This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32015R0865
Commission Implementing Regulation (EU) 2015/865 of 4 June 2015 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain pre- and post-stressing wires and wire strands of non-alloy steel (PSC wires and strands) originating in the People's Republic of China following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Council Regulation (EC) No 1225/2009
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/865 van de Commissie van 4 juni 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/865 van de Commissie van 4 juni 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
PB L 139 van 5.6.2015, p. 12–29
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 02/09/2021
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modified by | 32019R1382 | 04/09/2019 |
5.6.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/865 VAN DE COMMISSIE
van 4 juni 2015
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 383/2009 (2), zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 986/2012 (3), een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”). |
(2) |
De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht van 46,2 %, behalve voor Kiswire Qingdao, Ltd (0 %) en voor Ossen Innovation Materials Co. Joint Stock Company Ltd en Ossen Jiujiang Steel Wire Cable Co. Ltd (beiden 31,1 %). |
2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(3) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (4), heeft de Commissie op 7 februari 2014 een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ontvangen. |
(4) |
Het verzoek werd ingediend door de European Stress Information Service („ESIS”) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bepaalde PSC-draad en -strengen vertegenwoordigen. |
(5) |
Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(6) |
Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 8 mei 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd. |
4. Door het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bestreken tijdvakken
(7) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2013 tot en met 31 maart 2014 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”). |
5. Bij het onderzoek en de steekproef betrokken partijen
(8) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek, producenten in de Unie, producenten-exporteurs in de VRC, importeurs en de haar bekende betrokken gebruikers in de Unie en de vertegenwoordigers van de VRC officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
(9) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie stelde de Commissie in het bericht van opening dat zij overwoog om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven met betrekking tot die belanghebbenden. |
(10) |
In het bericht van opening verklaarde de Commissie dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie had de steekproef samengesteld op basis van de productie van het soortgelijke product. Deze steekproef bestond uit vijf producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 64 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht, maar heeft er geen ontvangen. De voorlopige steekproef werd derhalve bevestigd en wordt als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd. |
(11) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was met betrekking tot de producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs in de Unie, werden die partijen verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de informatie te verstrekken waarom in het bericht van opening werd verzocht. Aangezien geen van deze partijen zich echter kenbaar heeft gemaakt, was een steekproef niet noodzakelijk voor producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs. |
6. Vragenlijsten en verificatie
(12) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen, ingewonnen en gecontroleerd. |
(13) |
Daartoe heeft de Commissie een vragenlijst verzonden aan alle haar bekende betrokken partijen en alle partijen die daarom binnen de in het bericht van opening vermelde termijnen hebben verzocht, te weten bekende producenten-exporteurs in de VRC, bekende producenten in acht derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het soortgelijke product er wordt geproduceerd, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en bekende gebruikers in de Unie. |
(14) |
De vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en twaalf andere producenten stuurden antwoorden op de vragenlijst op. Eén gebruiker stuurde antwoorden op. Door elf gebruikers en drie leveranciers werden schriftelijke opmerkingen ingediend. Geen enkele Chinese producent-exporteur beantwoordde de vragen in de vragenlijst. Van producenten in een derde land met een markteconomie werden drie beantwoorde vragenlijsten ontvangen. |
(15) |
Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(16) |
Het betrokken product betreft niet-beklede draad van niet-gelegeerd staal, verzinkte draad van niet-gelegeerd staal en strengen van niet-gelegeerd staal (al dan niet bekleed) met niet meer dan 18 draden, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7217 10 90, ex 7217 20 90, ex 7312 10 61, ex 7312 10 65 en ex 7312 10 69, van oorsprong uit de VRC. Dit onderzoek heeft geen betrekking op strengen die zijn gegalvaniseerd (evenwel zonder extra bekledingsmateriaal) en die bestaan uit zeven draden waarin de diameter van de kerndraad gelijk is aan of minder dan 3 % groter is dan de diameter van elk van de andere zes draden, waarop de momenteel geldende maatregelen niet van toepassing zijn. |
(17) |
Het betrokken product wordt voornamelijk gebruikt in de bouwsector voor betonwapening, maar kan ook worden gevonden in hangconstructies en tuibruggen. Het wordt vervaardigd uit walsdraad met een hoog koolstofgehalte dat wordt schoongemaakt, getrokken, verhit en, in het geval van strengen, in een spiraal wordt samengebonden om het zijn specifieke eigenschappen wat diameter, weerstand en stabiliteit betreft, te verlenen. |
2. Soortgelijk product
(18) |
Het nieuwe onderzoek bevestigt dat de PSC-draden en -strengen die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden geproduceerd en verkocht, die worden geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt in Zuid-Afrika, dat als referentieland fungeerde, en die worden geproduceerd in de VRC en mogelijk aan de Unie worden verkocht, in wezen dezelfde fysische en technische basiseigenschappen en dezelfde basistoepassingen hebben. |
(19) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
1. Opmerkingen vooraf
(20) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van invoer met dumping uit de VRC. |
(21) |
De VRC heeft in het tijdvak van het nieuwe onderzoek slechts zeer geringe hoeveelheden van het betrokken product uitgevoerd. Het is derhalve niet waarschijnlijk dat invoer met dumping uit de VRC wordt voortgezet. De beoordeling werd beperkt tot de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping, op basis van uitvoerprijzen naar andere derde landen. |
(22) |
Zoals vermeld in overweging 14 heeft de Commissie van de Chinese producenten-exporteurs geen antwoord ontvangen. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, dus overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De Chinese autoriteiten werden dienovereenkomstig in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies te baseren op de beschikbare gegevens. |
(23) |
De waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werd dus beoordeeld aan de hand van de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (van Eurostat, de VRC en andere derde landen) en verslagen van de bedrijfstak. |
2. Referentieland
(24) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt de VRC niet als land met een markteconomie beschouwd. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd Turkije als derde land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde vast te stellen („referentieland”). |
(25) |
De Commissie heeft in het bericht van opening: i) voorzien Turkije in dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen opnieuw te gebruiken als referentieland zoals door de indiener van het verzoek was gesuggereerd; ii) andere derde landen met een markteconomie geïdentificeerd die PSC-draad en -strengen naar de Unie uitvoeren, te weten Brazilië, India, Rusland, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en Thailand. Voor deze landen was het invoervolume van PSC-draden en -strengen in 2013 in de Unie het grootst (op basis van gegevens van Eurostat). |
(26) |
De Commissie heeft onderzocht of PSC-draden en -strengen worden geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat PSC-draden en -strengen er worden geproduceerd. De Commissie heeft contact opgenomen met producenten en hun brancheorganisaties in zeven in het bericht van opening vermelde staalproducerende landen en in de VS. |
(27) |
De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van producenten uit India, Zuid-Afrika en Turkije. De indiener van het verzoek heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik van India als referentieland en stelde dat de binnenlandse markt van dat land wordt verstoord door overheidssubsidies ten bate van de staalindustrie. De Commissie heeft geen opmerkingen van andere belanghebbenden ontvangen. |
(28) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat Zuid-Afrika voor dit onderzoek het meest geschikte referentieland is, vanwege de volgende elementen:
|
3. Waarschijnlijkheid van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
3.1. Vaststelling van de normale waarde
(29) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de informatie die van de medewerkende producent in het referentieland was ontvangen, gebruikt om de normale waarde voor de VRC te vast te stellen. |
(30) |
De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van de medewerkende producent in het referentieland representatief was. De binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers vertegenwoordigde ten minste 5 % van de totale omvang van de uitvoer van PSC-draden en -strengen naar derde landen die werden gebruikt in de berekening van dumping tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis hiervan was de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende producent op de binnenlandse markt van het referentieland representatief. |
(31) |
Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de productsoorten die naar de bij de berekening van dumping gebruikte derde landen werden uitgevoerd. |
(32) |
Vervolgens heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald om vast te stellen of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde. |
(33) |
De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:
|
(34) |
In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(35) |
De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek indien:
|
(36) |
Voor één productsoort, waarvoor op de binnenlandse markt van het referentieland geen binnenlandse verkoop werd geconstateerd, is de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening bepaald door bij het gewogen gemiddelde van de productiekosten van het soortgelijke product een bepaald bedrag op te tellen voor verkoopkosten, voor algemene kosten en administratiekosten en voor winst. |
(37) |
Krachtens artikel 2, lid 6, van de basisverordening werd dit bedrag gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product, in het kader van normale handelstransacties, door de medewerkend producent in het referentieland. |
3.2. Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs
(38) |
Wegens het gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs moesten de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden gebaseerd op beschikbare gegevens. |
(39) |
De Commissie heeft de statistieken van Eurostat geanalyseerd. De uit de VRC ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product waren zeer gering en hun prijzen werden derhalve niet als representatief beschouwd. |
(40) |
De Commissie heeft de Chinese handelsstatistieken geanalyseerd. In deze statistieken werd het betrokken product geclassificeerd onder de GS-codes waaronder ook andere producten vallen van aanzienlijke hogere waarde, zoals producten van roestvrij staal en staalkabels. De Commissie was derhalve van mening dat de Chinese handelsstatistieken niet konden worden gebruikt voor het vaststellen van de waarschijnlijke uitvoerprijs van het betrokken product. |
(41) |
De Commissie heeft de grootste landen van bestemming van de Chinese uitvoer van goederen van HS-codes waaronder het betrokken product valt, geselecteerd (Brazilië, Japan, Maleisië, Zuid-Korea, de VS en Vietnam). De Commissie heeft nader onderzocht of de invoerstatistieken van die landen de identificatie van PSC-draden en -strengen als het betrokken product mogelijk maakten, en of zij aantoonden dat PSC-draden en -strengen in aanzienlijke volumes waren ingevoerd. Aangezien de handelsstatistieken van slechts een aantal van die landen aan deze twee criteria voldeden, werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld op basis van dergelijke handelsstatistieken over de invoer uit de VRC. |
3.3. Vergelijking
(42) |
De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken op basis van fob China. |
(43) |
Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de prijsvergelijkbaarheid, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. In voorkomend geval werden correcties voor verschillen in de vervoers- en verzekeringskosten, niet-terugvorderbare btw, uitvoerkosten, rabatten en kortingen toegepast. |
3.4. Waarschijnlijkheid van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
(44) |
Op grond van het bovenstaande was de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening 27,2 %. |
4. Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken
4.1. Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs
(45) |
Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs is gebruikgemaakt van de volgende bronnen:
|
(46) |
De Chinese staalindustrie staat bekend als veruit de grootste ter wereld. Volgens door de indiener van het verzoek overlegde informatie had de VRC in 2013 een jaarlijkse productie van 2,5 tot 3 miljoen ton PSC-draden en -strengen en een geschatte productiecapaciteit van 4 tot 5 miljoen ton. Van deze productie werd 1 tot 1,5 miljoen ton naar derde landen uitgevoerd en 1 tot 2 miljoen ton op de binnenlandse markt verkocht. De invoer in de VRC van PSC-draden en -strengen was verwaarloosbaar. De ongebruikte reserveproductiecapaciteit in de VRC (1,5 tot 2 miljoen ton) is ten minste drie keer zo groot als de markt van de Unie. |
(47) |
Naar schatting van de indiener van het verzoek bedroeg de productiecapaciteit van PSC-draden en -strengen in de VRC ruim boven de 11 miljoen ton per jaar. Met binnenlandse verkoop en uitvoer tussen de 6 en 7 miljoen ton per jaar zou de totale reservecapaciteit 4 miljoen ton overschrijden. |
(48) |
Voordat de maatregelen werden ingesteld verzevenvoudigde de invoer uit de VRC in drie jaar, tot bijna 87 000 ton (8,2 % van het verbruik gedurende het oorspronkelijke onderzoek maar 17 % van het gebruik van de markt van de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek). |
(49) |
Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een ernstig risico dat de Chinese producenten-exporteurs aanzienlijke hoeveelheden PSC-draden en -strengen op de markt van de Unie zullen verkopen. |
4.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(50) |
Wegens het gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs zijn de bevindingen op de beschikbare gegevens gebaseerd. De beoordeling van het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken, is gebaseerd op openbare bronnen. |
(51) |
De markt van de Unie is van aanzienlijke omvang en was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek naar schatting 365 miljoen EUR waard. Bovendien werd het niveau van prijsonderbieding door de Chinese uitvoer naar de in overweging 41 vermelde derde landen, in vergelijking met de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie, door dit onderzoek vastgesteld op 47 %. Uit deze prijsverschillen blijkt de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het vermogen van de Chinese bedrijfstak om — indien de maatregelen worden ingetrokken — op prijzen te concurreren. |
(52) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben de belanghebbenden nog andere gegevens dan de prijzen verstrekt waaruit de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie blijkt. Het betreft onder meer:
Hieruit blijkt dat de prijzen niet het enige element zijn dat de markt van de Unie voor Chinese exporteurs aantrekkelijk maakt. |
(53) |
De Commissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat er bij intrekking van de maatregelen een aanzienlijk risico bestaat op verlegging van het handelsverkeer van minder aantrekkelijke derde landen naar de markt van de Unie. |
5. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(54) |
De beschikbare reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat het gevaar bestaat dat de Chinese uitvoer met dumping van het betrokken product aanzienlijk zal toenemen wanneer de geldende maatregelen vervallen. |
D. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE
(55) |
Het soortgelijke product werd tijdens de beoordelingsperiode door 21 producenten in de Unie vervaardigd. Die 21 ondernemingen vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
E. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE
1. Verbruik in de Unie
(56) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op te tellen bij de invoer uit de VRC en andere derde landen, op basis van gegevens van Eurostat op het niveau van de Taric-code (geïntegreerd tarief van de Europese Unie). |
(57) |
Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 1 Verbruik in de Unie
|
(58) |
Het verbruik in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode af met 12 %. Deze daling in de vraag trad voornamelijk op in 2011-2012 en volgt een algemene trend in de bouwsector in de nasleep van de financiële crisis. |
2. Invoer uit het betrokken land
2.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
(59) |
Het volume en het marktaandeel van de invoer uit de VRC werden vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. |
(60) |
De invoer in de Unie vanuit het betrokken land en het marktaandeel ontwikkelden zich als volgt: Tabel 2 Volume en marktaandeel van de invoer uit de VRC
|
(61) |
De instelling van antidumpingmaatregelen bracht de invoer uit de VRC vrijwel tot stilstand. De invoer uit de VRC was gedurende de beoordelingsperiode zeer gering en daalde van 676 ton in 2010 (0,1 % van de markt van de Unie) tot 99 ton tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
2.2. Invoerprijs uit het betrokken land
(62) |
Uit de zeer geringe verkoop van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek kan geen zinvolle conclusie worden getrokken. |
(63) |
Aangezien het niet mogelijk was om de Chinese handelsstatistieken met betrekking tot de Chinese uitvoer naar andere markten te gebruiken (zie overweging 40), werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld op basis van de handelsstatistieken van bepaalde derde landen met betrekking tot de invoer van PSC-draden en -strengen uit de VRC (zie overweging 41). |
(64) |
Er werd een vergelijking gemaakt tussen de prijzen van het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie werd vervaardigd en verkocht en de prijzen van PSC-draden en -strengen die in de VRC werden vervaardigd en aan bepaalde derde landen werden verkocht, aangepast aan de cif-prijs, grens Unie. |
(65) |
Uit de prijsvergelijking bleek een aanzienlijke waarschijnlijke prijsonderbiedingsmarge van 47 %. |
3. Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen
(66) |
De omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt: Tabel 3 Omvang en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen
|
(67) |
De invoer uit andere derde landen dan de VRC behield gedurende de beoordelingsperiode een relatief stabiel marktaandeel tussen 4,6 % en 5,9 %. Meer dan de helft van deze invoer kwam uit Thailand en Zuid-Afrika. Andere landen van uitvoer waren India, Rusland en Oekraïne. |
4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
(68) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en parameters die gevolgen hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
4.1. Macro-economische indicatoren
4.1.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(69) |
De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 4 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(70) |
De productie in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode af met 12 %. Vanwege de stabiliteit van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stond de productie in nauw verband met de ontwikkeling van het verbruik van het betrokken product op de markt van de Unie. |
(71) |
De bedrijfstak van de Unie reageerde op deze daling van de productieomvang door zich aanzienlijk in te spannen voor herstructurering. De herstructurering leidde tijdens de beoordelingsperiode tot een daling van de productiecapaciteit van 18 %, meer dan de daling van de vraag. |
(72) |
Hierdoor verbeterde de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode van 66 % tot 70 %. Desondanks bleef de bezettingsgraad suboptimaal, hetgeen suggereert dat overcapaciteit in de bedrijfstak van de Unie blijft bestaan. |
4.1.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(73) |
Het volume van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 5 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(74) |
De verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie daalde gedurende de beoordelingsperiode met 12 %, in overeenstemming met de ontwikkeling van het verbruik in de Unie. |
(75) |
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is gedurende de beoordelingsperiode nagenoeg stabiel gebleven. De gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie was 10 % lager dan de gemiddelde invoerprijs uit derde landen in de laatste drie jaar van de beoordelingsperiode en grofweg equivalent daarvoor. |
4.1.3. Groei
(76) |
De verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde evenredig met het verbruik in de Unie, wat een stabiel marktaandeel van 95,2 % opleverde. |
4.1.4. Werkgelegenheid en productiviteit
(77) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 6 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(78) |
Als gevolg van de herstructurering van de bedrijfstak is de werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald, van 1 580 werknemers in 2010 tot 1 267 werknemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(79) |
De productiviteit steeg tijdens de beoordelingsperiode met 9 %. Dit kwam door een snellere daling van de werkgelegenheid dan van de productie in de Unie. |
4.2. Micro-economische indicatoren
4.2.1. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(80) |
De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 7 Gemiddelde verkoopprijzen in de Unie
|
(81) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 5 %. De stijging tussen 2010 en 2011 en de daaropvolgende daling in het volgende jaar waren voornamelijk te wijten aan de stijging van de prijs van grondstoffen. De prijsdaling die volgde, houdt meer verband met de prijsdruk die voortkwam uit het gecombineerde effect van de daling van het verbruik in de Unie en het bestaan van overcapaciteit in de bedrijfstak van de Unie. |
(82) |
De productiekosten per eenheid daalden tijdens de beoordelingsperiode met 7 %. Zoals hierboven reeds is vermeld, was de stijging in de eerste twee jaren het gevolg van een stijging van de prijs van grondstoffen. Door aanzienlijke herstructureringsinspanningen en verbeteringen van de bezettingsgraad en de productiviteit is de bedrijfstak erin geslaagd om de productiekosten en de gemiddelde verkoopprijzen tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek in evenwicht te houden. |
4.2.2. Loonkosten
(83) |
De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(84) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen met 6 %. Naast inflatie is dit vooral het gevolg van het feit dat arbeidsplaatsen vooral verloren gingen in landen met lage loonkosten en van de geleverde inspanningen ter verbetering van de productiviteit. |
4.2.3. Voorraden
(85) |
De voorraden van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de boordelingsperiode als volgt: Tabel 9 Voorraden
|
(86) |
De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 %. De eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie bleven echter op een stabiel, laag deel van de productie in de Unie. |
4.2.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(87) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 10 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen
|
(88) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. In zijn geheel verbeterde de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten tijdens de beoordelingsperiode, van een zeer lage basis van — 3,2 % tot een break-evenpoint in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(89) |
De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten te financieren. De nettokasstroom vertoonde dezelfde ontwikkeling als de winstgevendheid, namelijk een continue stijging tijdens de beoordelingsperiode met een duidelijke verbetering tijdens de laatste drie perioden tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(90) |
De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode af met 48 %. Het ging voornamelijk om investeringen die noodzakelijk waren voor het onderhoud. |
(91) |
NET als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen van de productie en verkoop van het soortgelijke product negatief, maar verbeterde het vanaf 2011. Uit de verschillende percentages ten opzichte van andere financiële indicatoren blijken de lage kapitaalintensiteit van de bedrijfstak van de Unie en de afname van het nettovermogen door de beperkte mate van investeringen. |
(92) |
In een economische context die wordt gekenmerkt door beperkte toegang tot financiering, vooral voor aan de bouw gerelateerde sectoren, en gezien de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie, was er slechts een zeer gering vermogen om nieuw kapitaal aan te trekken. |
4.2.5. Hoogte van de dumpingmarge
(93) |
Uit het onderzoek is gebleken dat herhaling van dumping met aanzienlijke dumpingmarges waarschijnlijk is. De hoogte kan derhalve niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. |
4.2.6. Herstel van dumping in het verleden
(94) |
De hierboven onderzochte macro-indicatoren tonen aan dat de bedrijfstak zich nog steeds in een kwetsbare en zwakke situatie bevindt, ook al zijn de antidumpingmaatregelen gedeeltelijk geslaagd in het opheffen van de door producenten in de Unie geleden schade. Over de gehele beoordelingsperiode daalde de omvang van de productie met 12 %, de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie met 12 % en de werkgelegenheid met 20 %. Gedurende de beoordelingsperiode was de bedrijfstak van de Unie verliesgevend. De bedrijfstak van de Unie kon bijgevolg niet volledig van eerdere dumping herstellen en de Commissie is van mening dat de bedrijfstak zeer kwetsbaar blijft voor de schadelijke gevolgen van invoer met dumping op de markt van de Unie. |
5. Conclusie over schade
(95) |
De voornaamste schade-indicatoren toonden een negatieve trend aan, die verband hield met de gevolgen van de crisis voor de bouwsector. Zo is het verbruik, het productievolume en de verkoop tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 12 % gedaald. |
(96) |
De maatregelen waren echter doeltreffend bij het helpen van de bedrijfstak van de Unie om de crisis het hoofd te bieden en aanzienlijke herstructureringsinspanningen te leveren, die hebben geleid tot een verlaging van de productiecapaciteit en het aantal werknemers. |
(97) |
Tijdens de laatste jaren van de beoordelingsperiode waren er tekenen van verbetering zichtbaar in de vorm van een stijging van de productiviteit en van de bezettingsgraad. Daarnaast zijn de productiekosten dicht bij de gemiddelde verkoopprijs gebracht. |
(98) |
Desondanks blijft de situatie voor de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar. Hoewel de meeste financiële indicatoren zijn verbeterd, hebben zij nog geen houdbaar niveau bereikt. Het verbruik en de prijzen blijven laag en er zijn tekenen van blijvende overcapaciteit in de Unie. |
(99) |
De antidumpingmaatregelen hebben hun doel gedeeltelijk bereikt door een deel van de schade die de bedrijfstak van de Unie ondervond als gevolg van de invoer met dumping vanuit de VRC weg te nemen. Hoewel financiële indicatoren als winstgevendheid en investeringsrendement tijdens de beoordelingsperiode zijn verbeterd, blijven zij negatief. De kasstroom is ook verbeterd en is nu licht positief. Bijgevolg is het duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie nog niet volledig is hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping en zich nog steeds in een zwakke situatie bevindt, waardoor hij zeer kwetsbaar blijft voor elke herhaling van invoer met dumping. |
(100) |
Zelfs als de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie als aanmerkelijke schade wordt aangemerkt, kan deze niet worden toegeschreven aan de invoer uit de VRC, die een marktaandeel van minder dan 1 % van de markt van de Unie vertegenwoordigt. Bij gebrek aan prijsdruk uit de VRC heeft de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel kunnen handhaven en zijn verliezen kunnen beperken. |
F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
1. Opmerking vooraf
(101) |
De situatie van de bedrijfstak van de Unie is verbeterd, maar blijft kwetsbaar. Gedurende de hele beoordelingsperiode was de omvang van Chinese invoer verwaarloosbaar. Zoals uiteengezet in de overwegingen 20 tot en met 54, heeft het onderzoek ook aangetoond dat het waarschijnlijk is dat dumping wordt herhaald indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
2. Effect van het verwachte volume van de invoer uit de VRC en gevolgen voor de prijzen bij het intrekken van de maatregelen
(102) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening de potentiële gevolgen van de invoer uit de VRC voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie onderzocht en dus beoordeeld of herhaling van schade waarschijnlijk is indien de thans geldende maatregelen zouden komen te vervallen. |
(103) |
In dit onderzoek lag de nadruk op de reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs en hun prijsbeleid bij uitvoer naar andere landen. |
(104) |
Zoals vermeld in overweging 46 werd de totale reservecapaciteit voor de productie van PSC-draden en -strengen in de VRC in 2013 geraamd op 1,7 miljoen ton. Dat is ruimschoots meer dan het totale verbruik in de Unie in dezelfde periode. |
(105) |
Redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat als de maatregelen worden ingetrokken, ten minste een deel van deze reservecapaciteit naar alle waarschijnlijkheid zal worden bestemd voor de markt van de Unie. |
(106) |
Zoals opgemerkt in overweging 48 verzevenvoudigde de invoer uit China, voordat de geldende maatregelen werden ingevoerd, binnen drie jaar tot bijna 87 000 ton, of 8,2 % van het verbruik tijdens het oorspronkelijke onderzoek en 17 % van het huidige verbruik van de markt van de Unie. Hieruit blijkt dat de Chinese invoer zich bij gebrek aan maatregelen snel over de markt van de Unie kan verspreiden. |
(107) |
Zoals in overweging 65 reeds is vermeld, is het waarschijnlijk dat de Chinese invoer zonder antidumpingrechten de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie met een aanzienlijke marge onderbieden (47 %). Deze zeer hoge waarschijnlijke prijsonderbiedingsmarge op basis van een vergelijking van de Chinese uitvoerprijzen naar derde landen en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie maakt de markt van de Unie voor Chinese uitvoer aantrekkelijker dan de markten van andere derde landen. Bij het vervallen van de maatregelen kunnen de Chinese producenten-exporteurs bij uitvoer naar de Unie prijzen hanteren die nog steeds boven de prijzen in derde landen liggen maar toch de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. |
(108) |
Daaruit heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de maatregelen hoogstwaarschijnlijk de prijsdruk en hun marktaandeel op de markt van de Unie zullen vergroten, waardoor aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie zal worden veroorzaakt. |
3. Conclusie
(109) |
Gezien de bevindingen van het onderzoek, namelijk de geraamde reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs en de verwachte prijzen van de invoer uit China, wordt geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot herhaling van schade en de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie zou verergeren als gevolg van de waarschijnlijke toename van Chinese invoer tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. |
G. BELANG VAN DE UNIE
(110) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs, leveranciers en gebruikers. |
(111) |
Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. |
(112) |
Op basis hiervan heeft de Commissie onderzocht of er, ondanks het feit dat de dumping en de schade waarschijnlijk zullen worden herhaald, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is. |
1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(113) |
Uit het onderzoek is gebleken dat herhaling van aanmerkelijke schade waarschijnlijk is, indien de maatregelen tegen de invoer uit de VRC zouden komen te vervallen. |
(114) |
Indien de maatregelen worden gehandhaafd, kan worden verwacht dat de bedrijfstak van de Unie de herstructurering ten volle zal kunnen doorvoeren en uiteindelijk de winstgevendheid zal kunnen verbeteren. |
(115) |
Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat handhaving van de geldende maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
2. Belang van de importeurs/handelaren
(116) |
Er hebben zich na de bekendmaking van het bericht van opening geen importeurs/handelaren gemeld. |
(117) |
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat het instellen van de maatregelen een negatief effect had op hun werkzaamheden, zijn importeurs niet afhankelijk van de VRC en kunnen zij PSC-draden en -strengen verkrijgen uit andere landen van levering zoals Thailand en Zuid-Afrika. |
3. Belang van de leveranciers
(118) |
Drie leveranciers hebben hun steun voor de maatregelen uitgesproken. Twee van hen waren producenten van walsdraad en waren verbonden aan de indiener van het verzoek. De derde onderneming leverde trekolie en chemische stoffen aan de bedrijfstak van de Unie. |
(119) |
De aan de bedrijfstak van de Unie verkochte walsdraad vertegenwoordigt een klein aandeel van de omzet van de sector en het intrekken van de maatregelen heeft derhalve naar verwachting geen significante gevolgen voor de leveranciers. Desalniettemin is het in het belang van de producenten van walsdraad dat de maatregelen worden gehandhaafd. |
4. Belang van de gebruikers
(120) |
Twaalf gebruikers hebben tijdens dit onderzoek contact opgenomen en hun steun uitgesproken voor de maatregelen, waaronder een onderneming die grote hoeveelheden van het soortgelijke product aankoopt. |
(121) |
Geen van de gebruikers heeft onze vragenlijst volledig beantwoord. In het oorspronkelijke onderzoek was echter vastgesteld dat PSC-draden en -strengen 5 % van hun productiekosten vertegenwoordigden en minder dan 1 % van de kosten van hun uiteindelijke afnemers. |
(122) |
Bij gebrek aan maatregelen tegen andere landen dan de VRC hebben gebruikers toegang tot alternatieve bevoorradingsbronnen. Daarnaast hebben de grootste producenten in de Unie vergelijkbare marktaandelen, die een hoge mate van onderlinge concurrentie handhaven. |
(123) |
De gebruikers die zich kenbaar maakten, toonden zich bezorgd dat het intrekken van de maatregelen de bedrijfstak van de Unie zou destabiliseren en derhalve gevolgen zou hebben voor de betrouwbaarheid van hun toeleveringsketen. Zij hechtten meer waarde aan de zekerheid van de toelevering dan aan mogelijke kostenbesparingen. |
5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(124) |
Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen tegen China niet te handhaven. |
H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(125) |
Uit het bovenstaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de bij Verordening (EG) nr. 383/2009 ingestelde antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China, moeten worden gehandhaafd. |
(126) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde rechtspersonen is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn aan de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(127) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (6). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(128) |
Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op niet-beklede draad van niet-gelegeerd staal, verzinkte draad van niet-gelegeerd staal en strengen van niet-gelegeerd staal (al dan niet bekleed) met niet meer dan 18 draden, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7217 10 90, ex 7217 20 90, ex 7312 10 61, ex 7312 10 65 en ex 7312 10 69 (Taric-codes 7217109010, 7217209010, 7312106111, 7312106191, 7312106511, 7312106591, 7312106911 en 7312106991), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het definitieve antidumpingrecht is niet van toepassing op strengen die zijn gegalvaniseerd (evenwel zonder extra bekledingsmateriaal) bestaande uit zeven draden waarin de diameter van de kerndraad gelijk is aan of minder dan 3 % groter is dan de diameter van elk van de andere zes draden.
2. Het antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:
Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Kiswire Qingdao, Ltd, Qingdao |
0 % |
A899 |
Ossen Innovation Materials Co. Joint Stock Company Ltd, Maanshan, en Ossen Jiujiang Steel Wire Cable Co. Ltd, Jiujiang |
31,1 % |
A952 |
Alle andere ondernemingen |
46,2 % |
A999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht voor alle andere ondernemingen toegepast.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juni 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Verordening (EG) nr. 383/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 118 van 13.5.2009, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 986/2012 van de Raad van 22 oktober 2012 tot verduidelijking van het toepassingsgebied van de bij Verordening (EG) nr. 383/2009 ingestelde definitieve antidumpingrechten op bepaalde PSC-draad en -strengen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 297 van 26.10.2012, blz. 1).
(4) PB C 270 van 19.9.2013, blz. 12.
(5) PB C 138 van 8.5.2014, blz. 33.
(6) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
BIJLAGE
De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een medewerker van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:
1. |
de naam en functie van de medewerker van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld; |
2. |
de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] PSC-draad en -strengen die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is. Datum en handtekening” |