This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32012D0637
2012/637/EU: Commission Decision of 21 March 2012 on State aid SA.29864 (C 6/10) (ex NN 1/10) implemented by the Czech Republic for České aerolinie, a. s. (ČSA — Czech Airlines a.s. — possible State aid implications of a loan provided by Osinek a.s.) (notified under document C(2012) 1664) Text with EEA relevance
2012/637/EU: Besluit van de Commissie van 21 maart 2012 betreffende Steunmaatregel SA.29864 (C 6/10) (ex NN 1/10) door de Tsjechische Republiek ten uitvoer gelegd ten gunste van České aerolinie, a.s. (ČSA — Czech Airlines a.s. — Mogelijke Staatssteunelementen van een door Osinek a.s. verstrekte lening) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1664) Voor de EER relevante tekst
2012/637/EU: Besluit van de Commissie van 21 maart 2012 betreffende Steunmaatregel SA.29864 (C 6/10) (ex NN 1/10) door de Tsjechische Republiek ten uitvoer gelegd ten gunste van České aerolinie, a.s. (ČSA — Czech Airlines a.s. — Mogelijke Staatssteunelementen van een door Osinek a.s. verstrekte lening) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1664) Voor de EER relevante tekst
PB L 289 van 19.10.2012, p. 56–68
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
19.10.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 289/56 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 21 maart 2012
betreffende Steunmaatregel SA.29864 (C 6/10) (ex NN 1/10) door de Tsjechische Republiek ten uitvoer gelegd ten gunste van České aerolinie, a.s. (ČSA — Czech Airlines a.s. — Mogelijke Staatssteunelementen van een door Osinek a.s. verstrekte lening)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1664)
(Slechts de tekst in de Tsjechische taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2012/637/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),
Gezien het besluit van de Commissie om de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1) in te leiden ten aanzien van steunmaatregel SA.29864 (C 6/10, ex NN 1/10, CP 371/2009) (2),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
In mei 2009 vernam de Commissie op grond van publiek beschikbare informatie dat een overheidsonderneming in liquidatie, Osinek a.s. (hierna „Osinek” genoemd) een lening van 2,5 miljard CZK (ongeveer 100 miljoen EUR) had verstrekt aan ČSA — Czech airlines, a. s. (hierna „ČSA” genoemd). De Commissie verzocht de Tsjechische Republiek bij brieven van 14 mei en 24 september 2009 om informatie. De Tsjechische Republiek verstrekte de Commissie bij brieven van 10 september en 25 november 2009 verder informatie. |
(2) |
Bij brief van 24 februari 2010 informeerde de Commissie de Tsjechische Republiek over haar besluit om met betrekking tot de maatregel de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd). De Tsjechische Republiek diende bij brief van 26 april 2010 opmerkingen in over dat besluit. De Commissie stelde bij brief van 6 juli 2010 verdere vragen, waarop de Tsjechische Republiek op 15 september 2010 antwoordde. |
(3) |
Het besluit tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit hun opmerkingen over de maatregel kenbaar te maken. |
(4) |
De Commissie ontving opmerkingen van vier belanghebbenden. Travel Service en Icelandair Group dienden op 10 maart 2011 opmerkingen in, Czech Connect Airlines a.s. op 11 maart 2011, JOB AIR Technic a.s. op 10 maart 2011, en ČSA op 14 maart 2011. De Commissie heeft deze opmerkingen voor een reactie doorgezonden aan de Tsjechische Republiek. De Commissie ontving deze reactie bij brief van 12 mei 2011. |
2. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL
2.1. De Osinek-lening
(5) |
De onderzochte maatregel betreft een op 30 april 2009 door Osinek aan de Tsjechische nationale luchtvaartmaatschappij ČSA, toegekende lening. Het bedrag werd in drie tranches als volgt uitbetaald:
|
(6) |
De lening zou naar verwachting op 30 november 2010 worden terugbetaald, maar deze termijn kon worden verlengd. De rente bestond in de driemaands Prague interbank borrowing offered rate (hierna „PRIBOR”) genoemd, vermeerderd met 300 basispunten als risicopremie, dat wil zeggen een rente van 5,51 % op de datum van ondertekening van de leningsovereenkomst. De rente diende per kwartaal te worden betaald op de laatste werkdag van een kalenderkwartaal (interestperiode). De rente werd per dag berekend vanaf de dag vóór de terugbetaling van de Osinek-lening. |
(7) |
Volgens de Tsjechische autoriteiten is de risciomarge van 300 basispunten juist, gelet op de financiële situatie van de onderneming, die een B-rating (kwetsbare financiële situatie) van Standard & Poor's heeft, en gelet op de graad van zekerheidstelling van de lening, die 110 % van het geleende bedrag bedroeg. |
(8) |
De zekerheid ter dekking van de lening omvatte gebouwen op de luchthaven Prague Ruzyně, grond, voorraden en reserveonderdelen. De marktwaarde van de meeste zekerheden werd door een onafhankelijke deskundige vastgesteld. Er werd overeenstemming bereikt over vier aanvullingen van de leningsovereenkomst met Osinek, waarbij de tot zekerheid strekkende activa werden gewijzigd en uitgebreid (3). De Tsjechische autoriteiten voeren aan dat bij al deze wijzigingen de voorwaarde van de leningsovereenkomst met Osinek dat het feitelijke leenbedrag niet hoger mocht zijn dan 90 % van de waarde van de zekerheid op eender welk moment òf het overeengekomen maximale leenbedrag, in acht was genomen. |
(9) |
De Osinek-lening werd niet terugbetaald zoals oorspronkelijk was voorzien. In plaats daarvan werd geen zekerheid meer vereist en werd de schuld op 30 juni 2010 gekapitaliseerd (debt-for-equity-swap). Tabel 1 Overzicht van de activa die tot zekerheid voor de Osinek-lening strekken
|
2.2. Reikwijdte van het besluit
(10) |
Het besluit tot inleiding van de procedure van 24 februari 2010 verwijst naar de lening van 2,5 miljoen CZK die door Osinek op basis van de op 30 april 2009 gesloten leningsovereenkomst is verstrekt en gaat er vanuit dat de vrijgave van de zekerheden op basis van Resolutie nr. 1343 van 26 oktober 2009 al had plaatsgevonden. De Commissie werd echter op 12 mei 2010 op de hoogte gesteld van de vrijgave van de zekerheden en de kapitalisatie van de lening (de debt-for-equity-swap) (SA.30908 ČSA — Czech Airlines — Herstructureringsplan), waaraan in juni 2010 uitvoering werd gegeven. Dit besluit betreft daarom alleen de Osinek-lening van 2,5 miljard zelf op basis van de leningsovereenkomst van 30 april 2009. De beoordeling van de vrijgave en de daarop volgende debt-for-equity swap van de Osinek-lening komt aan de orde in het definitieve besluit in zaak SA.30908. |
2.3. Osinek
(11) |
Osinek was een lege financiële instelling die was opgericht om toe te zien op de sluiting en revitalisering van kolenmijnen in de Tsjechische Republiek. Ten tijde van de toekenning van de lening was het voor 100 % eigendom van de Tsjechische overheid. Het Ministerie van Financiën oefende het toezicht uit. Op 5 november 2008 ging Osinek failliet. Voor haar faillissement had Osinek nog middelen tot haar beschikking en zocht zij naar verluidt naar verschillende investeringsmogelijkheden. De leningovereenkomst met Osinek werd op 30 april 2009 namens Osinek door haar curator gesloten en ondertekend. Teneinde de mogelijke risico's van de lening vast te stellen, gaf Osinek een onafhankelijke deskundige, European Business Consulting spol. s.r.o. (hierna „EBC” genoemd) opdracht tot een economische analyse van ČSA en het advocatenkantoor JUDr Jiří Rybář & JUDr. Pavel Štrbík opdracht tot een juridische analyse. |
(12) |
Op 29 september 2009 ondertekenden Osinek en het Ministerie van Industrie en Handel van de Tsjechische Republiek een overeenkomst op grond waarvan vorderingen die Osinek krachtens de leningsovereenkomst op ČSA had, als gevolg van de faillissementsprocedure inzake Osinek aan het ministerie werden overgedragen. ČSA werd nog diezelfde dag van deze overdracht op de hoogte gesteld. Op 8 maart 2010 was de faillissementsprocedure voltooid. |
(13) |
Op 3 mei 2010 keurde de Tsjechische regering Resolutie nr. 333 inzake een herstructureringsplan voor ČSA goed. Op grond daarvan gaf de Tsjechische regering het Ministerie van Industrie en Handel instructies om onderpanden met betrekking tot een aantal zekerheden vrij te geven alvorens het geregistreerde kapitaal van ČSA te verhogen. Die resolutie vormde de rechtsgrond voor de kapitalisatie van de lening (debt-for-equity swap), die op 30 juni 2010 werd uitgevoerd. |
2.4. De begunstigde, ČSA
(14) |
ČSA is sinds 1923 de nationale luchtvaartmaatschappij van de Tsjechische Republiek. Het hoofdkantoor bevindt zich in Praag en de werkzaamheden worden vanaf de luchthaven Prague Ruzyně verricht. ČSA is de grootste luchtvaartmaatschappij op de luchthaven Prague Ruzyně; zij neemt 37 % van de passagiers voor rekening die vanuit Praag vertrekken of daar aankomen. ČSA is lid van de alliantie Sky Team. Vóór de herstructurering bestond de vloot van ČSA uit 51 vliegtuigen. ČSA biedt luchtvervoersdiensten volgens dienstregeling aan (naar 104 bestemmingen in 44 landen). ČSA biedt ook chartervluchten, luchtvrachtdiensten, grondafhandelingsdiensten (zij handelt ongeveer 60 % van alle passagiers op de luchthaven Prague Ruzyně af), reparatie en onderhoud van vliegtuigen, opleiding voor bemanning en catering aan, exploiteert belastingvrije winkels op de luchthaven Prague Ruzyně en houdt zich bezig met belastingvrije verkoop aan boord. |
2.4.1. Eigendomsstructuur
(15) |
ČSA is een overheidsonderneming waarvan 95,69 % van de aandelen in handen zijn van de Tsjechische Republiek via het Ministerie van Financiën. De minderheidsaandeelhouders zijn Česká pojišťovna, a.s. (2,26 %), de stad Praag (1,53 %) en de stad Bratislava (0,51 %). |
(16) |
De staat hoopt om een strategische partner voor ČSA te vinden als de herstructurering is voltooid. De Tsjechische regering besloot om ter voorbereiding van de geplande privatisering een nieuwe vennootschapsstructuur te creëren onder de paraplu van Český Aeroholding, a.s. (hierna „ČAH” genoemd). |
(17) |
Op 25 oktober 2011, heeft de Tsjechische mededingingsautoriteit de oprichting goedgekeurd van ČAH, dat zal bestaan uit ČSA, de luchthaven Prague Ruzyně en de huidige dochterondernemingen van ČSA, te weten Czech Airlines Handling, Holidays Czech Airlines, Technics en ČSA Services s.r.o. Het management en de structuur van ČAH zouden elementen bevatten van een financiële holdingstructuur die tot doel heeft de ondernemingen binnen de holding te herstructureren teneinde hun toegang tot commerciële financiering te vereenvoudigen en hen voor te bereiden op de komende privatisering. |
2.4.2. Financiële situatie van de onderneming
(18) |
ČSA verkeerde in moeilijkheden die aanzienlijk toenamen in 2009 op het hoogtepunt van de huidige economische crisis. Hoewel de onderneming op geen enkele tijdstip in aanmerking kwam voor een insolventieprocedure krachtens Tsjechisch nationaal recht, had zij duidelijk te maken met een negatieve ontwikkeling van haar voornaamste financiële indicatoren. Tabel 2 Actief vermogen en geregistreerd kapitaal van ČSA, 2006-2009 (in duizend CZK)
Tabel 3 Wijzigingen in financiën ČSA (in duizend CZK)
|
(19) |
De onderneming maakte in 2007 en 2008 winst. Haar bedrijfsresultaten verslechterden echter aanzienlijk in 2009. Haar omzet was in de vier voorgaande jaren enigszins gedaald, maar de kasstroom nam beduidend af. Het schuldniveau bleef min of meer stabiel. De onderneming compenseerde haar verliezen door activa te verkopen, met name in het boekjaar 2009. |
(20) |
De situatie van de onderneming verslechterde in de loop van 2009, met name na de zomer, traditioneel een winstgevende periode voor ČSA. |
2.5. Het besluit tot inleiding van de procedure
(21) |
Op 24 februari 2010 leidde de Commissie de formele onderzoeksprocedure in. In haar besluit verklaarde de Commissie eraan te twijfelen of ČSA toen zij de lening ontving al in moeilijkheden verkeerde in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (hierna „de richtsnoeren” genoemd) (6). |
(22) |
Bovendien twijfelde de Commissie of de voorwaarden voor de door Osinek aan ČSA verstrekte lening, ČSA, gelet op haar financiële situatie, een economisch voordeel verschaften dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen. Bovendien vroeg de Commissie zich af of, wanneer de lening staatssteun inhield, deze steun verenigbaar zou kunnen worden geacht op grond van de toepasselijke staatssteunregels, met name de mededeling van de Commissie Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (hierna de „tijdelijke kaderregeling” genoemd) (7). Wanneer de Osinek-lening staatssteun zou blijken in te houden, zou de maatregel de mededinging nadelig beïnvloeden, dat wil zeggen de mededinging met andere ondernemingen die luchtroutes vanaf de luchthaven Prague Ruzyně exploiteren of die met ČSA en haar dochterondernemingen op andere markten concurreren. |
3. OPMERKINGEN VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK
(23) |
De Tsjechische Republiek diende naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure opmerkingen in, waarin zij naar voren bracht dat de Osinek-lening voldeed aan het beginsel van de „particuliere investeerder in een markteconomie” omdat deze lening ČSA geen onverschuldigd economisch voordeel verschaftte. |
(24) |
Met name is de Tsjechische Republiek van mening dat ČSA op het tijdstip waarop de leningsovereenkomst met Osinek werd getekend, geen onderneming in moeilijkheden was en pas in augustus 2009 een onderneming in moeilijkheden werd. De Tsjechische Republiek voert aan dat ČSA ondanks haar toenemende problemen steeds in staat is geweest haar winstgevendheid te verzekeren. De situatie veranderde echter eind 2008 en begin 2009 en bleef het hele jaar door verslechteren vanwege de wereldwijde economische recessie, die ernstige gevolgen voor de mondiale vervoersmarkten had (8). Dit droeg, samen met de gedestabiliseerde oliemarkten en de wisselkoersschommelingen, bij tot de verslechtering van de financiële situatie van ČSA. |
(25) |
In de loop van 2009 vertrouwde ČSA op op de resultaten van voorgaande jaren gebaseerde prognoses en verwachtte aanzienlijke betere resultaten in het zomerseizoen. De resultaten over de eerste helft van 2009, die medio augustus aan het management werden meegedeeld, lieten echter met betrekking tot juni een substantiële afname van de gemiddelde inkomsten van ČSA zien. In augustus 2009 werd het het management duidelijk dat de onderneming niet langer zou kunnen functioneren wanneer er niet onmiddellijk kostenbesparende maatregelen werden genomen en vanuit externe bronnen financiële bijstand werd verleend. |
(26) |
Met betrekking tot de mogelijke staatssteunelementen in de Osinek-lening stelt de Tsjechische Republiek dat de rentevoet voldoet aan de voorschriften van de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (hierna de „referentierentemededeling” genoemd) (9). De Tsjechische Republiek voert met name aan dat het juist was om de driemaands PRIBOR-rentevoet te gebruiken als basisrentevoet voor de bepaling van de rente van de betrokken lening omdat de financiële markten ten tijde van de ondertekening van de Osinek-leningsovereenkomste volatiel waren. |
(27) |
Omdat ČSA niet beoordeeld wordt aan de hand van ratingsystemen, kan de Tsjechische Republiek geen bewijs verstrekken voor haar stelling dat ČSA toen de Osinek-leningsovereenkomst werd ondertekend voor een B-rating in aanmerking kwam. De Tsjechische Republiek verwijst echter naar een door EBC opgesteld rapport van 27 april 2009, waarin werd gesteld dat ČSA solvabel en kredietwaardig was. |
(28) |
De Tsjechische Republiek herhaalt dat ČSA voor het verkrijgen van de lening zekerheden moest stellen ten bedrage van minstens 110 % van de lening gedurende de gehele looptijd daarvan. Het bedrag van de feitelijk aan ČSA verstrekte lening mocht dus op geen enkel tijdstip meer zijn dan 90 % van de waarde van het totaal van de zekerheden. De Tsjechische Republiek bevestigde dat aan dit vereiste in alle gevallen was voldaan en diende taxatierapporten in betreffende de activa die als zekerheid voor de lening werden gebruikt. |
(29) |
Bovendien voert de Tsjechische Republiek aan dat de vereffenaar van Osinek, gelet op het feit dat Osinek over aanzienlijke financiële middelen beschikte, investeringsmogelijkheden zocht die een rendement zouden genereren. Alvorens de Osinek-lening te sluiten, droeg de vereffenaar het onafhankelijk adviesbureau EBC en het advocatenkantoor JUDR. Jiří Rybář & JUDr. Pavel Štrbík op om een economische en juridische analyse van de kredietofferte op te stellen. De analyse van EBC bevestigde dat ČSA solvabel kon worden beschouwd en dat het gevaar dat een lening aan ČSA voor Osinek verlies of schade met zich zou meebrengen, minimaal was. Op grond van deze analyse concludeerde de vereffenaar dat een lening aan ČSA een voordelig manier zou zijn om de beschikbare financiële middelen van Osinek te plaatsen. |
(30) |
Daarnaast voert de Tsjechische Republiek aan dat, zelfs wanneer de Commissie mocht oordelen dat de voorwaarden voor de Osinek-lening gunstiger waren dan de marktvoorwaarden, de lening toch verenigbaar zou zijn met de voorwaarden van de tijdelijke kaderregeling. |
4. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
(31) |
Tijdens de formele onderzoeksperiode ontving de Commissie opmerkingen van drie belanghebbenden en van de begunstigde van de onderzochte steunmaatregel, ČSA (punt 4). |
(32) |
De opmerkingen van ČSA geven in hoofdzaak de hiervoor vermelde opmerkingen weer van de Tsjechische Republiek naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure. ČSA herhaalt dat de Osinek-lening tegen marktvoorwaarden werd verstrekt, aangezien Osinek handelde als een rationele deelnemer aan een markteconomie die meer door commerciële dan door economische of sociale beleidsdoelstellingen wordt gemotiveerd. Bovendien dient ČSA opmerkingen in over de kwantificering van het eventuele steunelement, voor het geval de Commissie mocht concluderen dat de Osinek-lening werd verstrekt tegen een gunstig rentepercentage, dat wil zeggen ervan uitgaande dat de rating van ČSA lager dan „B” was en/of de zekerheden niet als „hoog” werden geclassificeerd. |
(33) |
Alle belanghebbende derden zijn concurrenten van ČSA en worden door hetzelfde advocatenkantoor vertegenwoordigd; hun motivering is dus tot op zekere hoogte identiek. De belanghebbende derden voeren aan dat de Osinek-lening ČSA staatssteun verstrekte die deze onderneming in staat stelde om oneerlijk te concurreren door prijzen te vragen die andere concurrenten die geen staatssteun hebben gekregen, niet kunnen bieden wanneer zij hun kosten willen blijven dekken en een redelijke winst willen blijven genereren (10). |
(34) |
De belanghebbende derden betogen dat ČSA al voor 1 juli 2008 in ernstige moeilijkheden verkeerde. Zij betogen voorts dat de Osinek-lening tegen een beduidend lagere rente werd verstrekt dan de rente die een bank in soortgelijke omstandigheden zou vragen, gelet op de financiële situatie van ČSA, de termijn voor terugbetaling, de kwaliteit van de zekerheden en het feit dat het niet erg waarschijnlijk was dat er daadwerkelijk zou worden terugbetaald. In dergelijke omstandigheden vormde de Osinek-lening onwettige staatssteun die onverenigbaar is met de EU-regels. Een concurrent die opmerkingen indiende, voert aan dat ČSA aan de voorwaarde voldeed dat meer dan de helft van haar geregistreerd kapitaal in de jaren 2007, 2008 en 2009 was verdwenen. Bovendien was in de jaren 2008 en 2009 meer dan een kwart van het geregistreerde kapitaal van ČSA in de voorafgaande twaalf maanden verdwenen. Diezelfde concurrent zet uiteen dat op grond van de afname van het geregistreerd kapitaal van ČSA in 2008 ervan uit kan worden gegaan dat de onderneming al op 1 juli 2008 voldeed aan beide voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil er sprake zijn van een onderneming in moeilijkheden in de zin van punt 10, onder a), van de richtsnoeren. |
(35) |
De belanghebbende derden voeren voorts aan dat vanwege de negatieve operationele cashflow, de pluraliteit van de crediteuren en het bestaan van financiële verplichtingen waaraan binnen 30 dagen moet worden voldaan, kan worden aangenomen dat voor de onderneming vanaf eind 2007 faillissement dreigde en deze daarom sinds 2007 als een onderneming in moeilijkheden zou moeten worden beschouwd (overeenkomstig punt 10, onder c), van de richtsnoeren). |
5. OPMERKINGEN VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK OVER DE OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
(36) |
De Tsjechische Republiek was het niet eens met de opmerkingen van de belanghebbende derden en sloot zich aan bij de opmerkingen van ČSA. De Tsjechische Republiek handhaafde haar standpunt dat de Osinek-lening tegen marktvoorwaarden was verstrekt en in overeenstemming met de referentierentemededeling was. Voorts voeren de Tsjechische autoriteiten aan dat ČSA tot de tweede helft van 2009 zonder staatssteun kon opereren. Zelfs in de eerste helft van 2009 was de situatie van de activa van ČSA niet noemenswaardig verslechterd; de waarde van de activa nam in feite toe van [8 340-9 255] miljoen CZK in het eerste kwartaal van 2009 tot [8 990-9 920] miljoen CZK in het tweede kwartaal van 2009. |
(37) |
De Tsjechische Republiek merkt op dat ofschoon de resultaten die ČSA van haar bedrijfsactiviteiten publiceert, in overeenstemming met zowel de Tjechische boekhoudnormen (hierna „CAS” genoemd) als de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (hierna „IFRS” genoemd) zijn vastgesteld, de belanghebbende derden hun opmerkingen uitsluitend hebben gebaseerd op de overeenkomstig de CAS vastgestelde resultaten. De CAS-methode geeft echter geen reëel beeld van de bedrijfsactiviteiten van de onderneming. Verslagen die overeenkomstig de IFRS zijn vastgesteld, geven betere informatie over de financiële toestand van de onderneming en zijn dus geschikter. ČSA past de CAS toe omdat de Tsjechische belastingwetgeving haar daartoe verplicht. Omdat de activiteiten van ČSA zich echter niet tot de Tsjechische Republiek beperken, maar zich over de hele wereld uitstrekken, past ČSA ook de IFRS toe. De Tsjechische Republiek wijst erop dat banken de IFRS toepassen wanneer zij over het verstrekken van leningen moeten besluiten omdat deze standaarden nauwkeuriger worden geacht dan de CAS. |
(38) |
Tot slot verschafte de Tsjechische Republiek bewijs dat ČSA ten tijde van de verstrekking van de Osinek-lening niet voldeed aan de faillissementsvoorwaarden van de Tsjechische faillissementswet (11). |
6. DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN
(39) |
Krachtens artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
(40) |
De criteria van artikel 107, lid 1, VWEU zijn cumulatief. Willen de aangemelde maatregelen staatssteun inhouden in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, dan moet daarom aan de volgende voorwaarden zijn voldaan. De financiële steun moet:
|
6.1. Staatsmiddelen en toerekenbaarheid
(41) |
Het begrip staatssteun is van toepassing op ieder voordeel dat direct of indirect wordt toegekend en uit staatsmiddelen wordt bekostigd of door instanties die hun activiteiten verrichten op grond van een overheidsmandaat. |
(42) |
Daarom moet eerst worden vastgesteld of de Osinek-lening als staatsmiddelen moet worden beschouwd. Zoals hierboven opgemerkt, was Osinek op het tijdstip van verstrekking van de lening voor 100 % in handen van het Ministerie van Financiën van de Tsjechische Republiek. Osinek is dus, ongeacht of het een vennootschap is of een andere rechtsvorm heeft, een openbaar bedrijf in de zin van artikel 2, onder b), van Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (12). De Commissie is daarom van mening dat de Osinek-lening uit staatsmiddelen is bekostigd. |
(43) |
Het Hof van Justitie heeft echter ook geoordeeld dat zelfs indien de staat de mogelijkheid heeft een openbaar bedrijf te controleren en een dominerende invloed op de activiteiten ervan uit te oefenen, dit niet automatisch het vermoeden rechtvaardigt dat deze controle in een concreet geval ook metterdaad wordt uitgeoefend. Een openbaar bedrijf kan in meer of mindere mate onafhankelijk optreden, naargelang van de autonomie die haar door de staat is verleend. Dat een openbaar bedrijf onder staatscontrole staat, volstaat op zich dus niet om door dit bedrijf genomen maatregelen, zoals de betrokken leningovereenkomst, toerekenbaar aan de staat te achten. Daarnaast dient te worden nagegaan of de overheid op een of andere manier bij de vaststelling van de maatregel was betrokken. Het Hof oordeelde daaromtrent dat de toerekenbaarheid aan de staat van een door een openbaar bedrijf genomen steunmaatregel kan worden afgeleid uit een samenstel van aanwijzingen die blijken uit de omstandigheden van de zaak en de context waarin de maatregel is genomen (13). |
(44) |
Mogelijke aanwijzingen zijn bijvoorbeeld de deelname van het openbare bedrijf aan de structuur van de openbare administratie, de aard van zijn activiteiten en het feit dat het bedrijf bij het verrichten van deze activiteiten op de markt normaal concurreert met particuliere marktdeelnemers, het juridische statuut van het bedrijf (of het publiek recht van toepassing is dan wel het algemene vennootschapsrecht), de mate waarin de overheid toezicht op het beheer van het bedrijf uitoefent, of elke andere aanwijzing waaruit in het concrete geval blijkt dat de overheid bij de vaststelling van een maatregel is betrokken of dat het onwaarschijnlijk is dat zij hierbij niet betrokken is, mede gelet op de omvang van de maatregel, op de inhoud ervan of op de eraan verbonden voorwaarden. |
(45) |
De Commissie wijst erop dat het merendeel van de leden van de raad van toezicht van Osinek bestaat uit vertegenwoordigers van de overheid (zoals het Ministerie van Financiën). |
(46) |
Osinek ging op 5 november 2008 failliet krachtens een op diezelfde datum genomen besluit van haar enige aandeelhouder. De Commissie merkt voorts op dat hoewel krachtens Tsjechisch recht een curator tijdens de faillissementsprocedure onafhankelijk dient op te treden, zonder instructies te ontvangen van de organen van de onderneming, de curator was aangewezen door het Ministerie van Financiën van de Tsjechische Republiek, in zijn hoedanigheid van enige aandeelhouder van Osinek. |
(47) |
Bovendien hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie deskundigenadviezen overgelegd van JUDr. Jiří Rybář en JUDr. Pavel Štrbík, waarin werd aanbevolen om alvorens het besluit over het verstrekken van een lening aan ČSA te nemen, de curator van Osinek de aandeelhouder van Osinek, te weten de Tsjechische Republiek, te laten raadplegen. |
(48) |
Wat het toezicht door de staat op de activiteiten van Osinek betreft, merkt de Commissie verder op dat de Tsjechische Republiek daarna bij Resolutie 333 ook het besluit nam om de zekerheden ter zake van de Osinek-lening vrij te geven en de schuld van ČSA om te zetten in kapitaal. |
(49) |
De Commissie concludeert daarom dat het besluit om de Osinek-lening te verstrekken, aan de Tsjechische staat is toe te rekenen. De Osinek-lening is dus uit staatsmiddelen bekostigd. |
6.2. Economisch voordeel
(50) |
De Commissie merkt op dat wanneer een staat een onderneming aanvullend kapitaal verstrekt tegen betere voorwaarden dan de normale marktvoorwaarden, dit volgens vaste EU-beginselen binnen de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, VWEU kan vallen, wanneer dit de begunstiging van de betreffende onderneming in de zin van dat artikel tot gevolg zou hebben. Om te bepalen of de staat een onderneming een economisch voordeel heeft verstrekt dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen, past de Commissie het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie toe (14). |
(51) |
Volgens dat beginsel is er geen sprake van staatssteun wanneer een onder normale voorwaarden van een markteconomie handelende particuliere investeerder die qua omvang vergelijkbaar is met de organen die de publieke sector beheren, er in soortgelijke omstandigheden toe had kunnen worden gebracht de betrokken kapitaalinbreng te doen. De Commissie moet dus beoordelen of een particuliere investeerder onder dezelfde voorwaarden tot de betrokken transactie zou zijn overgegaan. Het te verwachten gedrag van een hypothetische particuliere investeerder is dat van een voorzichtige investeerder wiens streven naar maximale winst wordt getemperd omdat de hoogte van het risico gelet op een bepaald rendement aanvaardbaar moet zijn en in zoverre tot behoedzaamheid noopt. Volgens dit beginsel moet kapitaal dat de staat direct of indirect aan een onderneming verstrekt in omstandigheden die overeenkomen met de normale marktomstandigheden, niet als staatsteun worden beschouwd (15). |
(52) |
Volgens vaste rechtspraak is het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie van toepassing op leningen. Wat de toekenning van een lening betreft, roept dit beginsel de vraag op of een particulier investeerder aan de begunstigde de lening onder dezelfde voorwaarden zou hebben verstrekt (16). De Commissie beoordeelt in dit verband of de lening tegen normale commerciële voorwaarden is verstrekt en of een commerciële bank een dergelijke lening zou hebben verstrekt. Met betrekking tot de voorwaarden voor een dergelijke lening kijkt de Commissie met name naar de gevraagde rente en de zekerheid die ter dekking van de lening moet worden gesteld. De Commissie beoordeelt of de gestelde zekerheid volstaat om de lening volledig terug te betalen wanneer de ontvanger in gebreke blijft en beoordeelt de financiële positie van de onderneming op het tijdstip van verstrekking (17). |
(53) |
De Commissie wijst erop dat ČSA een rechtspersoon is die economische activiteiten verricht en daarom wordt beschouwd als een onderneming in de zin van artikel 107 VWEU. Om vast te stellen of de Osinek-lening tegen marktvoorwaarden of gunstigere voorwaarden dan de marktvoorwaarden was verstrekt, ging de Commissie na of het rentepercentage voor de betrokken lening in overeenstemming was met het in de referentierentemededeling vastgestelde referentiepercentage van de Commissie, dat wordt gebruikt als indicatie van de marktrente. |
(54) |
In haar besluit tot inleiding van de procedure deelde de Commissie al mee van mening te zijn dat voor het vergelijken van het rentepercentage voor de betreffende lening en het referentiepercentage moet worden uitgegaan van de datum van de juridisch bindende handeling waarbij de lening werd verstrekt, te weten 30 april 2009 (datum waarop de leningsovereenkomst tussen Osinek en ČSA werd gesloten). |
(55) |
De Tsjechische Republiek voert aan dat ČSA op dat tijdstip nog steeds toegang had tot externe financiering door particuliere banken en pas in augustus 2009 een onderneming in moeilijkheden werd. Begin 2009 kwam de kredietwaardigheid van ČSA overeen met ratingcategorie B. |
(56) |
Om de beweringen van de Tsjechische Republiek te controleren, heeft de Commissie verschillende particuliere banken die zakelijke contacten met ČSA onderhouden, geraadpleegd over hun interne rating van ČSA in de eerste zes maanden van 2009, de wijzigingen in de interne rating van ČSA tussen juli 2008 en juli 2009, de voorwaarden voor leningen die ČSA in de eerste zes maanden van 2009 werden verstrekt, en andere opmerkingen over de kredietwaardigheid van ČSA in de eerste zes maanden van 2009. Drie particuliere banken verschaften informatie op voorwaarde dat de informatie vertrouwelijk zou blijven, uitsluitend zou worden gebruikt voor de interne beoordeling van de Commissie en niet aan derden, met inbegrip van ČSA en de Tsjechische autoriteiten, bekend zou worden gemaakt. |
(57) |
Hoewel al deze banken erkenden dat de financiële situatie van ČSA begin 2009 verslechterde, werden ČSA in de eerste helft van 2009 bedrijfskredieten en kredietfaciliteiten verstrekt. De interne rating door deze drie particuliere banken van ČSA komt ongeveer op een B-rating neer. |
(58) |
De Commissie merkt op dat antwoorden van de banken consistent en correct zijn. Hoewel de interne rating van het bedrijf verslechterde, lijkt de lagere rating niet aanzienlijk genoeg om een hogere risicomarge te rechtvaardigen. |
(59) |
Bovendien wijst de Commissie erop dat, zoals reeds in het inleidingsbesluit is aangegeven en door de door de Tsjechische Republiek verstrekte informatie is onderbouwd, UniCreditBank ČSA in september 2008 een werkkapitaal verschafte in de vorm van een lening op middellange termijn (4 jaar) van 200 miljoen CZK, met een vluchtsimulator als onderpand. Op 25 juni 2009 verhoogde UniCredit bank als gevolg van de afwijking van de in de leningsovereenkomst overeengekomen financiële indicatoren, de risicomarge van de ČSA-lening van 160 basispunten (overeengekomen in september 2008) tot 325 basispunten boven de één-maand PRIBOR (dat wil zegen een rentetarief van 5,10 % per jaar op 25 juni 2009). De Commissie merkt op dat dit rentetarief, dat de recente verslechtering van de financiële situatie van ČSA weergeeft, lager is dan het rentetarief van de Osinek-lening (5,51 % per jaar) en ongeveer overeenkomst met referentiepercentage voor een onderneming met een B-rating (met een hoge graad van zekerheidsstelling). |
(60) |
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ČSA in principe toegang tot externe financiering had toen de Osinek-lening werd verstrekt en dat de kredietwaardigheid van ČSA in de eerste helft van 2009 met een B-rating overeenkwam. |
(61) |
De zekerheid ter dekking van de lening omvatte gebouwen op de luchthaven Prague Ruzyně, grond, voorraden en reserveonderdelen. De marktwaarde van de zekerheiden werd vastgesteld door onafhankelijke deskundigen uit de Tsjechische Republiek, die ofwel zijn opgenomen in het register van gespecialiseerde instellingen of in het door het Tsjechische Ministerie van Justitie beheerde centrale register van bevoegde deskundigen en die ervaring hebben op het gebied van de waardebepaling van activa (18). |
(62) |
De Commissie merkt op dat de datum van het taxatierapport inzake de als zekerheid gestelde Hangar F (zie tabel 1) 1 juni 2009 is, terwijl de eerste tranche van de Osinek-lening op 11 mei 2009 werd betaald. De Tsjechische autoriteiten hebben een verklaring van YBN Consult van 6 mei 2009 overgelegd, die de waarde van het onderpand bevestigt. Een dergelijke verklaring is in overeenstemming met punt 5.9.11 van de Osinek-leningsovereenkomst, mits het volledige taxatierapport binnen één maand na de datum van betaling van de eerste tranche, wordt ingediend. De Commissie merkt op dat aan deze voorwaarde was voldaan. |
(63) |
Voorts heeft de Commissie de ingediende beoordelingsrapporten aan een kritisch onderzoek onderworpen. De beoordelingen geven geen reden tot zorg, aangezien er geen kennelijke onjuistheden zijn vastgesteld, aanvaarde methoden zijn gebruikt en bij de beoordelingen van betrouwbare aannames is uitgegaan. De Commissie is daarom van mening dat de conclusies van de onderhavige beoordelingsrapporten een juiste raming inhouden van de reële marktprijs van de als zekerheid voor de Osinek-lening gebruikte activa. Bij een type zekerheiden (de reserveonderdelen) werd de waarde gebaseerd op hun nettoboekwaarde. De Commissie meent dat deze waarderingsmethode voor dit type activa de juiste is, omdat reserveonderdelen gemakkelijk verhandeld kunnen worden en hun waarde daarom moet overeenkomen met de oorspronkelijke aanschafkosten verminderd met gecumuleerde afschrijvingen. |
(64) |
In de leningsovereenkomst werd bedongen dat het feitelijke leenbedrag niet hoger mag zijn dan 90 % van het onderpand, dat wil zeggen de waarde van het onderpand moet minstens 110 % van het geleende bedrag zijn. Volgens de verstrekte informatie was op het tijdstip in mei 2009 waarop de eerste tranche werd uitgekeerd de waarde van het originele onderpand, zoals overeengekomen in de leningsovereenkomst van 30 april 2009, ten minste [110-117] %; op het tijdstip in juli 2009 waarop de tweede tranche werd uitgekeerd ten minste [120-132] %; en op het tijdstip in september 2009 waarop de derde tranche werd uitgekeerd ten minste [128-141] %. Bovendien werd door diverse aanvullingen van de Osinek-leningsovereekomst (zie overweging 8) een aantal activa als aanvullende zekerheid toegevoegd en een aantal activa vrijgegeven. Tabel 4 Overzicht van de op verschillende momenten ter dekking van de Osinek-lening gestelde zekerheid
|
(65) |
De mededeling inzake de referentiepercentages gaat ervan uit dat onder „hoge” zekerheidstelling een verlies bij wanbetaling wordt verstaan van 30 % of minder, wat overeenkomst met een waarde van de zakelijke zekerheid van minstens 70 % van het geleende bedrag. De Commissie merkt op dat de zekerheidstelling voor de lening beduidend hoger is, wat een aanzienlijke zekerheidsmarge oplevert voor het geval de waarde van de zakelijke zekerheid lager zou zijn dan geraamd. |
(66) |
Op grond van de mededeling inzake de referentiepercentages zou de juiste rente op dat tijdstip 5,16 % hebben per jaar hebben bedragen (basistarief à 2,96 % + 220 basispunten = 5,16 % per jaar). De marge van 220 basispunten geeft de B-rating weer, zoals bevestigd door de hiervoor omschreven particuliere banken en hoge zekerheidsstelling. |
(67) |
Dat tarief is lager dan het rentetarief dat voor de Osinek-lening is gehanteerd (driemaands-PRIBOR (19) + 300 basispunten), wat op 30 april 2009 neerkwam op 5,51 % per jaar. |
(68) |
Een analyse van het toegepaste tarief (driemaands-PRIBOR plus 300 basispunten) en het referentietarief vermeerderd met een marge van 220 basispunten, laat zien dat deze tarieven vergelijkbaar zijn wat zowel de methode inzake de basis betreft als het algehele niveau van de toegepaste tarieven, inclusief de relevante risicomarge. |
(69) |
PRIBOR is de referentiewaarde voor de rentetarieven op de markt voor interbancaire deposito's die aan de hand van de noteringen van de referentiebanken voor de verkoop van deposito's wordt berekend door de met de berekening belaste ambtenaar voor de Tsjechische nationale bank en voor de Tsjechische Forex Club (vereniging van financiële marken van de Tsjechische Republiek — A.C.I.) (20). |
(70) |
Het tarief voor de Osinek-lening is gebaseerd op een voor een looptijd van drie maanden berekende PRIBOR. Het referentietarief is gebaseerd op eenjaarlijkse geldmarktrentetarieven. De Commissie behoudt zich echter het recht voor om kortere of langere looptijden toe te passen, al naargelang het geval. |
(71) |
Een analyse van de ontwikkeling van de twee tarieven gedurende de looptijd van de Osinek-lening (april 2009 tot juni 2010) laat zien dat de twee tarieven inderdaad vergelijkbaar zijn. De gemiddelde tarieven (21) voor de periode april 2009 tot juni 2010 zijn bijna hetzelfde (4,77 % voor de PRIBOR + 300 basispunten; 4,79 % voor het referentietarief, met inbegrip van een risicomarge van 220 basispunten). Het kleine verschil van twee basispunten is toe te schrijven aan het verschil in aanpassingsmethode. De PRIBOR wordt dagelijks aangepast; het referentietarief wordt slechts om de paar maanden aangepast. |
(72) |
Tegen deze achtergrond kan het toegepaste rentetarief als een geschikte indicatie voor een marktrente worden gebruikt. Op basis van de mededeling inzake de referentiepercentages strookt de maatregel met de markt en houdt dus geen economisch voordeel voor ČSA in. |
(73) |
Tot slot merkt de Commissie op dat de rentebetalingen door ČSA aan de crediteur volledig in overeenstemming met de voorwaarden van de Osinek-leningsovereenkomst werden uitgevoerd (22). |
6.3. Selectiviteit
(74) |
Artikel 107, lid 1, VWEU schrijft voor dat wil een maatregel als staatsteun worden aangemerkt, deze „bepaalde ondernemingen of bepaalde producties” moet begunstigen. De Commissie merkt op dat in het onderhavige geval de Osinek-lening uitsluitend aan ČSA werd verstrekt. Er is dus sprake van selectiviteit in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. |
6.4. Vervalsing van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van de handel
(75) |
Wat betreft de cumulatieve criteria om van staatssteun te kunnen spreken, is de invloed op het intracommunautaire handelsverkeer en de vervalsing van de mededinging door de bestreden maatregel onbetwistbaar. Zelfs de Tsjechische autoriteiten hebben deze niet betwist. ČSA concurreert met andere Europese luchtvaartmaatschappijen, met name sinds de inwerkingtreding van de derde fase van de liberalisering van het luchtvervoer („derde pakket”) op 1 januari 1993. De betrokken maatregelen stelden ČSA in staat haar bedrijfsactiviteiten uit te blijven oefenen, zodat zij niet, zoals andere concurrenten, te maken kreeg met de gevolgen die normaal gesproken aan haar slechte financiële resultaten verbonden zouden zijn geweest. |
6.5. Conclusie
(76) |
Op basis van het voorgaande is de Commissie van mening dat de maatregel geen staatssteun aan ČSA inhoudt omdat de Osinek-lening werd verstrekt tegen voorwaarden die ook een investeerder in de markteconomie zou stellen. Met name was het rentepercentage waartegen de Osinek-lening werd verstrekt in overeenstemming met het op basis van de mededeling inzake de referentiepercentages vastgestelde referentiepercentage, gelet op het feit dat ČSA ten tijde van de verstrekking van de lening een B-rating had (wat door particuliere banken werd bevestigd), en werd de lening de gehele tijd gedekt door een zekerheidsstelling die beduidend hoger lag dan de in de mededeling inzake de referentiepercentages voorgeschreven 70 % van het geleende bedrag. |
7. VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE INTERNE MARKT
(77) |
De Commissie onderzocht niettemin ook of, indien de lening geacht zou worden staatssteun in te houden, de maatregel op basis van de tijdelijke kaderregeling, verenigbaar met de interne markt zou zijn krachtens artikel 107, lid 3, onder b). |
(78) |
De Osinek-lening werd in 2009 toegekend. De maatregel is er daarom op gericht de toegang van een onderneming tot externe financiering te vereenvoudigen in een periode waarin de financiële crisis de normale werking van kredietmarkten ernstig verstoort en de financiële crisis („kredietschaarste”), van invloed is op de economie in ruime zin en tot ernstige verstoringen van de economie van de lidstaten leidt. |
(79) |
Op 17 december 2008 heeft de Commissie naar een oplossing van deze crisis gezocht door de tijdelijke kaderregeling vast te stellen. In deze regeling erkende de Commissie „de ernst van de huidige financiële crisis en de gevolgen ervan voor de algemene economie van de lidstaten”. De Commissie concludeerde voorts „dat bepaalde soorten staatssteun gedurende een beperkte periode gerechtvaardigd zijn om deze moeilijkheden te overwinnen, en dat zij derhalve verenigbaar kunnen worden verklaard met de gemeenschappelijke markt op basis van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU.”. |
7.1. Verenigbaarheid met deel 4.4.2 van de tijdelijke kaderregeling.
(80) |
De maatregel moet worden beoordeeld op grond van de voorschriften van deel 4.4.2 van de tijdelijke kaderregeling („Steun in de vorm van rentesubsidie”). |
(81) |
Volgens de tijdelijke kaderregeling moet het toegepaste rentepercentage ten minste gelijk zijn aan de daggeldrente van de centrale bank, vermeerderd met een premie die gelijk is aan het verschil tussen de gemiddelde eenjaars-interbankrente en de daggeldrente van de centrale bank in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, vermeerderd met de kredietrisicopremie die overeenstemt met het risicoprofiel van de ontvanger, als bepaald in de mededeling inzake de referentiepercentages. |
(82) |
De daggeldrente bedroeg voor de Tsjechische Republiek op 30 april 2009 1,45 % (23). Het verschil tussen de gemiddelde eenjaars-interbankrente en de daggeldrente van de centrale bank in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 bedroeg 68 basispunten. |
(83) |
De kredietrisicopremie die overeenstemt met het risicoprofiel van de ontvanger bedroeg 220 basispunten. Deze premie is gebaseerd op een B-rating (zie overweging 57) en een hoog niveau van zekerheidsstelling gezien de geboden zekerheid (zie de overwegingen 64 en 65). |
(84) |
Krachtens de tijdelijke kaderregeling zou het minimumpercentage dus 4,33 % zijn (1,45 % + 0,68 % + 2,20 %). Het feitelijke percentage voor de Osinek-lening was 5,5 %. Dientengevolge werd de Osinek-lening tegen een hoger rentepercentage verstrekt dan het krachtens de tijdelijke kaderregeling toegestane minimum. |
(85) |
Volgens deel 4.4 van de tijdelijke kaderregeling moet aan twee extra voorwaarden zijn voldaan, wil een lening als verenigbare steun kunnen worden beschouwd. |
(86) |
Ten eerste moet de overeenkomst uiterlijk op 31 december gesloten zijn. De verlaagde rentepercentages kunnen worden toegepast op rente die voor 31 december 2012 wordt betaald. |
(87) |
De Osinek-leningsovereenkomst werd op 30 april 2009 gesloten. De lening werd geacht in één keer te worden afgelost en wel op 30 november 2010. De leningsovereenkomst voldoet dus aan de eerste voorwaarde. |
(88) |
Ten tweede mag de begunstigde niet op 1 juli 2008 in moeilijkheden hebben verkeerd. |
(89) |
In punt 9 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun wordt verklaard dat er geen EU-definitie van een onderneming in moeilijkheden is, en daaraan toegevoegd dat de Commissie ervan uitgaat dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden. |
(90) |
In punt 10, onder b), van de richtsnoeren wordt vervolgens toegelicht dat een onderneming als een onderneming in moeilijkheden wordt beschouwd in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben en wanneer meer dan de helft van het geregistreerde eigen vermogen is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan. |
(91) |
In 2008 bedroeg het geregistreerde kapitaal van ČSA in totaal 2 735 miljoen CZK. Op grond van de CAS-standaard liep het eigen vermogen van de onderneming terug tot 101 miljoen CZK in hetzelfde jaar. Tabel 5 Eigen vermogen en geregistreerd kapitaal in 2007 en 2008 (in duizend CZK) Bron: Door ČSA verstrekte financiële verklaringen.
|
(92) |
Hoewel meer dan de helft van het geregistreerde kapitaal van de onderneming reeds op 1 juli 2008 was verdwenen, is aan de tweede voorwaarde van punt 10, onder a), van de richtsnoeren — dat meer een meer dan een kwart van het geregistreerd vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden verloren gegaan moet zijn — niet voldaan. Het eigen kapitaal dat tussen juni 2007 en juli 2008 verloren is gegaan (CZK [31 570 000-34 875 000]) komt overeen met slechts [0,8-1,5] % van het geregistreerde kapitaal. |
(93) |
Voorts wordt in punt 10, onder c), van de richtsnoeren een onderneming als een onderneming in moeilijkheden beschouwd wanneer de onderneming volgens het nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. De Tsjechische autoriteiten bevestigden dat ČSA niet in aanmerking kwam voor insolventieprocedures krachtens artikel 3 van de Tsjechische insolventiewet. |
(94) |
Volgens punt 11 van de richtsnoeren kan zelfs wanneer aan geen van de in punt 10 van die richtsnoeren genoemde voorwaarden is voldaan, een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva. |
(95) |
De wijzigingen in de financiële resultaten van ČSA tijdens de betrokken periode lieten geen duidelijk negatieve trend zien (zie tabel 3). De onderneming leed eind 2006 verlies, maar herstelde zich en liet over 2007 een positief resultaat zien. Vervolgens werd aan het einde van het eerste kwartaal van 2008 een verlies van [800-880] miljoen CZK vastgesteld. De situatie verbeterde echter aan het einde van het tweede kwartaal, dat wil zeggen tegen 30 juni 2008. De kaspositie laat een vergelijkbare trend zien. De omzet van ČSA liep in de onderzochte periode ieder jaar langzaam terug. Er kan echter niet worden geconcludeerd dat de omzet vóór 30 juni 2008 aanzienlijk verminderde. |
(96) |
De schuld van de onderneming verminderde tussen maart 2008 en juni 2008 en nam daarna in de volgende zes maanden toe. De waarde van de activa, tot slot, fluctueerde tijdens de onderzochte periode, zonder een duidelijke trend te laten zien. |
(97) |
Kortom, wat de in punt 11 van de richtsnoeren vermelde financiële criteria betreft, wijst de trend niet duidelijk in de richting van al de gebruikelijke kenmerken van een onderneming die in moeilijkheden verkeert vóór 30 juni 2008. Verder had ČSA op dat tijdstip nog steeds toegang tot financiering, zoals het feit dat zij in september 2008 een lening kon krijgen van een particuliere bank, aantoont (zie overweging 59). |
(98) |
De Commissie merkt op dat steun die krachtens deel 4.4 van de tijdelijke kaderregeling verenigbaar is, kan worden verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden, maar daarna in moeilijkheden kwamen als gevolg van de financiële en economische crisis. Het feit dat ČSA op een latere datum een onderneming in moeilijkheden werd laat daarom de verenigbaarheid op grond van de tijdelijke kaderregeling onverlet. |
(99) |
Bijgevolg is de Commissie van mening dat ČSA op 1 juli 2008 geen onderneming in moeilijkheden was en daarom in aanmerking kwam voor de toepassing van de tijdelijke kaderregeling. |
7.2. Conclusie
(100) |
Gelet op het bovenstaande voldoet de Osinek-lening aan alle voorwaarden die in deel 4.4 van de tijdelijke kaderregeling zijn vermeld. Zelfs wanneer de Osinek-lening geacht zou worden staatssteun in te houden, zou de maatregel daarom nog steeds verenigbaar zijn met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU. |
8. CONCLUSIE
(101) |
De Commissie concludeert dat de Osinek-lening geen staatssteun inhoudt. Bovendien zou zelfs wanneer de Osinek-lening werd geacht staatssteun in te houden, de maatregel nog steeds verenigbaar zijn met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU. |
(102) |
Dit besluit heeft geen betrekking op de vrijgave van zekerheden en de kapitalisatie inzake de Osinek-lening van 30 juni 2010. De beoordeling van deze maatregel zal het voorwerp vormen van het definitieve besluit in zaak SA.30908, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De maatregel die de Tsjechische Republiek ten uitvoer heeft voor České aerolinie, a. s. in de vorm van een lening van 2,5 miljard CZK, die is verstrekt door Osinek a.s. op grond van de leningsovereenkomst van 30 april 2009, vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en is, zelfs wanneer er wel sprake van staatssteun zou zijn, verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van dat Verdrag.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Tsjechische Republiek.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2012.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Vicevoorzitter
(1) De artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag zijn sinds 1 december 2009 respectievelijk de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geworden. De bepalingen in beide Verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 87 en 88 VEG. Bij het VWEU zijn ook enkele wijzigingen in de terminologie aangebracht, zoals de vervanging van „Gemeenschap” door „Unie” en van „gemeenschappelijke markt” door „interne markt”. In dit besluit wordt de terminologie van het VWEU gebezigd.
(2) Besluit C(2010) 987 definitief van de Commissie van 24 februari 2010 (PB C 43 van 11.2.2011, blz. 6).
(3) De eerste aanvulling werd vastgesteld op 23 juli 2009, de tweede op 22 september 2009, de derde op 9 december 2009 en de vierde op 25 januari 2010.
(4) Bedrijfsgeheim.
(5) De omzetgegevens per boekjaar zijn cumulatief.
(6) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(7) PB C 83 van 7.4.2009, blz. 1.
(8) In 2009 kende de Tsjechische markt een daling van 6 % in het passagiersvervoer op de luchthaven Prague Ruzyně.
(9) PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
(10) Aanvullende opmerkingen van de belanghebbende derden betreffen: i) de kapitalisatie van de Osinek-lening via de debt-for-equity-swap; ii) de vermeende bezoldiging van de voorzitter van de directie en de president van ČSA door de in overheidshanden zijnde luchthaven Prague Ruzyně, en iii) de overdracht van eigendom van ČSA aan de in overheidshanden zijnde luchthaven Prague Ruzyně en de daaropvolgende lease-back daarvan door ČSA, hebben op deze zaak geen betrekking en zullen worden onderzocht in het definitieve besluit in zaak Case SA.30908 ČSA — Czech Airlines — Herstructureringsplan
(11) Wet nr. 182/2006.
(12) PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.
(13) Arrest van 16 mei 2002 in zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie („arrest Stardust Marine”), Jurispr. 2002, blz. I-4397, punten 52 en 57.
(14) Gevoegde zaken T-228/99 en T-233/99 Westdeutsche Landesbank GZ/Commissie [2003] Jurispr. 2003, blz. II-435, punt 251.
(15) Mededeling van de Commissie aan de lidstaten — Toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag en van artikel 5 van Richtlijn 80/723/EEG op openbare bedrijven in de industriesector (PB C 307 van 13.11.1993, blz. 3), punt 11. Deze mededeling heeft betrekking op de industriesector, maar is van toepassing op andere economische sectoren. Cf. zaak T-16/96 Cityflyer, Jurispr. 1998, blz. II-757, punt 51.
(16) Zie zaak T-16/96 Cityflyer Express Ltd/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-757, punten 45 en 46.
(17) Zie de Mededeling van de Commissie over de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag en van artikel 61 van de EER-overeenkomst op steunmaatregelen van de staten in de luchtvaartsector (PB C 350 van 10.12.1994, blz. 5).
(18) YBN Consult — Znalecký ústav, s.r.o. is een gespecialiseerd instituut dat gekwalificeerd is om deskundig advies te geven op het gebied van economie en het bouwbedrijf. PROSCON — s.r.o. is een gespecialiseerd instituut dat gekwalificeerd is om deskundig advies te geven op het gebied van economie. De heer Vladimír Čmejla is een deskundige op het gebied van economie, patenten en uitvindingen.
(19) Zie voor het dagelijkse PRIBOR-tarief: http://www.cnb.cz/en/financial_markets/money_market/pribor/daily.jsp
(20) Zie voor de methode inzake de PRIBOR: http://www.cnb.cz/docs/ARADY/MET_LIST/prib_en.pdf
(21) De gemiddelde tarieven zijn afgeleid van het rekenkundig gemiddelde van het gemiddelde per maand van de driemaands-PRIBOR vermeerderd met 300 basispunten vgl. de Tsjechische nationale bank en de betrokken referentiepercentages vermeerderd met 220 basispunten tussen april 2009 en juni 2010 (zie voor de relevante gegevens de tabellen op http://www.cnb.cz/en/financial_markets/money_market/pribor/averages_form.jsp en http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html).
(22) De rente werd naar behoren betaald over vijf opeenvolgende kalenderkwartalen en in één geval werd een contractuele boete geheven omdat twee dagen te laat werd betaald.
(23) De CZEONIA (Czech Over Night Index Average (de gemiddelde Tsjechische daggeldrente) is het gewogen gemiddelde van de rentepercentages van alle door de referentiebanken op de interbancaire markt geplaatste niet-gegarandeerde O/N deposito's. Dit wordt berekend en gepubliceerd door de Tsjechische nationale bank (http://www.cnb.cz/en/financial_markets/money_market/czeonia/daily.jsp).