdheden uit als bepaald in artikel 66 en gaat hij niet verder dan hetgeen is bepaald in de voorwaarden van de aanbestedingsstukken en de contractuele bepalingen.

De bewaringstermijn voor de overeenkomstig lid 3 van dit artikel doorgegeven informatie bedraagt ten hoogste één jaar. Indien de aanbestedende dienst tijdens deze termijn de instantie verzoekt een aanbeveling te doen in een geval van uitsluiting, kan de bewaringstermijn worden verlengd totdat de aanbestedende dienst een besluit heeft genomen.

5.   De aanbestedende dienst mag een besluit tot uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie, en een besluit tot bekendmaking van de desbetreffende informatie alleen nemen na ontvangst van een aanbeveling van de instantie, indien dat besluit gebaseerd is op een voorlopige kwalificatie als bedoeld in artikel 106, lid 2.

6.   De instantie wordt bijeengeroepen op verzoek van een aanbestedende dienst als bedoeld in artikel 117.

7.   De instantie is samengesteld uit:

a)

een vaste, onafhankelijke voorzitter op hoog niveau;

b)

twee vertegenwoordigers van de Commissie als eigenaar van het systeem, die een gemeenschappelijk standpunt naar voren brengen, en

c)

één vertegenwoordiger van de verzoekende aanbestedende dienst.

De samenstelling van de instantie waarborgt de juiste juridische en technische expertise.

De instantie wordt bijgestaan door een vast secretariaat, dat door de Commissie is verstrekt, en dat voor de lopende administratie van de instantie zorgt.

8.   De volgende procedure is voor de instantie van toepassing:

a)

de verzoekende aanbestedende dienst legt de zaak voor aan de instantie samen met alle nodige informatie als bedoeld in lid 3 van dit artikel, de feiten en bevindingen als bedoeld in artikel 106, lid 2, en de vermeende uitsluitingssituatie;

b)

de instantie stelt de ondernemer onverwijld in kennis van de betrokken feiten en van de voorlopige juridische kwalificatie ervan; deze feiten kunnen worden aangemerkt als een uitsluitingssituatie, vermeld in artikel 106, lid 1, onder c), d), e) en f), en/of kunnen leiden tot het opleggen van een financiële sanctie. Tegelijkertijd doet de instantie dezelfde kennisgeving aan de andere aanbestedende diensten;

c)

voordat de instantie een aanbeveling aanneemt, stelt zij de ondernemer en de aangemelde aanbestedende diensten in de gelegenheid opmerkingen te maken. De ondernemer en de aangemelde aanbestedende diensten hebben ten minste 15 dagen de tijd om hun opmerkingen in te dienen;

d)

in de in artikel 106, lid 1, onder d) en f), vermelde gevallen kunnen de in punt b) bedoelde kennisgeving en de in punt c) bedoelde mogelijkheid uitzonderlijk worden verschoven naar een later tijdstip, indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen om het vertrouwelijke karakter te handhaven, vervallen;

e)

indien het verzoek van de aanbestedende dienst onder meer is gebaseerd op de door OLAF verstrekte informatie, werkt OLAF met de instantie samen conform Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, waarbij terdege wordt gelet op de eerbiediging van procedurele en grondrechten, en op de bescherming van klokkenluiders;

f)

de instantie neemt haar aanbeveling aan binnen 45 dagen na ontvangst van het verzoek van de aanbestedende dienst. Indien de instantie de ondernemer om aanvullende informatie verzoekt, wordt die termijn verlengd met ten hoogste 15 dagen. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de instantie de termijn om haar aanbeveling aan te nemen verder verlengen met ten hoogste een maand. Indien de ondernemer nalaat zijn opmerkingen in te dienen of de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn te verstrekken, kan de instantie voortgaan met de aanneming van haar aanbeveling.

9.   De aanbeveling van de instantie inzake uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie bevat in voorkomend geval de volgende elementen:

a)

de in artikel 106, lid 2, bedoelde feiten of bevindingen en de voorlopige juridische kwalificatie ervan;

b)

een beoordeling van de noodzaak om een financiële sanctie op te leggen en het bedrag daarvan;

c)

een beoordeling van de noodzaak om de betrokken ondernemer uit te sluiten en, in dat geval, de voorgestelde duur van die uitsluiting;

d)

een beoordeling van de noodzaak om de informatie betreffende de ondernemer die is uitgesloten en/of aan wie een financiële sanctie is opgelegd, bekend te maken;

e)

een beoordeling van de eventuele door de ondernemer genomen corrigerende maatregelen.

Indien de aanbestedende dienst voornemens is een strenger besluit te nemen dan hetwelk was aanbevolen door de instantie, zorgt hij ervoor dat dat besluit wordt genomen met inachtneming van het recht om te worden gehoord en van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens.

10.   De instantie herziet haar aanbeveling tijdens de periode van uitsluiting op verzoek van de aanbestedende dienst in de in artikel 106, lid 9, bedoelde gevallen of na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit tot vaststelling van de redenen voor uitsluiting wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in die rechterlijke beslissing of dat besluit, als bedoeld in artikel 106, lid 2, tweede alinea.

De instantie geeft de verzoekende aanbestedende dienst onverwijld kennis van haar herziene aanbeveling, waarna de aanbestedende dienst zijn besluit herziet.

11.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft onbeperkte rechtsmacht om een besluit waarbij de aanbestedende dienst een ondernemer uitsluit en/of hem een financiële sanctie oplegt, te herzien, waarbij het ook de duur van de uitsluiting kan verkorten of verlengen en/of de opgelegde financiële sanctie nietig kan verklaren, verlagen of verhogen.

12.   Alle entiteiten die deelnemen aan de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 58, krijgen van de Commissie toegang tot de informatie over uitsluitingsbesluiten krachtens artikel 106 teneinde hen in staat te stellen na te gaan of er in het systeem een uitsluiting is opgenomen, zodat zij in voorkomend geval en op eigen verantwoordelijkheid rekening kunnen houden met deze informatie bij het gunnen van overeenkomsten in het kader van de uitvoering van de begroting.

13.   In het kader van het jaarlijkse verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, als bedoeld in artikel 325, lid 5, VWEU, verstrekt de Commissie geaggregeerde informatie over de besluiten die uit hoofde van de artikelen 105 bis tot en met 108 van deze verordening door de aanbestedende diensten zijn genomen. Dat verslag verstrekt ook verdere informatie over besluiten die uit hoofde van artikel 106, lid 7, onder b), van deze verordening en artikel 106, lid 17, van deze verordening, door de aanbestedende diensten zijn genomen en over besluiten van de aanbestedende diensten om af te wijken van de aanbeveling van de instantie uit hoofde van artikel 105 bis, lid 2, derde alinea, van deze verordening.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten en mag het name niet mogelijk maken de betrokken ondernemer te identificeren.

14.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake het systeem van de Unie ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, waaronder haar databank en haar gestandaardiseerde procedures, inzake de organisatie en samenstelling van de instantie, inzake de aanwijzing en de onafhankelijkheid van de voorzitter, en inzake de voorkoming en het beheer van belangenconflicten van de voorzitter en de leden van de instantie.

(17)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).”."

16)

Artikel 109 wordt geschrapt.

17)

Artikel 110 wordt vervangen door:

„Artikel 110

Gunning van overeenkomsten

1.   Overeenkomsten worden gegund op basis van gunningscriteria, mits door de aanbestedende dienst is nagegaan of de volgende voorwaarden in acht zijn genomen:

a)

de inschrijving voldoet aan de minimumeisen die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken;

b)

de gegadigde of inschrijver is niet uitgesloten op grond van artikel 106 en is evenmin afgewezen op grond van artikel 107, en

c)

de gegadigde of inschrijver voldoet aan de selectiecriteria die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken en heeft geen conflicterende belangen die de uitvoering van de overeenkomst negatief kunnen beïnvloeden.

2.   De aanbestedende dienst past de selectiecriteria toe om de geschiktheid van de gegadigde of de inschrijver te evalueren. De selectiecriteria mogen alleen betrekking hebben op de juridische en regelgevende bevoegdheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, de economische en financiële draagkracht, en de technische en beroepsbekwaamheid.

3.   De aanbestedende dienst past de gunningscriteria toe om de inschrijving te evalueren.

4.   Voor de gunning van overeenkomsten baseert de aanbestedende dienst zich op de economisch meest voordelige inschrijving, die wordt bepaald volgens één van deze drie gunningsmethoden: laagste prijs, laagste kosten of beste prijs-kwaliteitverhouding.

Voor de methode met betrekking tot de laagste kosten hanteert de aanbestedende dienst een kosteneffectiviteitsbenadering, met inbegrip van levenscycluskostenberekening.

Voor de beste prijs-kwaliteitverhouding houdt de aanbestedende dienst rekening met de prijs of de kosten en andere kwaliteitscriteria in verband met het voorwerp van de overeenkomst.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de nadere bepalingen inzake de selectiecriteria, de gunningscriteria, waaronder kwaliteitscriteria en de economisch meest voordelige inschrijving, alsook de methodes die worden gebruikt om de levenscycluskosten van de aankoop te beoordelen. De Commissie is ook bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de stukken die bewijs leveren van de rechtsbevoegdheid, de economische en financiële draagkracht en die de technische en beroepsbekwaamheid aantonen, alsook met betrekking tot nadere bepalingen inzake elektronische veilingen en abnormaal lage inschrijvingen.”.

18)

Artikel 111 wordt vervangen door:

„Artikel 111

Indiening, elektronische communicatie en beoordeling

1.   De regels voor de indiening van inschrijvingen waarborgen een werkelijke mededinging, alsmede de vertrouwelijkheid van de inhoud van de inschrijvingen tot de gelijktijdige opening ervan.

2.   De Commissie waarborgt met passende middelen en ter uitvoering van artikel 95 dat inschrijvers de inhoud van hun inschrijving en alle bewijsstukken in elektronisch formaat („e-aanbesteding”) kunnen indienen, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen die in de overeenkomstig artikel 210 vastgestelde gedelegeerde handelingen worden vermeld. De elektronischecommunicatiesystemen die worden gebruikt ter ondersteuning van communicatie en informatie-uitwisseling, zijn niet-discriminerend en algemeen beschikbaar, alsmede interoperabel met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten (ICT-producten), en beperken de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet.

De Commissie brengt geregeld verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad over de voortgang in de tenuitvoerlegging van dit lid.

3.   Indien dit passend en evenredig wordt geacht, kan de aanbestedende dienst, teneinde te waarborgen dat de inschrijvers de door hen ingediende inschrijvingen gestand doen, een voorafgaande garantie verlangen. De vereiste garantie staat in verhouding tot de geraamde waarde van de overeenkomst en wordt op een passend niveau vastgesteld teneinde discriminatie van verschillende ondernemers te voorkomen.

4.   De aanbestedende dienst opent alle verzoeken tot deelname en inschrijvingen. Hij wijst evenwel af:

a)

verzoeken tot deelname en inschrijvingen waarbij de uiterste datum voor ontvangst niet in acht is genomen, zonder deze te openen;

b)

reeds geopende inschrijvingen, zonder bestudering van de inhoud daarvan.

5.   Alle verzoeken tot deelname of inschrijvingen die niet tijdens de in lid 4 bedoelde openingsfase zijn afgewezen, worden door de aanbestedende dienst beoordeeld op grond van de in de aanbestedingsstukken vastgestelde criteria, teneinde de overeenkomst te gunnen of tot een elektronische veiling over te gaan.

6.   Verzoeken tot deelname en inschrijvingen die niet aan alle minimumvereisten van de aanbestedingsstukken voldoen, worden afgewezen.

Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen verzoekt de beoordelingscommissie of de aanbestedende dienst de gegadigden of inschrijvers om binnen de door de commissie of de dienst gestelde termijn aanvullend materiaal of ontbrekende stukken over te leggen, teneinde de stukken ter staving dat aan de uitsluitings- en selectiecriteria is voldaan, te verduidelijken of een abnormaal lage inschrijving te verklaren.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de uiterste termijnen voor ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelname, toegang tot aanbestedingsstukken, de termijnen voor indiening van aanvullende informatie, de termijnen bij dringende gevallen, alsmede met betrekking tot de communicatiemiddelen voor de indiening van inschrijvingen en elektronische catalogi, nadere bepalingen betreffende de technische en juridische voorschriften voor elektronische uitwisselingssystemen en betreffende de uitzondering op het elektronisch indienen van inschrijvingen in naar behoren gemotiveerde gevallen. Voorts is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de mogelijkheid om een inschrijvingsgarantie te verlangen en de voorwaarden waaronder deze garantie kan worden opgevraagd en vrijgegeven, de opening en beoordeling van inschrijvingen en verzoeken tot deelname, en inzake de oprichting en samenstelling van openings- en beoordelingscomités.”.

19)

Artikel 112 wordt vervangen door:

„Artikel 112

Contacten tijdens de aanbestedingsprocedure

1.   Zolang de aanbestedingsprocedure loopt, mogen de contacten tussen de aanbestedende dienst en de gegadigden of inschrijvers slechts plaatshebben onder voorwaarden die transparantie, gelijke behandeling en goed bestuur, zoals bedoeld in artikel 96, garanderen. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen neemt de aanbestedende dienst nadat de uiterste termijn voor ontvangst van inschrijvingen is verstreken, contact op met de inschrijver teneinde duidelijke administratieve fouten te corrigeren of teneinde bevestiging van een specifiek of technisch element te vragen. Deze contacten en eventuele andere contacten mogen niet leiden tot een wijziging van de aanbestedingsstukken of tot wezenlijke veranderingen in de voorwaarden van de ingediende inschrijving, behalve indien in het kader van een in artikel 104, lid 1, bedoelde procedure uitdrukkelijk in deze mogelijkheid wordt voorzien.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake contacten die tijdens de aanbestedingsprocedure tussen de aanbestedende dienst enerzijds, en gegadigden of inschrijvers anderzijds, toegestaan dan wel noodzakelijk zijn.”.

20)

Artikel 113 wordt vervangen door:

„Artikel 113

Gunningsbesluit en informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

1.   De bevoegde ordonnateur beslist aan wie de overeenkomst wordt gegund, met inachtneming van de selectie- en gunningscriteria die in de aanbestedingsstukken zijn vastgesteld.

2.   De aanbestedende dienst deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mee waarom zijn verzoek tot deelname of inschrijving is afgewezen evenals de duur van de in artikel 118, lid 2, bedoelde wachttermijn.

Wat betreft de gunning van specifieke overeenkomsten in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, stelt de aanbestedende dienst de inschrijvers in kennis van het resultaat van de beoordeling.

3.   De aanbestedende dienst stelt op schriftelijk verzoek elke inschrijver die niet in een uitsluitingssituatie verkeert en waarvan de inschrijving conform is met de aanbestedingsstukken, in kennis van:

a)

de naam van de inschrijver, of inschrijvers in het geval van een raamovereenkomst, aan wie de overeenkomst wordt gegund en, behalve in het geval van een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, de betaalde prijs of de waarde van de overeenkomst, naargelang wat passend is;

b)

de voortgang bij de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers.

De aanbestedende dienst kan echter beslissen bepaalde informatie niet mee te delen indien bekendmaking ervan de rechtshandhaving zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van ondernemers of een eerlijke mededinging tussen hen zou vervalsen.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de voorschriften voor en de inhoud van het beoordelingsverslag en het gunningsbesluit, en inzake de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers.”.

21)

Artikel 114 wordt vervangen door:

„Artikel 114

Annulering van de aanbestedingsprocedure

De aanbestedende dienst kan tot op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst de aanbestedingsprocedure annuleren, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op enige schadevergoeding.

Dit besluit wordt gemotiveerd en zo spoedig mogelijk ter kennis van de gegadigden of inschrijvers gebracht.”.

22)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 114 bis

Uitvoering en wijzigingen van de overeenkomst

1.   Met de uitvoering van de opdracht wordt niet begonnen voordat de overeenkomst is ondertekend.

2.   De aanbestedende dienst mag, zonder nieuwe aanbestedingsprocedure, een overeenkomst of raamovereenkomst slechts wijzigen in de gevallen die zijn vastgesteld in lid 3 en mits de wijziging het voorwerp van de overeenkomst of de raamovereenkomst niet wijzigt.

3.   Een overeenkomst of een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst kan zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a)

voor aanvullende werken, leveringen of diensten door de oorspronkelijke contractant die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

een verandering van contractant is niet mogelijk om technische redenen in verband met eisen van uitwisselbaarheid of interoperabiliteit met bestaande uitrusting, diensten of installaties;

ii)

een verandering van contractant zou voor de aanbestedende dienst aanzienlijke extra kosten veroorzaken, en

iii)

prijsverhogingen, inclusief de netto cumulatieve waarde van achtereenvolgende wijzigingen, bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;

b)

indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldig handelende aanbestedende dienst niet kon voorzien, en

ii)

prijsverhogingen bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;

c)

indien het bedrag dat de wijziging met zich meebrengt, lager is dan de volgende drempelwaarden:

i)

de ten tijde van de wijziging toepasselijke drempelwaarden die zijn bedoeld in artikel 118, lid 1, en in de uit hoofde van artikel 190, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen op het gebied van extern optreden, en

ii)

10 % van de oorspronkelijke waarde van de overheidsopdrachten voor diensten en leveringen en van de concessieovereenkomsten voor werken of diensten en 15 % van de oorspronkelijke waarde van de overheidsopdrachten voor werken;

d)

indien de minimumvereisten van de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure niet worden gewijzigd. In dat geval voldoet elke navolgende waardewijziging aan de voorwaarden van punt c) van deze alinea, tenzij deze waardewijziging voortvloeit uit een strikte toepassing van de aanbestedingsstukken of de contractuele bepalingen.

De punten a), c) en d) van de eerste alinea van dit lid kunnen ook van toepassing zijn op raamovereenkomsten.

In de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst wordt geen rekening gehouden met prijswijzigingen.

De netto cumulatieve waarde van meerdere achtereenvolgende wijzigingen op grond van de eerste alinea, punt c), van dit lid bedraagt niet meer dan de daarin vermelde drempelwaarden.

De aanbestedende dienst past de in artikel 103 vermelde publiciteitsmaatregelen achteraf toe.”.

23)

Artikelen 115 tot en met 120 worden vervangen door:

„Artikel 115

Zekerheden

1.   In andere gevallen dan bij overeenkomsten van geringe waarde kan de aanbestedende dienst, indien dit passend en evenredig wordt geacht, per geval en na een risicoanalyse, van contractanten verlangen dat deze een garantie verstrekken teneinde:

a)

de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken;

b)

de inachtneming van essentiële contractuele verplichtingen te waarborgen in het geval van werken, leveringen of complexe diensten;

c)

tijdens de termijn van contractuele aansprakelijkheid de volledige uitvoering van de overeenkomst te waarborgen.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake het soort garantie dat van contractanten mag worden verlangd, met inbegrip van criteria voor risicoanalyse, en inzake het als percentage van de totale waarde van de overeenkomst uitgedrukte maximumbedrag dat per soort garantie mag worden verlangd.

Artikel 116

Wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „wezenlijke fout” verstaan elke schending van een contractueel beding door een handelen of nalaten die tot gevolg heeft of zou kunnen hebben de begroting te schaden.

2.   Indien blijkt dat de procedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, schorst de aanbestedende dienst de procedure en kan hij alle nodige maatregelen nemen, waaronder de annulering van de procedure.

3.   Indien na de ondertekening van de overeenkomst blijkt dat de procedure of de uitvoering van de overeenkomst gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, kan de aanbestedende dienst de uitvoering van de overeenkomst schorsen of in voorkomend geval de overeenkomst beëindigen.

De uitvoering van overeenkomsten kan ook worden geschorst om te verifiëren of vermoede wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraudegevallen zich werkelijk hebben voorgedaan.

Indien de wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraudegevallen door de contractant zijn begaan, kan de aanbestedende dienst bovendien weigeren te betalen of ten onrechte betaalde bedragen terugvorderen in verhouding tot de ernst van de wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude.

4.   OLAF oefent de bij Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (18) aan de Commissie toegekende bevoegdheid uit om in de lidstaten en, conform de overeenkomsten betreffende samenwerking en wederzijdse bijstand, in derde landen en bij internationale organisaties controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de schorsing van de uitvoering van een overeenkomst in geval van fouten, onregelmatigheden of fraude.

Artikel 117

De aanbestedende dienst

1.   De instellingen in de zin van artikel 2, uitvoerende agentschappen en organen in de zin van de artikelen 208 en 209 worden als aanbestedende diensten beschouwd wanneer zij voor eigen rekening overeenkomsten plaatsen, behalve ingeval zij aankopen doen bij een aankoopcentrale. Ingeval diensten van deze instellingen onderling administratieve akkoorden sluiten, worden zij niet als aanbestedende diensten aangemerkt.

Deze instellingen delegeren overeenkomstig artikel 65 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de delegatie van de functie van aanbestedende dienst en betreffende aankoopcentrales.

Artikel 118

Toepasselijke drempelwaarden en wachttermijn

1.   Bij de gunning van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten neemt de aanbestedende dienst bij de keuze van een in artikel 104, lid 1, genoemde procedure de in artikel 4, punten a) en b), van Richtlijn 2014/24/EU vastgestelde drempelwaarden in acht. Deze drempelwaarden zijn bepalend voor de publiciteitsmaatregelen die zijn vastgesteld in artikel 103, leden 1 en 2, van deze verordening.

2.   Onder voorbehoud van de uitzonderingen en voorwaarden die zijn vastgesteld in de overeenkomstig deze verordening aangenomen gedelegeerde handelingen, wordt bij overeenkomsten die de in lid 1 bedoelde drempelwaarden overschrijden de overeenkomst of de raamovereenkomst met de geselecteerde inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken.

3.   Bij gebruik van elektronische communicatiemiddelen bedraagt de wachttermijn tien dagen, en vijftien dagen bij gebruik van andere middelen.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake afzonderlijke opdrachten en opdrachten met percelen, de raming van de waarde van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, en de wachttermijn vóór de ondertekening van de overeenkomst.

Artikel 119

Regels inzake toegang tot aanbestedingen

De deelname aan aanbestedingsprocedures staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van de Verdragen vallen en voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen, gevestigd in een derde land dat met de Unie een bijzondere overeenkomst op het gebied van aanbestedingen heeft gesloten, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst. Deelname staat ook open voor internationale organisaties.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake het voor het verkrijgen van toegang tot aanbestedingen te verstrekken bewijsmateriaal.

Artikel 120

Aanbestedingsregels van de Wereldhandelsorganisatie

Indien de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten plurilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staat de aanbestedingsprocedure ook open voor ondernemers, gevestigd in de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de daarin vastgelegde voorwaarden.

(18)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).”."

24)

Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Artikel 105 bis, leden 1 tot en met 4, lid 6 en lid 7, behalve punt b) van de eerste alinea en de tweede alinea van dat lid, alsmede artikel 106, leden 8, 9, 11 en 13 tot en met 17, en artikel 108 zijn van toepassing op subsidieaanvragers en begunstigden. Artikel 107 is van toepassing op aanvragers. Aanvragers verklaren of zij al dan niet in een van de in artikel 106, lid 1, of in artikel 107 bedoelde situaties verkeren en, in voorkomend geval, of zij al dan niet de in artikel 106, lid 7, punt a), bedoelde corrigerende maatregelen hebben getroffen.

De ordonnateur ziet er bij het verrichten van de nodige verificatie met betrekking tot de lopende subsidieprocedures en bestaande overeenkomsten overeenkomstig artikel 108, lid 4, op toe dat de aanvrager of begunstigde in de gelegenheid is gesteld opmerkingen in te dienen alvorens maatregelen vast te stellen die negatieve gevolgen hebben voor de rechten van die aanvrager of begunstigde.”;

b)

lid 5 wordt geschrapt;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de regelingen met betrekking tot subsidieaanvragen, bewijs dat men zich niet in een uitsluitingssituatie bevindt, aanvragers zonder rechtspersoonlijkheid, rechtspersonen die één aanvrager vormen, subsidiabiliteitscriteria en subsidies van kleine bedragen.”.

25)

In artikel 138, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door:

„In het wedstrijdreglement worden minimaal de voorwaarden voor deelneming, met inbegrip van de uitsluitingscriteria, de toekenningscriteria, het prijzengeld en de betalingsregelingen vastgesteld. Artikel 105 bis, leden 1 tot en met 4, lid 6 en lid 7, behalve punt b) van de eerste alinea en de tweede alinea van dat lid, alsmede artikel 106, leden 8, 9, 11 en 13 tot en met 17, en artikel 108 zijn van toepassing op deelnemers en winnaars. Artikel 107 is van toepassing op deelnemers.”.

26)

In artikel 139 wordt het volgende lid ingevoegd:

„5 bis.   Artikel 105 bis, lid 1, behalve de punten e) en f) van dat lid, artikel 106, leden 2, 3, 4, leden 6 tot en met 9 en leden 13 tot en met 17, alsmede de artikelen 107 en 108 zijn van toepassing op specifieke investeringsinstrumenten of op financiële intermediairs. Eindontvangers verstrekken financieel intermediairs een ondertekende verklaring op erewoord ter bevestiging dat zij zich niet in een van de in artikel 106, lid 1, punten a), b), c) en d), of artikel 107, lid 1, punten b) en c), bedoelde situaties verkeren.”.

27)

In artikel 163 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Rekenkamer deelt aan de betrokken instelling of het betrokken orgaan alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Die opmerkingen zijn vertrouwelijk en het voorwerp van een contradictoire procedure.

De betrokken instelling of het betrokken orgaan stelt de Rekenkamer in het algemeen binnen zes weken na toezending van deze opmerkingen in kennis van haar eventuele antwoorden op deze opmerkingen. Deze termijn wordt in naar behoren gemotiveerde gevallen geschorst, in het bijzonder ingeval het de betrokken instelling of het betrokken orgaan tijdens de contradictoire procedure nodig blijkt om ten behoeve van de afronding van haar of zijn antwoord inlichtingen in te winnen bij lidstaten.

In de antwoorden van de betrokken instelling of het betrokken orgaan wordt rechtstreeks en uitsluitend ingegaan op de opmerkingen van de Rekenkamer.

De Rekenkamer zorgt ervoor dat speciale verslagen opgesteld en vastgesteld worden binnen een passende termijn die, in het algemeen, niet langer duurt dan dertien maanden.

De speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de betrokken instellingen of organen onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en van de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de betrokken instellingen en organen op haar opmerkingen, alsmede het tijdschema voor het opstellen van het speciaal verslag, samen met het speciaal verslag worden gepubliceerd.”.

28)

Artikel 166 wordt vervangen door:

„Artikel 166

Follow-upmaatregelen

1.   Overeenkomstig artikel 319 VWEU en artikel 106 bis van het Euratomverdrag stellen de Commissie, de andere instellingen, en de organen vermeld in de artikelen 208 en 209 van deze verordening, alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

2.   Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengen de in lid 1 bedoelde instellingen en organen verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies die zij hebben gegeven aan hun diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. De lidstaten werken met de Commissie samen door haar de maatregelen mede te delen die zij hebben genomen om aan deze opmerkingen gevolg te geven, zodat de Commissie hiermee in haar verslag rekening kan houden. De verslagen van de instellingen worden ook aan de Rekenkamer toegezonden.”.

29)

In artikel 183, lid 4, wordt de eerste alinea vervangen door:

„4.   Wanneer het GCO overeenkomstig lid 1 van dit artikel deelneemt aan subsidie- of aanbestedingsprocedures, is het niet onderworpen aan de voorwaarden van artikel 105 bis, artikel 106, artikel 107, lid 1, punten a) en b), artikel 108 en artikel 131, lid 4, betreffende bepalingen inzake uitsluitingen en sancties in het kader van aanbestedingen en subsidies.”.

30)

Artikel 190 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Het bepaalde in deel 1, titel V, hoofdstuk 1, betreffende de algemene bepalingen voor aanbestedingen is van toepassing op de opdrachten die onder deze titel vallen, onder voorbehoud van de in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen opgenomen specifieke bepalingen betreffende de drempelwaarden en de regels voor het plaatsen van externe opdrachten. De artikelen 117 en 120 zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde aanbestedingen.

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

a)

aanbestedingen waarbij de Commissie opdrachten niet voor eigen rekening plaatst;

b)

aanbestedingen door in artikel 58, lid 1, onder c), bedoelde entiteiten of personen, indien dat is vastgesteld in de financieringsovereenkomst als bedoeld in artikel 189.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Dit hoofdstuk is niet van toepassing op maatregelen die op grond van sectorspecifieke basishandelingen worden genomen in het kader van hulp bij het beheer van humanitaire crises, alsmede van operaties inzake civiele bescherming en humanitaire hulp.”.

31)

Artikel 191 wordt vervangen door:

„Artikel 191

Regels inzake toegang tot aanbestedingen

1.   De deelname aan aanbestedingsprocedures staat onder gelijke voorwaarden open voor alle personen die vallen onder het toepassingsgebied van de Verdragen en voor alle andere natuurlijke personen en rechtspersonen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisinstrumenten betreffende het betrokken samenwerkingsterrein. Deelname staat ook open voor internationale organisaties.

2.   In de in artikel 54, lid 2, genoemde gevallen kan er worden beslist dat andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in lid 1 van dit artikel onder door de bevoegde ordonnateur naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden aan aanbestedingen kunnen deelnemen.

3.   Indien een overeenkomst inzake de openstelling van de markt voor de aanbesteding van goederen en diensten waarbij de Unie partij is, van toepassing is, staan de uit de begroting gefinancierde aanbestedingsprocedures voor opdrachten onder de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden eveneens open voor natuurlijke en rechtspersonen die zijn gevestigd in andere derde landen dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de toegang tot aanbestedingsprocedures.”.

32)

Aan artikel 204 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor deskundigen gelden artikel 105 bis, artikel 106, leden 1 tot en met 3, lid 7, behalve punt b) van de eerste alinea en de tweede alinea van dat lid, leden 8 tot en met 10, lid 11, onder a), en de leden 13 tot en met 17, en de artikelen 107 en 108.”.

33)

Artikel 209 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste vier leden worden lid 1;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„2.   De leden 2, 3 en 4 van artikel 208 zijn van toepassing.”.

34)

in artikel 211 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onder een dergelijke herziening vallen onder meer de uitvoering van de bepalingen van deel 1, titel VIII, en de termijnen van artikel 163, lid 1.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 28 oktober 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  Standpunt Nr. 1/2015 van 19 januari 2015 (PB C 52 van 13.2.2015, blz. 1).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 oktober 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 oktober 2015.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).


Top