Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0210

    Besluit 2011/210/GBVB van de Raad van 1 april 2011 inzake een militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties naar aanleiding van de crisissituatie in Libië (EUFOR Libië)

    PB L 89 van 5.4.2011, p. 17–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/11/2011; opgeheven door 32011D0764

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/210/oj

    5.4.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 89/17


    BESLUIT 2011/210/GBVB VAN DE RAAD

    van 1 april 2011

    inzake een militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties naar aanleiding van de crisissituatie in Libië (EUFOR Libië)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In zijn Resolutie over Vrede en Veiligheid in Afrika, die op 26 februari 2011 is aangenomen (UNSCR 1970 (2011)), spreekt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (Veiligheidsraad) zijn ernstige bezorgdheid uit over de toestand in Libië en veroordeelt hij het geweld en het hardhandige optreden tegen burgers. Voorts roept de Veiligheidsraad alle lidstaten van de Verenigde Naties op humanitaire en aanverwante hulp beschikbaar te stellen in Libië.

    (2)

    In zijn Resolutie over de toestand in Libië, die op 17 maart 2011 is aangenomen (UNSCR 1973 (2011)), heeft de Veiligheidsraad UNSCR 1970 (2011) gememoreerd en zich vastbesloten getoond om burgers en civiele woongebieden te beschermen, te zorgen voor een snelle en ongehinderde doorvoer van humanitaire hulp, en de veiligheid van verleners van humanitaire hulp te garanderen. Ook toonde de Veiligheidsraad zich verheugd over de reactie van buurlanden, in het bijzonder Tunesië en Egypte, die de noden van vluchtelingen en gastarbeiders aanpakken, en riep hij de internationale gemeenschap op deze landen daarin te steunen.

    (3)

    Voorts heeft de Veiligheidsraad de lidstaten gemachtigd om, na kennisgeving aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, handelend op nationaal niveau of via regionale organisaties of regelingen, en in samenwerking met de secretaris-generaal en de lidstaten van de Arabische Liga, alle nodige maatregelen te nemen ter bescherming van de burgers en civiele woongebieden in Libië die dreigen te worden aangevallen, met uitsluiting van een buitenlandse bezettingsmacht in welke vorm dan ook op enig deel van het Libische grondgebied.

    (4)

    In zijn conclusies van 21 maart 2011 uitte de Raad zijn bezorgdheid over de situatie in Libië, en veroordeelt hij de grove en stelselmatige schending van de mensenrechten, het geweld en de harde repressie die het regime tegen de burgers van Libië voert. De Raad sprak zijn voldoening uit over de aanneming van UNSCR 1973 (2011) en beklemtoonde dat de Unie vastbesloten is bij te dragen aan de uitvoering daarvan en met alle internationale partners, in het bijzonder de Arabische Liga en andere belanghebbenden in de regio, collectief en resoluut op te treden met dat doel. Hij bevestigde dat de Unie vooral voor ogen heeft de burgerbevolking te beschermen en het Libische volk te ondersteunen om zijn streven naar een democratische samenleving waar te maken.

    De Raad verklaarde eveneens dat de Unie bereid is om in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en met de Verenigde Naties in een coördinerende rol steun te bieden voor humanitaire hulp om tegemoet te komen aan een verzoek van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA).

    (5)

    Op 24 maart 2011 heeft de Raad een crisisbeheersingsconcept goedgekeurd naar aanleiding van de crisis in Libië. In de verdere planning moet het bieden van steun voor humanitaire hulp centraal staan. Meer in het bijzonder zal de operatie geen invloed hebben op de neutrale of onpartijdige status van de humanitaire hulpverleners. Elk besluit over de aanvang van de operatie moet worden voorafgegaan door een verzoek van OCHA en moet genomen worden in het licht van een actuele beoordeling van de risico's en gevaren.

    (6)

    Er is nauwe coördinatie en overleg met de regering van Egypte en die van Tunesië om ervoor te zorgen dat deze hun goedkeuring geven voor een mogelijke militaire aanwezigheid van de Unie in hun land.

    (7)

    Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) moet onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de hoge vertegenwoordiger) de politieke controle over de militaire operatie van de Unie uitoefenen, er strategische leiding aan geven en de passende besluiten nemen conform het derde lid van artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

    (8)

    Na onderhandelingen moeten internationale overeenkomsten worden gesloten in verband met de deelneming van derde landen aan operaties van de Unie en in verband met de status van strijdkrachten en personeel van de Unie.

    (9)

    De beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit besluit, dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, moeten ingevolge artikel 41, lid 2, VEU en overeenkomstig Besluit 2008/975/GBVB van de Raad van 18 december 2008 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied („ATHENA”) (1) gedragen worden door de lidstaten.

    (10)

    Artikel 28, lid 1, VEU machtigt de Raad besluiten vast te stellen waarin de middelen worden omschreven die de Unie ter beschikking dienen te worden gesteld. Het financiële referentiebedrag voor een eerste periode van vier maanden voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie is voor het moment de meest accurate raming, waarmee echter niet vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke bedragen die moeten worden opgenomen in een begroting die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de in ATHENA vastgestelde regels.

    (11)

    Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt bijgevolg niet deel aan de financiering van deze operatie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Missie

    1.   Ter ondersteuning van de mandaten van de Resoluties 1970 en 1973 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zal de Unie, indien het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA) daarom verzoekt, in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid een militaire operatie, hierna „EUFOR Libië” genoemd, uitvoeren ter ondersteuning van humanitaire hulp in de regio. Bij de operatie zullen de richtsnoeren voor het gebruik van militaire en civiele defensievermogens ter ondersteuning van humanitaire activiteiten van de Verenigde Naties in complexe crisissituaties en de richtlijnen voor het gebruik van buitenlandse defensievermogens ter ondersteuning van humanitaire operaties in het kader van de huidige crisis in Noord-Afrika, ten volle worden nageleefd.

    2.   Ter ondersteuning van deze politieke doelstelling zal EUFOR Libië, als OCHA daarom verzoekt, met volledige naleving van de in lid 1 bedoelde richtsnoeren en richtlijnen:

    bijdragen aan het veilige verkeer van en de veilige evacuatie van ontheemden,

    de humanitaire organisaties met specifieke vermogens steunen in hun activiteiten.

    Artikel 2

    Benoeming van de operationeel commandant van de EU

    Divisieadmiraal Claudio GAUDIOSI wordt benoemd tot operationeel commandant van de Europese Unie van EUFOR Libië.

    Artikel 3

    Aanwijzing van het operationele hoofdkwartier van de EU

    Het operationele hoofdkwartier van EUFOR Libië wordt in Rome gevestigd.

    Artikel 4

    Planning en aanvang van de operatie

    Het besluit over de aanvang van de militaire operatie van de Europese Unie wordt vastgesteld door de Raad, in het licht van een actuele beoordeling van de risico's en gevaren, na goedkeuring van het operatieplan en de gevechtsregels („rules of engagement”).

    Artikel 5

    Politieke controle en strategische leiding

    1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger, de politieke controle op en de strategische leiding van EUFOR Libië uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, lid 3, VEU. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de gevechtsregels („rules of engagement”) te wijzigen. Zij omvat voorts de bevoegdheden om besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de Europese Unie en de commandant van de troepen van de Europese Unie. De beslissingsbevoegdheden met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUFOR Libië blijven berusten bij de Raad.

    2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

    3.   Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van EUFOR Libië. Het PVC kan, naargelang van het geval, de operationeel commandant van de Europese Unie of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.

    Artikel 6

    Militaire leiding

    1.   Het EUMC controleert of EUFOR Libië, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de Europese Unie, correct wordt uitgevoerd.

    2.   Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de operationeel commandant van de Europese Unie. Het PVC kan, naargelang van het geval, de operationeel commandant van de Europese Unie of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.

    3.   De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de Europese Unie.

    Artikel 7

    Uitvoering en consistentie van de reactie van de Unie

    1.   De hoge vertegenwoordiger draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en zorgt er tevens voor dat het consistent is met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de humanitaire hulpverlening van de Unie.

    2.   De operationeel commandant van de Europese Unie helpt de hoge vertegenwoordiger bij de uitvoering van dit besluit.

    Artikel 8

    Samenwerking met andere actoren

    1   In de planning en uivoering van de operatie wordt nauw en op complementaire wijze samengewerkt met OCHA, dat de algemene humanitaire aanpak coördineert, met de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en met andere actoren.

    2.   EUFOR Libië werkt nauw samen met de aangewezen coördinato(o)r(en) van de Verenigde Naties en met de aangewezen coördinato(o)r(en) van de Arabische Liga en met de lidstaten ervan.

    3.   Zo nodig wordt er overleg gevoerd met de Afrikaanse Unie.

    Artikel 9

    Deelneming van derde staten

    1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, mogen derde staten, in het bijzonder de lidstaten van de Arabische Liga, worden uitgenodigd aan de operatie deel te nemen.

    2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om derde staten uit te nodigen bijdragen te leveren en, op aanbeveling van de operationeel commandant van de Europese Unie en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

    3.   De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die conform artikel 37 VEU en volgens de procedure van artikel 218 VWEU worden gesloten. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelname van deze derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in het kader van deze operatie.

    4.   Derde staten die belangrijke militaire bijdragen aan EUFOR Libië leveren, hebben bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.

    5.   De Raad machtigt hierbij het PVC de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien derde staten aanzienlijke militaire bijdragen zouden leveren.

    Artikel 10

    Status van de strijdkrachten en het personeel onder leiding van de Unie

    Over de status van de strijdkrachten en het personeel onder leiding van de Unie, inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van de operatie, kunnen overeenkomsten worden gesloten overeenkomstig artikel 37 VEU en volgens de procedure van artikel 218, lid 3, VWEU.

    Artikel 11

    Financiële regelingen

    1.   De gemeenschappelijke kosten van EUFOR Libië worden beheerd overeenkomstig Besluit 2008/975/GBVB.

    2.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUFOR Libië bedraagt 7 900 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit 2008/975/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30 %.

    Artikel 12

    Vrijgeven van informatie aan derden

    1.   De hoge vertegenwoordiger wordt hierbij gemachtigd gerubriceerde informatie en documenten van de Unie die ten behoeve van EUFOR Libië zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad (2) vrij te geven aan de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, Egypte, Tunesië, de Verenigde Naties, en aan andere derde partijen die bij dit besluit betrokken zijn, met inachtneming van de respectieve rubriceringsniveaus.

    2.   De hoge vertegenwoordiger wordt hierbij gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de Unie die verband houden met de beraadslagingen van de Raad betreffende EUFOR Libië en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (3) onder de geheimhoudingsplicht vallen, vrij te geven aan de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, Egypte, Tunesië, de Verenigde Naties, en aan andere derde partijen die bij dit besluit betrokken zijn.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding en beëindiging

    1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    2.   Behalve als de Raad er anders over beslist, eindigt EUFOR Libië uiterlijk vier maanden nadat het initieel operationeel vermogen is bereikt.

    3.   Dit besluit wordt ingetrokken op de dag van de sluiting van het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie of van het hoofdkwartier van de troepenmacht, al naargelang welke datum later valt, overeenkomstig de plannen die zijn goedgekeurd voor de beëindiging van EUFOR Libië, onverminderd de in Besluit 2008/975/GBVB vastgestelde toepasselijke procedures voor de controle en het afleggen van rekening en verantwoording daarvan.

    Gedaan te Brussel, 1 april 2011.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    MARTONYI J.


    (1)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 96.

    (2)  Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1).

    (3)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


    Top