EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1775

Verordening (EU) 2015/1775 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)

PB L 262 van 7.10.2015, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1775/oj

7.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 262/1


VERORDENING (EU) 2015/1775 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 oktober 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) had tot doel het wegnemen van de belemmeringen voor de werking van de interne markt die voortvloeiden uit verschillen tussen nationale maatregelen voor de regulering van de handel in zeehondenproducten. Deze maatregelen zijn genomen in reactie op de morele bezorgdheid bij het publiek over de dierenwelzijnsaspecten van het doden van zeehonden en de mogelijke aanwezigheid op de markt in de Unie van producten die afkomstig zijn van zeehonden die zijn gedood op een manier die buitensporige pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden veroorzaakt. Deze bezwaren werden ondersteund door onderzoek waaruit bleek dat een echt humane dodingsmethode niet consequent en doelmatig kan worden toegepast en gehandhaafd in de specifieke omstandigheden waarin de zeehondenjacht plaatsvindt. Om dat doel te bereiken stelde Verordening (EG) nr. 1007/2009 als algemene regel een verbod in op het op de markt brengen van zeehondenproducten.

(2)

Tegelijkertijd vormt de jacht een integraal onderdeel van de sociale economie, de voeding, de cultuur en de identiteit van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen, omdat hierdoor een grote bijdrage aan hun levensonderhoud en ontwikkeling wordt geleverd, in voedsel en inkomsten ter ondersteuning van het leven en de duurzame bestaansmiddelen van de gemeenschap worden voorzien, alsook het traditionele bestaan van de gemeenschap wordt behouden en voortgezet. Om die redenen leidt de traditioneel door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het publiek als vormen van jacht op zeehonden, die hoofdzakelijk om commerciële redenen worden beoefend. Bovendien wordt overeenkomstig de VN-verklaring over de rechten van inheemse volken, die op 13 september 2007 is aangenomen, en andere relevante internationale instrumenten algemeen erkend dat de fundamentele, economische en sociale belangen van de Inuit- en van andere inheemse gemeenschappen niet negatief mogen worden beïnvloed. Daarnaast hebben drie lidstaten (Denemarken, Nederland en Spanje) het op 27 juni 1989 door de Internationale Arbeidsorganisatie aangenomen Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen (Verdrag nr. 169) (4) geratificeerd. Om die redenen staat Verordening (EG) nr. 1007/2009 het op de markt brengen van zeehondenproducten toe die afkomstig zijn van de jacht die traditioneel door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen die beoefend wordt voor hun levensonderhoud en daartoe bijdraagt.

(3)

In het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 dient het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht te worden toegestaan op voorwaarde dat die jacht wordt beoefend met behoorlijke inachtneming van het dierenwelzijn en op een manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de levenswijze van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen en met het feit dat de jacht bedoeld is om in hun levensonderhoud te voorzien. Daarom dient de uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen te worden beperkt tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen.

(4)

Verordening (EG) nr. 1007/2009 staat eveneens toe om, bij wijze van uitzondering, zeehondenproducten op de markt te brengen indien de jacht uitsluitend wordt beoefend met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee. Hoewel het belang van de jacht die beoefend wordt met het oog op een duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee wordt onderkend, is deze jacht in de praktijk moeilijk te onderscheiden van de grootschalige jacht die hoofdzakelijk voor commerciële redenen wordt beoefend. Dit kan leiden tot ongerechtvaardigde discriminatie met betrekking tot de betreffende zeehondenproducten. Deze uitzondering dient daarom te worden geschrapt. Dat neemt niet weg dat het schrappen van de uitzondering inzake het duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee tot problemen kan leiden in de lidstaten waar van legale zeehondenjacht afkomstige karkassen gebruikt zijn als materiaal voor zeehondenproducten die occasioneel en in kleine hoeveelheden op de plaatselijke markt gebracht zijn. Het is passend dat de Commissie aan haar verstrekte informatie over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, in de betrokken lidstaten opneemt in haar beoordeling van het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten van Verordening (EG) nr. 1007/2009. Het schrappen van die uitzondering doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om de jacht die beoefend wordt met het oog op het duurzame beheer van de rijkdommen van de zee te blijven reguleren.

(5)

Om te waarborgen dat de uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht niet wordt aangewend voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden beoefende jacht, moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om, indien nodig en gestaafd door bewijzen, het op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van die laatste jachtvorm te verbieden, dan wel om de hoeveelheid van die producten die op de markt mag worden gebracht, te beperken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. Het is tevens belangrijk dat de Commissie tot passende raadpleging overgaat met de betrokken landen van oorsprong en met relevante belanghebbenden. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(6)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot nadere bepaling van de administratieve regelingen voor de erkenning van instanties die mogen bevestigen dat aan de voorwaarden voor het op de markt brengen van zeehondenproducten wordt voldaan en voor de uitgifte en controle van verklaringen, alsmede van de administratieve bepalingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de invoer van zeehondenproducten voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden, en tot publicatie van technische richtsnoeren. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(7)

Om de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009 en de daarin opgenomen uitzonderingen te vergemakkelijken, moet de Commissie het publiek en de bevoegde autoriteiten, waaronder de douaneautoriteiten, in kennis stellen van de bepalingen van die verordening en van de gedetailleerde regels op grond waarvan zeehondenproducten die afkomstig zijn van door de Inuit of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht, op de markt kunnen worden gebracht.

(8)

De lidstaten moeten regelmatig verslag uitbrengen over de maatregelen die zij hebben getroffen om Verordening (EG) nr. 1007/2009 uit te voeren. Op grond van die verslagen moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009, met inbegrip van de effecten op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen.

(9)

Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Gelet op de mate waarin de handel in zeehondenproducten geregeld is bij Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, moet Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie (6) worden ingetrokken.

(11)

Verordening (EG) nr. 1007/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1007/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt het volgende punt ingevoegd:

„4 bis.   „andere inheemse gemeenschappen”: gemeenschappen in onafhankelijke landen die als inheems worden beschouwd op grond van hun afstamming van de volkeren die ten tijde van de verovering of de kolonisering of de vaststelling van de huidige staatsgrenzen woonden in het land of in een geografisch gebied waartoe het land behoort, en die, ongeacht hun rechtspositie, hun eigen sociale, economische, culturele of politieke instituties geheel of gedeeltelijk hebben behouden;”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Voorwaarden voor het op de markt brengen

1.   Uitsluitend zeehondenproducten die afkomstig zijn van door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht mogen op de markt worden gebracht, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de jacht wordt traditioneel beoefend door de gemeenschap;

b)

de jacht wordt beoefend voor en draagt bij tot het levensonderhoud van de gemeenschap, waarbij onder meer voedsel en inkomsten ter ondersteuning van het leven en de duurzame bestaansmiddelen van de gemeenschap worden gegenereerd, en wordt niet hoofdzakelijk om commerciële redenen beoefend;

c)

de jacht wordt beoefend met behoorlijke inachtneming van het dierenwelzijn, waarbij rekening wordt gehouden met de levenswijze van de gemeenschap en met het feit dat de jacht bedoeld is om in het levensonderhoud te voorzien.

Voor ingevoerde zeehondenproducten gelden de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden op het tijdstip of op de plaats van invoer.

1 bis.   Wanneer het zeehondenproduct op de markt wordt gebracht, gaat het vergezeld van een document dat bevestigt dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan („verklaring”).

Een verklaring wordt op verzoek afgegeven door een hiervoor door de Commissie erkende instantie.

Deze erkende instanties zijn onafhankelijk en bevoegd voor de uitoefening van hun taken, en worden aan externe controle onderworpen.

2.   In afwijking van lid 1 is de invoer van zeehondenproducten ook toegestaan indien deze occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden. Aard en hoeveelheid van deze goederen zijn niet zodanig dat er aanwijzingen zijn dat zij ingevoerd worden om commerciële redenen.

3.   De toepassing van de leden 1 en 2 mag de verwezenlijking van de doelstelling van deze verordening niet ondergraven.

4.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de administratieve regelingen voor de erkenning van instanties die mogen bevestigen dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden is voldaan en voor de uitgifte en controle van verklaringen, alsmede van de administratieve bepalingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat aan de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   Indien bewezen is dat een zeehondenjacht hoofdzakelijk om commerciële redenen wordt beoefend, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 4 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om het op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van die jacht te verbieden, dan wel de hoeveelheid van die producten die op de markt mag worden gebracht, te beperken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie zoals gebruikelijk overleg pleegt met deskundigen, onder andere uit de lidstaten, voordat zij die gedelegeerde handelingen vaststelt.

6.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot publicatie van technische richtsnoeren met een indicatieve lijst van de codes van de gecombineerde nomenclatuur die eventueel gelden voor de zeehondenproducten waarop dit artikel van toepassing is. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 4 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 10 oktober 2015. Uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 3, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

4)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld uit hoofde van artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad (7). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Met betrekking tot de krachtens artikel 3, lid 4, vastgestelde uitvoeringshandelingen stelt de Commissie, indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(7)  Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1)."

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Informatie

De Commissie stelt het publiek, met het oog op bewustmaking, en de bevoegde autoriteiten, waaronder de douaneautoriteiten, in kennis van de bepalingen van deze verordening en van de regels waaronder zeehondenproducten die afkomstig zijn van door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op de markt kunnen worden gebracht.”.

6)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Rapportage

1.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2018 en vervolgens om de vier jaar een verslag toekomen waarin de maatregelen ter uitvoering van deze verordening worden beschreven.

2.   Binnen twaalf maanden na afloop van elke rapportageperiode als bedoeld in lid 1 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2019 ingediend.

3.   In de verslagen die de Commissie overeenkomstig lid 2 indient, beoordeelt zij het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening bij het bereiken van de doelstellingen ervan.”.

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 737/2010 wordt ingetrokken met ingang van de toepassingsdatum van de uitvoeringshandeling die uit hoofde van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1007/2009 zoals gewijzigd bij deze verordening, moet worden vastgesteld.

Artikel 3

1.   Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van 18 oktober 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 6 oktober 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  Advies van 27 mei 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 8 september 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 1 oktober 2015.

(3)  Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36).

(4)  Verdrag nr. 169 verwijst onder meer naar het recht van inheemse gemeenschappen op zelfidentificatie en op het uitoefenen, voor zover mogelijk, van zeggenschap over hun eigen economische, sociale en culturele ontwikkeling.

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(6)  Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie van 10 augustus 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 216 van 17.8.2010, blz. 1).


Top