Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013D0259

    Besluit nr. 259/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 tot wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG om het cofinancieringspercentage van het Buitengrenzenfonds te verhogen voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit

    PB L 82 van 22.3.2013, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32014R0515

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/259/oj

    22.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 82/6


    BESLUIT Nr. 259/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 13 maart 2013

    tot wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG om het cofinancieringspercentage van het Buitengrenzenfonds te verhogen voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) is het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 ingesteld als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en zijn verschillende uniale cofinancieringspercentages bepaald voor acties die uit dat fonds worden ondersteund.

    (2)

    De ongekende wereldwijde financiële crisis en economische neergang hebben de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad, en de financiële, economische en maatschappelijke omstandigheden in verscheidene lidstaten beduidend verslechterd. Bepaalde lidstaten ondervinden ernstige moeilijkheden of dreigen deze te ondervinden, met name wat betreft hun financiële en economische stabiliteit, waardoor hun tekort oploopt, hun schuldenpositie verslechtert en hun economische groei wordt bedreigd, of het risico daartoe bestaat, en waarbij het internationale economische en financiële klimaat de situatie nog verergert.

    (3)

    Hoewel reeds belangrijke maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis tegen te gaan, zijn de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie, de arbeidsmarkt en de samenleving als geheel op grote schaal voelbaar. De druk op de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten snel verdere stappen worden genomen om die druk te verlichten door zoveel en zo goed mogelijk gebruik te maken van financiering door de Unie.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (3) bepaalt dat de Raad in geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een lidstaat die niet aan de euro deelneemt, financiële ondersteuning op middellange termijn kan verlenen.

    (5)

    Bij Beschikking 2009/459/EG van de Raad van 6 mei 2009 tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië (4) is dergelijke financiële bijstand verleend aan Roemenië.

    (6)

    In overeenstemming met de conclusies van de Ecofin-Raad van 9-10 mei 2010 heeft de Raad een compleet pakket maatregelen vastgesteld, met inbegrip van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (5), en, op 7 juni 2010, werd een Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit opgericht door de lidstaten van de eurozone, met het oog op de verlening van financiële bijstand aan lidstaten uit de eurozone die in moeilijkheden verkeren als gevolg van buitengewone omstandigheden die deze lidstaten uit de eurozone niet kunnen beheersen, waarbij de financiële stabiliteit van zowel de eurozone in haar geheel als die van de afzonderlijke lidstaten die daarvan deel uitmaken gewaarborgd wordt.

    (7)

    Bij Uitvoeringsbesluiten 2011/77/EU (6) en 2011/344/EU (7) van de Raad is financiële bijstand uit het Europees financieel stabilisatiemechanisme verleend aan respectievelijk Ierland en Portugal. Deze landen hebben ook middelen ontvangen uit de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit.

    (8)

    Op 8 mei 2010 zijn een akkoord tussen de kredietverstrekkers (Intercreditor Agreement) en een leningsovereenkomst (Loan Facility Agreement) voor Griekenland gesloten, die op 11 mei 2010 in werking zijn getreden als een eerste programma inzake financiële steunverlening voor Griekenland. Op 12 maart 2012 hebben de ministers van Financiën van de lidstaten van de eurozone dat eerste programma onderbroken en een tweede programma voor financiële bijstand aan Griekenland goedgekeurd. Er is besloten om dit tweede programma te financieren door middel van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en ook het resterende deel van de bijdrage van de eurozone in het kader van het eerste programma daaruit te betalen.

    (9)

    Op 2 februari 2012 hebben de ministers van Financiën van de lidstaten van de eurozone het verdrag tot oprichting van het Europees stabiliteitsmechanisme ondertekend. Dat verdrag volgt op Besluit 2011/199/EU van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (8). Op grond van dat verdrag is het Europees stabiliteitsmechanisme sinds zijn inwerkingtreding op 8 oktober 2012 het belangrijkste instrument voor financiële ondersteuning van lidstaten in de eurozone. Derhalve dient bij het onderhavige besluit rekening te worden gehouden met het Europees stabiliteitsmechanisme.

    (10)

    In zijn conclusies juicht de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 het voornemen van de Commissie om te zorgen voor meer synergie tussen het kredietprogramma voor Griekenland en de fondsen van de Unie toe en ondersteunt hij de inspanningen om Griekenland meer in staat te stellen de middelen van de Unie aan te spreken teneinde de groei en de werkgelegenheid te stimuleren door zich opnieuw te richten op het verbeteren van het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid. In deze conclusies toonde de Europese Raad zich tevens ingenomen met het uitgebreide programma voor technische bijstand aan Griekenland dat door de Commissie in samenwerking met de lidstaten is opgesteld, en zegde hij zijn steun hiervoor toe. De in het onderhavige besluit bepaalde wijzigingen van Beschikking nr. 574/2007/EG maakt deel uit van dit streven naar meer synergie.

    (11)

    Gelet op de buitengewone omstandigheden, is Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (9) gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1311/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10) om het mogelijk te maken het in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds toegepaste cofinancieringspercentage te verhogen voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat betreft hun financiële stabiliteit. Voor die lidstaten is een vergelijkbare benadering gevolgd in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling op grond van Verordening (EU) nr. 1312/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, met betrekking tot een aantal bepalingen betreffende het financieel beheer ten aanzien van bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van financiële stabiliteit (11) en in het kader van het Europees Visserijfonds op grond van Verordening (EU) nr. 387/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (12). Die lidstaten dienen te worden gesteund in het kader van de vier fondsen die voor de periode 2007-2013 zijn vastgesteld als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, namelijk het Buitengrenzenfonds, het Europees Terugkeerfonds, het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen („de fondsen”).

    (12)

    De fondsen bieden de lidstaten essentiële hulp bij het aanpakken van grote uitdagingen op het gebied van migratie, asiel en buitengrenzen, zoals de ontwikkeling van een alomvattend immigratiebeleid van de Unie, teneinde het concurrentievermogen en de sociale cohesie van de Unie te versterken en een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen.

    (13)

    Om de financiering door de Unie op het gebied van migratie, asiel en buitengrenzen te vereenvoudigen en de lidstaten meer van dergelijke financiering ter beschikking te kunnen stellen voor de uitvoering van hun jaarprogramma's in het kader van de fondsen, dient te worden geregeld dat het uniale cofinancieringspercentage in het kader van de fondsen tijdelijk en zonder gevolgen voor de programmeringsperiode 2014-2020 met een bedrag gelijk aan 20 procentpunten meer dan de huidige cofinancieringspercentages wordt verhoogd voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële stabiliteit betreft. Dit betekent dat de jaarlijkse nationale toewijzing uit de fondsen overeenkomstig de basisbesluiten onveranderd blijft, terwijl de nationale cofinanciering dienovereenkomstig wordt verminderd. Lopende jaarprogramma's zullen moeten worden herzien in het licht van de wijzigingen die voortvloeien uit de toepassing van het verhoogde uniale cofinancieringspercentage.

    (14)

    Een lidstaat die wil gebruikmaken van het verhoogde cofinancieringspercentage dient de Commissie een schriftelijke verklaring te doen toekomen en daar zijn ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien jaarprogramma aan toe te voegen. In zijn verklaring dient de betrokken lidstaat te verwijzen naar het betrokken besluit van de Raad of naar een ander relevant besluit op grond waarvan de lidstaat in aanmerking komt voor het verhoogde uniale cofinancieringspercentage.

    (15)

    De ongekende crisis op de internationale financiële markten en de economische achteruitgang hebben de financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten ernstig geschaad. Aangezien een snelle reactie nodig is om de effecten op de economie als geheel tegen te gaan, dient dit besluit zo spoedig mogelijk in werking te treden.

    (16)

    Beschikking nr. 574/2007/EG dient derhalve dienovereeenkomstig te worden gewijzigd.

    (17)

    Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (14).

    (18)

    Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (15) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (16).

    (19)

    Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (17) die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (18).

    (20)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over dit besluit of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

    (21)

    Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (19); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

    (22)

    Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (20); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

    HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Beschikking nr. 574/2007/EG

    Artikel 16, lid 4, van Beschikking nr. 574/2007/EG wordt vervangen door:

    „4.   De bijdrage van de Unie aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de lidstaten in de zin van artikel 4, bedraagt ten hoogste 50 % van de totale kosten van een specifieke actie.

    De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 20 bedoelde strategische richtsnoeren.

    Het percentage van de bijdrage van de Unie wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen, verhoogd tot 75 %.

    De bijdrage van de Unie mag met 20 procentpunt worden verhoogd in een lidstaat, mits deze lidstaat bij het indienen van zijn ontwerp-jaarprogramma overeenkomstig artikel 23, lid 3, van deze beschikking, of van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23 van Beschikking 2008/456/EG van de Commissie (21), voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

    a)

    hij ontvangt financiële bijstand op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (22);

    b)

    hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (23) of hij ontvangt vóór 13 mei 2010 financiële bijstand van andere lidstaten uit de eurozone, of

    c)

    hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst tot instelling van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

    De betrokken lidstaat legt de Commissie samen met zijn ontwerp-jaarprogramma of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden voldoet.

    Een project dat met het verhoogde percentage is gecofinancierd blijft daarop aanspraak maken, ongeacht of aan een van de voorwaarden, genoemd in de vierde alinea, onder a), b), of c), nog steeds wordt voldaan gedurende de tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma.

    Artikel 2

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3

    Adressaten

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

    Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2013.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    M. SCHULZ

    Voor de Raad

    De voorzitter

    L. CREIGHTON


    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 februari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 februari 2013.

    (2)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.

    (3)  PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8.

    (5)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

    (6)  PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34.

    (7)  PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88.

    (8)  PB L 91 van 6.4.2011, blz. 1.

    (9)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

    (10)  PB L 337 van 20.12.2011, blz. 5.

    (11)  PB L 339 van 21.12.2011, blz. 1.

    (12)  PB L 129 van 16.5.2012, blz. 7.

    (13)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

    (14)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

    (15)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

    (16)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

    (17)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

    (18)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.

    (19)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

    (20)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

    (21)  PB L 167 van 27.6.2008, blz. 1.

    (22)  PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

    (23)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.”.


    Top