Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D1825

    Besluit (EU) 2015/1825 van de Commissie van 31 juli 2014 betreffende niet-aangemelde steunmaatregel SA.34791 (2013/C) (ex 2012/NN) — België — Reddingssteun ten behoeve van Val Saint-Lambert SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5402) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 269 van 15.10.2015, p. 47–70 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/1825/oj

    15.10.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 269/47


    BESLUIT (EU) 2015/1825 VAN DE COMMISSIE

    van 31 juli 2014

    betreffende niet-aangemelde steunmaatregel SA.34791 (2013/C) (ex 2012/NN) — België — Reddingssteun ten behoeve van Val Saint-Lambert SA

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5402)

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

    Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 11 mei 2012 heeft België bij de Commissie prenotificatie gedaan van reddingssteun ten behoeve van Val Saint-Lambert SA (hierna „VSL”) in de vorm van een lening met rentesubsidie van 1 miljoen EUR. Omdat bleek dat een deel van de reddingssteun, namelijk 400 000 EUR, al op 3 april 2012 was toegekend, heeft de Commissie deze zaak geregistreerd als niet-aangemelde steunmaatregel. Deze steun is niet aangemeld gebleven en ook later is geen aanmelding ontvangen.

    (2)

    Op 3 oktober 2012 hebben de Belgische autoriteiten herstructureringssteun ten behoeve van VSL aangemeld. Deze bestaat erin dat de lening van 1 miljoen EUR wordt verlengd voor tien jaar.

    (3)

    Bij brief van 1 februari 2013 heeft de Commissie België in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie (hierna „VWEU”) in te leiden ten aanzien van deze twee steunmaatregelen en andere aan VSL verleende maatregelen.

    (4)

    Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure (hierna „inleidingsbesluit”) is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de desbetreffende steun en maatregelen te maken.

    (5)

    De Commissie heeft van belanghebbenden geen opmerkingen ter zake ontvangen.

    (6)

    Op 21 maart 2013 heeft België zijn opmerkingen bij het inleidingsbesluit gezonden.

    (7)

    Bij brief van 14 november 2013 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie meegedeeld dat zij de aanmelding met betrekking tot de herstructureringssteun wilden intrekken. Bijgevolg wordt deze maatregel niet onderzocht in het kader van dit besluit.

    (8)

    Bij brieven van 17 oktober en 14 november 2013 en bij e-mail van 10 december 2013 heeft de Commissie de Belgische autoriteiten om aanvullende inlichtingen verzocht. De Belgische autoriteiten hebben hierop geantwoord bij brief van 12 december 2013 en bij e-mail van 11 december 2013. Zij hebben verzocht om een verlenging van de termijn om te antwoorden op het verzoek om inlichtingen van 14 november 2013. Deze termijnverlenging is hun bij brief van 19 december 2013 toegestaan. De verklaring van de Belgische autoriteiten werd uiteindelijk op 6 januari 2014 ontvangen. Op 7 februari 2014 heeft de Commissie een nieuw verzoek om inlichtingen verstuurd. De Belgische autoriteiten en de advocaat van de Société wallonne de Gestion et de Participations (hierna „Sogepa”) hebben respectievelijk op 25 en 27 februari 2014 geantwoord. Een nieuw verzoek om inlichtingen werd op 11 april 2014 gezonden aan de Belgische autoriteiten. Bij e-mail van 30 april 2014 heeft de Commissie de verleende termijn voor de Belgische autoriteiten verlengd tot 23 mei 2014. De Commissie heeft hun antwoord daadwerkelijk ontvangen op deze datum.

    (9)

    Bij brief van 18 juni 2014 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie gemachtigd om dit besluit uitsluitend in de Franse taal vast te stellen en ter kennis te brengen.

    2.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN EN DE STEUN

    2.1.   De begunstigde

    (10)

    VSL vervaardigt exclusieve producten in kristal. Zij is gevestigd in het Waalse Seraing, heeft 52 mensen in dienst en heeft een jaaromzet van ongeveer 2 miljoen EUR. Haar producten hebben een goede reputatie, maar de geschiedenis van de onderneming is getekend door een reeks faillissementen. Met name is Cristallerie du Val Saint-Lambert SA in 2002 failliet gegaan en zijn haar activiteiten overgenomen door Cristallerie du Val Saint-Lambert SA (hierna „CVSL”) die werd opgericht op 19 december 2002. Vervolgens heeft de rechtbank van koophandel te Luik bij arrest van 11 augustus 2008 CVSL failliet verklaard. De activiteiten van de onderneming zijn overgenomen door twee particuliere aandeelhouders: Châteaux Finances Corporation (hierna „CFC”), een holdingmaatschappij die diverse ondernemingen op het gebied van vastgoed of in de sector wijnen en gastronomie in handen heeft, en Société de Promotion d'Espaces Commerciaux et Industriels (hierna „Speci”), een onderneming voor beheer en ontwikkeling van vastgoed.

    (11)

    Aanvankelijk had CFC 70 % van het kapitaal van VSL in handen en Speci 30 %. In maart 2011 hebben CFC en het Waals Gewest een kapitaalverhoging doorgevoerd, waaraan Speci niet heeft deelgenomen. VSL is momenteel voor 76 % in handen van CFC terwijl het Waals Gewest en Speci respectievelijk 17 % en 7 % in hun bezit hebben.

    (12)

    Sinds 14 oktober 2013 is VSL opnieuw in een faillissementsprocedure verwikkeld.

    (13)

    VSL heeft een exclusieve licentie voor het gebruik van de merken, tekeningen en schetsen van VSL. Deze licentie is haar sinds januari 2009 verleend door het Waals Gewest, de huidige eigenaar van de merken. Voorheen waren de merken van VSL tot oktober 2005 in het bezit van de Compagnie financière du Val (hierna „CFV”), de opvolger van de Société de Gestion des marques Val Saint-Lambert, die voor 100 % in handen is van Sogepa (op haar beurt voor 100 % in handen van het Waals Gewest).

    (14)

    Bij verkoopovereenkomst van 5 oktober 2005 heeft CFV deze merken overgedragen aan Interagora SA, de moederonderneming van CVSL, voor [500 000-800 000] (3) EUR. Op 11 augustus 2008 is Interagora SA omgedoopt tot Val Saint-Lambert International SA (hierna „VSLI”), failliet gegaan en bleef er nog een schuld van 280 000 EUR aan CFV uitstaan. Het Waals Gewest heeft vervolgens gebruikgemaakt van haar voorkooprecht en werd eigenaar van de merken voor [700 000-1 000 000] EUR in 2008.

    2.2.   Beschrijving van de maatregelen en de steun

    2.2.1.   Maatregel 1: Reddingssteun van 1 miljoen EUR van 3 april 2012

    (15)

    De reddingssteun ten behoeve van VSL bestaat uit een lening met rentesubsidie van 1 miljoen EUR, die op 3 april 2012 is toegekend door het Waals Gewest, vertegenwoordigd door Sogepa (die namens het Gewest handelt voor alle ingrepen waaraan Sogepa deelneemt), voor een termijn van zes maanden tegen een rentevoet van 3,07 % (basisrentevoet 2,07 + 100 punten). De rentevoet werd vervolgens verhoogd met een marge van 100 basispunten als kostenvergoeding ten behoeve van Sogepa, dus tegen 4,07 %. Een gedeelte van de lening van 1 miljoen EUR, zijnde 400 000 EUR, werd toegekend de dag zelf waarop de kredietovereenkomst van 3 april 2012 werd gesloten, zonder dit vooraf aan de Commissie te melden zoals bedoeld in artikel 108, lid 3, VWEU. Het saldo van de lening, zijnde 600 000 EUR, werd verstrekt op een latere datum waarvan de Commissie niet op de hoogte is gebracht. De Commissie is evenwel van mening dat de gehele lening, zijnde 1 miljoen EUR, is verstrekt omdat deze was opgenomen in de schuldvordering gericht aan de rechtbank van koophandel van Luik in het kader van het faillissement van VSL dat door dezelfde rechtbank werd uitgesproken op 14 oktober 2013.

    2.2.2.   Maatregel 2: Herstructureringssteun

    (16)

    Op 3 oktober 2012 hebben de Belgische autoriteiten herstructureringssteun aangemeld. Deze bestaat erin dat de lening van 1 miljoen EUR (d.w.z maatregel 1) werd verlengd voor tien jaar. Bij brief van 14 november 2013 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie echter meegedeeld dat zij de aanmelding met betrekking tot de herstructureringssteun wilden intrekken. De Belgische autoriteiten hebben bij brief van 12 december 2013 bevestigd dat deze steun niet ten uitvoer is gelegd. Bijgevolg wordt deze maatregel niet onderzocht in het kader van dit besluit.

    2.2.3.   Maatregelen 3 tot en met 8

    (17)

    Vóór de toekenning van de vermelde reddingssteun (maatregel 1) heeft het Waals Gewest, vertegenwoordigd door Sogepa en andere overheidsinstanties die eigendom zijn van het Gewest en als CFV handelen in haar naam, in de periode 2008-2011 zes keer ten behoeve van VSL ingegrepen, in de volgende vormen: een garantie van 150 000 EUR (maatregel 3), het gebruik en de overdracht van de merken Val Saint-Lambert (maatregel 4), een lening van 1,5 miljoen EUR (maatregel 5), een kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR (maatregel 6), steun van beperkte omvang (maatregel 7) en de financiering van de saneringswerkzaamheden in het kader van het Cristal Park-project (maatregel 8).

    Maatregel 3: Garantie van 150 000 EUR uit september 2008

    (18)

    CVSL, die de kristalfabriek vóór VSL exploiteerde, is op 11 augustus 2008 failliet verklaard door de rechtbank van koophandel te Luik. Om ondanks de staat van faillissement de bedrijfscontinuïteit te verzekeren met het oog op een overname, heeft het Waals Gewest Sogepa bij besluit van 28 augustus 2008 opdracht gegeven om de curator van het faillissement van CVSL een garantie van 150 000 EUR te verlenen op een lening van 300 000 EUR van ING. Deze garantie is op 24 september 2008 aan de curator van CVSL verleend, zonder enige vergoeding.

    Maatregel 4: Overdracht en gebruik van de merken Val Saint-Lambert in januari 2009

    (19)

    Zoals aangegeven, was CFV tot oktober 2005 eigenaar van de merken van VSL.

    (20)

    Bij verkoopovereenkomst van 5 oktober 2005 heeft CFV deze merken aan Interagora SA overgedragen voor [500 000-800 000] EUR. De betaling van 700 000 EUR moest worden verricht in een schijf van [100 000-500 000] EUR en tien annuïteiten van [10 000-50 000] EUR. Op grond van artikel 7 van deze overeenkomst werd het Waals Gewest een voorkooprecht toegekend indien Interagora SA of haar rechthebbenden vóór 5 oktober 2010 zouden overwegen om de overgedragen merknamen, tekeningen en modellen te verkopen.

    (21)

    Op 11 augustus 2008 is Interagora SA, inmiddels omgedoopt tot VSLI, failliet verklaard en bleef nog een schuld van 280 000 EUR aan CFV uitstaan.

    (22)

    Op 1 oktober 2008 heeft de curator van het faillissement van CVSL met CFC en Speci (overnemers van CVSL) een protocolakkoord getekend dat ook de afkoop van de merken Val Saint-Lambert van VSLI omvatte voor de prijs van [700 000-1 000 000] EUR. Het Waals Gewest heeft dan gebruikgemaakt van haar voorkooprecht (artikel 7 van de overeenkomst van 5 oktober 2005) voor dezelfde prijs en heeft de curator hiervan op de hoogte gebracht op 7 november 2008. Het Gewest heeft in de overeenkomst van 29 januari 2009 tussen CFV en VSL de volgende voorwaarden bedongen:

    het Gewest verleent een exclusieve, onbeperkte en mondiale licentie voor het gebruik door VSL van de intellectuele-eigendomsrechten die uitsluitend verbonden zijn aan de merken, logo's en lettertypes „Val Saint-Lambert”, waarvan het Waals Gewest eigenaar blijft. Deze licentie wordt verleend tegen een vergoeding die overeenstemt met 1,5 % van de winst voor rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie (earnings before interest taxes, depreciation and amortization — ebitda) gedurende de eerste vijf boekjaren en 5 % van de ebitda vanaf het zesde boekjaar. De toekenning van de licentie wordt stopgezet in geval van faillissement, vereffening of gerechtelijk akkoord van VSL of in geval van ontbinding van de overeenkomst lastens VSL;

    het verleent VSL een koopoptie voor de intellectuele-eigendomsrechten. VSL kan deze optie uitoefenen vanaf het vierde jaar na de ondertekening van de overeenkomst en tot en met de laatste dag van het vijfde jaar, tegen de prijs van [700 000-1 000 000] EUR (de prijs die de overnemers hadden voorgesteld in het kader van de ontwerp-overnameovereenkomst van 1 oktober). VSL kan deze optie ook uitoefenen tegen dezelfde prijs van 800 000 EUR, aangepast volgens de index van de Belgische consumptieprijzen, in de jaren zes tot en met tien. Vanaf jaar elf kan het Gewest van VSL eisen dat zij de intellectuele-eigendomsrechten voor datzelfde geïndexeerde bedrag van [700 000-1 000 000] EUR overneemt;

    Indien de koopoptie wordt uitgeoefend, moet VSL alle nog aan CFV verschuldigde bedragen voldoen (zie overweging 21).

    (23)

    In hun opmerkingen hebben de Belgische autoriteiten de Commissie laten weten dat, na de procedure van gerechtelijke reorganisatie (4) die op 28 februari 2012 werd opgestart, het nog te betalen saldo niet meer 280 000 EUR maar 61 250 EUR bedroeg, als gevolg van de in het kader van de procedure van gerechtelijke reorganisatie overeengekomen verlaging van 43 750 EUR en als gevolg van de terugbetaling van 105 000 EUR vóór de uitvoering van deze procedure.

    Maatregel 5: Lening van 1,5 miljoen EUR van augustus 2009

    (24)

    Op 31 augustus 2009 heeft het Waals Gewest, vertegenwoordigd door Sogepa, VSL een lening van 1,5 miljoen EUR toegekend tegen een rentevoet van 4,7 % en met een looptijd van zeven jaar, om de onderneming in staat te stellen nieuwe ovens aan te schaffen. Deze lening werd gegarandeerd door een hypotheek in eerste rang op het vastgoed van VSL, dat volgens de Belgische autoriteiten een hogere waarde zou hebben dan het bedrag van de lening.

    Maatregel 6: Kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR van maart 2011

    (25)

    Op 17 maart 2011 heeft het Waals Gewest een kapitaalinbreng van 1,5 miljoen EUR in VSL gedaan, die de aanschaf van een nieuwe oven mogelijk moest maken. Tussen 25 mei 2009 en 29 maart 2011 heeft CFC (meerderheidsaandeelhouder van VSL) in de betrokken onderneming een schuldvordering van in totaal 5,2 miljoen EUR ingebracht.

    Maatregel 7: Eerdere steun van beperkte omvang

    (26)

    In de periode tussen februari 2010 en november 2012 heeft VSL een bedrag van 197 503 EUR ontvangen in de vorm van uiteenlopende steunmaatregelen van beperkte omvang. Op 25 maart 2011 heeft Sogepa voor 97 785 EUR steun verleend ten behoeve van een interim-manager. Op 25 september 2012 heeft Sogepa echter de terugbetaling van deze steun met rente geëist toen zij er zich rekenschap van gaf dat het de-minimisplafond van 200 000 EUR was overschreden zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie (5).

    Maatregel 8: Bodemsanering van het vastgoed van VSL in het kader van het Cristal Park-project en kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VSL

    (27)

    Met het Cristal Park-project werd de sanering met overheidsmiddelen van het aan VSL toebehorende vastgoed beoogd.

    (28)

    Bij brief van 20 augustus 2012 heeft Société publique d'aide à la qualité de l'environnement (hierna „Spaque”) aan VSL een voorwaardelijk bod gedaan voor de verwerving van het vastgoed van de onderneming voor een bedrag van 2 040 000 EUR, te verminderen met de nog te ramen saneringskosten. Dit bedrag van 2 040 000 EUR was op 29 mei 2012 vastgesteld door de onafhankelijke deskundige Cushman & Wakefield, met dien verstande dat deze niet in staat was zelf een raming van de saneringskosten op te maken. Bij brief van 5 september 2012 heeft VSL aan Spaque meegedeeld dat het bedrag van de saneringskosten in augustus 2012 door de onderneming Geolys was vastgesteld op 219 470 EUR. In dezelfde brief heeft VSL Spaque meegedeeld dat zij ermee akkoord ging het vastgoed te verkopen voor het bedrag van 2 040 000 EUR, verminderd met 220 000 EUR. Op 13 december 2012 werd het vastgoed aan Spaque verkocht voor de prijs van 2 040 000 EUR, verminderd met de saneringskosten die geraamd werden op 220 000 EUR, d.w.z. 1 820 000 EUR. Intussen werden in een nota van 1 december 2011 van de Belgische autoriteiten de saneringskosten evenwel geraamd op enkele miljoenen euro.

    (29)

    Vóór deze verkoop van 13 december 2012 heeft de gemeenteraad van de stad Seraing op de zitting van 10 september 2012 twee ontwerp-optieovereenkomsten goedgekeurd, de eerste tussen Spaque en de stad Seraing en de tweede tussen de stad Seraing en Speci. In deze ontwerpovereenkomsten wordt beschreven onder welke voorwaarden de toekomstige overdracht van het aan Spaque verkochte vastgoed na de sanering tussen deze drie entiteiten zal plaatsvinden.

    (30)

    Tot dusver heeft alleen de verkooptransactie van 13 december 2012 plaatsgevonden. De in de overwegingen 28 en 29 vermelde transacties waarin de door de gemeenteraad van Seraing goedgekeurde ontwerp-overeenkomsten voorzagen, zijn niet ten uitvoer gelegd. Met de saneringswerkzaamheden is geen aanvang gemaakt.

    (31)

    Voorts tekenden Spaque en VSL op 11 december 2012 een overeenkomst voor precaire terbeschikkingstelling van een deel van de locatie waar de kristalfabrieken van Val Saint-Lambert gevestigd zijn. Op grond van deze overeenkomst stelt Spaque een bepaald aantal gebouwen waarvan ze eigenaar is geworden, aan VSL ter beschikking voor een vastgestelde termijn en zonder kosten (zie overweging 27). In ruil verbindt VSL zich tot samenwerking met Spaque om alle dienstige en noodzakelijke informatie te verschaffen voor de op de site uit te voeren renovatie- en saneringswerkzaamheden.

    2.3.   Redenen voor de inleiding van de formele onderzoeksprocedure

    (32)

    De Commissie was van oordeel dat alle hier te onderzoeken maatregelen staatssteun vormden in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Wat de maatregelen 1 (reddingssteun), 3 (garantie zonder vergoeding) en 4 (gebruik en overdracht van de merken) betreft, betwijfelde de Commissie of deze maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Wat maatregel 5 (lening van 1,5 miljoen EUR) betreft, betwijfelde de Commissie of de rentevoet van de lening vrij van staatssteun was. De Commissie twijfelde eveneens of maatregel 6 (kapitaalverhoging) pari passu werd toegepast en of deze maatregel in overeenstemming is met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Inzake maatregel 7, die de maatregelen van beperkte omvang bevat, was het voor de Commissie niet duidelijk of voor elk van deze maatregelen de in bovengenoemde verordening (6) geformuleerde voorwaarden in acht worden genomen. Wat ten slotte maatregel 8 (verkoop van vastgoed en kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed) betreft, betwijfelt de Commissie of de verkoopprijs van de terreinen die VSL aan Spaque heeft overgedragen, vrij van staatssteun was omdat er onzekerheid bestond over de raming van de saneringskosten. De Commissie stelt zich ook vragen over steun in het geval van de transactie waarbij Spaque kosteloos vastgoed ter beschikking stelde aan VSL. Wat maatregel 3 betreft, vroeg zij zich ook af of er sprake was van economische continuïteit tussen CVSL en VSL. Ten slotte betwijfelde de Commissie of al deze maatregelen in overeenstemming zijn met de interne markt, in het bijzonder met de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (7) (hierna „richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun”) (maatregelen 1, 2 en 3).

    3.   OPMERKINGEN VAN BELGIË BIJ HET INLEIDINGSBESLUIT

    3.1.   De kwalificatie van VSL als onderneming in moeilijkheden

    (33)

    De kwalificatie van VSL als onderneming in moeilijkheden, met ingang van 8 februari 2012, de datum van indiening van het verzoek om gerechtelijke reorganisatie (die, zoals zal blijken, terugkeert in de analyse van meerdere betrokken maatregelen), wordt door de Belgische autoriteiten niet betwist. Voordien kon VSL niet als onderneming in moeilijkheden worden aangemerkt, omdat het volgens de Belgische autoriteiten om een nieuwe onderneming ging die de onvoorwaardelijke steun van haar meerderheidsaandeelhouder CFC genoot, hetgeen in overeenstemming is met de punten 10 en 11 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun en de besluitvormingspraktijk van de Commissie (8).

    3.2.   De reddingssteun (maatregel 1)

    (34)

    In het inleidingsbesluit was de Commissie van oordeel dat deze lening, die zonder enige zekerheidstelling aan een onderneming in moeilijkheden was toegekend, steun kon vormen omdat VSL bij een particuliere bank geen lening aan dergelijke voorwaarden zou hebben verkregen.

    (35)

    In hun opmerkingen betwisten de Belgische autoriteiten niet dat de op 3 april 2012 door het Waals Gewest toegekende lening met rentesubsidie van 1 miljoen EUR steun vormt. Volgens de Belgische autoriteiten vormt deze maatregel evenwel reddingssteun in overeenstemming met punt 13 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun, in die zin dat de moeilijkheden van VSL een specifiek karakter hebben en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen de groep, en dat de moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door de groep zelf te worden opgelost. Volgens de Belgische autoriteiten kon CFC door haar uiteenlopende activiteiten en deelnemingen niet al haar middelen voor VSL inzetten. De liquide middelen van CFC waren opvallend verminderd sinds de afsluiting van het boekjaar 2011 en bedroegen per 19 oktober 2012 nog slechts 130 000 EUR. Voorts wezen de autoriteiten erop dat, rekening houdende met de frequentie waarmee CFC middelen aan VSL heeft voorgeschoten (9,5 miljoen EUR sinds de oprichting van VSL) en het feit dat de financiële resultaten van VSL teleurstellend blijven, CFC de moeilijkheden van VSL niet meer met behulp van de middelen van de groep kon oplossen.

    (36)

    Wat het eenmaligheidsbeginsel betreft, op grond waarvan maatregel 1 onverenigbaar zou zijn met de punten 72 en volgende van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun omdat de maatregelen 3, 5, 6 en 7 reddings- of herstructureringssteun vormen, zijn de Belgische autoriteiten integendeel van mening dat:

    maatregel 3 (de garantie van 150 000 EUR) in september 2008 is verleend aan de curator van CVSL en niet aan VSL. De Belgische autoriteiten zijn voorts van mening dat er geen sprake is geweest van economische continuïteit tussen VSL en CVSL;

    maatregel 5 (de lening van 1,5 miljoen EUR) geen steunelement bevat, gelet op de gehanteerde rentevoet en de kwaliteit van de gestelde zekerheden;

    maatregel 6 (de kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR) geen steunelement bevat omdat deze gelijktijdig heeft plaatsgevonden met een kapitaalinbreng van 5,2 miljoen EUR door CFC in de vorm van een omzetting van vorderingen;

    de steun van beperkte omvang niet aan een onderneming in moeilijkheden is toegekend en niet in aanmerking mag worden genomen bij het onderzoek naar het eenmalige karakter van de steun. Bovendien zijn deze steunmaatregelen duidelijk geringer dan de voorschotten die CFC sinds 2009 heeft verschaft.

    3.3.   De herstructureringssteun (maatregel 2)

    (37)

    De intrekking van de aanmelding van deze maatregel en de niet-tenuitvoerlegging van deze maatregel door de Belgische autoriteiten heeft tot gevolg dat deze maatregel niet wordt behandeld in dit besluit. De opmerkingen van de Belgische autoriteiten dienaangaande komen derhalve te vervallen.

    3.4.   De garantie van 150 000 EUR (maatregel 3)

    (38)

    In het inleidingsbesluit heeft de Commissie beklemtoond dat de garantie van 150 000 EUR zonder enige vergoeding werd toegekend aan een onderneming in moeilijkheden, aangezien CVSL toentertijd failliet was verklaard. Hiermee lijkt dus aan CVSL een voordeel te worden toegekend, omdat geen enkele particuliere marktdeelnemer deze garantie zonder vergoeding zou hebben toegekend.

    (39)

    De Belgische autoriteiten spreken zich niet uit over de kwalificatie van deze maatregel als steun.

    (40)

    Voorts hebben zij verklaard dat de garantie werd toegekend aan de curator en niet aan het failliet verklaarde CVSL. Zij stellen echter dat er geen sprake was van economische continuïteit tussen CVSL en VSL. Volgens hen is de breuk in de economische continuïteit tussen CVSL en VSL afdoende aangetoond. Aangezien de aan VSL overgedragen activa in omvang veel ruimer zijn dan de door CVSL aangehouden activa en van een heel andere aard zijn, moet iedere continuïteit worden uitgesloten.

    (41)

    De Belgische autoriteiten herhalen ook dat de nieuwe aandeelhouders van VSL de overname van CVSL steeds hebben willen koppelen aan een groots opgezet vastgoed- en toeristisch project, het Cristal Park. De economische logica achter deze overname is dus, nog steeds volgens de autoriteiten, een duidelijke breuk met de exploitatie van de kristalfabriek door CVSL, die uitsluitend op de productie van kristal berustte.

    3.5.   Het gebruik en de overdracht van de merken Val Saint-Lambert (maatregel 4)

    (42)

    In het inleidingsbesluit heeft de Commissie erop gewezen dat het vergoedingsmechanisme voor de aan VSL verleende concessie, dat gebaseerd is op de toekomstige ebitda van VSL, een economisch voordeel leek in te houden. Het Waals Gewest geeft immers een waardevol actief in concessie zonder enige garantie op vergoeding (aangezien de ebitda van VSL, zoals in de voorgaande jaren, negatief kan zijn) en aan het eind van de concessie als enig vooruitzicht op winst een aanpassing aan de inflatie (indexering), die overigens pas vanaf het zesde jaar zal plaatsvinden. Een particuliere investeerder had waarschijnlijk gekozen voor een vergoeding die ten minste een vaste en zekere basis bevatte. In het inleidingsbesluit werd voorts rekening gehouden met de mogelijkheid dat er in de voorwaarden voor de overdracht van de merknaam sprake zou zijn van steun.

    (43)

    De Belgische autoriteiten zijn van mening dat het niet gegrond is naar de slechte resultaten van de voorlopers van VSL te verwijzen, zoals de Commissie doet, om de berekening te betwisten van de vergoeding die Wallonië in ruil voor de verlening van de licentie op de merken heeft ontvangen.

    (44)

    De op de ebitda gebaseerde berekening van de vergoeding voor het gebruik van de merken is volgens de autoriteiten integendeel geen keuze die commerciële logica mist. Deze keuze is volgens hen gerechtvaardigd omdat de ebitda een van de boekhoudkundige kengetallen is aan de hand waarvan de Waalse overheid het commerciële succes kan meten van de verkoop van producten waarvoor zij houder van de merken is.

    (45)

    De Belgische autoriteiten hebben geen opmerkingen gemaakt over de voorwaarden voor de toekomstige verkoop van de merken aan VSL.

    3.6.   De lening van 1,5 miljoen EUR (maatregel 5)

    (46)

    In het inleidingsbesluit had de Commissie twijfels over de kwaliteit van de zekerheid. Blijkens de aan de Commissie verschafte documenten is de hypotheek immers minstens ten dele gevestigd op het te saneren vastgoed van VSL. De werkelijke waarde van deze terreinen was echter niet bekend en mogelijk negatief. Het rentepercentage van de lening dat op 4,7 % is vastgesteld, leek dus te laag te zijn. Afhankelijk van de kwaliteit van de gestelde zekerheden zou het basispercentage van 1,778 % namelijk moeten worden verhoogd met 400 tot 1 000 basispunten.

    (47)

    De Belgische autoriteiten zijn van mening dat de waarde van de gestelde zekerheden uitstekend was, omdat deze betrekking had op de volledige lening. De waardering ervan was gebaseerd op een taxatierapport van januari en februari 2009 van het makelaarskantoor Marengo.

    3.7.   De kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR (maatregel 6)

    (48)

    In het inleidingsbesluit merkte de Commissie op dat tot de kapitaalverhoging niet is besloten op basis van een ondernemingsplan maar op basis van een eenvoudige financiële prognose. Deze prognose bevat geen enkele verklaring over hoe de onderneming zich denkt te herstellen, noch over de vergoeding die zij de kapitaalverstrekker (het Waals Gewest) wil garanderen. Het Waals Gewest en CFC lijken zich dus niet in dezelfde situatie te bevinden en dezelfde risico's te lopen. Het Waals Gewest was vóór deze maatregel geen aandeelhouder van VSL en had geen enkel economisch belang in deze onderneming. Daarentegen is CFC aandeelhouder van VSL en heeft zij er belang bij dat de onderneming zich herstelt of ten minste haar verliezen beperkt.

    (49)

    Volgens de Belgische autoriteiten verkeerde VSL niet in moeilijkheden op het tijdstip dat deze maatregel werd toegekend, aangezien de meerderheidsaandeelhouder zijn volste vertrouwen en zijn financiële steun aan zijn dochteronderneming verleende.

    (50)

    Zij verwijten de Commissie dat zij zich baseert op de rentabiliteit achteraf van een investering om te beoordelen of er al dan niet sprake is van staatssteun, een werkwijze die in strijd zou zijn met Europese rechtspraak.

    (51)

    Zij voeren aan dat de kapitaalinbreng van ondergeschikt belang was en gelijktijdig met die van de aandeelhouders van CFC plaatsvond. Voorts zou het Waals Gewest, zelfs indien het geen aandeelhouder van VSL was, een economisch voordeel bij de kapitaalverhoging hebben omdat het, nog steeds volgens de Belgische autoriteiten, er belang bij had de activiteit te ondersteunen met het oog op het herstel van de onderneming en nadien de aflossing van de lening.

    3.8.   De de-minimissteun (maatregel 7)

    (52)

    In het inleidingsbesluit was de Commissie van oordeel dat VSL in moeilijkheden leek te verkeren sinds 2009 tot op heden en dus geen steun van deze aard mocht ontvangen.

    (53)

    Volgens de Belgische autoriteiten moet VSL niet als onderneming in moeilijkheden worden aangemerkt, omdat het gaat om een nieuwe onderneming die minder dan drie jaar bestaat, en omdat zij het vertrouwen van haar hoofdaandeelhouder genoot tot aan de procedure van de gerechtelijke reorganisatie. Bijgevolg vallen deze maatregelen binnen het toepassingsgebied van de de-minimisverordening en kunnen deze dus niet als steun worden beschouwd.

    3.9.   Bodemsanering van het vastgoed van VSL in het kader van het Cristal Park-project en kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VSL (maatregel 8).

    (54)

    In het inleidingsbesluit was de Commissie van oordeel dat Spaque zich ertoe had verbonden vastgoed te kopen zonder de saneringskosten daarvan te kennen.

    (55)

    Volgens de Belgische autoriteiten zijn, wat de saneringskosten betreft, de verplichtingen van de eigenaar van verontreinigd vastgoed krachtens de Waalse wetgeving van beperkte omvang in het geval van historische verontreiniging en naargelang van de bestemmingsgebieden waarin het verontreinigde vastgoed volgens de ontwikkelingsplannen is gelegen. Nog steeds volgens de Belgische autoriteiten zou VSL, uitgaande van de veronderstelling dat zij verplicht kon worden de verontreiniging op zich te nemen, er alleen toe gehouden zijn de locatie te saneren om deze in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan van de sector waarin deze gelegen is, met name voor industrieel gebruik. Bijgevolg moeten de kosten voor de sanering zo worden geraamd dat de site in overeenstemming wordt gebracht met de op het tijdstip van de verkoop geldende bestemming, hetgeen in dit geval een industrieel gebruik is. De Belgische autoriteiten geven aan dat de kostenraming is verricht door het rapport van Geolys. Deze kosten zijn vervolgens afgetrokken van de verkoopprijs.

    (56)

    De Belgische autoriteiten verklaren vervolgens dat na de aankoop van het vastgoed door Spaque de werkzaamheden voor de sanering met overheidsmiddelen zullen worden uitgevoerd door een overheidsinstantie, Spaque. Overeenkomstig de richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming vormen saneringswerkzaamheden die door een overheidsinstantie worden uitgevoerd op een of meer terreinen waarvan deze eigenaar is, geen staatssteun.

    (57)

    Wat de kosteloze terbeschikkingstelling van het vastgoed aan VSL betreft, gaat het volgens de Belgische autoriteiten om een terbeschikkingstelling van vastgoed dat toebehoort aan Speci, een naamloze vennootschap met particulier kapitaal.

    4.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN BIJ HET INLEIDINGSBESLUIT

    (58)

    De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

    5.   BEOORDELING VAN DE STEUN

    5.1.   Beoordeling van de vraag of er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU

    (59)

    Krachtens artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    (60)

    Uit die bepaling volgt dat de hier te onderzoeken maatregelen, willen zij als staatssteun worden aangemerkt: i) op de Staat moeten terug te voeren zijn, d.w.z. dat er staatsmiddelen in het geding moeten zijn en dat deze middelen aan de Staat moeten toe te rekenen zijn; ii) de begunstigde ervan een economisch voordeel moeten verschaffen; iii) selectief moeten zijn, en iv) de mededinging moeten kunnen vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig moeten kunnen beïnvloeden.

    (61)

    België heeft de kwalificatie als steun niet betwist voor de reddingssteun (maatregel 1). De Commissie heeft hiervan nota genomen in het inleidingsbesluit. Wat maatregel 2 betreft, heeft België na het inleiden van de formele onderzoeksprocedure de aanmelding ingetrokken. Deze maatregel wordt bijgevolg niet onderzocht in het kader van dit besluit. Niettemin betwist België deze kwalificatie voor de maatregelen 3 tot en met 6, 7 en 8, omdat de begunstigde ervan met deze maatregelen geen economisch voordeel zou worden verleend of omdat deze maatregelen de-minimis zouden zijn.

    5.1.1.   Aanwezigheid van staatsmiddelen

    Maatregelen 1, 3, 5 en 6

    (62)

    Maatregel 1 (de lening van 1 miljoen EUR), maatregel 3 (de garantie van 150 000 EUR), maatregel 5 (de lening van 1,5 miljoen EUR) en maatregel 6 (de kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR) zijn door Sogepa toegekend namens het Waals Gewest. Aangezien het om een volledige overheidsonderneming gaat, kunnen deze middelen worden beschouwd als overheidsmiddelen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU (9).

    Maatregel 4

    (63)

    De Commissie merkt op dat de overeenkomst waarmee aan VSL een exclusieve en onbeperkte concessie wordt verleend voor de merken Val Saint-Lambert en de overdracht hiervan wordt bepaald, is gesloten tussen VSL en het Waals Gewest. Deze maatregel alsmede de voorwaarden voor de toekomstige verkoop van de merken hebben tot gevolg dat er sprake is van overheidsmiddelen.

    Maatregel 7

    (64)

    Volgens de informatie van de Belgische autoriteiten blijkt de door deze autoriteiten als de-minimis aangemerkte steun eveneens door een overheidsinstantie te zijn toegekend, zonder dat België echter aangeeft of het daarbij telkens om het Waals Gewest of Sogepa gaat. Er is in elk geval sprake van overheidsmiddelen en de Belgische autoriteiten betwisten overigens niet dat deze maatregelen door de staat werden verleend.

    Maatregel 8

    (65)

    De Commissie merkt op dat Spaque een onderneming met overheidskapitaal, een dochteronderneming van Société Régionale d'Investissement de Wallonie (SRIW), is en dat de middelen voor de sanering van het vastgoed van VSL reeds door de Waalse regering aan de onderneming zijn toegekend (10). De aankoop van de terreinen door Spaque voor VSL en de kosteloze terbeschikkingstelling van een deel hiervan hebben tot gevolg dat er sprake is van overheidsmiddelen.

    5.1.2.   Criterium van de toerekenbaarheid

    (66)

    Om de toerekenbaarheid te beoordelen, baseert het Hof van Justitie zich op „een samenstel van aanwijzingen die blijken uit de omstandigheden van de zaak en de context waarin deze maatregel is genomen (11)”.

    (67)

    Sogepa en Spaque, twee overheidsinstanties van het Waals Gewest die namens het Gewest handelen, hebben de in punt 2.2 vermelde maatregelen toegekend.

    (68)

    Sogepa, Société Wallonne de Gestion et de Participations, is een naamloze vennootschap met overheidskapitaal en is volledig in handen van het Waals Gewest. Zij zorgt voor de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Waalse regering zowel bij maatregelen voor commerciële ondernemingen als bij het beheer van die maatregelen. Zij is in 1999 ontstaan uit de fusie van Société Wallonne pour la Sidérurgie (SWS) en Société pour la gestion de participations de la Région wallonne dans des sociétés commerciales (Sowagep).

    (69)

    Sogepa handelt op verzoek van de Waalse regering. Artikel 3, lid 1, van haar statuten bepaalt: „De onderneming heeft tot doel de haar door de Waalse regering toebedeelde taken uit te voeren, […]. In dit kader garandeert zij met name de tenuitvoerlegging van de interventiemaatregelen van de Waalse regering in commerciële ondernemingen en het beheer van de deelnemingen, obligaties, voorschotten of belangen die het Waals Gewest of zijzelf zouden nemen in deze ondernemingen.”.

    (70)

    Spaque is opgericht in 1991 en is actief in de sanering van stortplaatsen en verontreinigde, braakliggende industrieterreinen. Spaque is belast met de inventarisering van verontreinigde terreinen in Wallonië. Zij is een dochteronderneming van Société Régionale d'investissement de la Wallonie (SRIW), die voor 98,66 % in handen van het Waals Gewest is en tot taak heeft de ontwikkeling van de Waalse economie te stimuleren door financiële steun aan Waalse of in Wallonië gevestigde ondernemingen die industriële projecten uitvoeren of diensten met toegevoegde waarden aanbieden.

    (71)

    Volgens de beheersovereenkomst die in juli 2007 tussen de Waalse regering en Spaque werd gesloten voor de periode 2008-2012 en die in oktober 2012 werd verlengd met een periode van zes maanden, verricht Spaque activiteiten in het kader van gedelegeerde opdrachten waarmee zij door het Waals Gewest wordt belast. In dit kader handelt zij in opdracht van het Gewest, dat met name de lijst van de prioritaire terreinen en de specifieke mandaten voor sanering bepaalt.

    (72)

    In het licht van deze informatie is de Commissie van oordeel dat het Waals Gewest de beslissingen neemt die vervolgens door Sogepa worden uitgevoerd. Wat Spaque betreft, blijkt dat het Gewest, via haar gedelegeerde opdrachten, in staat is om de activiteiten van Spaque rechtstreeks te beïnvloeden.

    (73)

    Bijgevolg concludeert de Commissie in dit stadium van de procedure dat de hier te onderzoeken maatregelen staatsmiddelen inhouden en aan de Staat zijn toe te rekenen.

    5.1.3.   Criterium van de selectiviteit

    (74)

    Aan de voorwaarde met betrekking tot de selectiviteit is probleemloos voldaan. In het inleidingsbesluit had de Commissie opgemerkt dat alle hier te onderzoeken maatregelen zijn toegekend aan één onderneming, namelijk VSL, of in het geval van maatregel 3 (de garantie van 150 000 EUR), aan de curator van CVSL.

    5.1.4.   De aanwezigheid van een economisch voordeel

    (75)

    Thans dient het criterium van het economisch voordeel te worden onderzocht, zowel ten aanzien van de reddingssteun als de andere hier te onderzoeken maatregelen, aan de hand van de opmerkingen die de Belgische autoriteiten bij het inleidingsbesluit hebben gemaakt.

    Maatregel 1: Reddingssteun van 1 miljoen EUR

    (76)

    Met de reddingssteun in de vorm van een lening van 1 miljoen EUR tegen 3,07 %, met een opslag van 100 basispunten als vergoeding voor Sogepa, wordt VSL een economisch voordeel verleend. Deze lening werd zonder enige zekerheid toegekend aan een onderneming in moeilijkheden, die twee maanden eerder een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie had ingediend (zie punt 5.2.1). VSL, een onderneming in moeilijkheden, had nooit een lening bij een private bank kunnen verkrijgen, wat door de Belgische autoriteiten wordt erkend. Met deze maatregel is derhalve aan VSL een voordeel van 1 miljoen EUR (de waarde van de lening) toegekend.

    Maatregel 3: Garantie van 150 000 EUR

    (77)

    De twijfels van de Commissie hadden betrekking op de vraag of deze overheidsmaatregel in overeenstemming is met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie.

    (78)

    In hun opmerkingen zijn de Belgische autoriteiten niet ingegaan op het criterium van het economisch voordeel en hebben zij alleen besproken of er al dan niet sprake was van economische continuïteit tussen CVSL en VSL.

    (79)

    Volgens de informatie waarover de Commissie uiteindelijk beschikt, had deze garantie betrekking op een lening van 300 000 EUR, die ING aan de curator van CVSL had verstrekt. De garantie werd toegekend ten belope van 150 000 EUR, zonder vergoeding. Door deze lening zou CVSL haar activiteiten kunnen voortzetten tot een eventuele overname van de onderneming.

    (80)

    De Commissie tekent aan dat de Belgische autoriteiten haar hebben meegedeeld dat bij de toekenning van de garantie geen enkele garantieovereenkomst is opgesteld en ondertekend tussen de betrokken partijen. Bijgevolg is het enige element waarover zij beschikt, een op 24 september 2008 gedateerde brief van Sogepa aan ING waarin Sogepa bevestigt een bedrag van 150 000 EUR te garanderen voor de dekking van eventuele verliezen ten gevolge van de voortzetting van de activiteiten. De Commissie constateert derhalve dat Sogepa aan de curator van een onderneming in faillissement een garantie heeft verleend zonder vergoeding. De Belgische autoriteiten hebben voorts verklaard dat ING de toekenning van de lening afhankelijk had gesteld van het verkrijgen van een garantie. Op grond hiervan is de Commissie bijgevolg van oordeel dat de gehele lening niet zou zijn verstrekt zonder de overheidsinterventie. Daarnaast merkt de Commissie op dat het Waals Gewest geen enkele directe juridische of zakelijke band met CVSL had. Het Gewest was geen directe of via Sogepa indirecte aandeelhouder van CVSL. Bijgevolg had het geen enkel commercieel belang bij het verstrekken van deze garantie zonder vergoeding aan CVSL.

    (81)

    De Commissie concludeert hieruit dat door de verstrekking van de garantie zonder vergoeding aan CVSL een voordeel is toegekend. Het voordeel stemt overeen met de premie die een particuliere onderneming in vergelijkbare omstandigheden zou hebben geëist om de garantie te verstrekken, wat Sogepa niet heeft gedaan.

    (82)

    De Belgische autoriteiten hebben aangegeven dat de lening van 300 000 EUR op 28 juli 2009 door de curator volledig is terugbetaald met de beschikbare middelen en door het aanspreken van de garantie ten belope van 150 000 EUR.

    (83)

    Het steunbedrag stemt bijgevolg overeen met het verschil tussen de rentevoet van de lening die de curator van CVSL op de markt zou hebben betaald als er geen staatsgarantie was verstrekt, en de rentevoet die feitelijk werd betaald bij de verstrekte garantie.

    (84)

    Deze aanpak is in overeenstemming met punt 4.2 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (12): „Voor een individuele garantie dient het subsidie-equivalent van een garantie in geld te worden berekend als het verschil tussen de marktprijs van de garantie en de feitelijk betaalde prijs. Wanneer de markt voor het betrokken soort transactie geen garanties biedt, is er voor de garantie geen marktprijs voorhanden. In dat geval dient het steunbestanddeel op dezelfde wijze te worden berekend als bij het subsidie-equivalent van een zachte lening, namelijk als het verschil tussen de specifieke marktrente die de onderneming zonder de garantie had moeten betalen, en het rentepercentage dat dankzij de staatsgarantie wordt betaald, rekening houdend met eventueel betaalde premies.”.

    (85)

    Dat bedrag moet worden berekend volgens de formule:

    Steunbedrag = (14,59 % – 10,75 %) × 300 000 × 343/365 = 10 825,64 EUR

    (86)

    Het cijfer van 14,59 % werd als volgt berekend: 4,59 % (basisrentevoet in België in augustus 2008 (13)) waaraan 1 000 basispunten moeten worden toegevoegd als gevolg van de situatie van CVSL (onderneming met rating CCC en een lage zekerheidstelling (14)). 10,75 % stelt de rentevoet van de door ING verstrekte lening voor en 343 dagen is de periode waarin de lening werd verstrekt tot aan de terugbetaling.

    Maatregel 4: Overdracht en gebruik van de merken Val Saint-Lambert

    (87)

    De Commissie betwijfelde of de voorwaarden met betrekking tot de verkoop en de vergoeding voor het gebruik van de merken door VSL (een vergoeding die overeenstemt met 1,5 % van de ebitda gedurende de eerste vijf boekjaren en 5 % vanaf het zesde boekjaar) (15) in overeenstemming waren met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie.

    (88)

    In de overeenkomst van 29 januari 2009 tussen Compagnie financière du Val, die eigendom was van het Waals Gewest, en VSL wordt voorzien in de toekenning van een exclusieve licentie voor het gebruik van de merken en wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de overname van de merken door VSL zou plaatsvinden (zie de overwegingen 19 en volgende).

    (89)

    De Commissie noteert dat de exclusieve licentie voor het gebruik van de merken is onderworpen aan voorwaarden die een particuliere marktdeelnemer niet zou hebben geëist. Het Waals Gewest heeft van VSL met name de volgende tegenprestatie geëist: „Deze gebruikslicentie kan door het Waals Gewest te allen tijde van rechtswege en zonder opzeggingstermijn worden beëindigd ingeval VSL (of haar rechthebbenden) op de site van Val Saint-Lambert te Seraing niet blijk geeft van een productieactiviteit van kristallen voorwerpen van hoge toegevoegde waarde, met handhaving van de werkgelegenheid in voltijdequivalent op een niveau van ten minste 60 %, ongerekend de op de dag van het faillissement van CVSL bestaande economische werkloosheid […]”. De Commissie constateert dat het Gewest aan VSL, in ruil voor de toekenning van de exclusieve licentie, de verplichting oplegt om de productie op de site van Seraing te handhaven en een vooraf bepaald werkgelegenheidsniveau te handhaven. De vergoeding voor de licentie en de prijs van de toekomstige verkoop van de merken werden door deze voorwaarden beïnvloed.

    (90)

    De Commissie is van mening dat de politieke voorwaarden (behoud van activiteiten in Seraing en van een bepaald werkgelegenheidsniveau) de vergoeding voor het gebruik van de licentie en de verkoopprijs hebben doen dalen. Bijgevolg kan de vergoeding van 1,5 % van de ebitda gedurende de eerste vijf boekjaren en 5 % vanaf het zesde boekjaar niet als een marktconforme vergoeding worden beschouwd. De prijs van [700 000-1 000 000] EUR, die de overnemers in oktober 2008 hebben voorgesteld in het kader van de overnameprocedure, kan evenmin als een marktprijs worden beschouwd wegens het bestaan van de bovengenoemde voorwaarden, die een particuliere investeerder handelend in een markteconomie niet zou hebben opgelegd en die bepaalde investeerders mogelijk hebben ontmoedigd om een bod uit te brengen.

    (91)

    Het steunbedrag dat uit het gebruik van de merken voortvloeit, stemt overeen met het verschil tussen de vergoeding die een particuliere investeerder zou hebben voorgesteld zonder de door het Waals Gewest opgelegde politieke voorwaarden, en de daadwerkelijk ten uitvoer gelegde vergoeding. In het kader van de terugvorderingsprocedure moeten de Belgische autoriteiten een onafhankelijke expert aanstellen die bevoegd is om een dergelijke raming te verrichten, na een open en transparante selectieprocedure en een benoeming in overleg met de Commissie. Deze expert zal een studie verrichten om een vergoeding te bepalen die in overeenstemming is met de algemeen gangbare en toelaatbare methoden voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten.

    (92)

    De maatregel betreffende de overdracht is nooit ten uitvoer gelegd wegens het faillissement van VSL. De overdracht van de merken heeft niet plaatsgevonden en het Waals Gewest is nog altijd eigenaar van de merken. Daarom is de Commissie van oordeel dat de terugvordering niet moet worden bevolen aangezien de maatregel nooit ten uitvoer is gelegd.

    Maatregel 5: Lening van 1,5 miljoen EUR

    (93)

    De twijfels van de Commissie hadden betrekking op de waarde die aan de voor de lening gestelde zekerheid wordt toegekend, en op de rentevoet. De Commissie was immers van oordeel dat de werkelijke waarde van de als zekerheid dienende terreinen lager of zelfs negatief zou kunnen zijn, want deze terreinen of een deel ervan moesten worden gesaneerd.

    (94)

    De Commissie constateert dat blijkens de haar meegedeelde documenten de hypotheek betrekking had op een gedeelte van het vastgoed van VSL dat in het geval van een verkoop moest worden gerenoveerd en gesaneerd. De Belgische autoriteiten hebben geantwoord dat op de datum waarop het taxatierapport werd opgesteld, op de eigenaar van het betrokken vastgoed geen enkele wettelijke verplichting rustte. Bijgevolg moest geen rekening worden gehouden met mogelijke kosten voor de sanering van het vastgoed.

    (95)

    In hun opmerkingen bij het inleidingsbesluit hebben de Belgische autoriteiten een taxatierapport van het makelaarskantoor Marengo van januari en februari 2009 overgelegd waarin de verkoopwaarde van de met een hypotheek bezwaarde vastgoedactiva werd geraamd op 3 137 000 EUR. In geval van een vrijwillige openbare verkoop zou de waarde van deze activa 2 871 000 EUR bedragen en in geval van een versnelde openbare verkoop 1 915 000 EUR. Volgens de Belgische autoriteiten was de waarde van de gestelde zekerheid uitstekend omdat deze betrekking had op de volledige lening in kwestie.

    (96)

    Voorts wordt in het verslag van de raad van bestuur bij de jaarrekeningen van het op 31 december 2009 afgesloten boekjaar verklaard dat, volgens het rapport van het kantoor Marengo over de waardering van de vastgoedactiva van VSL gedurende 2009, de vastgestelde waarden alleen exact zijn voor zover de terreinen en gebouwen worden gesaneerd, wat nog niet het geval is. Het verslag vermeldt overigens dat VSL een koopbod ten bedrage van 2 000 000 EUR voor alle terreinen en gebouwen „in de huidige staat” heeft ontvangen van de onderneming die belast is met de ontwikkeling van het Cristal Park-project. Om beter aan de realiteit te beantwoorden besloot de raad van bestuur in de balans alleen de met het koopbod overeenstemmende waarde op te nemen die het midden hield tussen de versnelde openbare verkoop en de vrijwillige verkoop van de gesaneerde terreinen en vastgoed.

    (97)

    De Commissie is daarom van oordeel dat de zekerheden rekening houdend met de raming van een onafhankelijk expert en het koopbod als hoog kunnen worden aangemerkt.

    (98)

    Voorts was België niet in staat om de Commissie in kennis te stellen van een boekhoudkundige staat van de onderneming per 31 augustus 2009, de datum waarop de lening is verstrekt, doordat er zich in de zomer van 2009 een computercrash had voorgedaan. De Commissie heeft dus geen kennis van de financiële situatie van de onderneming per 31 augustus 2009, maar wel van de situatie per 31 december 2009. Op die datum boekte VSL een verlies van 2 miljoen EUR op een maatschappelijk startkapitaal van 2 miljoen EUR. De onderneming had ook aanzienlijke voorraden voor 3 miljoen EUR en schulden voor 5,759 miljoen EUR. De ebitda van VSL was negatief. Bijgevolg concludeert de Commissie, bij gebreke van andere door België aangedragen gegevens, dat VSL in een gespannen financiële situatie verkeerde, ondanks een regelmatige inbreng van middelen door haar hoofdaandeelhouder. De Commissie is van oordeel dat VSL uitgaande van de bovengenoemde boekhoudkundige gegevens op het tijdstip van de toekenning van de lening een CCC-rating had op basis van de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (hierna „mededeling over de referentiepercentages”) (16).

    (99)

    Volgens de bevindingen van de Commissie was de rentevoet van de op 31 augustus 2009 toegekende lening door de Belgische autoriteiten vastgesteld op 4,7 %. Volgens de mededeling over de referentiepercentages moet het op het tijdstip van de toekenning van de lening voor België geldende basispercentage van 1,77 % (17) met 400 basispunten worden verhoogd in het geval van een onderneming waarvan de rating als CCC kan worden aangemerkt en die hoge zekerheidstelling biedt, hetgeen een percentage van 5,77 % oplevert (1,77 % + 400 basispunten).

    (100)

    De Commissie constateert dat de rentevoet van de op 31 augustus 2009 toegekende lening, die door het Waals Gewest, vertegenwoordigd door Sogepa, was vastgesteld op 4,7 % voor een termijn van 7 jaar, onder de door de mededeling vastgestelde drempel van 5,77 % ligt, en zij concludeert dat er sprake is van staatssteun ten voordele van VSL.

    (101)

    Deze staatssteun bedraagt 1,07 %, namelijk het verschil tussen de twee rentevoeten (5,77 % – 4,7 %), zijnde 16 050 EUR per jaar.

    Maatregel 6: Kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR

    (102)

    De Commissie betwijfelde of de maatregel pari passu werd toegepast en ten slotte of deze maatregel in overeenstemming was met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie, gezien de economische en financiële situatie van de onderneming ten tijde van de kapitaalverhoging, maar ook gelet op de zeer beknopte documenten die de Belgische autoriteiten hebben voorgelegd om aan te tonen dat deze maatregel gerechtvaardigd is.

    (103)

    De Belgische autoriteiten hebben opgemerkt dat de Commissie zich niet op de rentabiliteit achteraf van een investering mag baseren om een maatregel als staatssteun aan te merken. Voorts zijn zij van mening dat, zelfs indien het Gewest geen aandeelhouder was, het in zijn hoedanigheid als belangrijke schuldeiser toch belang had bij het ondersteunen van de activiteiten van VSL (zie maatregel 4).

    (104)

    De Commissie constateert dat het Waals Gewest verse middelen heeft ingebracht, terwijl CFC een vordering inbrengt die zij op haar eigen dochteronderneming heeft. Anders dan de Belgische autoriteiten betogen, heeft de interventie van het Gewest op 17 maart 2011 niet gelijktijdig met die van aandeelhouder CFC plaatsgevonden. De inbreng van 5,2 miljoen EUR door CFC is in werkelijkheid immers het totaal van verschillende voorschotten die tussen 25 mei 2009 en 29 maart 2011 zijn verschaft. Voorts bevinden het Waals Gewest en CFC zich niet in dezelfde situatie en lopen zij niet dezelfde risico's. Het Waals Gewest was vóór deze maatregel geen aandeelhouder van VSL. CFC is daarentegen aandeelhouder van VSL en heeft er belang bij dat de onderneming zich herstelt of ten minste haar verliezen beperkt. De Commissie is daarom van oordeel dat de kapitaalverhoging niet als pari passu kan worden beschouwd.

    (105)

    Het feit dat het Waals Gewest twee jaar voordien een lening heeft verstrekt, volstaat niet om de kapitaalverhoging als verstandig aan te merken. Verder is het feit dat het Waals Gewest een vordering voor een initieel bedrag van 280 000 EUR had — die op het ogenblik van de kapitaalverhoging wellicht minder hoog was aangezien VSL volgens de Belgische autoriteiten deze schuld vanaf 5 oktober 2008 had afgelost naar rata van 35 000 EUR per jaar — en ook dat het Gewest in 2009 een lening van 1,5 miljoen EUR verstrekte, evenmin voldoende om de bijkomende investering van 1,5 miljoen EUR in een onderneming waarvan de financiële situatie bleef verslechteren (zie punt 5.2.1), als verstandig aan te merken.

    (106)

    De Commissie merkt voorts op dat het besluit tot kapitaalverhoging niet is genomen op basis van een ondernemingsplan maar op basis van een eenvoudige financiële prognose die één bladzijde besloeg. Deze prognose biedt geen enkele toelichting hoe de onderneming zich denkt te herstellen, noch over de vergoeding die zij de kapitaalverstrekker, namelijk het Waals Gewest, wil garanderen. Het boekjaar 2008-2009 liet reeds zien dat de onderneming in een gespannen economische en financiële situatie verkeerde (zie maatregel 4). Een eenvoudige omzetverhoging kan op zich niet een kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR verantwoorden, indien niet ook naar andere criteria zoals de ebitda of nog de schuldgraad van de onderneming wordt gekeken.

    (107)

    Bijgevolg kan de kapitaalverhoging niet worden beschouwd als een maatregel die in overeenstemming is met het beginsel van een particuliere investeerder handelend in een markteconomie, maar wel als een steunmaatregel van 1,5 miljoen EUR steun die het volledige bedrag van de kapitaalverhoging vertegenwoordigt.

    Maatregel 7: Eerdere steun van beperkte omvang

    (108)

    Maatregel 7 omvat de aan VSL verstrekte voordelen voor een totaalbedrag van 197 503,04 EUR. Volgens de Commissie moet worden aangenomen, na de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (18), dat deze maatregelen niet voldoen aan alle voorwaarden van artikel 107, lid 1, van het Verdrag en dus geen steun vormen. In artikel 7 van de genoemde verordening is bepaald dat deze van toepassing is op vóór haar inwerkingtreding verleende steunmaatregelen indien deze steun aan alle in de verordening vervatte voorwaarden voldoet.

    (109)

    De begunstigde onderneming behoort niet tot een bedrijfssector die binnen het toepassingsgebied van de in artikel 1 van de verordening genoemde uitzonderingen valt. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de genoemde verordening hebben de Belgische autoriteiten bevestigd dat het totaalbedrag van de door het Gewest verstrekte maatregelen niet hoger ligt dan 200 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. De monitoring, als bedoeld in artikel 6 van de verordening, werd uitgeoefend door Sogepa. De Commissie concludeert hieruit dat de maatregelen in casu voldoen aan de voorwaarden van de verordening. Bovendien kunnen de betrokken maatregelen, gelet op hun vorm (subsidies), transparant worden geacht overeenkomstig artikel 4 van de verordening. In tegenstelling tot de voorgaande verordening wordt de-minimissteun ten behoeve van ondernemingen in moeilijkheden in de thans geldende verordening niet uitgesloten.

    (110)

    Bijgevolg worden de maatregelen in casu geacht niet aan alle voorwaarden van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en worden zij niet als staatssteun beschouwd.

    Maatregel 8: Bodemsanering van het vastgoed van VSL in het kader van het Cristal Park-project en kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VSL

    (111)

    De Commissie betwijfelde of de verkoopprijs van de door Spaque gekochte terreinen en gebouwen, zijnde 2 040 000 EUR, een marktprijs was gezien de onzekerheden over de raming van de aan VSL aan te rekenen saneringskosten. De Commissie twijfelde eveneens aan de kosteloze terbeschikkingstelling van vastgoed van Spaque ten behoeve van VSL.

    (112)

    De Commissie heeft de volgende chronologie van de feiten opgesteld:

    april 2011: Antea Group stelt een document op met als titel „investigations des caractérisations de mise en priorité, dossier technique, cahier technique no6: interprétation des résultats”, waarin de bodemverontreiniging gedetailleerd wordt beschreven en in kaart gebracht;

    december 2011: de nota van 2011 wordt opgesteld met als doel oplossingen te vinden voor de sanering van de terreinen en bepaalde gebouwen die dan eigendom zijn van VSL. De sanerings- en renovatiewerkzaamheden worden op ongeveer 7,5 miljoen EUR geraamd;

    augustus 2012 het rapport van de erkende expert Geolys van 23 augustus 2012 bestaat uit een brief van één bladzijde met de volgende vermelding: „Deze raming is uitsluitend gebaseerd op de voorlopige studie van Antea (maart 2011) en op de volgende hypothesen […].” De saneringskosten worden op 219 740 EUR geraamd;

    december 2012: aankoop door Spaque van vastgoed voor 2 040 000 EUR (raming verricht door het onafhankelijke bureau Cushman &Wakefield) verminderd met de saneringskosten die geraamd werden op 220 000 EUR, d.w.z. 1 820 000 EUR. Spaque verleent de stad Seraing terzelfder tijd, volgens een reeds opgestelde maar nog te ondertekenen overeenkomst, een koopoptie voor hetzelfde vastgoed voor de prijs van 2 090 000 EUR. De stad Seraing verbindt zich bij een tweede reeds opgestelde maar nog te ondertekenen overeenkomst ertoe deze koopoptie over te dragen aan Speci;

    januari 2014: de Belgische autoriteiten delen de Commissie mee dat de sanerings- en renovatiewerkzaamheden nog niet zijn aangevangen en dat Spaque het beschrijvende onderzoek over de verontreiniging van de site nog aan het afwerken is.

    (113)

    De Commissie heeft in casu te maken met twee documenten die twee verschillende ramingen van de saneringskosten geven.

    (114)

    De Belgische autoriteiten hebben de volgende redenen gegeven om de nota van 2011 terzijde te schuiven. Allereerst heeft deze nota volgens hen geen betrekking op de sanerings- en renovatiewerkzaamheden ter vrijwaring van de huidige industriële functie van de locatie, maar is het de bedoeling een „shoppingdorp” te ontwikkelen rond het thema huisinrichting en vrije tijd, hetgeen overeenstemt met een beoogde functie voor de site. Volgens de autoriteiten gaat het hier slechts om een interne nota die niet door een erkende expert is opgesteld en die gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die niet aan Spaque zijn overgedragen. Ten slotte wordt erop gewezen dat de nota berust op een oriënterende studie die uitsluitend bedoeld is om de eventuele aanwezigheid van verontreiniging na te gaan en daarvan een beschrijving te geven. Voorts wordt in de nota ook vermeld dat het beschrijvende onderzoek (19) nog liep.

    (115)

    De Belgische autoriteiten betogen verder dat de in de nota van december 2011 genoemde gebouwen niet kunnen worden geïdentificeerd, en verklaren vervolgens dat de oppervlakte ervan in totaal zo'n 67 000 m2, bedraagt, hetgeen meer is dan de totale oppervlakte (50 299 m2) van de in de verkoopakte van 13 december 2012 vermelde gebouwen. Volgens hen zou dit verschil van 17 000 m2 lagere saneringskosten verklaren. De Belgische autoriteiten hebben ook aangegeven dat de kern van het voormalige industrieterrein, te weten de gebouwen met nummers 18, 19, 22 et 22A, niet waren inbegrepen in de verkoop aan Spaque en dus eigendom van VSL zijn gebleven. Volgens de Belgische autoriteiten was de verontreiniging ten gevolge van de industriële activiteit op deze onroerende goederen geconcentreerd.

    (116)

    De Commissie stelt in de eerste plaats vast dat de verkoopprijs in mei 2012 werd geraamd door een onafhankelijk expertisekantoor. In deze raming wordt de verkoopprijs op 2 090 000 EUR vastgesteld. In het verslag wordt eveneens aangegeven dat de saneringskosten nog moeten worden geraamd door een gespecialiseerd studiekantoor in opdracht van de huidige eigenaar van het terrein. Van de saneringskosten is dus ook een raming opgesteld door een onafhankelijke en gespecialiseerde expert, het kantoor Geolys.

    (117)

    In hun antwoord van 23 mei 2014 hebben de Belgische autoriteiten bevestigd dat de terreinen en de gebouwen waarop de raming van het Geolys-verslag betrekking had, inderdaad dezelfde waren als die waarop de verkoop van 13 december 2012 betrekking had. Voorts hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat volgens de toepasselijke wetgeving in Wallonië de verplichtingen van een eigenaar van een verontreinigd terrein of gebouw beperkt blijven in geval van historische verontreiniging en naargelang van de bestemmingsgebieden waarin het verontreinigde vastgoed is gelegen op basis van de plannen van aanleg. Bijgevolg moet alleen rekening worden gehouden met de saneringskosten om de locatie in overeenstemming te brengen met de op het tijdstip van de verkoop geldende bestemming, namelijk industriële doeleinden, en moeten deze kosten worden afgetrokken van de waarde van de terreinen en het vastgoed. De Commissie merkt op dat in de brief van Geolys uitdrukkelijk wordt vermeld dat de kosten geraamd zijn met het oog op de industriële bestemming van de locatie.

    (118)

    In het licht van het voorgaande concludeert de Commissie dat de prijs waarvoor het vastgoed van VSL aan Spaque is verkocht (in overeenstemming met de door een expert geraamde verkoopprijs verminderd met de door Geolys geraamde saneringskosten), een marktprijs is en geen steun vormt.

    (119)

    De kosteloze terbeschikkingstelling van een aantal gebouwen door Spaque verantwoorden de Belgische autoriteiten met de toezegging van VSL dat deze met Spaque zal samenwerken om alle informatie te verschaffen die dienstig en noodzakelijk is voor de op de site te verrichten renovatie en sanering.

    (120)

    Om te beginnen merkt de Commissie op dat het vastgoed blijkens de opmerkingen van de Belgische autoriteiten eigendom was van Speci. De overeenkomst inzake kosteloze terbeschikkingstelling werd door Spaque en VSL gesloten en Speci was geen partij bij deze overeenkomst. De Belgische autoriteiten hebben overigens niet bewezen dat Speci eigenaar was van dit vastgoed.

    (121)

    Voorts constateert de Commissie dat dit betoog geen enkel element bevat waarmee wordt aangetoond dat de huur waarvan Spaque vrijwillig heeft afgezien, de tegenprestatie is van de toezegging van VSL. De Belgische autoriteiten vermelden immers op geen enkele wijze volgens welke regels en hoe doeltreffend deze toezegging ten uitvoer is gelegd.

    (122)

    Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat door de kosteloze beschikbaarstelling van de terreinen vermeld in de overeenkomst van 11 december 2012 tot precaire terbeschikkingstelling van een gedeelte van de site „Cristalleries du Val Saint-Lambert” aan VSL een voordeel wordt verleend

    (123)

    Het steunbedrag stemt overeen met het bedrag van de huur die VSL had moeten betalen volgens de huurvoorwaarden van de markt. Dit bedrag moet worden berekend op basis van het (geïndexeerde) kadastraal inkomen dat door de bevoegde instanties (Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen) wordt vastgesteld voor elk gehuurd onroerend goed en naargelang van de huurtermijn. Het (geïndexeerde) kadastraal inkomen wordt immers op zodanige wijze bepaald dat hiermee het gemiddelde netto-inkomen wordt weergegeven dat het onroerend goed gedurende één jaar aan zijn eigenaar zou opbrengen rekening houdend met de huurmarkt. De Commissie beschouwt dit inkomen bijgevolg als een aannemelijke grondslag om de huurwaarde van het desbetreffende onroerend goed te ramen. In het kader van de terugvorderingsprocedure kunnen de Belgische autoriteiten bewijzen, op basis van het advies van een door de Commissie goed te keuren erkende onafhankelijke deskundige, dat het noodzakelijk is dit bedrag aan te passen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het betrokken onroerend goed.

    5.1.5.   Ongunstige beïnvloeding van de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten

    (124)

    Wat betreft de voorwaarden met betrekking tot de ongunstige beïnvloeding van de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten, merkt de Commissie op dat er in de Europese Unie talrijke producenten van kristal en kristallen voorwerpen zijn, ongeacht of deze voorwerpen worden gebruikt als functionele accessoires of meer als kunst- of luxeobjecten. Volgens de door België verschafte informatie blijken bijvoorbeeld de volgende ondernemingen een productie te hebben die (minstens ten dele) vergelijkbaar is met die van VSL: Baccarat (Frankrijk), Saint-Louis (Frankrijk), Lalique (Frankrijk), Daum (Frankrijk), Arc International (Frankrijk), Montbronn (Frankrijk) en Bohemian Glassworks (Tsjechische Republiek). De Commissie merkt op dat er, wat de productie van deze ondernemingen en die van andere marktspelers betreft, handelsverkeer tussen lidstaten plaatsvindt.

    (125)

    Wat maatregel 3 (de garantie van 150 000 EUR) en maatregel 5 (de lening van 1,5 miljoen EUR) betreft, ligt het steunbedrag, zelfs als het niet nauwkeurig kan worden berekend omdat bepaalde gegevens ontbreken, lager dan de drempel voor de-minimissteun. De Commissie is evenwel van oordeel dat deze maatregel niet als de-minimissteun kan worden aangemerkt en de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De in 2008 en 2009 verstrekte maatregelen kunnen namelijk niet als de-minimissteun worden aangemerkt omdat volgens de voordien, namelijk tot 31 december 2013, geldende verordening (20) dit soort steun niet mocht worden verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden. CVSL was in een faillissementsprocedure verwikkeld op het tijdstip dat de garantie werd verleend. De nieuwe verordening, die sinds 1 januari 2014 van kracht is (21), geldt zoals de voorgaande verordening uitsluitend voor transparante steun. De garantie in kwestie kan echter niet als zodanig worden beschouwd. Artikel 4, lid 6, onder a), van deze verordening bepaalt: „Steun vervat in garanties wordt als transparante de-minimissteun behandeld indien tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt […]”. Zoals hierboven vermeld, was CVSL in een faillissementsprocedure verwikkeld op het tijdstip waarop de garantie werd verleend. Wat de lening betreft, bepaalt artikel 4, lid 3, onder a) en b): „Steun vervat in leningen wordt als transparante de-minimissteun beschouwd indien tegen de begunstigde geen collectieve insolventieprocedure loopt […] en voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 1 000 000 EUR […] met een looptijd van vijf jaar ofwel 500 000 EUR […] met een looptijd van tien jaar.”. De lening in kwestie voldoet niet aan de laatste voorwaarde.

    (126)

    Daarnaast is de Commissie van oordeel dat het begrip staatssteun niet vereist dat de vervalsing van de mededinging of de beïnvloeding van het handelsverkeer aanzienlijk of materieel is. De omstandigheid dat het steunbedrag gering of de begunstigde onderneming klein is, sluit op zich immers niet de mogelijkheid uit dat de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst, mits het risico op dit soort vervalsing niet louter hypothetisch is. In casu is dit risico gezien de aard van de in overweging 124 beschreven markt niet hypothetisch. Volgens de Belgische autoriteiten zijn er een veertigtal kristalfabrieken actief binnen en buiten Europa. Val Saint-Lambert is actief in de kristalsector en produceert tafeldecoratie en siervoorwerpen. Zodra de consument keuze heeft tussen meerdere producten van dezelfde soort, bijvoorbeeld tussen een karaf van VSL en een karaf van een andere kristalfabriek, van verschillende merken, vormt elke steun die een van de producenten ontvangt, een vervalsing van de mededinging voor de andere producenten.

    (127)

    De Commissie concludeert hieruit dat alle onderzochte maatregelen, met uitzondering van maatregel 7, steun vormen die de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten kan beïnvloeden.

    Conclusie ten aanzien van de vraag of er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU

    (128)

    De Commissie concludeert dat alle onderzochte maatregelen met uitzondering van maatregel 7 en de verkoop van het vastgoed van VSL aan Spaque (een onderdeel van maatregel 8), steun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    5.2.   Verenigbaarheid van de steunmaatregelen met de interne markt

    (129)

    Het verbod op staatssteun zoals bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU, is absoluut noch onvoorwaardelijk. Met name vormen de leden 2 en 3 van artikel 107 VWEU de rechtsgrondslag om bepaalde steunmaatregelen verenigbaar met de interne markt te verklaren. In casu dient nagegaan te worden of de onderzochte maatregelen als verenigbaar op grond van artikel 107, lid 3, VWEU kunnen worden beschouwd volgens de in de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun bepaalde criteria. Daartoe dient eerst te worden bepaald voor welke perioden CVSL en VSL als ondernemingen in moeilijkheden beschouwd kunnen worden.

    (130)

    Wat betreft maatregel 3, die in september 2008 werd verstrekt, moet voorts worden bepaald of er sprake was van economische continuïteit tussen CVSL in staat van faillissement en de activiteiten van de overnemers die VSL hebben opgericht, om vast te stellen of VSL voordelen in verband met de toekenning van deze maatregelen heeft genoten. De conclusies van dit onderzoek hebben namelijk gevolgen voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de maatregelen 3 en 1.

    5.2.1.   Kwalificatie van VSL en CVSL in het kader van de richtsnoeren

    (131)

    Bepaald dient te worden voor welke perioden CVSL en VSL als onderneming in moeilijkheden kunnen worden beschouwd.

    (132)

    In hun opmerkingen betwisten de Belgische autoriteiten niet dat CVSL als onderneming in moeilijkheden werd aangemerkt toen de garantie in september 2008 werd verleend (maatregel 3), maar volgens hen kwam deze maatregel ten goede aan CVSL — niet aan VSL.

    (133)

    Voorts zijn zij van mening dat VSL pas vanaf 8 februari 2012, de datum van indiening van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, als onderneming in moeilijkheden kan worden aangemerkt. Voordien kon VSL niet als onderneming in moeilijkheden worden aangemerkt omdat het volgens de Belgische autoriteiten om een nieuwe onderneming ging die de onvoorwaardelijke steun van haar meerderheidsaandeelhouder CFC genoot, hetgeen in overeenstemming is met de punten 10 en 11 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun en de besluitvormingspraktijk van de Commissie.

    (134)

    De Commissie constateert dat CVSL ten tijde van de toekenning van maatregel 3 in staat van faillissement verkeerde vanaf het arrest van 11 augustus 2008.

    (135)

    Wat de maatregelen 5, 6 en 8 betreft, voeren de Belgische autoriteiten de Saab-beschikking (22) aan om te bewijzen dat VSL niet in moeilijkheden verkeerde. De Belgische autoriteiten hebben met name een chronologisch overzicht van de algemene rekeningen opgesteld waarin de geldstromen tussen VSL en haar meerderheidsaandeelhouder CFC zijn weergegeven, om aan te tonen dat de handelwijze van CFC vergelijkbaar is met die van General Motors. Deze onderneming bleef haar dochteronderneming Saab ondersteunen door middel van kapitaal- en liquiditeitsinjecties ter compensatie van haar verliezen, waardoor de Commissie Saab niet als een onderneming in moeilijkheden zoals bepaald in de richtsnoeren beschouwde (zie punt 59 van de beschikking).

    (136)

    Sinds 25 mei 2009 heeft CFC immers meer dan 8 miljoen EUR geïnjecteerd naast het op het tijdstip van de overname uitbetaalde kapitaal, wat aantoont dat VSL, in de eerste periode na de liquidatie van de activa van CVSL, niet als een onderneming in moeilijkheden op grond van de punten 12 en 13 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun kan worden beschouwd. Tijdens deze periode kon de meerderheidsaandeelhouder VSL door middel van regelmatige kapitaalinjecties ondersteunen, wat aantoont dat de meerderheidsaandeelhouder in staat was de moeilijkheden van VSL op zich te nemen. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat VSL voor de periode van januari 2009 tot en met februari 2012 niet voldeed aan de criteria die voor een onderneming in moeilijkheden gelden in de zin van de richtsnoeren.

    (137)

    Sinds februari 2012 was VSL daarentegen opnieuw in een procedure voor gerechtelijke reorganisatie verwikkeld. Voorts hebben de Belgische autoriteiten aangetoond dat CFC niet langer in staat was haar dochteronderneming te ondersteunen, zoals zij dat tot dan toe had gedaan. In het inleidingsbesluit werd aangegeven dat het liquiditeitsniveau van CFC 1,26 miljoen EUR bedroeg en dat CFC door de toekenning van een overeenstemmend bedrag aan VSL (dat minimaal noodzakelijk was voor de redding) bijgevolg bijna al haar liquide middelen zou hebben verloren. Bijgevolg moet VSL op het tijdstip van de verlening van reddingssteun in april 2012 (maatregel 1) als een onderneming in moeilijkheden in de zin van punt 10, onder c), van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun worden beschouwd.

    (138)

    Samengevat is de Commissie van oordeel dat CVSL in moeilijkheden was vanaf 11 augustus 2008 (datum van de faillietverklaring) tot eind november 2008 (oprichtingsakte van VSL). VSL moest als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd vanaf 9 februari 2012 (datum van de procedure voor gerechtelijke reorganisatie) tot het vonnis van 14 oktober 2013 (datum van faillietverklaring).

    (139)

    Bijgevolg waren CVSL en VSL ten tijde van de toekenning van de maatregelen 1 en 3 ondernemingen in moeilijkheden. Deze maatregelen dienen dus op grond van de richtsnoeren op hun verenigbaarheid te worden beoordeeld.

    5.2.2.   Verenigbaarheid van de steun (maatregelen 1 en 3)

    Maatregel 1: De reddingssteun van 3 april 2012

    (140)

    België is van mening dat deze steun verenigbaar is op grond van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun. De Commissie is integendeel van mening dat de voorwaarde van de punten 72 en volgende van de richtsnoeren, namelijk dat de steun eenmalig moet zijn, niet is nageleefd. VSL heeft immers in september 2008 onverenigbare reddingssteun ontvangen (zie overweging 141). Bijgevolg mocht zij vóór 2018 geen nieuwe reddingssteun ontvangen. Voorts hebben de Belgische autoriteiten bevestigd dat bij de curator op 5 november 2013 ten gunste van Sogepa een schuldvordering voor de lening van 1 miljoen EUR is ingediend. Deze vordering is opgenomen in het passief van VSL en is tot dusver niet terugbetaald. Bijgevolg is de lening niet terugbetaald binnen zes maanden na de toekenning ervan, zoals vereist volgens punt 25, onder a), van de richtsnoeren. De Commissie is dan ook van oordeel dat de reddingssteun van 3 april 2012, die gelijkstaat met het bedrag van de lening zijnde 1 miljoen EUR, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

    Maatregel 3: De garantie van 150 000 EUR

    (141)

    In deel 5.2.1 was de Commissie van oordeel dat CVSL een onderneming in moeilijkheden was op het ogenblik waarop de garantie werd toegekend. Het staatssteunelement ten gevolge van de kosteloze verlening van de garantie kan alleen verenigbaar worden verklaard indien aan de voorwaarden zoals bepaald in de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun wordt voldaan. Zoals hierboven besproken is deze garantie zonder vergoeding verleend. In punt 25, onder a), van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun moet kassteun in de vorm van leninggaranties worden toegekend „tegen een rente die vergelijkbaar is met de rentepercentages die gelden voor leningen aan gezonde ondernemingen […]”. Bovendien hebben de Belgische autoriteiten ondanks een uitdrukkelijk verzoek om inlichtingen hierover geen bewijsmateriaal verstrekt over de naleving van de verplichting om de garantie binnen een termijn van maximaal zes maanden stop te zetten (punt 25, onder a) van de richtsnoeren). Op grond van deze elementen is de Commissie van oordeel dat het staatssteunelement ten gevolge van de kosteloze verlening van de garantie niet als met de gemeenschappelijke markt verenigbare reddingssteun kan worden beschouwd en niet verenigbaar kan worden verklaard op grond van andere elementen.

    (142)

    Aangezien maatregel 3 onverenigbare reddingssteun betreft die in 2008 vóór de overname van CVSL is toegekend, moet worden nagegaan of er sprake is van economische continuïteit tussen CVSL in staat van faillissement en de activiteiten van de overnemers die VSL hebben opgericht, om te bepalen of VSL voordelen in verband met de toekenning van deze maatregel heeft genoten.

    5.2.3.   Beoordeling van de vraag of er sprake is van economische continuïteit tussen CVSL en VSL

    (143)

    In het inleidingsbesluit vroeg de Commissie zich af of economische continuïteit tussen CVSL en VSL kon worden vastgesteld, of met andere woorden de voordelen die de toekenning van de garantie van 150 000 EUR in september 2008 opleverden, waren doorgegeven aan de overnemers van CVSL die VSL hebben opgericht. De conclusies van deze analyse hangen af van zowel de identificatie van de entiteit waarop de verplichting tot terugbetaling zal komen te rusten ingeval sprake blijkt te zijn van onrechtmatige en onverenigbare steun, als van de beoordeling van de verenigbaarheid van maatregel 1 met name wat het beginsel van de eenmaligheid betreft.

    (144)

    In dit verband zijn de Belgische autoriteiten van mening dat deze maatregel ten goede kwam aan CVSL en niet aan VSL en dat er een breuk was in de economische continuïteit tussen CVSL en de overnemers.

    (145)

    Volgens de rechtspraak kan de verplichting tot terugvordering worden uitgebreid tot elke nieuwe onderneming waaraan de betrokken onderneming een gedeelte van haar activa heeft overgedragen, wanneer op basis van deze overdracht economische continuïteit tussen de beide ondernemingen kan worden geconstateerd (23). Het mag namelijk niet worden uitgesloten dat de verplichting tot terugvordering wordt uitgebreid tot een andere entiteit, wanneer is komen vast te staan dat deze laatste daadwerkelijk van de betrokken steun heeft geprofiteerd als gevolg van een economische continuïteit tussen de beide entiteiten.

    (146)

    Volgens het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2003 in de gevoegde zaken C-328/99 en C-399/00, Italië/Commissie (24), dient het onderzoek naar de economische continuïteit tussen een vroegere onderneming en nieuwe structuren te geschieden aan de hand van een reeks aanwijzingen: met name het voorwerp van de overdracht (activa en passiva, continuïteit inzake werknemers, „bundled” activa), de verkoopprijs, de identiteit van de aandeelhouders of de eigenaren van de nieuwe onderneming, het tijdstip waarop de overname plaatsvond (na het begin van het onderzoek, de inleiding van de procedure of het eindbesluit) of ten slotte de economische logica van de transactie.

    Toetsing van het criterium van het voorwerp van de overdracht (activa en passiva, continuïteit inzake werknemers, „bundled” activa)

    (147)

    Vooraf hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat de activa met betrekking tot CVSL verspreid waren over verschillende entiteiten (de moedermaatschappij VSLI, Val Saint-Lambert International SARL in Frankrijk en CVSL). Om de overname gemakkelijker te laten verlopen, hebben de curatoren op 23 oktober 2008 een schikkingsovereenkomst gesloten met het oog op de overdracht aan de failliet verklaarde onderneming van de activa die over deze verschillende ondernemingen verspreid waren.

    (148)

    Volgens het protocolakkoord van 1 oktober 2008 en de overnameovereenkomst van 31 augustus 2009 heeft VSL alle aan CVSL toebehorende activa, met uitzondering van de vlottende activa, overgenomen: de gebouwen waarin zich de werkplaatsen van CVSL bevonden en de opslagzones, de gronden waarop deze zijn opgetrokken, het materiaal en het handelsfonds van CVSL, zijnde de productie-uitrusting, de gietvormen, de octrooien en eventuele submerken die op dat tijdstip aan CVSL toebehoorden, de bestellingen in uitvoering, de voorraden waaronder de aan Val Saint-Lambert International SARL, vennootschap naar Frans recht, verkochte voorraden, die de curator voornemens was ter beschikking te stellen van de overnemers.

    (149)

    Voorts wordt een gedeelte van de activa die aan VSLI hadden toebehoord, overgedragen, namelijk de merken, tekeningen, modellen en andere intellectuele-eigendomsrechten (de in de overeenkomst van 5 oktober 2005 bedoelde elementen en daarnaast de plannen, gietvormen, tekeningen, schetsen, …), het bebouwd en onbebouwd vastgoed, waarvan VSLI te Seraing eigenaar was, de voorraden van VSL-producten, het handelsfonds van Seraing (showroom), de voorraden van de verkooppunten te Seraing en Brussel (Zavel).

    (150)

    Voorts wordt aan VSL overgedragen de volle eigendom van de productie-uitrusting (snijmachine, oven en ovenmond), die geleased werden.

    (151)

    VSL verbindt zich, ter volledige ontlasting van CVSL, tot voortzetting van alle arbeidsovereenkomsten die VSL is aangegaan en die op 30 september 2008 van kracht waren. Voorts verbindt VSL zich ertoe alle gesloten sociale, collectieve en individuele overeenkomsten na te leven, waarbij zij zich alleen de mogelijkheid voorbehoudt bepaalde voorwaarden via paritair overleg te wijzigen om deze, in voorkomend geval, aan te passen aan een nieuwe realiteit.

    (152)

    Ten slotte heeft VSL ook een passief van 280 000 EUR overgenomen dat is ontstaan ten gevolge van de overdracht door CFV van de intellectuele-eigendomsrechten van CVSL. Volgens de overeenkomst van 29 januari 2009 tussen CFV en VSL treedt VSL in de plaats van Interagora SA en heeft zij de verbintenissen overgenomen die Interagora SA bij de overeenkomst van 5 oktober 2005 tegenover CFV is aangegaan. Bij deze overeenkomst heeft CFV aan Interagora SA alle merken, tekeningen en modellen overgedragen die rechtstreeks of zijdelings verband houden met CVSL. Van de overeengekomen prijs bleef nog 280 000 EUR onbetaald.

    (153)

    De overname van de activa van CVSL werd op 20 oktober 2009 bekrachtigd door de rechtbank van koophandel te Luik.

    (154)

    Gelet op deze feitelijke elementen komt de Commissie tot de volgende conclusie ten aanzien van het voorwerp van de verkoop: de overname omvat vrijwel alle activa van CVSL (met inbegrip van de lopende bestellingen), alle op 30 september 2008 van kracht zijnde arbeidsovereenkomsten die door de onderneming in staat van faillissement waren gesloten, evenals het gebruik van de merken en de intellectuele-eigendomsrechten.

    (155)

    Derhalve stelt de Commissie dat de overgenomen activiteiten dezelfde omvang hadden als die van CVSL en dat de overname zelfs een grotere reikwijdte dan CVSL heeft en de activa van VSLI omvat die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de kristalfabriek.

    Toetsing van het criterium van de verkoopprijs

    (156)

    Om te bepalen of er sprake is van economische continuïteit na de verkoop van de activa van CVSL, dient ook onderzocht te worden of deze verkoop tegen een marktprijs werd gesloten. Deze voorwaarde geldt zonder onderscheid voor de materiële en de immateriële activa.

    (157)

    De Belgische autoriteiten hebben aangegeven dat in het Belgische faillissementsrecht het bepalende criterium voor de verkoop van activa het belang van de schuldeisers is. Artikel 75, lid 3, van de faillissementswet biedt de schuldeisers of de gefailleerde uitdrukkelijk de mogelijkheid zich tegen de verkoop van bepaalde activa te verzetten indien zij menen dat hun rechten benadeeld worden door een voorgenomen verkoop van activa. De Belgische autoriteiten hebben aangegeven dat de toekenning van de overheidsgarantie van 150 000 EUR precies was ingegeven door de wil tot behoud van de continuïteit van de activiteiten en de valorisering van initiatieven om activa te verkopen.

    (158)

    De Commissie merkt op dat de verkoop van de activa van CVSL werd gesloten volgens een open procedure die werd georganiseerd door de curator van deze vennootschap in liquidatie. Er zijn 36 biedingen ingekomen bij de curatoren die er in een eerste fase 12 hebben geselecteerd. Een data room met informatie over CVSL is georganiseerd. Kennelijk zag de publiciteit op alle activa, zonder dat vooraf bepaalde groepen activa werden afgebakend.

    (159)

    De Commissie constateert dat het met deze procedure a priori mogelijk zou zijn om de verkoopprijs voor elk van de activa van CVSL te maximaliseren.

    (160)

    Niettemin komt de Commissie op basis van twee elementen tot de conclusie dat deze procedure op zich onvoldoende garanties biedt dat de door de overnemers geboden prijs voor de activa overeenstemt met een marktprijs.

    (161)

    De verkoop van de activa van CVSL werd gesloten op voorwaarde dat alle arbeidsovereenkomsten werden overgenomen. Dit toont aan dat deze verkoop niet onvoorwaardelijk was en dat de verkoopprijs mogelijk is gedaald door deze verplichting.

    (162)

    Ten slotte is ook de exclusieve gebruikslicentie op de merken aan voorwaarden onderworpen die een particuliere marktdeelnemer niet zou hebben geëist. In ruil heeft het Waals Gewest van VSL een tegenprestatie geëist die in de schuldvernieuwingsovereenkomst van 29 januari 2009 tussen het Waals Gewest (vertegenwoordigd door CFV) en VSL is vastgelegd: „Deze gebruikslicentie kan door het Waals Gewest te allen tijde van rechtswege en zonder opzeggingstermijn worden beëindigd ingeval VSL (of haar rechthebbenden) op de site van Val Saint-Lambert te Seraing niet blijk geeft van een productieactiviteit van kristallen voorwerpen van hoge toegevoegde waarde, met handhaving van de werkgelegenheid in voltijdequivalent op een niveau van ten minste 60 %, ongerekend de op de dag van het faillissement van CVSL bestaande economische werkloosheid […]”. De Commissie constateert dat het Waals Gewest aan VSL, in ruil voor de toekenning van de exclusieve licentie, de verplichting oplegt de productie op de site van Seraing te handhaven en een vooraf bepaald werkgelegenheidsniveau te behouden. Deze voorwaarden van politieke aard hebben de verkoopprijs mogelijk doen dalen en hebben mogelijke potentiële overnamekandidaten afgeschrikt, hetgeen ten koste kon gaan van de concurrentie in het kader van de biedprocedure en ertoe geleid heeft dat het ingediende bod dat financieel gezien het beste zou zijn geweest, niet overeenkomst met de reële marktwaarde (25).

    (163)

    Rekening houdende met deze feitelijke elementen, is de Commissie van oordeel dat het criterium van de verkoopprijs niet is vervuld.

    Toetsing van het criterium van de economische logica van de transactie

    (164)

    Het criterium van de economische logica van de transactie heeft tot doel na te gaan of de overnemer van de activa deze overgedragen activa op dezelfde wijze gebruikt als de verkoper, om dezelfde economische activiteit voort te zetten.

    (165)

    De Belgische autoriteiten zijn van mening dat de logica die VSL volgt, radicaal verschilt van die van haar voorgangers, met name doordat het vastgoedproject Cristal Park wordt gekoppeld aan de overname van de activiteiten van de kristalfabriek.

    (166)

    In casu merkt de Commissie op dat de Belgische autoriteiten niet hebben aangetoond dat er sinds oktober 2008 een directe band bestaat tussen de overname van CVSL en het Cristal Park-project. Van de door de Belgische autoriteiten meegedeelde documenten met betrekking tot het Cristal Park-project dateert het oudste van december 2011.

    (167)

    De Commissie noteert hoe dan ook dat de overnemers het handelsmerk hebben overgenomen om dit verder te exploiteren, alsmede alle activa en productiemiddelen. Het in de oprichtingsakte van VSL van 20 november 2008 vermelde maatschappelijke doel sluit immers zeer nauw aan bij dat van CVSL. Het doel van VSL is namelijk de activiteiten van de kristalfabriek van CVSL voort te zetten met dezelfde menselijke en productiemiddelen. De garantie zelf is overigens afgegeven om de continuïteit van de activiteiten te handhaven.

    (168)

    Bijgevolg concludeert de Commissie, om de bovengenoemde redenen, dat er sprake is van economische continuïteit tussen CVSL en VSL. De overname van alle productiemiddelen (tegen een aan voorwaarden gebonden prijs die niet overeenstemt met de werkelijke marktwaarde), van de arbeidsovereenkomsten en van het exclusieve en onbeperkte gebruik van de merken met het oog op de voortzetting van de productie van kristallen voorwerpen is een beslissende indicator om de economische continuïteit te bewijzen. Het voordeel ten gevolge van de toekenning van de garantie aan CVSL, die toentertijd in staat van faillissement was, is na de overname blijven doorlopen en VSL heeft het genot van dit voordeel behouden.

    5.2.4.   Verenigbaarheid van de maatregelen 4 (overdracht en gebruik van de merken), 5 (lening van 1,5 miljoen EUR), 6 (kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR) en 8 (terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VSL)

    (169)

    België heeft in zijn opmerkingen bij het inleidingsbesluit geen argumenten met betrekking tot de verenigbaarheid van deze maatregelen aangevoerd en de Commissie beschikt niet over aanwijzingen om te concluderen dat een van de uitzonderingen als bepaald in artikel 107, leden 2 en 3, van toepassing kan zijn. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat deze steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

    5.3.   Terugvordering

    (170)

    De Commissie wijst erop dat onrechtmatige, met de interne markt onverenigbare steun krachtens artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (26) van de begunstigde moet worden teruggevorderd.

    (171)

    Uit de bovenstaande overwegingen volgt in casu dat de volgende maatregelen steunelementen bevatten, dat deze steun onrechtmatig en onverenigbaar is en, voor zover deze aan VSL ter beschikking is gesteld, moet worden teruggevorderd:

     

    Maatregel 1: De lening van 1 miljoen EUR met rentesubsidie, op 3 april 2012 aan VSL toegekend door het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Société wallonne de Gestion et de Participations (hierna „Sogepa”).

    De volledige lening vormt steun. 400 000 EUR werd verstrekt op de dag waarop de overeenkomst werd gesloten. De resterende 600 000 EUR werd verstrekt op een latere datum die de Belgische autoriteiten niet hebben meegedeeld.

     

    Maatregel 2: De herstructureringssteun in de vorm van een verlenging van de lening van 1 miljoen EUR.

    Deze maatregel is niet ten uitvoer gelegd en moet dus niet worden teruggevorderd.

     

    Maatregel 3: De garantie van 150 000 EUR op 24 september 2008 door Sogepa verleend aan de curator van CVSL.

    Deze garantie bevat een steunelement voor zover zij niet tegen de marktprijs werd vergoed. Het steunelement moet worden berekend volgens de in dit besluit vermelde methode.

     

    Maatregel 4: Overdracht en gebruik van de merken Val Saint-Lambert overeengekomen op 29 januari 2009 tussen CFV en VSL.

    De maatregel betreffende de overdracht van de merken is nooit ten uitvoer gelegd en moet dus niet worden teruggevorderd. Het steunelement betreffende het gebruik van de merken moet worden berekend volgens de gangbare methoden die toegelaten zijn voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten.

     

    Maatregel 5: De lening van 1,5 miljoen EUR op 31 augustus 2009 door Sogepa verstrekt aan VSL.

    Deze lening bevat een steunelement ten voordele van VSL, dat overeenstemt met het verschil tussen de marktrente en de feitelijke rente waartegen de lening werd verstrekt, d.w.z. 1,07 % (5,77 % – 4,7 %), zijnde 16 050 EUR per jaar. Deze steun is onrechtmatig verstrekt en moet dus worden teruggevorderd.

     

    Maatregel 6: De kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR in VSL waartoe het Waals Gewest op 17 maart 2011 heeft besloten.

    De volledige kapitaalverhoging vormt steun voor zover zij niet in overeenstemming is met het gedrag van een particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Deze steun is onrechtmatig verstrekt en moet dus worden teruggevorderd.

     

    Maatregel 8: Het onderdeel betreffende de kosteloze terbeschikkingstelling van een gedeelte van de locatie waar de kristalfabrieken van „Val Saint-Lambert” zijn gevestigd.

    Bij de overeenkomst voor precaire terbeschikkingstelling van een gedeelte van de locatie waar de kristalfabrieken van „Val Saint-Lambert” gevestigd zijn, op 11 december 2012 gesloten tussen Spaque en VSL, wordt aan VSL een voordeel verleend dat overeenstemt met het huurbedrag waarvan Spaque vrijwillig heeft afgezien. Het precieze bedrag van deze steun zal worden berekend zoals vermeld in overweging 123.

    (172)

    Met het oog op deze terugvordering moeten de Belgische autoriteiten het steunbedrag voorts vermeerderen met de invorderingsrente die betaalbaar is vanaf de datum waarop de steun in kwestie voor de onderneming beschikbaar was, tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun, overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (27).

    6.   CONCLUSIE

    (173)

    De Commissie constateert dat België een pakket maatregelen in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ten uitvoer heeft gelegd. Het gaat om de volgende maatregelen: de reddingssteun van 1 miljoen EUR (maatregel 1), de garantie van 150 000 EUR (maatregel 3), de overdracht en het gebruik van de merken Val Saint-Lambert (maatregel 4), de lening van 1,5 miljoen EUR (maatregel 5), de kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR (maatregel 6) en de kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VSL (een onderdeel van maatregel 8).

    (174)

    Bij brief van 18 juni 2014 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie gemachtigd om dit besluit uitsluitend in de Franse taal vast te stellen en ter kennis te brengen,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De volgende maatregelen, namelijk de reddingssteun van 1 miljoen EUR (maatregel 1), de garantie van 150 000 EUR (maatregel 3), de overdracht en het gebruik van de merken Val Saint-Lambert (maatregel 4), de lening van 1,5 miljoen EUR (maatregel 5), de kapitaalverhoging van 1,5 miljoen EUR (maatregel 6) en de kosteloze terbeschikkingstelling van bepaald vastgoed door Spaque aan VS (een onderdeel van maatregel 8), bevatten steunelementen die door België onrechtmatig zijn verleend in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en zijn onverenigbaar met de interne markt.

    Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 heeft België de aanmelding betreffende maatregel 2 (de herstructureringssteun) ingetrokken na het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure.

    Artikel 2

    1.   België vordert de in artikel 1 bedoelde steun van de begunstigde terug.

    2.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf de datum waarop zij aan de begunstigde ter beschikking zijn gesteld, tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

    3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 en Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (28) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004.

    Artikel 3

    1.   De terugvordering van de in artikel 1 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

    2.   België zorgt ervoor dat het onderhavige besluit binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit ten uitvoer wordt gelegd.

    Artikel 4

    1.   Binnen twee maanden na kennisgeving van dit besluit verstrekt België de volgende informatie aan de Commissie:

    a)

    het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en rente);

    b)

    een nadere beschrijving van de reeds genomen en voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

    c)

    bescheiden waaruit blijkt dat de begunstigde is aangemaand om de steun terug te betalen.

    2.   België houdt de Commissie op de hoogte van de stand van uitvoering van de nationale maatregelen die het heeft genomen om dit besluit ten uitvoer te leggen, en dit tot de in artikel 1 bedoelde steun volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld informatie over de reeds genomen en voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt eveneens nadere inlichtingen over de steunbedragen en invorderingsrente die reeds door de begunstigde zijn terugbetaald.

    Artikel 5

    Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

    Gedaan te Brussel, 31 juli 2014.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Vicevoorzitter


    (1)  Steunmaatregel SA.34791 (ex 2012/NN) — België — Reddingssteun ten behoeve van Val Saint-Lambert — en steunmaatregel SA.35528 (ex 2012/N) — België — Herstructureringssteun ten behoeve van Val Saint-Lambert — Uitnodiging om, overeenkomstig artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, opmerkingen te maken (PB C 213 van 26.7.2013, blz. 38).

    (2)  Zie voetnoot 1.

    (3)  Vertrouwelijke informatie

    (4)  De procedure van gerechtelijke reorganisatie is een procedure die strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten. De procedure vond plaats vóór het faillissementsvonnis op 14 oktober 2013.

    (5)  Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5).

    (6)  Zie voetnoot 4.

    (7)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

    (8)  Besluit van de Commissie van 8 februari 2010 betreffende steunmaatregel N 541/2009 — Zweden — State guarantee in favour of Saab Automobile AB (PB C 99 van 17.4.2010, blz. 4).

    (9)  Zie arrest van 16 mei 2002 (zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie, Jurispr. blz. I-4397, punt 38).

    (10)  Bij besluit van 27 april 2012 van de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening.

    (11)  Arrest van 16 mei 2002, zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie.

    (12)  PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.

    (13)  http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/base_rates_eu27_en.pdf

    (14)  Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6).

    (15)  Zie de punten 21 tot en met 23.

    (16)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

    (17)  http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html

    (18)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (19)  Het beschrijvende onderzoek geeft een gedetailleerd overzicht van de bodemverontreiniging en brengt deze volledig in kaart zodat de bevoegde overheidsdienst zich kan uitspreken over de noodzaak van een sanering en de wijze waarop deze moet plaatsvinden, aldus de Belgische autoriteiten.

    (20)  Verordening (EG) nr. 1998/2006.

    (21)  Verordening (EU) nr. 1407/2013.

    (22)  SA N 541/09 — Zweden — State guarantee in favour of Saab Automobile AB, van 8 februari 2010.

    (23)  Arrest Gerecht van 28 maart 2012 in zaak T-123/09, Ryanair Ltd/Commissie, punt 155.

    (24)  Arrest van 8 mei 2003, gevoegde zaken C-328/99 en C-399/00, Italië en SIM 2 Multimedia SpA/Commissie, Jurispr. 2003, blz. I-4035.

    (25)  Zie, naar analogie, Beschikking 2008/717/EG van de Commissie van 27 februari 2008 betreffende steunmaatregel C 46/07 (ex NN 59/07) die Roemenië aan Automobile Craiova (voorheen Daewoo Romania) heeft verstrekt (PB L 239 van 6.9.2008, blz. 12).

    (26)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).

    (27)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

    (28)  Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1).


    BIJLAGE

    Gegevens over ontvangen, terug te vorderen en reeds teruggevorderde bedragen

    (in miljoen, in nationale munteenheid)

    Identiteit van de begunstigde

    Totaalbedrag van de krachtens de regeling ontvangen steun

    Totaalbedrag van de terug te vorderen steun

    (Hoofdsom)

    Totale reeds terugbetaalde bedragen

    Hoofdsom

    Rente

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Top