This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32013D0665
2013/665/EU: Commission Decision of 17 July 2013 on State aid SA.33726 (11/C) [ex SA.33726 (11/NN)] — granted by Italy (deferral of payment of the milk levy in Italy) (notified under document C(2013) 4046)
2013/665/EU: Besluit van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Italië ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33726 (2011/C) (ex SA.33726 (2011/NN)) (Uitstel van betaling van de melkheffing in Italië) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 4046)
2013/665/EU: Besluit van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Italië ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33726 (2011/C) (ex SA.33726 (2011/NN)) (Uitstel van betaling van de melkheffing in Italië) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 4046)
PB L 309 van 19.11.2013, p. 40–48
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB L 309 van 19.11.2013, p. 28–36
(HR)
In force
19.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 309/40 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2013
betreffende de door Italië ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.33726 (2011/C) (ex SA.33726 (2011/NN)) (Uitstel van betaling van de melkheffing in Italië)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 4046)
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(2013/665/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) |
Nadat de Commissie had geconstateerd dat op 27 februari 2011 de wet in werking was getreden die dient tot omzetting van wetsbesluit nr. 225 van 29 december 2010 in een wet op grond waarvan uitstel van betaling wordt verleend voor een tranche van de melkheffing die Italiaanse melkproducenten moeten betalen krachtens de termijnbetalingsregeling, zoals goedgekeurd bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad van 16 juli 2003 betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten (1), (2), heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten bij schrijven van 17 maart 2011 verzocht om nadere inlichtingen ter zake. |
(2) |
Bij het op 29 juni 2011 geregistreerde schrijven van 24 juni 2011 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie deze aanvullende inlichtingen verstrekt. |
(3) |
Na de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte inlichtingen te hebben bestudeerd en zich rekenschap te hebben gegeven van het feit dat het betalingsuitstel in kwestie was verleend zonder kennisgeving vooraf aan of goedkeuring door de Commissie, heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten er bij fax van 14 oktober 2011 van in kennis gesteld dat er een dossier wegens niet-aangemelde steun was geopend onder referentienummer SA.33726 (2011/NN). |
(4) |
Bij schrijven van 11 januari 2012 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag in te leiden ten aanzien van voornoemd uitstel en de bij Beschikking 2003/530/EG goedgekeurde termijnbetalingsregeling, zoals gewijzigd door de uitbreiding met dit uitstel, welke omstandigheid een nieuwe steunmaatregel vormt (SA.33726 (2011/C)), en de Italiaanse autoriteiten tevens verzocht om binnen één maand opmerkingen te maken over de inleiding van de procedure. |
(5) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken. |
(6) |
De Commissie heeft deze voor een reactie aan Italië doorgezonden. |
(7) |
Bij e-mail van 13 februari 2012 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie een brief van de Italiaanse autoriteiten naar de Commissie gestuurd, waarin werd verzocht om een verlenging met twee maanden van de periode voor het maken van opmerkingen over de inleiding van de procedure. Deze verlenging is verleend middels een faxbericht van 21 februari 2012. |
(8) |
Bij e-mails van 26 april 2012 en 27 april 2012 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de reactie van de Italiaanse autoriteiten op de inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag aan de Commissie toegezonden. |
(9) |
De Italiaanse autoriteiten hebben geen opmerkingen meer gemaakt over de opmerkingen van de belanghebbenden. |
II. BESCHRIJVING
(10) |
Artikel 1 van Beschikking 2003/530/EG luidt als volgt: „De steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten, door het bedrag dat deze producenten aan de Gemeenschap verschuldigd zijn op grond van de extra heffing op melk en zuivelproducten voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 zelf aan de Gemeenschap terug te betalen, en door die producenten toe te staan hun schuld gespreid over een aantal jaren in termijnen renteloos af te lossen, wordt bij wijze van uitzondering beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, op voorwaarde dat:
|
(11) |
Bij wet nr. 10/2011 is in het eerste artikel van wetsbesluit nr. 225 van 29 december 2010 een lid 12 duodecies ingevoegd, dat voorziet in uitstel van betaling tot 30 juni 2011 van de tranche van de melkheffing waarvan de termijn op 31 december 2010 is verstreken. De kosten van dit uitstel zijn toegerekend aan een algemene begrotingstoewijzing van 5 miljoen EUR, die bestemd was voor meerdere doeleinden. |
(12) |
In hun brief van 24 juni 2011 hebben de Italiaanse autoriteiten toegelicht dat het subsidie-equivalent van deze maatregel zou worden meegeteld als de-minimissteun voor Italië verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (4) op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (5). |
III. GRONDEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE PROCEDURE
(13) |
De Commissie heeft om de volgende redenen besloten de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag in te leiden:
|
IV. OPMERKINGEN VAN DE ITALIAANSE AUTORITEITEN OVER DE INLEIDING VAN DE FORMELE PROCEDURE
(14) |
In hun op 26 april 2012 per e-mail verzonden schrijven hebben de Italiaanse autoriteiten voor het eerst inzicht gegeven in de toepassing van het systeem van gespreide betaling van melkheffingen zoals goedgekeurd krachtens Beschikking 2003/530/EG waarbij zij toelichtten dat er 11 271 begunstigden waren. Hiervan hadden 9 965 (ofwel 88,41 % van het totaal) hun op 31 december 2010 verschuldigde termijnen tijdig voldaan. 1 291 begunstigden hadden dit gedaan per de uitgestelde uiterste datum, 15 begunstigden hadden geen enkele betaling verricht, waardoor zij van de regeling werden uitgesloten. |
(15) |
De Italiaanse autoriteiten hebben verklaard dat bij de berekening van het subsidie-equivalent van de steun die door de begunstigden van het uitstel is ontvangen, is uitgegaan van de rente voor de periode tussen 1 januari 2011 en de datum van feitelijke betaling van de termijnen waarvoor het uitstel gold, met als grondslag het driemaandelijkse Euribor-tarief vanaf 1 oktober 2010 plus 100 basispunten (1,942 %). Uit die berekening kwam een subsidie-equivalent voort tussen 0,08 EUR en 694,19 EUR, waarbij tevens bleek dat 1 187 van de 1 291 begunstigden van het uitstel een steunbedrag van minder dan 100,00 EUR hadden ontvangen. Volgens de autoriteiten laten deze cijfers zien dat het betalingsuitstel krachtens wet nr. 10/2011 geen risico heeft opgeleverd voor het soepele verloop van de termijnbetalingsregeling, die in overeenstemming blijft met de bepalingen van Beschikking 2003/530/EG, getuige het feit dat slechts 11,45 % van de aan deze regeling deelnemende producenten van de uitstelmogelijkheid gebruik heeft gemaakt. |
(16) |
Daarom herhalen de Italiaanse autoriteiten hun in de brief van 24 juni 2011 vermelde standpunt (zie overweging 12) dat het voor de betaling van de melkheffing verleende uitstel de-minimissteun vormt. Voorts wijzen zij erop dat zij hebben vastgesteld dat op geen enkele wijze inbreuk is gemaakt op het individuele plafond als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1535/2007, net zomin als op het plafond van 320 505 000 EUR dat krachtens deze verordening over een periode van drie belastingjaren is vastgesteld voor Italië, en dat het subsidie-equivalent van het betalingsuitstel in totaal 50 877,41 EUR bedroeg. Tot slot hebben zij meegedeeld dat zij bezig waren met een controle op de naleving van deze plafonds, waarbij de andere de-minimissteunregelingen in de jaren 2009, 2010 en 2011 in ogenschouw worden genomen. |
(17) |
Voor wat betreft het standpunt van de Commissie dat de uit hoofde van Beschikking 2003/530/EG goedgekeurde steun gezien de aard en het uitzonderlijke karakter ervan moest worden beschouwd als enkelvoudige maximumsteun die met geen enkele andere maatregel, in welke vorm ook, mag worden gecumuleerd, hebben de Italiaanse autoriteiten ten eerste benadrukt dat de desbetreffende beschikking het bestaan van uitzonderlijke omstandigheden heeft erkend die de Raad ertoe hebben gebracht de steunmaatregel te beschouwen als verenigbaar met artikel 107 van het Verdrag, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Ook hebben zij onderstreept dat uit de controles naar voren is gekomen dat de termijnbetalingsregeling voldeed aan de bepalingen van Beschikking 2003/530/EG aangezien alle producenten de zevende termijn hadden voldaan, met uitzondering van de 15 producenten die inmiddels van de regeling waren uitgesloten. Naar hun mening verhindert de uitzonderlijke aard van de omstandigheden die resulteerde in de vaststelling van Beschikking 2003/530/EG, op zich niet dat ontvangers van de door de Raad goedgekeurde steun ook toegang hebben tot andere voordelen. Het Verdrag maakt enkel melding van buitengewone omstandigheden, zonder op enigerlei wijze beperkingen te stellen ten aanzien van de aard van de toegestane steun of de gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging ervan; voor de afwijking van artikel 107 en de voorschriften bedoeld in artikel 109 van het Verdrag geldt slechts als eis dat hiervoor een met eenparigheid van stemmen genomen Raadsbesluit nodig is. In dit specifieke geval komt het uitzonderlijke karakter dat leidde tot de vaststelling van Beschikking 2003/530/EG, volledig tot uitdrukking in de wijze waarop deze beschikking werd aangenomen, namelijk met eenparigheid van stemmen, en betreft die uitzonderlijkheid niet zozeer de steunmaatregel zelf, als wel de omstandigheden die de vaststelling van die maatregel noodzakelijk maakten. |
(18) |
De Italiaanse autoriteiten hebben ook aangevoerd dat het uitstel van betaling de-minimissteun vormt en daarom als een op zichzelf staande maatregel moet worden beschouwd, gezien de lage deelname onder de producenten, de geringe bedragen die hiermee gemoeid waren en het feit dat er geen veranderingen zijn aangebracht in de termijnbetalingsregeling, waarvan de opzet ongewijzigd is gebleven, zowel wat betreft het totale aantal termijnen als de datum van verstrijken. |
(19) |
Tot slot hebben de Italiaanse autoriteiten er nogmaals op gewezen dat de deelnemers aan de termijnbetalingsregeling overeenkomstig het Italiaanse ministeriële besluit van 30 juli 2003 houdende de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Raad afstand moeten doen van welke rechtsvordering ook met betrekking tot de betaling van de heffingen waarvoor de termijn is verstreken, en dat schuldenaren die niet tot betaling overgaan, van de regeling worden uitgesloten. De Italiaanse autoriteiten stellen dat een dergelijke situatie, mocht die zich voordoen, ertoe zou leiden dat er strengere terugvorderingsprocedures zouden worden ingeleid, wat op zijn beurt weer zou resulteren in het instellen van nieuwe beroepen door producenten. Het zou dan ook verstandig zijn om rechtsgeschillen te voorkomen voor wat betreft de terugvordering van zeer lage bedragen via procedures die meer kosten dan ze opleveren. In dit verband verwijzen de Italiaanse autoriteiten naar artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Commissie van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7), waarin is bepaald dat de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen besluiten terugvorderingsprocedures niet voort te zetten, indien de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger zijn dan het terug te vorderen bedrag. Naar hun mening is deze bepaling naar analogie van toepassing op onderhavig geval. Hoe dan ook zijn soortgelijke bepalingen ook vervat in artikel 25, lid 4, van wet nr. 289/2002 (de financieringswet 2003), volgens welk het bedrag van 12 EUR wordt beschouwd als een laag bedrag dat niet in aanmerking komt voor terugvordering. 559 begunstigden van het uitstel ontvingen minder dan 12 EUR. |
(20) |
In het op 26 april 2012 per e-mail verzonden schrijven hebben de Italiaanse autoriteiten een overzicht verstrekt van de begunstigden van het uitstel en het door elk van hen ontvangen steunbedrag. |
V. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN OVER DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE
(21) |
Op 7 maart 2012 heeft de Commissie opmerkingen van een derde ontvangen over de inleiding van de procedure. |
(22) |
Deze belanghebbende wilde met name weten waarom de Commissie zich bij het inleiden van de procedure had beperkt tot het uitstel van betaling waarin is voorzien door wet nr. 10/2011 en de procedure niet had verruimd tot de bepalingen van artikel 40 bis van wet nr. 122/2010, dat voorziet in uitstel van betaling van termijnen die verschuldigd zijn in het kader van een aanvullende termijnbetalingsregeling op grond van wet nr. 33/2009, en drong er bij de Commissie op aan de werking van deze procedure dienovereenkomstig te verruimen. De belanghebbende wees er in dit verband op dat er bij de Commissie al een klacht was ingediend over de bepalingen van artikel 40 bis van wet nr. 122/2010 en dat deze zaak was gesloten door de Commissie. |
(23) |
Op 10 maart 2012 heeft de Commissie opmerkingen van een andere belanghebbende ontvangen over de inleiding van de procedure. |
(24) |
Deze belanghebbende wees de Commissie op de bepalingen van artikel 1, lid 4, van wetsbesluit nr. 16/2012, dat ondernemingen in financiële moeilijkheden de mogelijkheid biedt verschuldigde bedragen in gelijkmatige termijnen te betalen. De belanghebbende wees erop dat deze maatregelen niet verenigbaar waren met de interne markt en verzocht de Commissie tussenbeide te komen. |
(25) |
Op 14 maart 2012 heeft de Commissie opmerkingen van weer een andere belanghebbende ontvangen over de inleiding van de procedure. |
(26) |
Deze belanghebbende verwees eveneens naar wetsbesluit nr. 16/2012, waarbij de nadruk werd gelegd op het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling van landbouwers en de nauwkeurigheid van de door AGEA (Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura — het Italiaanse betaalorgaan) gebruikte gegevens voor de berekening van de extra heffing. |
VI. BEOORDELING
VI.1. Het bestaan van staatssteun
(27) |
Volgens artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
(28) |
De steunmaatregel in kwestie, namelijk de steun in verband met het uitstel van betaling (het verlenen van het equivalent van een rentevrije lening, zie overweging 13, tweede streepje), maar ook de nieuwe steun die voortvloeit uit de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG (geen rente betaald over reeds voldane jaarlijkse termijnen en nog geen hoofdsom en rente betaald voor de resterende jaren tot aan het aflopen van de termijnbetalingsregeling, d.w.z. tot 31 december 2017) (nieuwe steun, zie overweging 13, derde streepje) valt onder de volgende definitie: |
(29) |
De steunmaatregel kan aan de staat worden toegerekend aangezien deze voortvloeit uit een nationale wet; de maatregel wordt bekostigd met staatsmiddelen in die zin dat de Italiaanse staat, door het verlenen van uitstel van betaling van een jaarlijkse termijn die is vastgesteld bij Beschikking 2003/530/EG, en door het creëren van nieuwe steun door dat uitstel, zichzelf gedurende een bepaalde periode een geldbedrag heeft ontzegd dat voor andere doelen had kunnen worden aangewend. |
(30) |
Deze situatie begunstigt bepaalde ondernemingen, inzonderheid melkproducerende landbouwbedrijven. |
(31) |
Voorts kan de maatregel het handelsverkeer ongunstig beïnvloeden, gezien de Italiaanse positie op de markt (8). |
(32) |
Bovendien heeft de maatregel mogelijk een mededingingsvervalsende werking, daar deze de ondernemingen die er gebruik van hebben gemaakt, een voordeel heeft opgeleverd (aan het uitstel is geen rentelast verbonden, waardoor deze maatregel gelijkstaat aan een rentevrije lening) dat niet verkregen zou zijn onder normale marktvoorwaarden en dat de betrokken ondernemingen een gunstiger concurrentiepositie heeft opgeleverd dan ondernemingen die deze steun niet ontvangen hebben (9). |
(33) |
Desalniettemin moet in het licht van de aanvullende inlichtingen die door de Italiaanse autoriteiten zijn verstrekt naar aanleiding van de inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag, worden vastgesteld of de maatregel in kwestie beschouwd kan worden als de-minimissteun overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1535/2007, en derhalve niet kan worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. |
(34) |
In hun op 26 april 2012 per e-mail verzonden schrijven hebben de Italiaanse autoriteiten toegelicht dat de rente in verband met het uitstel van betaling tussen 0,08 EUR en 694,19 EUR lag. Voorts hebben zij verklaard dat uit controles naar voren was gekomen dat het voor Italië over drie belastingjaren vastgestelde plafond niet was overschreden, maar dat zij voor de belastingjaren 2009, 2010 en 2011 nog wel moesten nagaan of nog steeds het risico bestond dat mogelijk een individueel plafond werd overschreden in het geval van gecumuleerde de-minimissteun. |
(35) |
De Commissie kan met zekerheid vaststellen dat het aan het uitstel verbonden rentebedrag, bezien per individuele onderneming, niet hoger is dan het bedrag van7 500 EUR zoals bepaald in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1535/2007. Ook constateert zij dat het totale in samenhang met het uitstel verleende steunbedrag, te weten 50 877,41 EUR, er niet toe heeft geleid dat het plafond van 320 505 000 EUR dat voor Italië is toegestaan uit hoofde van de bijlage bij de verordening, is overschreden. De Commissie beschikt evenwel niet over nieuwe informatie waaruit blijkt dat het individuele plafond van 7 500 EUR in geen enkel geval is overschreden, alle door een en dezelfde begunstigde over de periode van drie belastingjaren ontvangen de-minimissteun in aanmerking genomen, omdat de Commissie sinds 26 april 2012 geen enkele informatie meer heeft ontvangen van de Italiaanse autoriteiten die de desbetreffende controles uitvoeren. Zij kan dan ook niet tot de slotsom komen dat het individuele steunplafond in alle gevallen is gerespecteerd, met name niet omdat de Commissie ook de nieuwe steun voortvloeiende uit de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG in aanmerking moet nemen. Het is juist dat zij de maatregel in kwestie in zijn totaliteit moet beoordelen (d.w.z. de steun die is gerelateerd aan het verlenen van het uitstel, het verlenen van het equivalent van een rentevrije lening en de nieuwe steun voortvloeiend uit de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG): een groot aantal begunstigden (meer dan 1 250) heeft voordeel genoten van dit uitstel en het steunbedrag omvat ook een deel van de hoofdsom (het deel dat correspondeert met de jaarlijkse termijnen die vervallen op 31 december van de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017) plus rente, welk bedrag in totaal veel hoger is dan dat van de rente in verband met het uitstel van betaling waarvan de Italiaanse autoriteiten zijn uitgegaan ter ondersteuning van hun betoog. |
(36) |
In artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1535/2007 is het volgende bepaald: „De-minimissteun mag niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven indien deze cumulering ertoe leidt dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die voor de specifieke omstandigheden van elke zaak bij de communautaire regelgeving is vastgesteld”. |
(37) |
Wat dit betreft heeft de Commissie met het inleiden van de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag al te kennen gegeven dat dit uitstel bovenop de steun kwam die door de Raad is goedgekeurd en die moet worden beschouwd als de maximale steun die in deze context mag worden verleend. |
(38) |
De Italiaanse autoriteiten huldigen het standpunt dat het uitstel van betaling als een op zichzelf staande maatregel moet worden beschouwd, gezien de lage deelname onder de producenten, de geringe bedragen die hiermee gemoeid waren en het feit dat er geen veranderingen zijn aangebracht in de termijnbetalingsregeling, waarvan de opzet ongewijzigd is gebleven, zowel wat betreft het totale aantal termijnen als de datum van verstrijken. |
(39) |
De Commissie deelt deze mening niet. Het is namelijk duidelijk dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het uitstel van betaling en een terugbetaling, namelijk de betaling in termijnen waarin in detail is voorzien in Beschikking 2003/530/EG. Onder het eerste streepje van artikel 1, lid 1, van die beschikking is duidelijk vermeld dat de terugbetaling „[…] geschiedt in jaarlijkse termijnen van gelijke omvang”. Het uitstel kan dan ook niet worden beschouwd als volledig losstaand van het systeem van termijnen zoals vastgesteld bij Beschikking 2003/530/EG. |
(40) |
De Italiaanse autoriteiten betwisten ook het feit dat de door de Raad toegestane steun het maximum is dat aan melkproducenten mag worden toegekend. Zij zijn van oordeel dat de beschikking in kwestie het bestaan van uitzonderlijke omstandigheden heeft erkend die resulteerden in de goedkeuring van de regeling voor de terugbetaling in termijnen, maar dat dit uitzonderlijke karakter op zichzelf nog niet wil zeggen dat begunstigden geen andere mogelijkheid meer hebben om in aanmerking te komen voor steun, aangezien het Verdrag enkel melding maakt van buitengewone omstandigheden, zonder beperkingen te stellen ten aanzien van de aard van de toegestane steun of de gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging ervan. In dit specifieke geval komt het uitzonderlijke karakter dat leidde tot de vaststelling van Beschikking 2003/530/EG van de Raad, volledig tot uitdrukking in de wijze waarop deze beschikking werd aangenomen, namelijk met eenparigheid van stemmen, en betreft die uitzonderlijkheid niet zozeer de steunmaatregel zelf, als wel de omstandigheden die de vaststelling van die maatregel noodzakelijk maakten. |
(41) |
De Commissie is het niet eens met de Italiaanse autoriteiten. Hoewel in de derde alinea van artikel 108, lid 2, van het Verdrag is bepaald dat ‘[…] de Raad met eenparigheid van stemmen [kan] beslissen dat een […] steunmaatregel […] als verenigbaar moet worden beschouwd met de interne markt, indien buitengewone omstandigheden een dergelijk besluit rechtvaardigen’ en in overweging 8 van Beschikking 2003/530/EG staat vermeld dat ‘Er […] uitzonderlijke omstandigheden aanwezig [zijn] die de overweging rechtvaardigen dat […] de steun […] als verenigbaar wordt beschouwd met de gemeenschappelijke markt’, doet dit niets af aan het feit dat de Raad zelf, in het dispositief van de beschikking, heeft vastgesteld dat de steun „bij wijze van uitzondering”, en niet „rekening houdend met de uitzonderlijke omstandigheden”, wordt beschouwd als verenigbaar met de interne markt. De uitdrukking „bij wijze van uitzondering” geeft duidelijk aan dat de Raad de aandacht wilde vestigen op de wijze van verlening van de steun, door er namelijk een uniek karakter aan toe te kennen, ondanks de aanwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden zoals bedoeld in overweging 8. Hoewel de verwijzing, door de Italiaanse autoriteiten, naar de eenparigheid van stemmen er inderdaad op kan wijzen dat de procedure uitzonderlijk was, laat dit het unieke karakter van de steun zoals bedoeld in de beschikking, onverlet. |
(42) |
Daar de door de Raad goedgekeurde steun, gezien het unieke karakter ervan, het in deze context toegestane maximumbedrag was, namelijk een steunequivalent van 100 %, zou de uitbreiding met het uitstel van betaling automatisch de toepassing met zich brengen van de bepalingen van artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1535/2007, wat betekent dat het subsidie-equivalent van het uitstel niet kan worden aangemerkt als vallend binnen de werkingssfeer van die verordening en derhalve staatssteun vormt. De verenigbaarheid van die steun met de interne markt moet worden beoordeeld in het licht van de mededingingsvoorschriften die golden toen het uitstel werd verleend, evenals de verenigbaarheid van de nieuwe steun die voortvloeit uit de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG. |
VI.2 Verenigbaarheid van de steun met de interne markt
(43) |
De mededingingsvoorschriften die van toepassing waren op het moment van verlenen van het uitstel, zijn vervat in de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013. |
(44) |
Het standpunt dat de Italiaanse autoriteiten hebben verwoord in hun op 26 april 2012 per e-mail verzonden schrijven, was gebaseerd op het argument dat het uitstel van betaling moest worden beschouwd als onderdeel van een de-minimisregeling. Daarom hebben zij geen enkele toelichting verschaft voor wat betreft de verenigbaarheid van het uitstel van betaling met de interne markt of de verenigbaarheid van de nieuwe steun die buiten het kader van Beschikking 2003/530/EG viel, een en ander in het licht van de voorschriften die zijn vervat in bovengenoemde richtsnoeren. |
(45) |
De Commissie beschikt dan ook niet over nieuwe informatie die de twijfels kan wegnemen die zij had toen zij de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag inleidde. De steun in verband met het uitstel van betaling en daarmee ook de nieuwe steun die tot stand is gekomen door de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG, vormt derhalve eenzijdige steun die louter bedoeld is om de financiële situatie van producenten te verbeteren zonder bij te dragen tot de ontwikkeling van de sector. Het betreft dan ook exploitatiesteun die onverenigbaar is met de interne markt in de zin van punt 15 van bovengenoemde richtsnoeren. |
VI.3 Terugvordering
(46) |
Overeenkomstig het Verdrag en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is de Commissie, wanneer haar van een met de interne markt onverenigbare steunmaatregel blijkt, bevoegd te beslissen dat de betrokken staat die maatregel moet intrekken of wijzigen (10). Voorts is, volgens de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, de verplichting van een staat tot afschaffing van steun die door de Commissie onverenigbaar wordt geacht met de interne markt, bedoeld om de vroegere toestand te herstellen. In dit verband heeft het Hof verklaard dat die doelstelling verwezenlijkt is zodra de ontvanger de aan hem toegekende bedragen heeft terugbetaald, waardoor het voordeel teniet wordt gedaan dat hij genoot ten opzichte van zijn concurrenten op de markt, en de situatie van vóór de betaling van steun wordt hersteld (11). |
(47) |
In lijn met die rechtspraak bepaalt artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (12) dat, indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun, de Commissie beschikt dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen (in het onderhavige geval alle begunstigden die voordeel hebben genoten van het uitstel van betaling). |
(48) |
Italië dient dan ook alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de onverenigbare steun van de begunstigden terug te vorderen. Overeenkomstig paragraaf 42 van de bekendmaking van de Commissie getiteld „Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen” (13), heeft Italië na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit vier maanden de tijd om de bepalingen ervan uit te voeren. Over de terug te vorderen bedragen moet rente worden betaald, die wordt berekend op basis van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (14). |
(49) |
Het onderhavige besluit dient onmiddellijk te worden uitgevoerd, met name voor wat betreft de terugvordering van alle onverenigbare individuele steun. |
(50) |
Gezien de zeer specifieke context waarin de steun werd verleend (steun die bovenop een door de Raad goedgekeurd pakket kwam) en de gevolgen van de steunmaatregel (de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG voor wat betreft degenen die voordeel hebben genoten van het uitstel van betaling, terwijl de steun al bij wijze van uitzondering was goedgekeurd bij de beschikking) moet het hiernavolgende worden teruggevorderd van de partijen die voordeel hebben gehad van het betalingsuitstel:
|
(51) |
Het belang dat de Italiaanse autoriteiten hechten aan het feit dat de terug te vorderen bedragen gering zijn en aan het risico dat producenten nieuwe beroepen zullen gaan instellen bij nationale rechters, verandert niets aan het feit dat staatssteun die niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de afwijkingen waarin artikel 107 van het Verdrag voorziet en daarom onverenigbaar is met de interne markt, van de begunstigden moet worden teruggevorderd om de concurrentiesituatie van vóór de verlening van de steun te herstellen. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie blijkt immers dat het schrappen van onwettige steun die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, het logische gevolg is van die onwettigheid, aangezien terugvordering louter bedoeld is om een vroegere toestand te herstellen (15). De doelstelling van het herstellen van een vroegere toestand is verwezenlijkt zodra de met de interne markt onverenigbare, onwettige steun door de begunstigde is terugbetaald en het eerdere voordeel dat hij genoot ten opzichte van zijn concurrenten op de markt, dus teniet is gedaan. In dergelijke gevallen is de toestand van vóór de steunverlening hersteld (16). |
(52) |
Bovendien lijken de Italiaanse autoriteiten, aangezien zij spreken van een geringe hoogte van de terug te vorderen bedragen, die terugvordering te willen beperken tot de rente die bovenop de betaling moet komen voor het jaar waarvoor het uitstel geldt. De terugvordering, die uitsluitend degenen raakt die daadwerkelijk voordeel hebben genoten van het uitstel van betaling, moet echter alle onverenigbaar verklaarde steun omvatten, dus ook bedragen naast de verschuldigde rente (zie overweging 50). |
(53) |
Tot slot wordt het argument dat producenten mogelijk beroep zullen instellen bij nationale rechters, niet relevant geacht, omdat volgens rechtspraak van het Europese Hof van Justitie de louter theoretische mogelijkheid van interne problemen, zelfs onoverkomelijke, voor een lidstaat geen gerechtvaardigde grond kan vormen om niet te voldoen aan zijn verplichtingen krachtens het recht van de Unie (17). |
(54) |
Italië zou wel de de-minimisregels die gelden voor de landbouwsector, kunnen toepassen bij de terugvordering van individuele steun van begunstigden die aan alle vereisten van de toepasselijke de-minimisverordening (Verordening (EG) nr. 1535/2007) voldeden op het moment van verlenen van de met de interne markt onverenigbare, onrechtmatige steun. Paragraaf 49 van de bekendmaking van de Commissie getiteld „Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen” (18) stelt dat een lidstaat in het geval van een onrechtmatige en onverenigbare steunregeling, op basis van de steunregeling in kwestie een gedetailleerde analyse van iedere afzonderlijke steunmaatregel moet maken. Om het precieze steunbedrag te kwantificeren dat van iedere afzonderlijke begunstigde van de regeling moet worden teruggevorderd, moet Italië derhalve bepalen in welke mate de steun is verleend aan een specifiek project dat op het tijdstip waarop deze steun werd verleend aan alle voorwaarden voldeed van een groepsvrijstellingsverordening of van een door de Commissie goedgekeurde steunregeling. In dit soort gevallen kan de lidstaat ook de materiële de-minimiscriteria toepassen die golden op het tijdstip waarop de onrechtmatige en onverenigbare steun werd verleend die het voorwerp van de terugvorderingsbeschikking uitmaakt, en wel uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 994/98 van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (19). Volgens dit criterium vormt de onder deze maatregel verleende individuele steun geen staatssteun waar het gaat om begunstigden die op het tijdstip van verlenen van die steun voldeden aan de voorwaarden van de van kracht zijnde de-minimisverordening (Verordening (EG) nr. 1535/2007). |
VI.4 Beoordeling van de opmerkingen van belanghebbenden over andere procedures
(55) |
Wat de opmerkingen van de eerste belanghebbende (overweging 22) aangaat, wenst de Commissie te benadrukken dat het betalingsuitstel ingevolge artikel 40 bis van wet nr. 122/2010, voor één termijn die betaald moest worden krachtens een aanvullende termijnbetalingsregeling op grond van wet nr. 33/2009, buiten het bestek van de procedure van het onderhavige besluit valt, aangezien dat betalingsuitstel geen betrekking heeft op de aanvullende termijnregeling zoals vastgesteld bij Beschikking 2003/530/EG. |
(56) |
De opmerkingen van beide andere belanghebbenden over wetsbesluit nr. 16/2012 (overwegingen 24 en 26) worden momenteel door de Commissie bestudeerd. Wel kan de Commissie al zeggen dat deze opmerkingen volgens haar los van elkaar moeten worden bekeken om redenen van administratieve efficiency, die onder meer betrekking hebben op het feit dat de samenvoeging van beide procedures, die zou voortvloeien uit de verbreding van de reikwijdte van elk van die procedures, en de vervulling van alle bijbehorende administratieve formaliteiten het sluiten van de procedure van het onderhavige besluit aanzienlijk zouden vertragen. |
VII. CONCLUSIE
(57) |
De Commissie stelt vast dat Italië het uitstel van betaling in kwestie op onrechtmatige wijze ten uitvoer heeft gelegd, met als gevolg dat ook de steun waarop dat uitstel betrekking heeft, onrechtmatig is (zie overweging 13, tweede streepje), evenals de nieuwe steunregeling die tot stand is gekomen door de inbreuk op Beschikking 2003/530/EG (zie overweging 13, derde streepje). Daarom kan geen van de steunmaatregelen als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd, aangezien de Italiaanse autoriteiten geen enkele informatie hebben verschaft waaruit zou blijken dat deze maatregelen verenigbaar zijn uit hoofde van de mededingingsvoorschriften die gelden voor de landbouwsector (zie de overwegingen 43 tot en met 45). (Zij hebben slechts aangevoerd dat het uitstel van betaling losstaat van Beschikking 2003/530/EG, waarbij dus geen rekening wordt gehouden met het effect ervan op die beschikking, en dat dit uitstel kan worden beschouwd als een de-minimisregeling). De twijfels bij de Commissie, die al tot uitdrukking kwamen in het feit dat zij de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag heeft ingeleid, zijn dan ook niet weggenomen. |
(58) |
De onverenigbare steun moet met rente worden teruggevorderd van de desbetreffende begunstigden, met andere woorden degenen die daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van het uitstel van betaling in kwestie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het uitstel van betaling van de melkheffing voor wat betreft de tranche waarvan de termijn op 31 december 2010 is verstreken, welk uitstel is verleend op grond van het bij wet nr. 10/2011 ingevoegde lid 12 duodecies van artikel 1 van wetsbesluit nr. 225 van 29 december 2010, en onrechtmatig is toegepast door Italië in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, vormt staatssteun die onverenigbaar is met de interne markt.
2. De steun voortvloeiende uit het niet-naleven van de voorwaarden van Beschikking 2003/530/EG, welke tot stand is gekomen door het in artikel 1 bedoelde uitstel van betaling en onrechtmatig is toegepast door Italië in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is onverenigbaar met de interne markt.
Artikel 2
1. Italië vordert de in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde onverenigbare steun van de in artikel 1, lid 1, bedoelde begunstigden van het uitstel terug.
2. De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf het tijdstip waarop zij de begunstigden ter beschikking zijn gesteld, tot het tijdstip van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.
3. De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004.
4. De terugvordering, die uitsluitend betrekking heeft op de partijen die daadwerkelijk voordeel hebben genoten van het in artikel 1 bedoelde uitstel van betaling en derhalve voordeel hebben gehad van de in artikel 2 bedoelde steun, betreft het hiernavolgende:
a) |
rente in verband met het uitstel van betaling van de heffingstermijn die op 31 december 2010 verviel, vermeerderd met rente over achterstallige betalingen die is opgelopen tot de datum van terugvordering; |
b) |
opgelopen rente over de jaarlijkse termijnen die vervielen op 31 december van de jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 (de hoofdsom voor die jaarlijkse termijnen werd betaald voordat het uitstel van betaling leidde tot een inbreuk op de Beschikking van de Raad), vermeerderd met rente over achterstallige betalingen die is opgelopen tot de datum van terugvordering; |
c) |
opgelopen rente over de jaarlijkse termijnen die vervielen op 31 december van de jaren 2011 en 2012 (er is geen informatie waaruit blijkt dat de hoofdsom niet was betaald per de daarvoor gestelde uiterste datum), vermeerderd met rente over te late betalingen die is opgelopen tot de datum van terugvordering; |
d) |
hoofdsom en rente in verband met de jaarlijkse termijnen die zullen vervallen op 31 december van de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017, waarbij de einddatum van het terugbetalingsschema is vastgesteld in overeenstemming met de Beschikking van de Raad. |
5. Individuele steun verleend krachtens de in artikel 1 bedoelde regeling vormt geen staatssteun als die steun op het tijdstip waarop hij werd verleend, voldeed aan de voorwaarden van een verordening die is vastgesteld ingevolge artikel 2 van Verordening (EG) nr. 994/98, die op het moment van verlenen van de steun van toepassing was.
Artikel 3
1. De terugvordering van de in artikel 1 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.
2. Italië zorgt ervoor dat het onderhavige besluit binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.
Artikel 4
1. Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt Italië de volgende informatie:
a) |
het overzicht van de begunstigden die steun hebben ontvangen uit hoofde van de in artikel 1 bedoelde regeling en het door elk van hen uit hoofde van de betrokken regeling ontvangen totaalbedrag; |
b) |
het totale bedrag (hoofdsom en rente) dat moet worden teruggevorderd van elke begunstigde die steun heeft ontvangen die niet onder de de-minimisregel valt; |
c) |
een nadere beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen; |
d) |
documenten waaruit blijkt dat de begunstigden werd gelast de steun terug te betalen. |
2. Italië houdt de Commissie op de hoogte van de stand van uitvoering van de nationale maatregelen die het heeft genomen om dit besluit ten uitvoer te leggen, en dit tot de steun verleend krachtens de in artikel 1 bedoelde regeling volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt tevens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigden terugbetaalde steunbedragen en rente.
Artikel 5
Het onderhavige besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2013.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) Thans interne markt geheten.
(2) PB L 184 van 23.7.2003, blz. 15.
(3) PB C 37 van 10.2.2012, blz. 30.
(4) Thans de artikelen 107 en 108 van het Verdrag.
(5) PB L 337 van 21.12.2007, blz. 35.
(6) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.
(7) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(8) In 2009 was Italië met een productie van 11,364 miljoen ton de vijfde producent van koemelk in de EU. In 2010 beliep de invoer 1 330 602 ton en de uitvoer 4 722 ton.
(9) Volgens de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volstaat het simpele feit dat de concurrentiepositie van een onderneming is verbeterd dankzij het verlenen van een voordeel dat de onderneming onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen en dat concurrerende ondernemingen niet genieten, om vervalsing van de mededinging aan te tonen (zaak 730/79, Philip Morris / Commissie, Jurispr. 1980, blz. I-2671).
(10) Zaak C-70/72, Commissie / Duitsland, Jurispr. 1973, blz. I-813, punt 13.
(11) Gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje / Commissie, Jurispr. 1994, blz. I-4103, punt 75, zaak C-75/97, België / Commissie, Jurispr. 1999, blz. I-30671, punten 64-65.
(12) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.
(13) PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.
(14) PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.
(15) Beschikking van 12 december 2012, zaak T-260/00, Cooperativa San Marco fra Lavoratori della Piccola Pesca en anderen / Commissie, nog niet bekendgemaakt in de Jurispr., punt 55.
(16) Zaak C-348/93, Commissie / Italië, Jurispr. 1995, blz. I-673, punt 27.
(17) Uitspraak van 19 mei 1999 in zaak C-6/97, Italië / Commissie, Jurispr. 1999, blz. I-2981, punt 34.
(18) PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.
(19) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.