EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012D0776

2012/776/: Besluit van de Raad van 6 december 2012 betreffende het standpunt met betrekking tot vaststelling van de bepalingen voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels dat namens de Europese Unie zal worden ingenomen in de Associatieraad die is opgericht bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije

PB L 340 van 13.12.2012, p. 19–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/776/oj

13.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/19


BESLUIT VAN DE RAAD

van 6 december 2012

betreffende het standpunt met betrekking tot vaststelling van de bepalingen voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels dat namens de Europese Unie zal worden ingenomen in de Associatieraad die is opgericht bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije

(2012/776/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (1) („de overeenkomst”) en het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 23 november 1970 (2) („het aanvullend protocol”) is bepaald dat het vrije verkeer van werknemers tussen de Unie en Turkije geleidelijk tot stand moet worden gebracht.

(2)

Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt dat binnen de werkingssfeer van de overeenkomst elke discriminatie uit hoofde van nationaliteit verboden is.

(3)

Artikel 39 van het aanvullend protocol bepaalt dat de Associatieraad bepalingen betreffende sociale zekerheid dient vast te stellen ten behoeve van werknemers van Turkse nationaliteit die zich binnen de Unie verplaatsen, en ten behoeve van hun in de Unie woonachtige gezinnen.

(4)

Als een eerste stap op weg naar de uitvoering van artikel 39 van het aanvullend protocol en van artikel 9 van de overeenkomst op het terrein van de sociale zekerheid heeft de Associatieraad op 19 september 1980 Besluit nr. 3/80 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen van de lidstaten der Europese Gemeenschappen op Turkse werknemers en hun gezinsleden (3) („Besluit nr. 3/80”) goedgekeurd.

(5)

Er dient voor te worden gezorgd dat op het terrein van de sociale zekerheid artikel 9 van de overeenkomst en artikel 39 van het aanvullend protocol volledig ten uitvoer worden gelegd.

(6)

Besluit nr. 3/80 dient geactualiseerd te worden zodat de bepalingen de ontwikkelingen op het terrein van de coördinatie van de sociale zekerheid in de Europese Unie weerspiegelen (4).

(7)

Besluit nr. 3/80 moet derhalve worden ingetrokken en vervangen door een besluit van de Associatieraad dat in één stap de relevante bepalingen van de overeenkomst en het aanvullend protocol betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ten uitvoer brengt.

(8)

Het standpunt met betrekking tot de vaststelling van de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat namens de Unie zal worden ingenomen in de Associatieraad, moet worden vastgesteld.

(9)

Het standpunt van de Unie in de Associatieraad moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt met betrekking tot de vaststelling van de bepalingen voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels dat namens de Europese Unie zal worden ingenomen in de Associatieraad die is opgericht bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, is op het bij dit besluit gevoegde ontwerpbesluit van de Associatieraad gebaseerd.

Minder belangrijke wijzigingen van genoemd ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de Associatieraad worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een nieuw besluit van de Raad moet worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. CHARALAMBOUS


(1)  PB 217 van 29.12.1964, blz. 3687/64.

(2)  PB L 293 van 29.12.1972, blz. 3.

(3)  PB C 110 van 25.4.1983, blz. 60.

(4)  Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1); Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1); Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen (PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-TURKIJE

van …

met betrekking tot de vaststelling van de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

DE ASSOCIATIERAAD,

Gezien de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (1), en met name artikel 22, lid 3,

Gezien het Aanvullend Protocol van 23 november 1970 (2), met name artikel 39,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije („de overeenkomst”) en het Aanvullend Protocol bij de overeenkomst van 23 november 1970 („het aanvullend protocol”) bepalen dat het vrije verkeer van werknemers tussen de Unie en Turkije geleidelijk tot stand moet worden gebracht.

(2)

Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt dat binnen de werkingssfeer van de overeenkomst elke discriminatie uit hoofde van nationaliteit verboden is.

(3)

Artikel 39 van het aanvullend protocol voorziet in de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van Turkije en de lidstaten en stelt de beginselen voor deze coördinatie vast.

(4)

Artikel 39 van het aanvullend protocol bepaalt voorts dat de Associatieraad bepalingen betreffende sociale zekerheid dient vast te stellen ten behoeve van werknemers van Turkse nationaliteit die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en ten behoeve van hun in de Gemeenschap woonachtige gezinnen.

(5)

Als een eerste stap op weg naar de uitvoering van artikel 39 van het aanvullend protocol is op 19 september 1980 Besluit nr. 3/80 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen van de lidstaten der Europese Gemeenschappen op Turkse werknemers en hun gezinsleden (3) („Besluit nr. 3/80”) door de Associatieraad goedgekeurd.

(6)

Er dient voor te worden gezorgd dat op het terrein van de sociale zekerheid artikel 9 van de overeenkomst en artikel 39 van het aanvullend protocol volledig ten uitvoer worden gelegd.

(7)

Besluit nr. 3/80 dient geactualiseerd te worden zodat de bepalingen de ontwikkelingen op het terrein van de coördinatie van de sociale zekerheid in de Europese Unie weerspiegelen.

(8)

Verordening (EU) nr. 1231/2010 (4) breidt de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (5) en van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (6) uit tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen. Het in artikel 39, lid 2, van het aanvullend protocol vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die Turkse werknemers in de verschillende lidstaten hebben vervuld, worden bijeengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds in Verordening (EU) nr. 1231/2010 vervat.

(9)

Besluit nr. 3/80 dient derhalve te worden ingetrokken en vervangen door een besluit van de Associatieraad dat in één enkele stap alle beginselen van de overeenkomst en het aanvullend protocol betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ten uitvoer legt.

(10)

Wat de toepassing van het non-discriminatiebeginsel betreft, kunnen, behoudens het recht op export van bepaalde prestaties, aan dit besluit geen bijkomende rechten worden ontleend die voortvloeien uit bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij hebben voorgedaan en die krachtens de wetgeving van de eerste overeenkomstsluitende partij niet in aanmerking worden genomen.

(11)

Bij de toepassing van dit besluit hebben werknemers uit Turkije slechts recht op gezinsbijslagen als hun gezinsleden legaal bij hen verblijven in de lidstaat waar zij werken. Indien hun gezinsleden legaal in een andere lidstaat verblijven, is Verordening (EU) nr. 1231/2010 van toepassing. Dit besluit dient geen recht op gezinsbijslagen te verlenen voor gezinsleden die in een ander land dan een lidstaat, bijvoorbeeld Turkije, verblijven.

(12)

Om de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken, kan het nodig zijn bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de Turkse wetgeving.

(13)

Om de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en van Turkije vlot te laten verlopen, moeten er specifieke bepalingen worden vastgesteld betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en Turkije en tussen de betrokkene en het orgaan van het bevoegde land.

(14)

Om de personen op wie dit besluit van toepassing is, te beschermen en om te voorkomen dat zij door de inwerkingtreding van dit besluit enig recht verliezen, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

1.   In dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „overeenkomst”: de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije;

b)   „verordening”: Verordening (EG) nr. 883/2004, zoals die in de lidstaten van de Europese Unie van toepassing is;

c)   „toepassingsverordening”: Verordening (EG) nr. 987/2009;

d)   „lidstaat”: een lidstaat van de Europese Unie;

e)   „werknemer”:

i)

voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een persoon die een werkzaamheid in loondienst verricht in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening;

ii)

voor de toepassing van de Turkse wetgeving: een persoon die een werkzaamheid in loondienst verricht in de zin van die wetgeving;

f)   „gezinslid”:

i)

voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een gezinslid in de zin van artikel 1, onder i), van de verordening;

ii)

voor de toepassing van de Turkse wetgeving: een gezinslid in de zin van die wetgeving;

g)   „wetgeving”:

i)

met betrekking tot de lidstaten: wetgeving in de zin van artikel 1, punt l), van de verordening, die van toepassing is op prestaties die onder dit besluit vallen;

ii)

met betrekking tot Turkije: de wetgeving die in Turkije van toepassing is op de prestaties die onder dit besluit vallen;

h)   „prestaties”:

i)

met betrekking tot de lidstaten: prestaties in de zin van artikel 3 van de verordening;

ii)

met betrekking tot Turkije: de overeenkomstige prestaties die van toepassing zijn in Turkije;

i)   „exporteerbare uitkeringen”:

i)

met betrekking tot de lidstaten:

ouderdomspensioenen,

nabestaandenpensioenen,

prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten,

invaliditeitspensioenen,

in de zin van de verordening, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen als vermeld in bijlage X bij de verordening;

ii)

met betrekking tot Turkije: de overeenkomstige prestaties op grond van de Turkse wetgeving, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen als vermeld in bijlage I bij dit besluit.

2.   De overige in dit besluit gebruikte termen worden verstaan volgens de definities:

a)

met betrekking tot de lidstaten: in de verordening en de toepassingsverordening;

b)

met betrekking tot Turkije: in de relevante wetgeving die in Turkije van toepassing is.

Artikel 2

Personele werkingssfeer

Dit besluit is van toepassing op:

a)

Turkse werknemers die legaal werken of hebben gewerkt op het grondgebied van een lidstaat en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of is geweest, en hun nabestaanden;

b)

de gezinsleden van de onder a) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer verblijven of verbleven hebben terwijl die werkzaam is, respectievelijk was, in een lidstaat;

c)

werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en legaal werken of hebben gewerkt op het grondgebied van Turkije en op wie de Turkse wetgeving van toepassing is of geweest is, en hun nabestaanden; en

d)

de gezinsleden van de onder c) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer verblijven of verbleven hebben terwijl die werkzaam is, respectievelijk was, in Turkije.

Artikel 3

Gelijke behandeling

1.   Turkse werknemers die legaal in een lidstaat werken en hun gezinsleden die legaal bij hen verblijven, worden, wat prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder h), betreft, behandeld zonder enige discriminatie op grond van nationaliteit, in vergelijking met de onderdanen van de lidstaten waar zij werken.

2.   Werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en legaal in Turkije werken, en hun gezinsleden die legaal bij hen verblijven, worden, wat prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder h), betreft, behandeld zonder enige discriminatie op grond van nationaliteit, in vergelijking met Turkse onderdanen.

DEEL II

BETREKKINGEN TUSSEN DE LIDSTATEN EN TURKIJE

Artikel 4

Opheffing van woonplaatsvereisten

1.   Exporteerbare prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder i), waarop de in artikel 2, onder a) en c), bedoelde personen recht hebben, kunnen niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de begunstigde:

i)

wat een prestatie op grond van wetgeving van een lidstaat betreft, op het grondgebied van Turkije verblijft; of

ii)

wat een prestatie op grond van de Turkse wetgeving betreft, op het grondgebied van een lidstaat verblijft.

2.   Gezinsleden van een werknemer als bedoeld in artikel 2, onder b), hebben recht op exporteerbare uitkeringen in de zin van artikel 1, lid 1, onder i); i), op dezelfde wijze als de gezinsleden van een werknemer die onderdaan van de betreffende lidstaat is, als die gezinsleden op het grondgebied van Turkije verblijven.

3.   Gezinsleden van een werknemer als bedoeld in artikel 2, onder d), hebben recht op exporteerbare uitkeringen in de zin van artikel 1, lid 1, onder i), ii), op dezelfde wijze als de gezinsleden van een werknemer die Turks onderdaan is, als die gezinsleden op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

DEEL III

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 5

Samenwerking

1.   De lidstaten en Turkije verstrekken elkaar alle informatie over de wijzigingen in hun wetgeving die op de uitvoering van dit besluit van invloed kunnen zijn.

2.   Bij de toepassing van dit besluit zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten en Turkije elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van genoemde autoriteiten en organen is in beginsel kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van Turkije kunnen evenwel overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

3.   Voor de toepassing van dit besluit kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en Turkije zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

4.   Met het oog op de correcte toepassing van dit besluit dienen de organen en personen die onder deze verordening vallen, elkaar wederzijds inlichtingen te verstrekken en samen te werken.

5.   De personen die onder dit besluit vallen, moeten de organen van de bevoegde lidstaat of, indien Turkije het bevoegde land is, van Turkije, en de organen van de lidstaat van verblijf of, indien Turkije het land van verblijf is, van Turkije, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van veranderingen in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen hebben voor hun recht op prestaties op grond van dit besluit.

6.   Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 5, kunnen overeenkomstig het nationale recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn echter gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke, onder het nationale recht vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de bij dit besluit aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.

7.   De lidstaten en Turkije kunnen nationale bepalingen vaststellen die voorwaarden bevatten om na te gaan of iemand voor prestaties in aanmerking komt, teneinde in aanmerking te nemen dat de begunstigden wonen of verblijven buiten het grondgebied van de staat waar het debiteurorgaan zich bevindt. Dergelijke bepalingen zijn proportioneel, vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit en in overeenstemming met de beginselen van dit besluit. Dergelijke bepalingen worden medegedeeld aan de Associatieraad.

Artikel 6

Administratieve controles en geneeskundige onderzoeken

1.   Dit artikel is van toepassing op de personen als bedoeld in artikel 2 die exporteerbare uitkeringen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder i), ontvangen, alsmede op de organen die belast zijn met de uitvoering van dit besluit.

2.   Indien een ontvanger of aanvrager van prestaties, dan wel een lid van diens gezin, op het grondgebied van een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in Turkije bevindt, of op het grondgebied van Turkije woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in een lidstaat bevindt, wordt het geneeskundig onderzoek op verzoek van het debiteurorgaan verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de begunstigde, volgens de procedures die in de door dit orgaan toegepaste wetgeving zijn vastgelegd.

Het debiteurorgaan stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van eventuele speciale vereisten waaraan moet worden voldaan en van de aspecten waaraan in het geneeskundig onderzoek aandacht moet worden besteed.

Het orgaan van de woon- of verblijfplaats doet aan het debiteurorgaan dat om het geneeskundig onderzoek heeft verzocht, een rapport toekomen.

Het debiteurorgaan behoudt zich echter het recht voor de begunstigde te laten onderzoeken door een arts van zijn keuze, hetzij in het land waar de aanvrager of de ontvanger van een uitkering woont of verblijft, hetzij in het land waar het debiteurorgaan gevestigd is. De begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de staat van het debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening van het debiteurorgaan komen.

3.   Indien een ontvanger of aanvrager van prestaties, of een lid van diens gezin, op het grondgebied van een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in Turkije bevindt, of in Turkije woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in een lidstaat bevindt, wordt de administratieve controle op verzoek van het debiteurorgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de begunstigde.

Het orgaan van de woon- of verblijfplaats doet aan het debiteurorgaan dat om de administratieve controle heeft verzocht, een rapport toekomen.

Het debiteurorgaan behoudt zich het recht voor de situatie van de begunstigde door een deskundige van zijn keuze te laten onderzoeken. De begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de staat van het debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening van het debiteurorgaan komen.

4.   Een of meer lidstaten en Turkije kunnen andere administratieve bepalingen overeenkomen, op voorwaarde dat zij de Associatieraad daarvan op de hoogte brengen.

5.   In afwijking van het in artikel 5, lid 2, van dit besluit neergelegde beginsel van kosteloze wederzijdse administratieve bijstand worden de daadwerkelijke uitgaven voor de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde controles door het debiteurorgaan dat om de onderzoeken en controles had verzocht, terugbetaald aan het orgaan dat verzocht werd de onderzoeken en controles uit te voeren.

Artikel 7

Toepassing van artikel 25 van de overeenkomst

Artikel 25 van de overeenkomst is van toepassing indien een partij van oordeel is dat de andere partij de in de artikelen 5 en 6 bepaalde verplichtingen niet heeft nageleefd.

Artikel 8

Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Turkse wetgeving

Zo nodig kan de Associatieraad bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Turkse wetgeving opnemen in bijlage II van dit besluit.

Artikel 9

Administratieve procedures vervat in bestaande bilaterale overeenkomsten

Administratieve procedures die zijn vervat in bestaande bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en Turkije kunnen van toepassing blijven, mits zulke procedures de bij dit besluit vastgestelde rechten en verplichtingen van de betrokkenen niet nadelig beïnvloeden.

Artikel 10

Overeenkomsten ter aanvulling van de administratieve procedures voor de toepassing van dit besluit

Een of meer lidstaten en Turkije kunnen overeenkomsten sluiten ter aanvulling van de administratieve procedures voor de toepassing van dit besluit, in het bijzonder met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van fraude en fouten.

DEEL IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Overgangsbepalingen

1.   Aan dit besluit kunnen geen rechten worden ontleend voor het tijdvak dat aan de datum van inwerkingtreding voorafgaat.

2.   Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens dit besluit ook een recht indien dit recht betrekking heeft op een gebeurtenis die vóór de datum van inwerkingtreding heeft plaatsgevonden.

3.   Prestaties die niet zijn toegekend of zijn geschorst wegens de nationaliteit of verblijfplaats van de betrokkene worden op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

4.   Indien het in lid 3 genoemde verzoek binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend, worden de krachtens dit besluit verleende rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van een lidstaat of Turkije betreffende het verval of de beperking van rechten aan de betrokkenen kan worden tegengeworpen.

5.   Indien het in lid 3 bedoelde verzoek na afloop van de in lid 4 bedoelde termijn wordt ingediend, worden de niet vervallen of niet verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstiger bepalingen van de wetgeving van een lidstaat of van Turkije van toepassing zijn.

6.   De rechten van een persoon aan wie door een lidstaat vóór de inwerkingtreding van dit besluit een pensioen of een bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkering is toegekend, als uitvloeisel van de rechtstreekse werking van artikel 6, lid 1, van Besluit nr. 3/80, worden niet ten gevolge van dit besluit beperkt of als vervallen beschouwd.

Artikel 12

Bijlagen bij dit besluit

De bijlagen zijn een integrerend onderdeel van dit besluit.

Artikel 13

Intrekking

Besluit nr. 3/80 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …

Voor de Associatieraad

De voorzitter


(1)  PB 217 van 29.12.1964, blz. 3687/64.

(2)  PB L 293 van 29.12.1972, blz. 3.

(3)  PB C 110 van 25.4.1983, blz. 60.

(4)  PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1.

(5)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

BIJLAGE I

LIJST VAN TURKSE BIJZONDERE NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN

BIJLAGE II

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN TURKIJE


Top