EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0796

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 796/2012 van de Raad van 30 augustus 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

PB L 238 van 4.9.2012, p. 5–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/11/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/796/oj

4.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 238/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 796/2012 VAN DE RAAD

van 30 augustus 2012

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 5 en 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie („de Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1136/2006 (2) („de oorspronkelijke verordening”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 27,1 % en 47,4 % ingesteld op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(2)

Na de bekendmaking van een bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), heeft de Commissie op 26 april 2011 een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek te openen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Het verzoek werd ingediend door LAMMA (Lever Arch Mechanism Manufacturers Association) namens drie producenten in de Unie die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van hefboommechanismen in de Unie voor hun rekening nemen („de indiener van het verzoek”).

(3)

Het verzoek bevatte voldoende bewijsmateriaal dat het vervallen van de op de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC ingestelde maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot het voortduren of opnieuw optreden van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(4)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 23 juli 2011 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie („het bericht van opening”) (4) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Onderzoek

4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(5)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van het voortduren of opnieuw optreden van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

4.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(6)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en haar bekende betrokken gebruikers in de Unie, evenals de vertegenwoordigers van het betrokken land officieel van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld.

(7)

Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(8)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

(9)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, een representatieve steekproef samen te stellen, werd de producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek kenbaar te maken en de in het bericht van opening gevraagde informatie aan de Commissie te verstrekken. Aangezien geen enkele producent-exporteur in de VRC zich kenbaar heeft gemaakt en de in het bericht van opening gevraagde informatie aan de Commissie heeft verstrekt, en slechts één niet-verbonden importeur zich kenbaar heeft gemaakt maar de Commissie de in het bericht van opening gevraagde informatie niet heeft verstrekt, werd een steekproef in beide gevallen niet nodig geacht.

(10)

In het bericht van opening heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond uit twee ondernemingen, die op grond van hun verkoop- en productievolume van het betrokken product in 2010 en hun plaats van vestiging in de Unie werden gekozen uit de zes producenten in de Unie die vóór de opening van het onderzoek bij de Commissie bekend waren. De twee in de steekproef opgenomen ondernemigen waren goed voor meer dan 50 % van de totale geraamde productie en verkoop in de Unie tijdens het TNO. Belanghebbenden werd verzocht om binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van opening het dossier te raadplegen en opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze keuze. Geen enkele belanghebbende was tegen de voorgestelde steekproef gekant.

(11)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de zich kenbaar gemaakte importeur en alle haar bekende betrokken gebruikers.

(12)

De twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en twee gebruikers hebben de vragenlijsten beantwoord teruggestuurd. De in overweging 9 vermelde niet-verbonden importeur die zich kenbaar had gemaakt, heeft de steekproefvragen niet beantwoord en ook de vragenlijst niet ingevuld.

(13)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig acht om vast te stellen of het waarschijnlijk is dat de dumping en de daaruit resulterende schade zullen voortduren of opnieuw zullen optreden en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende belanghebbenden werd ter plaatse een controle verricht:

a)

producenten in de Unie

Industria Meccanica Lombarda S.r.l., Offanengo, Italië

NIKO Metallurgical Company, d.d. Zelezniki, Slovenië

b)

gebruiker

HIT OFFICE s.r.o. Teplice, Tsjechië

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(14)

Het betrokken product is bij dit nieuwe onderzoek hetzelfde als bij het oorspronkelijke onderzoek, namelijk hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China die doorgaans worden gebruikt in ordners waarin bladen en andere documenten worden gearchiveerd, en momenteel onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305100050) vallen („het betrokken product”). Deze hefboommechanismen bestaan uit stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een plaat zijn bevestigd en ten minste één openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in de ordner op te bergen. Ringbandmechanismen die onder dezelfde GN-code vallen, worden bij dit onderzoek niet tot het betrokken product gerekend.

(15)

Evenals bij het oorspronkelijke onderzoek is bij het nieuwe onderzoek gebleken dat het betrokken product en het product van de producenten in de Unie dezelfde technische en fysieke basiskenmerken en dezelfde gebruikstoepassingen hebben. Daarom werden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(16)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd nagegaan of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen indien de bestaande maatregelen vervallen.

1.   Voorafgaande opmerkingen

(17)

Zoals vermeld in overweging 9 heeft geen van de bij de opening van het onderzoek benaderde bekende Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek meegewerkt. De Chinese autoriteiten zijn van dit feit en van de mogelijke toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening in kennis gesteld en konden hierover opmerkingen maken. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen.

(18)

Daarom en in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van de basisverordening moesten de onderstaande bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name vrij toegankelijke informatie (zoals officiële websites van ondernemingen en informatie over het product via onlinezoekmachines), de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie en de van de medewerkende partijen (d.w.z. de indieners van het verzoek en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie) tijdens het nieuwe onderzoek verkregen informatie.

2.   Invoer met dumping in het TNO

(19)

In het bericht van opening wordt verwezen naar het gebruik van een referentieland om de normale waarde vast te stellen.

(20)

Door het gebrek aan medewerking van zowel de producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs op de markt van de Unie kon de Commissie de uitvoerhoeveelheden en -prijzen in het kader van transacties niet vaststellen. Daarom heeft de Commissie alternatieve methoden overwogen om de uitvoerprijs vast te stellen.

(21)

In de eerste plaats werd overwogen of er bij wijze van alternatief geen beroep op Eurostat (getoetst met behulp van andere beschikbare gegevens) kon worden gedaan om de uitvoerprijzen vast te stellen. De gegevens van Eurostat werden echter ongeschikt geacht omdat de informatie niet uitsluitend op de invoer van het betrokken product betrekking had en geen vergelijking van de uitvoerprijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per type mogelijk maakte.

(22)

In de tweede plaats werd overwogen gebruik te maken van de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde uitvoerprijzen. Deze methode werd bij het oorspronkelijke onderzoek toegepast en laat een vergelijking per type toe. De bij het verzoek om een nieuw onderzoek gevoegde facturen vermeldden echter de uitvoerprijzen naar andere derde landen.

(23)

Bijgevolg kon de dumping niet op basis van de prijzen bij uitvoer naar de Unie worden berekend en was het onmogelijk dumping vast te stellen. Daarom concentreerde het onderzoek zich op de vraag of het waarschijnlijk is dat dumping zich opnieuw zal voordoen.

3.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(24)

Bij het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werden de volgende elementen onderzocht: de verhouding tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen; de productiecapaciteit, de productie en de reservecapaciteit in de VRC; en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor invoer uit de VRC.

3.1.   Verhouding tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen

(25)

Gezien het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de normale waarde vergeleken met de prijzen bij uitvoer uit de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

3.1.1.   Basis voor het vaststellen van de normale waarde

(26)

Omdat de VRC een land met een overgangseconomie is, moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het referentieland), of op basis van de prijs bij uitvoer uit het referentieland naar andere landen, met inbegrip van de Unie, of, indien zulks niet mogelijk was, op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

(27)

In het verzoek van de bedrijfstak van de Unie om een nieuw onderzoek werden een aantal producenten in landen met een markteconomie buiten de Unie vermeld (namelijk India, Iran en Thailand). Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie contact met deze producenten opgenomen, evenals met andere potentiële producenten in soortgelijke landen die via vrij toegankelijke bronnen konden worden opgespoord.

(28)

In het bericht van opening werd vermeld dat, als de producenten in landen met een markteconomie buiten de Unie geen medewerking verleenden, de Commissie voornemens was de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. Ook bij het oorspronkelijke onderzoek waren trouwens de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie gebruikt om de normale waarde vast te stellen.

(29)

Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over de geschiktheid van de bovenvermelde methode om de normale waarde vast te stellen.

(30)

Geen van de door de Commissie benaderde producenten in landen met een markteconomie buiten de Unie heeft aan het nieuwe onderzoek meegewerkt.

(31)

Daarom kon de Commissie niet anders dan de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde vast te stellen.

3.1.2.   Normale waarde

(32)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening en zoals toegelicht in de overwegingen 26 tot en met 31 werd de normale waarde vastgesteld op basis van de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

(33)

De normale waarde was bijgevolg de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bij levering aan niet-verbonden afnemers.

(34)

Eerst werd voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie nagegaan of hun binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, d.w.z. of de totale binnenlandse verkoop minstens 5 % bedroeg van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Door het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC moest de totale uitvoer naar de Unie op basis van de beschikbare gegevens worden vastgesteld. Zoals vermeld in overweging 21 werden de gegevens van Eurostat en andere statistische gegevens ongeschikt geacht om vast te stellen of er sprake was van voortzetting van dumping. Deze gegevens konder echter wel worden gebruikt als indicatie van de invoer in de Unie (noodzakelijk voor de totale uitvoer uit de VRC). Op basis hiervan werd de binnenlandse verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als over het algemeen voldoende representatief tijdens het TNO beschouwd. Gezien het gebrek aan medewerking van de exporteurs in de VRC kon de representativiteit niet per type worden onderzocht.

(35)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in de steekproef opgenomen producent in de Unie kan worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, d.w.z. of de gemiddelde verkoopprijzen van elke in de steekproef opgenomen producent in de Unie gelijk of hoger dan de gemiddelde productiekosten en dus winstgevend zijn.

(36)

Vastgesteld werd dat de verkoop van de producenten in de Unie doorgaans winstgevend was. Bijgevolg werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

3.1.3.   Uitvoerprijs

(37)

Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs werden de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen gegevens over de prijzen bij uitvoer van de VRC naar derde landen het meest geschikt geacht.

3.1.4.   Vergelijking

(38)

De gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Uit deze vergelijking bleek dat de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde prijs bij uitvoer naar derde landen aanzienlijk (meer dan 30 %) lager was dan de normale waarde. Daaruit blijkt dat bij de intrekking van de maatregelen de producten hoogstwaarschijnlijk in de Unie zullen worden gedumpt.

3.2.   Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs

(39)

Aangezien de producenten-exporteurs niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, zijn de volgende conclusies hoofdzakelijk gebaseerd op de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen informatie (waar mogelijk getoetst met behulp van vrij toegankelijke informatie).

(40)

Op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte informatie wordt de productiecapaciteit van hefboommechanismen in de VRC geraamd op minstens 600 à 700 miljoen stuks.

(41)

Uit de tijdens het onderzoek verkregen informatie blijkt bovendien dat de productiecapaciteit van hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd, onder meer door bij stijgende vraag extra arbeidskrachten in dienst te nemen en in beperkte mate in het machinepark te investeren.

(42)

Geen enkele belanghebbende heeft aanvullende opmerkingen gemaakt en/of informatie verstrekt over de productiecapaciteit in de VRC.

(43)

Geconcludeerd wordt dat de productiecapaciteit in de VRC 170 tot 350 % hoger is dan het verbruik in de Unie en aanzienlijk hoger dan de productie in de Unie.

3.3.   Productie en reservecapaciteit van de producenten-exporteurs in de VRC

(44)

Aangezien de producenten-exporteurs niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, is de informatie over de daadwerkelijke productie en de reservecapaciteit hoofdzakelijk gebaseerd op de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen informatie (waar mogelijk getoetst met behulp van vrij toegankelijke informatie).

(45)

In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de productie van hefboommechanismen geraamd op 200 à 400 miljoen stuks en de reservecapaciteit op 200 à 500 miljoen stuks. Deze reservecapaciteit komt dus ruwweg overeen met het verbruik in de Unie.

(46)

Nadat de ramingen — waar mogelijk — met behulp van vrij toegankelijke gegevens waren getoetst, werd geconcludeerd dat ze aannemelijk waren.

(47)

Met betrekking tot de reservecapaciteit en zoals vermeld in overweging 41 blijkt uit de tijdens het onderzoek verkregen informatie dat de productiecapaciteit van hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd, onder meer door bij stijgende vraag extra arbeidskrachten in dienst te nemen en in beperkte mate in het machinepark te investeren.

(48)

Daarom kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt. Zoals toegelicht in de overwegingen 49 tot en met 55 is het zeer waarschijnlijk dat deze reservecapaciteit naar de markt van de Unie zal worden uitgevoerd als de maatregelen worden ingetrokken.

3.4.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(49)

Uit de tijdens het nieuwe onderzoek verzamelde informatie blijkt dat de markt van de Unie een aantrekkelijke afzetmarkt voor hefboommechanismen uit de VRC zou zijn als de maatregelen worden ingetrokken. Opgemerkt zij dat vóór de instelling van de geldende maatregelen het verbruik in de Unie aanzienlijk was (bijna 400 miljoen stuks). Tegelijkertijd bedroeg de invoer uit de VRC ruim 200 miljoen stuks, d.w.z. meer dan 50 % van het totale verbruik van de Unie.

(50)

Uit het onderzoek is gebleken dat de vraag naar hefboommechanismen in de Unie nog steeds aanzienlijk is. Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode slechts licht gedaald (zie de overwegingen 63, 64 en 98) en de markt van de Unie — die goed is voor ruim 50 % van de wereldmarkt — is wereldwijd nog steeds de grootste markt voor hefboommechanismen.

(51)

Er zijn bovendien weinig andere markten voor hefboommechanismen en het is onwaarschijnlijk dat deze markten de overcapaciteit van de VRC zullen absorberen.

(52)

Zoals vermeld in overweging 38 blijkt bovendien uit een vergelijking van de prijzen bij uitvoer van de VRC naar derde landen met de prijzen op de markt van de Unie dat de markt van de Unie — als de maatregelen worden ingetrokken — aantrekkelijk zou zijn voor dergelijke goedkope importproducten. Temeer daar de prijzen op de markt van de Unie doorgaans hoger zijn dan op andere exportmarkten.

(53)

Daarom zou het betrokken product waarschijnlijk uit de VRC naar de markt van de Unie worden uitgevoerd als de maatregelen werden ingetrokken.

(54)

Uit vrij toegankelijke informatie over de producenten in de VRC blijkt dat deze ondernemingen hoofdzakelijk of uitsluitend voor de exportmarkt produceren.

(55)

Ten slotte zij opgemerkt dat sinds de instelling van definitieve maatregelen een aantal gevallen is geconstateerd waarbij ingevoerde hefboommechanismen verkeerd waren ingedeeld: grote hoeveelheden afzonderlijke hefboommechanismen en covers werden gedeclareerd als volledige ordners met hefboommechanismen. Daardoor werden geen rechten betaald voor deze ingevoerde producten. Deze verkeerde indeling heeft het Comité douanewetboek er in november 2010 toe aangezet in een verklaring te verduidelijken dat hefboommechanismen die onder die omstandigheden worden ingevoerd, afzonderlijk moeten worden gedeclareerd. Het is nog te vroeg om te bepalen of deze verklaring het gewenste effect heeft gehad. De Commissie is in elk geval van plan de situatie nauwgezet te volgen. Uit dit alles blijkt echter nogmaals dat de markt van de Unie ondanks de maatregelen nog steeds aantrekkelijk is voor de producenten-exporteurs in de VRC.

3.5.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(56)

Zoals vermeld in overweging 38 blijkt uit een vergelijking van de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen prijzen bij uitvoer naar derde landen met de prijs op de markt van de Unie dat het met grote waarschijnlijkheid opnieuw tot dumping zal komen.

(57)

Gezien de aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC, de capaciteit van de Chinese producenten om hun productie met het oog op uitvoer snel te verhogen, de wellicht lage prijzen van de uitgevoerde producten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie als exportmarkt, is het bovendien aannemelijk dat de intrekking van de maatregelen zal leiden tot een toename van de uitvoer met dumping van hefboommechanismen uit de VRC naar de Unie.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(58)

Tijdens het TNO produceerden zes bekende producenten hefboommechanismen in de Unie: drie ervan waren de indieners van het verzoek in het onderhavige geval. Tijdens het onderzoek hebben geen andere ondernemingen zich gemeld als producenten in de Unie. Daarom worden deze zes producenten als de bedrijfstak van de Unie beschouwd in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening („de bedrijfstak van de Unie”).

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande opmerking

(59)

Om de schade te analyseren heeft de Commissie informatie ontleend aan Eurostat en andere beschikbare statistische bronnen, het verzoek om een nieuw onderzoek, de antwoorden op de vragenlijst en de controles ter plaatse.

(60)

De macro-economische indicatoren — productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop in de Unie en op derde markten, marktaandeel, groei, werkgelegenheid en productiviteit, omvang van de werkelijke dumpingmarge en herstel van de dumping in het verleden — zijn gebaseerd op de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens. Daarbij werden de antwoorden op de vragenlijst van de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aangevuld met door alle andere producenten in de Unie verstrekte informatie.

(61)

De micro-economische indicatoren — voorraden, lonen, verkoopprijzen, winstgevendheid, investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken — zijn gebaseerd op gegevens die door de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn verstrekt. Aangezien de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie goed zijn voor meer dan 50 % van de totale geraamde productie en verkoop in de Unie, werden zij in het kader van dit nieuwe onderzoek representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie. De gegevens met betrekking tot de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen kunnen alleen in geïndexeerde vorm worden gepresenteerd om — overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening — de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie te waarborgen.

(62)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en de niet-verbonden importeurs is de ontwikkeling van de invoerprijs en de prijsonderbieding gebaseerd op alternatieve informatiebronnen, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke statistische informatiebronnen, en de controles ter plaatse. De gegevens over de invoer zijn gebaseerd op het verzoek om een nieuw onderzoek, dat op gegevens van Eurostat was gebaseerd. Aangezien deze gegevens niet uitsluitend betrekking hadden op de invoer van het betrokken product, werden ze getoetst en aangepast met behulp van andere voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke statistische informatie. Om deze vertrouwelijke statistische informatie te beschermen zijn sommige van de onderstaande cijfers als indexcijfers of als liggend binnen een bepaald bereik weergegeven.

2.   Verbruik in de Unie

(63)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de invoer. Vastgesteld werd dat het verbruik tijdens het TNO 200 à 350 miljoen stuks bedroeg.

(64)

Het verbruik van hefboommechanismen in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. De daling kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de economische crisis en veranderende consumptiepatronen (bijvoorbeeld de bevordering van „groene kantoren” en elektronische archiveringsmethoden, de algemene daling van het aantal administratieve banen).

Tabel 1

Verbruik

 

2008

2009

2010

TNO

Volume

 

 

 

 

Index (2008 = 100)

100

84

90

88

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen.

3.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(65)

Het marktaandeel is tijdens de TNO met 54 % gedaald (zie tabel 2).

(66)

Bovendien is de invoer uit de VRC sinds de instelling van antidumpingrechten in 2006 aanzienlijk gedaald van een marktaandeel van 51 % in het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 7 à 15 % tijdens het TNO. De omvang van de invoer uit de VRC is tijdens de beoordelingsperiode laag gebleven als gevolg van de geldende antidumpingmaatregelen. De invoer uit de VRC is echter nog steeds goed voor een groot deel (85 à 95 % tijdens het TNO) van de totale invoer in de Unie omdat andere derde landen slechts in beperkte mate hefboommechanismen uitvoeren. Tijdens de beordelingsperiode is de invoer met 59 % gedaald.

Tabel 2

Invoer uit de VRC

 

2008

2009

2010

TNO

Omvang van de invoer Index (2008 = 100)

100

56

44

41

Marktaandeel van de invoer Index (2008 = 100)

100

66

48

46

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen.

4.   Ontwikkeling van de prijzen bij invoer uit de VRC en prijsonderbieding

4.1.   Ontwikkeling van de prijzen

(67)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan alternatieve informatiebronnen kon de uitvoerprijs niet nauwkeurig worden vastgesteld. Zoals vermeld in overweging 21 werden de beschikbare statistische gegevens ongeschikt geacht omdat ze niet uitsluitend op de invoer van het betrokken product betrekking hadden en geen vergelijking van de uitvoerprijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per type mogelijk maakten.

(68)

Toch werden de overige voor de Commissie toegankelijke vertrouwelijke statistische informatiebronnen geschikt geacht om de algemene ontwikkeling van de prijzen bij invoer uit de VRC vast te stellen. Uit de ontwikkeling van de invoerprijzen blijkt dat de prijzen tijdens de beoordelingsperiode gestegen zijn.

Tabel 3

Invoerprijzen van het betrokken product

 

2008

2009

2010

TNO

VRC

 

 

 

 

Index

100

102

118

118

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen.

4.2.   Prijsonderbieding

(69)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan alternatieve informatiebronnen werd de prijsonderbieding berekend op basis van de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen gegevens over de prijzen bij uitvoer naar derde landen (zie overweging 37). De zo berekende prijsonderbieding bedraagt ongeveer 20 %.

5.   Invoer en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

(70)

De belangrijkste producenten van hefboommechanismen in de wereld zijn in de Unie en de VRC gevestigd. De invoer uit andere derde landen (bijvoorbeeld India) is verwaarloosbaar (minder dan 1 %).

6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(71)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

6.1.   Macro-economische indicatoren

a)   Productie

(72)

De productie in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode weinig veranderd (behalve in 2009). De daling in 2009, die enigermate te wijten was aan de wereldwijde economische crisis, werd gecompenseerd door een stijging in 2010.

(73)

Ondanks de dalende verkoop in de Unie (zie de overwegingen 75 tot en met 77) konden de producenten in de Unie hun productie tijdens de beoordelingsperiode handhaven dankzij een stijging van de uitvoer naar derde landen (zie overweging 78).

Tabel 4

Totale productie in de Unie

 

2008

2009

2010

TNO

Volume (duizend stuks)

 

 

 

 

Productie

351 480

301 661

360 007

354 646

Index (2008 = 100)

100

86

102

101

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

b)   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(74)

De productiecapaciteit is licht gestegen omdat de producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode in extra capaciteit en moderniseringen hebben geïnvesteerd. De bezettingsgraad is tamelijk stabiel gebleven en alleen in 2009 licht gedaald. Deze kleine daling was vooral te wijten aan de wereldwijde economische crisis in 2009.

Tabel 5

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2008

2009

2010

TNO

Volume (duizend stuks)

 

 

 

 

Productiecapaciteit

452 407

453 323

465 984

465 401

Index (2008 = 100)

100

100

103

103

Bezettingsgraad

77,7 %

66,5 %

77,3 %

76,2 %

Index (2008 = 100)

100

86

99

98

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

c)   Verkoop in de Unie

(75)

De onderstaande tabel geeft de verkoop weer van de bedrijfstak van de Unie aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie.

Tabel 6

Verkoop aan niet-verbonden afnemers

 

2008

2009

2010

TNO

Volume (duizend stuks)

315 715

281 281

309 941

304 444

Index (2008 = 100)

100

89

98

96

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

(76)

De verkoop in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 4 % gedaald.

(77)

In 2009 is de verkoop met 11 % gedaald als gevolg van de wereldwijde economische crisis. Daarna heeft de verkoop zich hersteld: tijdens het TNO werd het niveau van 2008 bijna opnieuw bereikt.

d)   Verkoop aan derde landen

(78)

De onderstaande tabel geeft de verkoop weer van de bedrijfstak van de Unie aan derde landen. Uit de cijfers blijkt dat deze verkoop tijdens de beoordelingsperiode sterk is gestegen.

Tabel 7

Verkoop aan derde landen

 

2008

2009

2010

TNO

Volume (duizend stuks)

26 750

42 105

59 221

57 148

Index (2008 = 100)

100

157

221

214

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

e)   Marktaandeel

(79)

Ondanks de daling van de verkoop in de Unie is het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 9 % gestegen tot 80 à 93 % tijdens het TNO. De stijging van het marktaandeel van de Unie was het gevolg van de daling van het verbruik in de Unie en van de daling van het marktaandeel van de invoer uit de VRC.

Tabel 8

Marktaandeel van de Unie

 

2008

2009

2010

TNO

Index (2008 = 100)

100

106

109

109

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat en andere voor de Commissie toegankelijke statistische informatiebronnen.

f)   Groei

(80)

Tussen 2008 en het TNO is het verbruik in de Unie met 12 % gedaald. De verkoop van de producenten in de Unie op de markt van de Unie is met 4 % gedaald. Het marktaandeel van de producenten in de Unie is met 9 % gestegen.

g)   Werkgelegenheid

(81)

De werkgelegenheid in de sector is tijdens de beoordelingsperiode in de Unie gedaald. Deze daling hield verband met het feit dat de bedrijfstak van de Unie het productieproces heeft gemoderniseerd en gemechaniseerd.

Tabel 9

Werkgelegenheid in de Unie

 

2008

2009

2010

TNO

Aantal werknemers

710

588

561

552

Index (2008 = 100)

100

83

79

78

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

h)   Productiviteit

(82)

De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in output per werknemer per jaar, heeft zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld en is in 2010 en het TNO stabiel gebleven.

(83)

De stijging van de productiviteit hield verband met het moderniseringsproces (zie overweging 93).

Tabel 10

Productiviteit

 

2008

2009

2010

TNO

Productiviteit (duizend stuks per jaar)

495

513

642

642

Index (2008 = 100)

100

104

130

130

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

i)   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden

(84)

Er zij nogmaals op gewezen dat de dumping niet kon worden berekend (zie de overwegingen 19 tot en met 23). Op basis van een vergelijking van de normale waarde — gebaseerd op de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie — met de uitvoerprijzen — gebaseerd op de prijzen bij uitvoer naar derde landen — werd echter vastgesteld dat het waarschijnlijk opnieuw tot dumping zou komen.

(85)

Uit de analyse blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zich vooral heeft hersteld dankzij de instelling van antidumpingmaatregelen en dat de geldende maatregelen doeltreffend zijn.

6.2.   Micro-economische indicatoren

a)   Voorraden

(86)

De onderstaande tabel geeft de omvang van de voorraden aan het einde van elke periode weer.

Tabel 11

Eindvoorraden

 

2008

2009

2010

TNO

Index (2008 = 100)

100

43

61

83

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

(87)

Uit het onderzoek is gebleken dat de voorraden van de bedrijfstak van de Unie geen relevante indicator voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zijn omdat de omvang van de voorraden seizoensgebonden is.

b)   Lonen

(88)

Tijdens de beoordelingsperiode is het gemiddelde loon gestegen met 33 % per werknemer.

Tabel 12

Loonkosten per werknemer

 

2008

2009

2010

TNO

Index (2008 = 100)

100

116

133

133

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

c)   Verkoopprijzen

(89)

De gemiddelde eenheidprijs van hefboommechanismen in de Unie is tussen 2008 en het TNO licht gestegen. De daling in 2010 in vergelijking met 2009 houdt verband met schommelingen van de grondstofprijzen.

Tabel 13

Eenheidsprijs op de markt van de Unie

 

2008

2009

2010

TNO

Index (2008 = 100)

100

103

101

104

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

d)   Winstgevendheid

(90)

De onderstaande winstmarges zijn vastgesteld door de financiële resultaten van de bedrijfstak van de Unie uit te drukken als percentage van de omzet op de markt van de Unie.

Tabel 14

Winstgevendheid

 

2008

2009

2010

TNO

Index (2008 = 100)

100

107

105

104

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

(91)

Vóór de instelling van de definitieve maatregelen in 2006 maakte de bedrijfstak van de Unie zwaar verlies. Sindsdien is de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode verbeterd, hoewel het in het oorspronkelijke onderzoek tijdens het TNO vastgestelde streefcijfer van 5 % winst niet werd gehaald.

e)   Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

(92)

De onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de investeringen, het rendement van de investeringen en de kasstroom weer.

Tabel 15

Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

 

2008

2009

2010

TNO

Investeringen

 

 

 

 

Index (2008 = 100)

100

152

41

51

Rendement van investeringen

 

 

 

 

Index (2008 = 100)

100

111

109

108

Kasstroom

 

 

 

 

Index (2008 = 100)

100

291

247

236

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst.

(93)

Dankzij het herstel na de instelling van de maatregelen in 2006 heeft de bedrijfstak vooral in 2008 en 2009 aanzienlijk kunnen investeren in de modernisering en de uitbreiding van de productiefaciliteiten. De verbeterde winstgevendheid komt ook tot uiting in de verbeterde kasstroom.

f)   Vermogen om kapitaal aan te trekken

(94)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat de bedrijfstak van de Unie problemen heeft om kapitaal aan te trekken.

6.3.   Conclusie over de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(95)

Uit de bovenstaande analyse blijkt dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie is verbeterd en dat de bedrijfstak sinds de instelling van de maatregelen in 2006 levensvatbaar is. Omdat de positieve ontwikkelingen zich pas na de instelling van de maatregelen hebben voorgedaan, de werkgelegenheid in de sector is gedaald en de winstgevendheid nog onder het streefcijfer ligt, wordt de economische situatie van de bedrijfstak toch nog fragiel en kwetsbaar geacht. Daarom wordt geconcludeerd dat deels of uitsluitend dankzij de instelling van maatregelen de bedrijfstak geen schade meer lijdt.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(96)

Sinds de instelling van de geldende maatregelen is de situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk verbeterd. Toch blijkt uit de analyse dat de bedrijfstak nog steeds fragiel en kwetsbaar is.

(97)

Daarom is het passend na te gaan of herhaling van aanmerkelijke schade waarschijnlijk is teneinde uit te maken of — indien de maatregelen zouden vervallen — de verwachte ontwikkelingen wat betreft hoeveelheden en prijzen van de invoer van oorsprong uit de VRC tot een verslechtering van de huidige situatie zouden leiden (zie de overwegingen 98 tot en met 106).

(98)

Er zijn wereldwijd twee belangrijke producenten van hefboommechanismen — de VRC en de Unie. De Unie is wereldwijd de grootste markt voor hefboommechanismen, gevolgd door Zuid-Amerika en Rusland. Er zijn kleine producenten in andere landen (bijvoorbeeld India) maar zij zijn vooral op hun respectieve binnenlandse markten actief. De VS en Canada maken gebruik van andere archiveringssystemen.

(99)

Er zij nogmaals op gewezen dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt en dat de productie van hefboommechanismen in de VRC gemakkelijk kan worden verhoogd (zie de overwegingen 45 tot en met 48).

(100)

Er zij ook nog eens op gewezen dat de reservecapaciteit in de VRC ruwweg overeenkomt met het verbruik in de Unie (zie overweging 45).

(101)

Het is bovendien waarschijnlijk dat — als de maatregelen worden ingetrokken — de eventuele toename van de productie van hefboommechanismen in de VRC naar de Unie wordt uitgevoerd (zie overweging 53). Deze veronderstelling is gebaseerd op het feit dat de markt van de Unie wereldwijd nog steeds de grootste markt voor hefboommechanismen is, het verbruik er betrekkelijk stabiel is en de prijzen er doorgaans hoger zijn dan op andere exportmarkten (zie overweging 52). Opgemerkt zij ook dat er behalve de Unie en de VRC geen andere landen zijn die een belangrijke rol spelen bij de productie en de uitvoer van hefboommechanismen.

(102)

Zoals vermeld in overweging 41 kan de productiecapaciteit in de VRC bovendien gemakkelijk worden verhoogd door eenvoudigweg extra arbeidskrachten in dienst te nemen. Daarom zou de uitvoer uit de VRC een eventuele stijging van het verbruik in de Unie kunnen opvangen. Gezien de potentieel lage prijs van de uit de VRC ingevoerde producten — zoals blijkt uit de vergelijking van de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen — en de blijkbaar onbegrensde mogelijkheden om goedkoop producten te leveren zou de bedrijfstak van de Unie hoogstwaarschijnlijk niet kunnen profiteren van een eventuele stijging van de vraag, wat zou leiden tot een belangrijk verlies aan marktaandeel indien de maatregelen werden ingetrokken.

(103)

Daarom valt te verwachten dat een aanzienlijke toename van de invoer van hefboommechanismen uit de VRC naar de Unie ernstige negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie zal hebben. Zoals eerder is vermeld, wordt verwacht dat de hoeveelheid uit de VRC ingevoerde hefboommechanismen aanzienlijk zal toenemen als de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien zou die invoer hoogstwaarschijnlijk een sterke druk uitoefenen op de markt van de Unie, en bijgevolg op de bedrijfstak van de Unie, zoals op te maken valt uit de gegevens over het prijsniveau in derde landen. Uit de beschikbare gegevens blijkt immers dat de huidige Chinese prijzen de prijzen in de Unie met ongeveer 20 % onderbieden (zie overweging 69). Als de maatregelen worden ingetrokken, is het bijgevolg heel waarschijnlijk dat de prijzen bij invoer uit de VRC aanzienlijk onder de prijzen in de Unie zullen liggen.

(104)

Dat de markt van de Unie aantrekkelijk is voor Chinese exporteurs blijkt ook uit de pogingen om producten verkeerd in te delen en zo de geldende antidumpingmaatregelen te omzeilen (zie overweging 55).

(105)

Gezien het voorgaande is het waarschijnlijk dat bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC de invoer in de Unie tegen zeer lage prijzen fors zal stijgen, waarbij het hoogstwaarschijnlijk tot een aanzienlijke onderbieding van de prijzen in de Unie zal komen. Hierdoor zou aanmerkelijke schade ontstaan. Bovendien zouden de investeringen en de inspanningen die de bedrijfstak de voorbije jaren heeft geleverd om de crisis te boven te komen, teniet worden gedaan.

(106)

Daarom wordt geconcludeerd dat de intrekking van de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC de bedrijfstak van de Unie hoogstwaarschijnlijk opnieuw schade zal berokkenen.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande opmerking

(107)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Unie.

(108)

Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen (de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers).

(109)

Bij het oorspronkelijke onderzoek werd de vaststelling van maatregelen niet in strijd geacht met het belang van de Unie. Bovendien is het huidige onderzoek een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen, hetgeen betekent dat een situatie wordt geanalyseerd waarin al antidumpingmaatregelen gelden.

(110)

Op basis daarvan werd onderzocht of er, ondanks de conclusie dat het waarschijnlijk is dat het opnieuw tot dumping en schade zal komen, dwingende redenen zijn om te concluderen dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is de maatregelen te handhaven.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(111)

De handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit het betrokken land vergroot de kans dat de bedrijfstak van de Unie een redelijk niveau van winstgevendheid bereikt, aangezien zo mede wordt voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie door aanzienlijke ingevoerde hoeveelheden uit de VRC van de markt wordt verdrongen.

(112)

Hoogstwaarschijnlijk zal het immers opnieuw in aanzienlijke mate tot schade veroorzakende dumping komen, waaraan de bedrijfstak van de Unie niet in staat zal zijn het hoofd te bieden. De bedrijfstak van de Unie zou bijgevolg profiteren van de handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen.

(113)

Daarom wordt geconcludeerd dat de handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van de importeurs en de gebruikers

(114)

Zoals eerder vermeld, heeft geen enkele niet-verbonden importeur de vragenlijst beantwoord. De importeurs van hefboommechanismen zijn normaliter ook de gebruikers van het betrokken product, aangezien zij het voor de productie van ordners met hefboommechanismen gebruiken.

(115)

Verschillende gebruikers (d.w.z. producenten van ordners met hefboommechanismen) hebben zich tijdens het onderzoek kenbaar gemaakt. Slechts één gebruiker heeft de vragenlijst beantwoord, maar gezien de kwaliteit van de ingediende informatie konden de gegevens slechts in beperkte mate tijdens de controle ter plaatse worden geverifieerd.

(116)

Volgens de gecontroleerde gebruiker zouden ook antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld op de invoer van ordners met hefboommechanismen uit de VRC. Deze claim was echter niet met bewijsmateriaal gestaafd.

(117)

Twee gebruikers waren gekant tegen de handhaving van de maatregelen. Hun standpunt was echter niet met argumenten onderbouwd.

(118)

Uit de analyse is echter ook gebleken dat als de VRC als gevolg van de intrekking van de maatregelen de enige leverancier van hefboommechanismen zou worden, ook de positie van de producenten van ordners met hefboommechanismen in het gedrang zou komen door het gebrek aan concurrentie op de wereldmarkt voor hefboommechanismen. De bestaande maatregelen bevorderen daarom de verscheidenheid van het aanbod en de mededinging op de wereldmarkt voor hefboommechanismen, wat uiteindelijk in het belang is van de gebruikers.

(119)

Drie andere gebruikers die alleen de in de Unie geproduceerde hefboommechanismen gebruiken, namen een neutraal standpunt in en één gebruiker sprak zijn steun uit voor de handhaving van de maatregelen.

(120)

Aangezien de kosten van hefboommechanismen een minimumpercentage van de kleinhandelsprijs van hefboommechanismen uitmaken, hebben de maatregelen nagenoeg geen effect op de prijs van het eindproduct (ordners met hefboommechanismen) en bijgevolg ook geen gevolgen voor de eindconsumenten.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(121)

Rekening houdend met alle bovengenoemde factoren wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de geldende antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(122)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De opmerkingen zijn onderzocht, maar hebben geen aanleiding gegeven tot wijziging van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan besloten is de antidumpingmaatregelen te handhaven.

(123)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China die doorgaans worden gebruikt in ordners waarin bladen en andere documenten worden gearchiveerd, en momenteel onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305100050) vallen. Deze hefboommechanismen bestaan uit stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een plaat zijn bevestigd en ten minste één openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in de ordner op te bergen.

2.   De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Fabrikant

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Dongguan Nanzha Leco Stationary

The First Industrial Camp, Nanzha, Humen, Dongguan, China

27,1 %

A729

Alle andere ondernemingen

47,4 %

A999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 augustus 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 205 van 27.7.2006, blz. 1.

(3)  PB C 5 van 8.1.2011, blz. 11.

(4)  PB C 217 van 23.7.2011, blz. 35.


Top