Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0510

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 510/2010 van de Raad van 14 juni 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde ladingcontrolesystemen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 150 van 16.6.2010, p. 1–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2010/510/oj

    16.6.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 150/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 510/2010 VAN DE RAAD

    van 14 juni 2010

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde ladingcontrolesystemen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), („de basisverordening”) waarbij Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) wordt ingetrokken, en met name op artikel 9,

    Gezien het voorstel dat de Commissie („de Commissie”) na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

    (1)

    De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1242/2009 (3) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde ladingcontrolesystemen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”).

    (2)

    De procedure werd ingeleid als gevolg van een klacht, ingediend op 2 februari 2009 door Smiths Detection Group Limited („klager”) namens een producent die meer dan 80 % van de totale productie in de Unie van bepaalde ladingcontrolesystemen vertegenwoordigt. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

    2.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

    (3)

    Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan was besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”) hebben verscheidene belanghebbenden schriftelijk opmerkingen over de voorlopige bevindingen gemaakt. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ingewilligd.

    (4)

    De Commissie heeft vervolgens alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. De Commissie heeft met name haar onderzoek naar de aspecten van het verbruik in de Europese Unie voortgezet. In dit verband heeft de Commissie contact opgenomen met de belanghebbende partijen, met name gebruikers en producenten van het betrokken product, teneinde de argumenten van de partijen met betrekking tot een reeks transacties te controleren.

    (5)

    Zoals in overweging 9 van de voorlopige verordening is vermeld, had het onderzoek naar de dumping en de schade betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2008 („onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2004 tot het einde van het onderzoektijdvak („beoordelingsperiode”).

    (6)

    De enige medewerkende Chinese producent-exporteur („de Chinese producent”) betoogde dat er geen rechtvaardiging is voor de toepassing van een OT van 18 maanden in plaats van de twaalf maanden die bij antidumpingonderzoeken gewoon zijn. Volgens de Chinese producent had het OT gewoon uit het kalenderjaar 2008 moeten bestaan.

    (7)

    Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de Chinese producent in de voorlopige fase van het onderzoek geen bezwaar had gemaakt tegen het gebruik van een OT van 18 maanden. Het argument werd pas gebruikt na de vaststelling van voorlopige maatregelen. Het OT was echter al aangekondigd in het bericht van de inleiding van de procedure en in de vragenlijsten, dus bij het eerste begin van het onderzoek. De specifieke redenen om een OT van 18 maanden te kiezen, zijn weergegeven in overweging 9 van de voorlopige verordening. De partij heeft toen geen enkel argument naar voren gebracht tegen de rechtvaardiging dat er relatief weinig transacties in deze markt plaatshadden.

    (8)

    Om te zorgen dat de cijfers met betrekking tot het OT volledig vergelijkbaar zijn met die van de voorgaande jaren, zijn alle cijfers die in de gedeelten over schade en oorzakelijk verband betreffende het OT zijn vermeld, omgerekend naar jaarcijfers.

    (9)

    De Chinese producent betoogde ook dat het OT was gekozen met het oogmerk om de schadefactoren te manipuleren. Dit argument moet worden afgewezen.

    (10)

    Bij het begin van het onderzoek was de Commissie niet op de hoogte en kon zij niet op de hoogte zijn van de complexe gegevens en cijfers in verband met de schade-indicatoren bij het begin van het onderzoek. Deze gegevens zijn pas in de loop van het onderzoek vastgesteld.

    (11)

    Tot slot moet worden opgemerkt dat het niet de eerste keer is dat een OT van meer dan 12 maanden wordt vastgesteld (bv. het OT van 16 maanden voor metallisch calcium van oorsprong uit de VRC en Rusland vastgesteld door Verordening (EG) nr. 892/94 van de Commissie (4) of het OT van 18 maanden voor dinatriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten vastgesteld door Verordening (EG) Nr. 823/95 van de Commissie (5).

    (12)

    De Chinese producent betoogde ook dat de ondertekening van het contract alle transacties op een bepaald tijdstip omvat, ongeacht of een verkoop is gerealiseerd door middel van een aanbestedingsprocedure, en dat een verlengd OT dus niet nodig is. Dit argument is niet overtuigend omdat het geen rekening houdt met het basisprobleem dat er relatief weinig transacties in deze markt plaatsvinden. De datum van ondertekening van het contract werd alleen gebruikt om een voldoende duidelijke kennis van de materiële elementen van de verkopen te hebben alsmede om een duidelijke datum te hebben om te bepalen welke periode deel moet uitmaken van het OT en de voorgaande perioden, en wat er buiten moet blijven.

    (13)

    Aangezien hierover geen andere opmerkingen werden ontvangen, wordt overweging 9 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (14)

    De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen om een definitief antidumpingrecht op bepaalde ladingcontrolesystemen van oorsprong uit de VRC in te stellen en de bedragen waarvoor uit hoofde van het voorlopige recht zekerheid was gesteld, definitief te innen. De partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

    (15)

    Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werd, waar nodig, rekening gehouden.

    3.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    (16)

    Na de voorlopige maatregelen werd opnieuw gekeken naar de definitie van het product naar aanleiding van opmerkingen van de Chinese producent en een uitgebreid onderzoek van de argumenten van de bedrijfstak van de Unie. Deze procedure heeft tot de conclusie geleid dat een product met alfa- of bètatechnologie niet bruikbaar is om lading te scannen. Daarom wordt het gerechtvaardigd geacht deze twee soorten technologie uit te sluiten uit de productomschrijving. Er is geen andere opmerking ingediend waarmee de voorlopige bevindingen in twijfel kunnen worden getrokken, dat alle resterende onder de productomschrijving vallende technologieën (afgezien van alfa en bèta) bruikbaar zijn voor ladingscanners en dat alle productsoorten hetzelfde doel dienen, namelijk het scannen van lading volgens hetzelfde hoofdprincipe: de emissie van geconcentreerde straling in de te controleren lading. Tijdens het OT zijn er op gammastralen gebaseerde eenheden van het betrokken product in de Europese Unie verkocht.

    (17)

    Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat alle typen ladingcontrolesystemen die gebruikmaken van neutronentechnologie of van röntgenstralen met een röntgenbron van 250 KeV of meer, of van gammastraling, momenteel ingedeeld onder GN-codes ex 9022 19 00, ex 9022 29 00, ex 9027 80 17 en ex 9030 10 00, en op met dergelijke systemen uitgeruste motorvoertuigen, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8705 90 90, dezelfde fysieke en technische kenmerken hebben, dezelfde basistoepassingen hebben en met elkaar concurreren in de markt van de Unie. Op basis hiervan worden de conclusies in de overwegingen 10 tot en met 15 van de voorlopige verordening bevestigd, voor zover zij geen betrekking hebben op alfa- of bètastralingtechnologie.

    (18)

    Aangezien er geen opmerkingen over het soortgelijke product werden ontvangen, wordt overweging 16 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (19)

    Gezien het bovenstaande wordt definitief geconcludeerd dat alle hierboven gedefinieerde soorten ladingcontrolesystemen als soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn te beschouwen.

    4.   DUMPING

    1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

    (20)

    De Chinese producent maakte geen aanspraak op behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) en vroeg slechts een individuele behandeling (IB) aan. Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 19 en 20 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Individuele behandeling (IB)

    (21)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over een IB werden ontvangen, worden de overwegingen 21 tot en met 25 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.   Normale waarde

    3.1.   Referentieland

    (22)

    Geen van de partijen betwistte de keuze van de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”) als referentieland.

    (23)

    De Chinese producent herhaalde zijn opmerkingen over de niet-medewerking van een in de Verenigde Staten van Amerika (Verenigde Staten) gevestigde onderneming die met de klager verbonden is. Hij betoogde dat de klager gegevens betreffende de verbonden onderneming in de Verenigde Staten gebruikte om de normale waarde in de klacht te berekenen, terwijl de klager tijdens het onderzoek beweerde dat de verbonden onderneming in de Verenigde Staten geen producent van het soortgelijke product was. De Chinese producent-exporteur betoogde dat de met de klager verbonden onderneming in de Verenigde Staten verplicht had moeten worden om aan het onderzoek mee te werken en dat weigering daarvan moest worden beschouwd als een reden om de klager als niet-medewerkend te behandelen en de procedure daarom te beëindigen. Ook stelde hij dat de Commissie had moeten onderzoeken en verifiëren of de onderneming in de Verenigde Staten een producent van het soortgelijke product is. Tot slot betwistte de Chinese producent-exporteur het gebruik van de niet-preferentiële oorsprongsregels van de Europese Unie als indicator of een ondernemer is te beschouwen als producent van een product.

    (24)

    In reactie op de opmerkingen over het gebruik van gegevens, afkomstig van de met de klager verbonden onderneming in de Verenigde Staten, moet erop worden gewezen dat informatie over de normale waarde in de klacht was gebaseerd op algemene prijzen in de Verenigde Staten, die voor het publiek toegankelijk waren op de website GSA Advantages van de regering van de Verenigde Staten. Voor twee productsoorten van het soortgelijke product waren er geen voor het publiek toegankelijke prijzen en daarom heeft de klager de normale waarde hiervoor vastgesteld op basis van informatie over zijn productiekosten in de Europese Unie, gecorrigeerd voor de Verenigde Staten op basis van zijn kennis van de markt van de Verenigde Staten.

    (25)

    Bovendien heeft de Chinese producent geen bewijsmateriaal ingediend waarmee de bevindingen in overweging 32 van de voorlopige verordening kunnen worden betwist.

    (26)

    In elk geval kent de antidumpingwetgeving van de Europese Unie geen regel dat de procedure moet worden beëindigd wanneer een producent in het referentieland besloten heeft om niet aan het onderzoek mee te werken. Het feit dat de producent verbonden is met de klager, doet hier niets aan af. Bovendien is het arrest van het Gerecht van eerste aanleg waarop de Chinese producent zich beroept, namelijk T-249/06 (Interpipe), hier niet relevant omdat het in die zaak ging om de vraag in hoeverre een dochteronderneming van de communautaire producent verplicht was om mee te werken aan de vaststelling van de schade. Dit is anders dan de indiening van gegevens om de normale waarde in het referentieland vast te stellen.

    (27)

    In antwoord op het argument betreffende de definitie van het begrip producent moet worden opgemerkt dat uit het onderzoek is gebleken dat de klager het soortgelijke product in de Europese Unie produceert en dat deze productieactiviteit oorsprong verleent overeenkomstig de niet-preferentiële oorsprongsregels van de Europese Unie. De wet kent geen verplichting om tot een conclusie gekomen over de status van juridische entiteiten die niet in de lopende procedure worden onderzocht, niet in de Europese Unie zijn gevestigd of waarvan de gegevens tijdens het onderzoek niet zijn gebruikt om bevindingen vast te stellen.

    (28)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over het referentieland werden ontvangen, worden de overwegingen 26 tot en met 37 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.2.   Vaststelling van de normale waarde

    (29)

    Er zij aan herinnerd dat de normale waarde was berekend op basis van de gegevens die waren verschaft door de enige medewerkende producent in het referentieland (nl. de Verenigde Staten) en de bedrijfstak van de Unie. Aldus werd van een in de Europese Unie ingevoerd productsoort de normale waarde vastgesteld op basis van de door de producent in de Verenigde Staten gehanteerde binnenlandse verkoopprijzen van het soortgelijke product dat daar werd geproduceerd. De medewerkende producent in de Verenigde Staten vervaardigde geen andere productsoorten die vergelijkbaar waren met de productsoorten die vanuit de VRC in de Europese Unie werden ingevoerd. Om een bredere grondslag voor de normale waarde te hebben, heeft de Commissie ook onderzocht of voor andere productsoorten de normale waarde op een andere basis kon worden vastgesteld, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 7, onder a, van de basisverordening („elke andere redelijke grondslag”). In de voorlopige fase bleek dat voor sommige soorten gecontroleerde informatie over de kosten van de bedrijfstak van de Unie kon worden gebruikt.

    (30)

    Na de oplegging van voorlopige maatregelen diende de Chinese producent opmerkingen over de normale waarde in.

    (31)

    De Chinese producent betoogde dat de normale waarde naar beneden moest worden bijgesteld met een bedrag bestaande uit het kostenverschil tussen zelfgeproduceerde en elders ingekochte acceleratoren, aangezien de Chinese onderneming acceleratoren produceert terwijl de Amerikaanse producent en de bedrijfstak van de Unie deze inkopen.

    (32)

    Opgemerkt zij dat dit argument dat dit niet met feiten werd gestaafd, hoewel de Commissie tijdens het onderzoek hierom had verzocht.

    (33)

    De Chinese producent verzocht de Commissie om een exacte vermelding van de specifieke modeltypen die voor de berekening van de normale waarde werden gebruikt. In dit verband moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie en de producent in het referentieland dit soort informatie als vertrouwelijk aanmerken. Indien immers de exacte naam van de modellen wordt bekendgemaakt, zouden de partijen die deze informatie ontvangen de werkelijke verkoopprijzen van de specifieke modeltypen of de kosten en prijzen op basis waarvan de normale waarde van de verschillende modeltypen werd berekend kunnen afleiden, daar alle modellen tot één reeks behoorden en de specifieke eigenschappen van deze reeks waren bekendgemaakt, en slechts een beperkt aantal modeltypen werd gebruikt om de normale waarde te berekenen. Dit soort informatie is per definitie vertrouwelijk en daarom moest dit verzoek worden afgewezen.

    (34)

    De Chinese producent bekritiseerde de wijze waarop de Commissie de normale waarde bepaalde op basis van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie. Volgens hem moesten de werkelijke verkoopprijzen worden gebruikt in plaats van prijsoffertes bij aanbestedingen. In de eerste plaats moet eraan worden herinnerd dat de gegevens uit de bedrijfstak van de Unie zijn gebruikt om de vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoer door van de Chinese producent een hogere graad van representativiteit te verlenen. Daarom werd voor zover mogelijk, voor de betrokken productsoorten waarvoor geen normale waarde kon worden vastgesteld op basis van in de Verenigde Staten beschikbare informatie, de normale waarde vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie van de bedrijfstak van de Unie voor de zelfde productsoorten die uit de VRC waren ingevoerd.

    (35)

    Aldus werd de normale waarde voor een aantal productsoorten (in alle gevallen andere dan mobiele scansystemen) berekend op basis van de standaardkosten, waarbij geen rekening werd gehouden met civieltechnische werken en andere kosten ter plaatse en waaraan een normaal winstpercentage werd toegevoegd, dat steeds aanzienlijk lager was dan het nagestreefde winstniveau dat voor de vaststelling van de schademarge was gebruikt. In het onderzoek werd vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie standaardkosten voor alle aangeboden producten hanteert. De gegevens over de samenstelling van deze standaardkosten, de wijze waarop zij worden berekend en de vergelijking ervan met de werkelijke kosten bij de berekening van de standaardkosten zijn gecontroleerd en in orde bevonden.

    (36)

    Bovendien werd de kostenstructuur van de bedrijfstak van de Unie vergeleken met de kostenstructuur van de producent van het soortgelijke product in de Verenigde Staten. Hieruit bleek dat i) de winstmarge van de producent in de Verenigde Staten hoger was dan de winstmarge die werd gebruikt om de normale waarde te berekenen op basis van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie en ii) de kostenstructuur van de bedrijfstak van de Unie globaal overeenstemt met die van de producent in het referentieland (het exacte verschil kan om vertrouwelijkheidsredenen niet worden bekendgemaakt). Daarom voldoet het gebruik van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie om de normale waarde vast te stellen, duidelijk aan artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

    (37)

    De Chinese producent maakte ook opmerkingen over de openbare aanbesteding op basis waarvan de producent van het soortgelijke product in de Verenigde Staten mobiele ladingcontrolesystemen op de markt bracht in de Verenigde Staten. Zij betoogde dat een vergelijking van de normale waarde op basis van een aanbesteding uit 2005 met de uitvoerprijs tijdens het OT niet eerlijk is. Dit argument strookt niet met de feiten die tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen. In de Verenigde Staten wordt bij openbare aanbestedingen een kadercontract gesloten met een leverancier die gedurende een bepaalde periode kan verkopen. In het kadercontract waren echter geen prijzen vastgesteld. Een dergelijk contract werd in 2005 gesloten, maar de opeenvolgende individuele offertes en de ondertekening van de contracten vonden plaats in 2007, dus binnen het OT. Daarom had het de instemming van de Commissie dat deze aanbesteding werd meegeteld in het OT en deel kon uitmaken van de gegevens om de dumpingmarge te berekenen.

    (38)

    De Chinese producent vroeg ook waarom de normale waarde voor het verplaatsbare systeem, zoals door de Chinese producent naar Letland was verkocht, niet werd afgeleid van de verkoop door de producent in de Verenigde Staten, maar van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Commissie geen gegevens in het referentieland kon gebruiken omdat deze gegevens bij de medewerkende producent in het referentieland niet beschikbaar waren.

    (39)

    Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 38 tot en met 42 van de voorlopige verordening bevestigd.

    4.   Uitvoerprijs

    (40)

    Na de instelling van voorlopige maatregelen diende de Chinese producent opmerkingen over de uitvoerprijs in.

    (41)

    Deze opmerkingen betroffen transacties in Nederland, Finland en Polen, wat specifieke kostenposten betreft. De opmerkingen die konden worden gestaafd met gecontroleerde gegevens zijn aanvaard, en de berekening van de dumpingmarge werd dienovereenkomstig gewijzigd. De opmerkingen over bepaalde installatiekosten moesten worden afgewezen. In dit verband moet worden opgemerkt dat de onderneming nooit een poging heeft ondernomen om een voorstel voor een overtuigende uitsplitsing in te dienen, hoewel in verscheidene stadia van het onderzoek om relevante concrete gegevens over de prijs van verschillende elementen van het betrokken product werd gevraagd. De bedragen die na de mededeling van de voorlopige bevindingen zijn ingediend, vormen nieuwe informatie die niet wordt gestaafd door boekhoudkundige informatie of andere controleerbaar bewijsmateriaal.

    (42)

    De Chinese producent verklaarde ook dat zij één verkoop had gerealiseerd die niet via een aanbesteding tot stand was gekomen. Deze verklaring is bevestigd. Uit het onderzoek bleek echter dat deze verkoop niet in het kader van normale handelstransactie had plaatsgehad. Het betrof in feite een vervangend product en de genoemde prijs was verscheidene jaren vóór het OT overeengekomen. Het vervangende product was van een totaal ander type dan het oorspronkelijke product. Daarom was het geen transactie binnen het OT, maar de nakoming van een contract dat voordien was gesloten. De uitvoerprijs van deze transactie kon dan ook niet voor de berekening worden gebruikt.

    (43)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 43 tot en met 46 van de voorlopige verordening bevestigd.

    5.   Vergelijking

    (44)

    De Chinese producent betoogde dat de vergelijking was verricht op basis van ingekorte productcontrolenummers waarin de fysieke verschillen tussen de te vergelijken producten niet worden weergegeven. Bovendien was de Chinese onderneming van mening dat acceleratoren, verschillen in chassistypen en energieniveaus in aanmerking moesten worden genomen bij een prijsvergelijking.

    (45)

    In reactie op het eerste argument moet op de volgende punten worden gewezen: wat de gegevens uit de bedrijfstak van de Unie betreft, moet worden opgemerkt dat de berekeningen werden gemaakt met gegevens die rechtstreeks waren verbonden met verschillende inschrijvingen in openbare aanbestedingen, namelijk voor productsoorten die met elkaar concurreerden op hetzelfde handelsniveau op hetzelfde moment en die door de aanbestedende diensten als vergelijkbaar werden beschouwd. Met betrekking tot de gegevens over de producent van het soortgelijke product in de Verenigde Staten werd in het onderzoek vastgesteld dat de vergeleken productsoort voldeed aan de strikte voorschriften van artikel 1, lid 4, van de basisverordening; het product is in elk opzicht vergelijkbaar met het betrokken product. Het feit dat niet alle fysieke verschillen tot uiting komen in een productcontrolenummer of een ingekort productcontrolenummer, belet de Commissie dan ook niet een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te maken. Belangrijker is dat er is gekeken naar verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen zouden kunnen beïnvloeden. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de producten die door de medewerkende Chinese producent-exporteur zijn geleverd vaak extra voorzieningen hebben ten opzichte van de producten waarop de normale waarde is gebaseerd. Daarom is de normale waarde voorzichtig vastgesteld.

    (46)

    Wat de acceleratoren, chassistypen en energieniveaus betreft, moet worden opgemerkt dat de gevraagde correcties weliswaar onder artikel 2, lid 10, van de basisverordening vallen, maar dat niet is aangetoond dat de genoemde verschillen tussen factoren de prijs en de prijsvergelijkbaarheid beïnvloeden, aangezien de Chinese producent geen informatie heeft verstrekt die een correctie zou kunnen rechtvaardigen.

    (47)

    De Chinese producent stelde dat de accelerator een belangrijk onderdeel van het betrokken product is en in de structuur van het productcontrolenummer had moeten worden opgenomen. De Commissie heeft de accelerator niet in het productcontrolenummer opgenomen omdat geen van de betrokken partijen informatie heeft ingediend waaruit blijkt dat de accelerator de onderscheidende factor voor de verschillende productsoorten is.

    (48)

    De Chinese producent vroeg ook informatie over de aard en de hoogte van de correcties van de normale waarde, die waren toegepast tot het stadium af fabriek. De normale waarde, die werd vastgesteld op basis van de binnenlandse verkoopprijzen van de enige producent van het soortgelijke product in de Verenigde Staten, werd gecorrigeerd voor garantie- en kredietkosten. Op de normale waarde, die werd vastgesteld op basis van gegevens van de bedrijfstak van de Unie, werden correcties voor vervoerskosten, garantiekosten, opleidingskosten, documentatiekosten en commissies toegepast. Het verzoek om informatie over de hoogte van deze correcties kan niet door de Commissie worden ingewilligd omdat deze informatie per definitie vertrouwelijk is. Overigens zijn de overeenkomstige gegevens bij het berekenen van de uitvoerprijs af fabriek ook niet bekendgemaakt aan de bedrijfstak van de Unie.

    (49)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 47 en 48 van de voorlopige verordening bevestigd.

    6.   Dumpingmarges

    (50)

    De Chinese producent laakte het feit dat sommige verkopen waren uitgesloten van de berekening van de dumping. In dit verband moet worden opgemerkt dat de verkoopwaarden van de desbetreffende transacties aanvankelijk in aanmerking zijn genomen voor de vaststelling van de uitvoerprijzen. De normale waarde voor deze transacties kon echter niet worden vastgesteld. Een vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs was dus niet mogelijk.

    (51)

    De Chinese producent betoogde ook dat de cif-waarden van de in overweging 50 genoemde verkopen hadden moeten worden opgenomen in de totale cif-waarde die als noemer voor de berekening van de dumping diende. Dit argument moet worden afgewezen. Bij de berekening van de totale dumping wordt de som van de verschillende vastgestelde dumpingwaarden (waar een prijsvergelijking kan worden gemaakt) gedeeld door de som van de overeenkomende cif-waarden. Wanneer bij de berekening van de cif-waarden verkopen worden opgenomen waarvoor bij gebrek aan een vastgestelde normale waarde geen vergelijking tussen normale waarde en uitvoerprijs kan worden gemaakt, kan dit tot foutieve berekeningen leiden omdat de teller en de noemer geen vergelijkbare transacties meer betreffen.

    (52)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 49 en 50 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (53)

    Gezien het voorgaande worden de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, vastgesteld op 38,8 %.

    5.   SCHADE

    (54)

    Alleen de Chinese producent maakte opmerkingen over de bevindingen betreffende de schade; enkele daarvan waren slechts een herhaling van de opmerkingen die reeds in de voorlopige verordening zijn behandeld.

    (55)

    De argumenten betreffende opmerkingen die in de voorlopige verordening reeds aan de orde zijn geweest, worden niet herhaald in deze verordening.

    1.   Algemene opmerkingen

    (56)

    Er zij aan herinnerd dat in dit geval de ingediende informatie betrekking heeft op twee producenten in de Unie en één producent-exporteur, die samen het grootste deel van de markt van de Unie vertegenwoordigen. Gezien het bovenstaande kunnen dan ook geen exacte cijfers worden gegeven, omdat anders vertrouwelijke bedrijfsinformatie openbaar zou worden gemaakt. Daarom wordt voor de indicatoren een index of een orde van grootte aangegeven.

    (57)

    In zijn antwoord op de mededeling van de voorlopige bevindingen verzocht de Chinese producent om omrekening van de schadeanalyse in jaarcijfers. Hoewel dit niet de inhoud, maar alleen de presentatie van de gegevens verandert, werd dit verzoek toegewezen en wordt de onderstaande analyse geheel omgerekend in jaarcijfers.

    (58)

    De Chinese producent betwistte de gegevens in de voor deze onderneming specifieke mededeling van de voorlopige bevindingen over haar verkochte hoeveelheid tijdens de beoordelingsperiode (van 2004 tot einde OT). De Commissie wijst erop dat zij de Chinese producent een volledige uitsplitsing van de verzamelde gegevens heeft verschaft. De van de Chinese producent ontvangen feedback werd daarom vergeleken met de informatie die was verschaft door de autoriteiten van de lidstaten als gebruiker van het betrokken product en door de producenten in de Unie. De precieze gegevens over de Chinese verkopen aan de Unie en de gevolgen ervan zijn in het definitieve stadium dan ook bekend.

    (59)

    De Chinese producent betoogde dat zijn verkopen moeten worden uitgesloten van de analyse van de schade en het oorzakelijk verband wanneer er geen inschrijving van de bedrijfstak van de Unie is. De Commissie merkt echter op dat de instellingen niet kunnen stellen dat wanneer de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT niet heeft ingeschreven op een specifieke aanbesteding terwijl de Chinese producent dit wel deed, de bedrijfstak zichzelf schade heeft toegebracht in een dusdanige mate dat het oorzakelijk verband tussen de schade en de dumping verbroken werd. Bovendien brengt de inschrijving op een aanbesteding kosten met zich mee (vertalingen, commissies, soms inschrijvingskosten, enz.), zodat ondernemingen niet inschrijven als zij geen kans denken te maken.

    (60)

    Ook werd betoogd dat in de gevallen waarin de klager (Smiths Detection Group Limited) inschrijvingen indiende die de maximumprijs in de aanbestedingen overschreden, hij van de analyse van de schade en het oorzakelijk verband moeten worden uitgesloten. Het onderzoek heeft echter geen controleerbare informatie opgeleverd waarmee het bestaan van deze inschrijvingen kon worden aangetoond.

    (61)

    Volgens de Chinese producent was er sprake van een asymmetrie in de schadegegevens. Dit komt doordat de verkochte hoeveelheden, het marktaandeel en de winst betrekking hebben op de contractdatum van de verkoop, terwijl bepaalde andere schadefactoren zijn ontleend aan de financiële boekhouding van de klager en daarom een andere periode kunnen betreffen. Bij de opening van dit onderzoek moesten de diensten van de Commissie een duidelijk referentiepunt voor de verkopen voorstellen dat van toepassing was op alle ondernemingen die aan de procedure deelnamen. Zij besloten dat de vastgestelde contractdatum het beste referentiepunt was omdat er vaak een groot tijdsverschil is tussen de datum waarop de aanbesteding wordt uitgeschreven en de contractdatum, alsmede tussen de contractdatum en de definitieve factuurdatum. Bovendien hebben vaak meerdere facturen betrekking op één contract en kan een contract verscheidene jaren duren.

    (62)

    Weliswaar was de contractdatum als referentiepunt vastgesteld, maar het was niet doenlijk om de producenten in de Unie te vragen alle antwoorden op de vragenlijst samen te stellen op basis van contractdatums. Dit zou namelijk hebben betekend dat zij hun boekhouding volledig hadden moeten herzien op een wijze die geen normale praktijk is en die tot veel onduidelijkheid had geleid, met alle negatieve gevolgen van dien voor de kwaliteit van deze informatie. Aangezien het niet realistisch was om factuurdatums als referentiepunt te gebruiken, werden in deze zaak de schadegegevens verschaft op de best mogelijke wijze voor dit product.

    (63)

    In maand tien van het onderzoek, namelijk in zijn antwoord op de mededeling van de voorlopige bevindingen, betwistte de Chinese producent ook de beslissing om het OT 18 maanden te laten duren; volgens hem had dit tijdvak moeten worden beperkt tot het kalenderjaar 2008. Dit argument moest worden afgewezen op grond van de in de voorlopige verordening en de overwegingen 5 tot en met 11 vermelde redenen om een periode van 18 maanden te kiezen. Bovendien had deze wijziging betekend dat het onderzoek niet tijdig had kunnen worden afgesloten, omdat alle medewerkende ondernemingen de vragenlijst opnieuw hadden moeten beantwoorden op basis van een nieuw OT.

    (64)

    De Chinese producent betwijfelt ook of de vele ondernemingen in de Europese Unie die met de klager verbonden zijn correct bij de schadeanalyse van de Commissie zijn betrokken. De controle van de antwoorden van de klager op de vragenlijst is echter verricht met de volledige samenwerking van de hele groep en de Commissie is ervan overtuigd dat de schade-indicatoren en de berekeningen voor de hele groep correct waren geanalyseerd. Zoals vóór vaststelling van de voorlopige maatregelen aan de Chinese producent is uitgelegd, spelen de door haar genoemde ondernemingen in de Europese Unie geen rol van betekenis bij de vervaardiging en de verkoop van het desbetreffende product. Hun rol is beperkt tot enkele functies bij de verkoop van het onderzochte product (zoals onderhoud) en van producten die niet onder deze verordening vallen.

    (65)

    De Chinese producent betoogde tot slot dat wanneer de bedrijfstak van de Unie niet aan de technische eisen van bepaalde aanbestedingen kon voldoen of geheel niet aan de aanbestedingen deelnam, geen sprake was van dumping die schade veroorzaakte aan de bedrijfstak van de Europese Unie. Dit argument kon niet worden aanvaard.

    (66)

    In de eerste plaats doet het feit dat voor sommige uitvoertransacties geen normale waarde kan worden vastgesteld, niets af aan de conclusie van schade veroorzakende dumping, zolang de basis voor de berekening representatief is. Dit was hier zeker het geval (zie overweging 50). Voor de specifieke transacties in kwestie moet het volgende worden opgemerkt. De transactie waarbij sprake is van problemen met technische eisen betreft een productsoort die op basis van één aanbesteding is verkocht. De Chinese producent enerzijds en de twee producenten in de Unie anderzijds hebben de aanbesteding verschillend geïnterpreteerd. De Chinese producent betoogde tegen het eind van het onderzoek dat de productsoort in kwestie verschilde van een mobiele scanner, terwijl de bedrijfstak van de Unie een andere mening was toegedaan. Het is daarom duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie op deze aanbesteding inschreef met het gerechtvaardigde vertrouwen dat het een specifieke productsoort moest leveren. Belangrijker is dat deze deelname kosten met zich meebracht (vertalingen, commissies, inschrijvingskosten enz.). Het feit dat de bedrijfstak van de Unie uiteindelijk in deze aanbestedingsprocedure geen inschrijving onder dezelfde voorwaarden heeft ingediend, betekent niet automatisch dat een dergelijke invoer niet aan de schade heeft bijgedragen.

    (67)

    Wat de overige transacties betreft, wijst de Chinese producent op een transactie die niet binnen het OT valt en die — zoals in overweging 42 wordt uitgelegd — in feite de nakoming van een eerder gesloten contract is. Hij wees ook op een transactie waarvoor de bedrijfstak van de Unie niet aan de aanbesteding heeft deelgenomen. Wat de eerstgenoemde transactie betreft, zijn er geen bevindingen met betrekking tot schade vastgesteld. Op de laatstgenoemde transactie zijn de conclusies van overweging 59 van toepassing.

    2.   Productie in de Unie en de bedrijfstak van de Unie

    (68)

    In maand elf van het onderzoek betoogde een Roemeense onderneming dat zij tijdens het OT een EU-producent van bepaalde ladingcontrolesystemen was. Volgens informatie die zowel door de onderneming als door andere marktdeelnemers, waaronder de Chinese producent, werd ingediend, is de betrokkenheid van deze onderneming bij het soortgelijke product nauw verbonden met de productieactiviteiten van een welbekende producent van ladingcontrolesystemen in de Unie. Daarom wordt in het kader van dit onderzoek de enige door de Roemeense onderneming gerealiseerde verkoop tijdens het OT beschouwd als zijnde een verkoop door de producent van ladingcontrolesystemen in de Europese Unie waarmee zij heeft samengewerkt.

    (69)

    De macro-economische indicatoren zoals verbruik, productie, capaciteitsgebruik, voorraden, verkochte hoeveelheid, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en lonen, alsmede uitvoer, zijn geanalyseerd met betrekking tot alle producenten in de Unie.

    (70)

    Aangezien geen andere opmerkingen werden ingediend, worden de bevindingen van de overwegingen 52 tot en met 56 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.   Verbruik in de Unie

    (71)

    Volgens de Chinese producent was het in de voorlopige verordening weergegeven verbruik in de Unie niet juist. Daarom nam de Commissie contact op met de belanghebbende partijen, met name gebruikers, om meer informatie over het verbruik tijdens de beoordelingsperiode in de Europese Unie te verzamelen. Op basis van aanvullende informatie van de partijen wordt vastgesteld dat het verbruik in de Europese Unie zich als volgt heeft ontwikkeld:

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Index: 2004 = 100

    100

    62

    114

    110

    111

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst en latere opmerkingen.

    (72)

    Het verbruik van het betrokken product en het soortgelijke product in de Europese Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 11 % gestegen.

    (73)

    De Chinese producent stelde dat de concrete verbruikscijfers moeten worden bekendgemaakt in plaats van de indexen. In dit verband wordt opgemerkt dat — zoals in overweging 54 van de voorlopige verordening reeds duidelijk is uitgelegd — een zeer beperkt aantal partijen bij de productie van bepaalde ladingcontrolesystemen in de Europese Unie betrokken is en dat de bekendmaking van concrete verbruikscijfers tot de bekendmaking van concrete verkopen van partijen zou leiden, wat als vertrouwelijke informatie wordt beschouwd.

    (74)

    Ook werd betoogd dat het verbruik alle eenheden van het betrokken product moet omvatten die op de markt van de Unie worden verbruikt. In dit verband moet worden opgemerkt dat de gegevens over het verbruik in de Unie alle verkopen van het onderzochte product (al dan niet resulterend uit een aanbestedingsprocedure) van alle partijen — voor zover bekend bij de Commissie — omvatten. De gegevens zijn gecontroleerd bij de verschillende beschikbare bronnen. De verbruikscijfers omvatten echter alleen werkelijke verkopen en niet de weinige aan de Commissie gemelde transacties waar sprake was van leasing of een gift. Waren deze transacties meegeteld, dan was het Chinese marktaandeel zelfs hoger geweest.

    (75)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 57 en 58 van de voorlopige verordening, gewijzigd volgens de overwegingen 71 tot en met 74, bevestigd.

    4.   Invoer uit het betrokken land

    a)   Hoeveelheid, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping van het betrokken product

    (76)

    Zoals in de overwegingen 57 en 58 is aangegeven, zijn de hoeveelheden en het marktaandeel van de invoer met dumping van het betrokken product herzien. De omrekening in jaarcijfers en de actualisering van de hoeveelheden bevestigden de conclusies in de voorlopige verordening dat de invoer en het marktaandeel ervan sinds 2004 aanzienlijk zijn toegenomen. De Chinese partij zette vraagtekens bij de gebruikte methode voor de berekening van de indexen. Benadrukt moet worden dat de gebruikte concrete gegevens, hoewel zij indexen zijn, zowel in het voorlopige als in het definitieve onderzoek een aanzienlijke toename in hoeveelheid en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land laat zien.

    (77)

    De ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product steeg in de beoordelingsperiode met meer dan 150 %.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Ingevoerde hoeveelheid

    100

    75

    250

    200

    267

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst en latere opmerkingen.

    (78)

    Zoals in overweging 60 van de voorlopige verordening wordt gesteld, varieerde de gemiddelde uitvoerprijs sterk, afhankelijk van de soort ingevoerde ladingscanner, en konden hieruit geen zinvolle conclusies worden getrokken.

    (79)

    Het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land is in de beoordelingsperiode ruim verdubbeld.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Marktaandeel van de VRC

    15-25 %

    20-30 %

    40-50 %

    30-40 %

    40-50 %

    Index: 2004 = 100

    100

    121

    219

    183

    240

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst en latere opmerkingen.

    (80)

    De Chinese producent betoogde dat ook hoeveelheden na het OT (in verband met de tijdens het OT gegunde aanbestedingen die tot ondertekening van contracten na het OT hebben geleid) moeten worden onderzocht. Overeenkomstig de basisverordening worden gebeurtenissen na het OT — behoudens uitzonderlijke omstandigheden — niet in aanmerking genomen. De Chinese producent heeft geen uitzonderlijke omstandigheden ingeroepen. Bovendien zou het met het oog op de vergelijkbaarheid noodzakelijk zijn geweest om ook de verkopen in de periode voor het OT opnieuw te verdelen. Deze klacht werd daarom niet aanvaard. Gezien de hierboven genoemde toename van de invoer qua hoeveelheid en marktaandeel, had deze beslissing in elk geval geen effect op de in deze zaak onderzochte factoren.

    b)   Onderbieding

    (81)

    Volgens de Chinese producent liet de bij het voorlopige onderzoek gebruikte methode voor de berekening van de prijsonderbieding te wensen over. Volgens hem konden zijn concrete verkoopprijzen niet worden vergeleken met de door de bedrijfstak van de Unie ingediende aanbestedingsprijzen. In dit verband wordt opgemerkt dat deze methode het meest geschikt werd geacht, omdat er behoefte was aan een eerlijke vergelijking met betrekking tot een product dat per definitie zeer complex is en waarvoor openbare aanbestedingen worden uitgeschreven. Er zijn geen andere realistische methoden voorgesteld door de betrokken partijen.

    (82)

    Opgemerkt moet worden dat, hoewel hierboven omschreven methode dezelfde is gebleven, er kleine aanpassingen zijn aangebracht waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lager uitvielen; de betrokken partijen zijn hiervan in kennis gesteld.

    (83)

    Uit de aangepaste vergelijking blijkt dat het ingevoerde betrokken product tijdens het OT in de Unie werd verkocht tegen prijzen die 15 tot 20 % lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie. Benadrukt moet worden dat de Chinese producent in zijn opmerkingen betoogde dat een van de redenen dat de aanbestedingen aan hem werden gegund, was dat hij een betere productspecificatie bood. In termen van onderbieding (en prijsbederf) zou dit tot correcties en tot de vaststelling van hogere schademarges kunnen hebben geleid. Er is geen correctie toegepast omdat de grond hiervoor niet kan worden aangetoond en er geen informatie was om dit te kwantificeren.

    (84)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, wordt de overige informatie in de overwegingen 59 tot en met 62 van de voorlopige verordening, zoals gewijzigd in bovenstaande overwegingen 76 tot en met 83, bevestigd.

    5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

    (85)

    Opgemerkt moet worden dat de gegevens voor de schade-indicatoren anders worden voorgesteld in de definitieve verordening om rekening te houden met twee kwesties die zijn vermeld in de overwegingen 57 en 69, namelijk het verzoek van de enige medewerkende Chinese producent om de gegevens van het OT van 18 maanden om te rekenen in jaarcijfers en de opstelling in de analyse van de macro-indicatoren van gegevens die van de tweede producent van de Unie zijn afgeleid.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Productie

    100

    75

    94

    173

    151

    Productiecapaciteit

    100

    83

    90

    185

    200

    Bezettingsgraad

    100

    90

    104

    94

    76

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (86)

    In de beoordelingsperiode steeg de geproduceerde hoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie met 51 %. Deze positieve tendens is vooral te danken aan de toegenomen uitvoer van het soortgelijke product. Hierdoor heeft de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit in de beoordelingsperiode verdubbeld. De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 24 % gedaald.

    (87)

    Aangezien bovenstaande cijfers de productie betreffen, waarvan een belangrijk deel op markten buiten de Europese Unie is verkocht, worden deze cijfers in dit geval niet als een belangrijke indicator beschouwd.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Voorraden

    100

    164

    155

    127

    136

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (88)

    De voorraden van de bedrijfstak van de Unie lieten tijdens de beoordelingsperiode een stijgende en fluctuerende tendens zien. Dit werd echter niet als een belangrijke indicator beschouwd, omdat deze bedrijfstak gewoonlijk op bestelling produceert en zeer kleine voorraden aanhoudt en omdat een groot deel van deze voorraden voor de uitvoermarkt was bestemd.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Verkochte hoeveelheid in de Unie

    100

    67

    93

    100

    76

    Marktaandeel

    65-75 %

    70-80 %

    55-65 %

    60-70 %

    45-55 %

    Marktaandeel-index

    100

    108

    82

    91

    68

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst en latere opmerkingen.

    (89)

    De verkoop door de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode en bedroeg in het OT bijna 25 % minder dan in 2004. De bedrijfstak van de Unie verloor tussen 2004 en het einde van het OT ongeveer 20 procentpunten van zijn marktaandeel.

    (90)

    De bevindingen over de verkoopprijzen in overweging 69 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

    (91)

    De Chinese producentherhaalde zijn verzoek om informatie over overheidsopdrachten die aan de klager waren gegund en over de mate waarin rekening was gehouden met bepaalde aanbestedingen in het kader van dit onderzoek. Om vertrouwelijkheidsredenen werd het echter niet opportuun geacht om dermate gedetailleerde gegevens te verstrekken. Hij vroeg ook om nadere bevestiging dat de ondertekeningsdatum van het contract in het kader van de aanbestedingsprocedure als doorslaggevende factor bij de berekening van het verbruik in de Unie was gehanteerd. In dit verband bevestigen de instellingen dat de in overweging 57 van de voorlopige verordening uiteengezette methode is gebruikt voor alle partijen. Dezelfde producent vroeg ook om bevestiging dat de gegevens van de klager betrekking hadden op zijn beide productievestigingen. In antwoord hierop wordt bevestigd dat — zoals in overweging 7, onder a), van de voorlopige verordening wordt vermeld — de door de klager ingediende informatie zijn beide productievestigingen betreft.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Winstmarge vóór belastingen

    100

    85

    90

    7

    –50

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (92)

    Tijdens de beoordelingsperiode is de bedrijfstak van de Unie verliesgevend geworden. De situatie was tijdens het OT bijzonder ernstig.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Investeringen

    100

    164

    100

    354

    105

    Rendement van investeringen

    110-120 %

    85-95 %

    210-220 %

    215-225 %

    60-70 %

    Kasstroom

    100

    124

    257

    186

    –71

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (93)

    Tijdens de beoordelingsperiode zijn de investeringen laag gebleven. Een groot deel van de investeringen was bestemd voor onderhoud van de bedrijfsruimten van de bedrijfstak van de Unie. De hogere investeringen in 2007 hangen samen met een nieuw octrooi om de prestaties van het betrokken product te verbeteren. Er zij aan herinnerd dat deze bedrijfstak kennisintensief is, en niet investeringsintensief.

    (94)

    Het rendement van de investeringen, uitgedrukt in de nettowinst van de bedrijfstak van de Unie en de nettoboekwaarde van zijn investeringen, is in de beoordelingsperiode gedaald, maar dit is geen goede schade-indicator omdat het vooral gaat om activa die reeds waren afgeschreven.

    (95)

    De kasstroom van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode sterk verslechterd.

    (96)

    Aangezien de productie van ladingcontrolesystemen een klein deel van de activiteit van de klager uitmaakt, werd het vermogen om kapitaal aan te trekken in deze zaak niet als een belangrijke indicator beschouwd.

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Werkgelegenheid

    100

    110

    129

    160

    167

    Gemiddelde arbeidskosten per werknemer

    100

    98

    102

    106

    106

    Productiviteit per werknemer

    100

    68

    73

    109

    135

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (97)

    De werkgelegenheid, de gemiddelde arbeidskosten per werknemer en de productiviteit per werknemer zijn in de beoordelingsperiode gestegen. Deze indicatoren worden in deze zaak echter niet belangrijk geacht, omdat veel van de werkgelegenheid betrekking heeft op de productie van bepaalde ladingcontrolesystemen die op de exportmarkt worden verkocht.

    (98)

    De bevindingen in overweging 76 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

    (99)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, wordt de overige informatie in de overwegingen 64 tot en met 76 van de voorlopige verordening, zoals gewijzigd in bovenstaande overwegingen 85 tot en met 98, bevestigd.

    6.   Conclusie inzake schade

    (100)

    De bevindingen in de voorlopige verordening over de verschillen in relevantie van de schade-indicatoren in deze specifieke procedure blijven geldig. De belangrijkste schadefactoren zijn winstgevendheid, marktaandeel en prijsonderbieding, omdat zij rechtstreeks de situatie van de bedrijfstak van de Unie bij zijn activiteiten in de markt van de Unie weergeven. De redenen dat bepaalde andere indicatoren niet relevant zijn, zijn hierboven uiteengezet.

    (101)

    Wat de winstgevendheid betreft, moet worden geconstateerd dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode verliesgevend is geworden. Het marktaandeel van de producenten in de Unie is gedaald met 24 %. Voorts heeft de Chinese producent de prijzen van de klager onderboden met 15 tot 20 %.

    (102)

    Het Chinese marktaandeel van het betrokken product in de Unie is in de beoordelingsperiode gestegen met 140 %, terwijl de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode een aanzienlijke vermindering van de verkochte hoeveelheid (– 24 %) en het marktaandeel (20 procentpunten) liet zien.

    (103)

    Zoals in de algemene opmerkingen voorafgaand aan deze schadeanalyse wordt verklaard, zijn de gegevens op andere wijze dan in de voorlopige verordening weergegeven. Of de gegevens al dan niet in jaarcijfers zijn omgerekend, verandert duidelijk niet de inhoud van de gegevens, maar alleen de presentatie ervan. De hierboven weergegeven schadegegevens met betrekking tot de macro-indicatoren omvatten ook gegevens van de tweede producent in de Unie. De conclusie luidt dan ook dat de hierboven weergegeven herziene gegevens de voorlopige conclusies over schade bevestigen, namelijk dat er tijdens de beoordelingsperiode sprake was van een schadelijke situatie in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

    (104)

    Gezien het bovenstaande moeten de conclusies betreffende de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, zoals beschreven in de voorlopige verordening, geacht worden niet te zijn veranderd door de in overweging 85 genoemde gewijzigde presentatie. Aangezien er geen andere opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 77 tot en met 80 van de voorlopige verordening, zoals gewijzigd in bovenstaande overwegingen 100 tot en met 103, bevestigd.

    6.   OORZAKELIJK VERBAND

    (105)

    Alleen de Chinese producent heeft opmerkingen over de bevindingen betreffende het oorzakelijk verband ingediend.

    (106)

    Er zij aan herinnerd dat de gevolgen van de invoer met dumping en andere factoren om de in overweging 85 vermelde redenen zijn omgerekend in jaarcijfers.

    1.   Gevolgen van de invoer met dumping

    (107)

    Het marktaandeel van de invoer met dumping steeg in de beoordelingsperiode met 140 %, terwijl het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 32 % afnam. Deze negatieve ontwikkelingen voor de bedrijfstak van de Unie deden zich voor terwijl het verbruik in de Europese Unie tussen 2004 en het einde van het OT steeg met 11 % (omgerekend naar jaarcijfers).

    2.   Gevolgen van andere factoren

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Uitvoer van EU-productie

    100

    93

    123

    245

    233

    Uitvoerprijs

    100

    107

    60

    63

    70

    Index: 2004 = 100

    Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

    (108)

    Het uitgevoerde hoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode toegenomen. De uitvoer maakte het overgrote deel (tussen 85 en 95 %) van de totale produceerde hoeveelheid van de Unie in het OT uit.

    (109)

    De Chinese producent stelde dat de Commissie de invoer uit de Verenigde Staten niet had geanalyseerd en dat er tijdens het OT meer ladingscanners aan de Europese Unie werden verkocht door ondernemingen in de Verenigde Staten dan door ondernemingen in de VRC. Dit argument werd echter niet gestaafd door feiten of concreet controleerbaar bewijs.

    (110)

    Na de instelling van voorlopige maatregelen zocht de Commissie actief naar meer informatie over invoer uit de Verenigde Staten, maar bevestigde zij uiteindelijk de cijfers over de ingevoerde hoeveelheid uit de Verenigde Staten die bij het voorlopige onderzoek waren vastgesteld.

    (111)

    De Chinese producent maakte bezwaar in verband met het feit dat de bedrijfstak van de Unie niet had deelgenomen aan bepaalde aanbestedingen. In dit verband moet worden opgemerkt dat het onderzoek rekening hield met het feit dat niet alle partijen (de bedrijfstak van de Unie, de Chinese producent, andere producenten van bepaalde ladingcontrolesystemen) inschreven op elke aanbestedingsprocedure. Uit niets is gebleken dat de duidelijk vastgestelde schade tijdens de beoordelingsperiode het gevolg is van niet-inschrijving door de bedrijfstak van de Unie op aanbestedingen die niet redelijkerwijs als zakelijke mogelijkheden waren te beschouwen. Dat het bestaan van een redelijke zakelijke mogelijkheid een doorslaggevende factor is om op een aanbesteding in te schrijven, wordt bevestigd door het feit dat het inschrijven op een aanbesteding kosten met zich meebrengt (vertalingen, commissies, soms inschrijvingskosten enz.), en ondernemingen schrijven niet in als zij geen kans denken te maken.

    (112)

    De Chinese producent stond erop dat de schadelijke gevolgen van niet-prijsgerelateerde factoren, zoals andere technische factoren, nader moeten worden geanalyseerd bij het onderzoek naar het oorzakelijk verband.

    (113)

    De bedrijfstak van de Unie zou inderdaad technisch in staat zijn geweest om een product met dezelfde specificaties als die van het Chinese product te vervaardigen. De bedrijfstak van de Unie had het product dan echter tegen een hogere prijs moeten aanbieden. In feite brengt deze kwestie het volledige effect van de dumping door de Chinese producent aan het licht. Een deel van de dumping is te wijten aan het feit dat de Chinese producent gewoon een product met meer voorzieningen aanbiedt. Aangezien Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (6) de toepassing van slechts twee gunningscriteria toestaat, namelijk „de laagste prijs” en „de economisch voordeligste inschrijving”, moest de opdracht vrijwel automatisch worden gegund aan de Chinese producent die dumping toepast. De inschrijvingen van de Chinese producent zouden niet meer economisch voordelig zijn zonder dumping, dus indien ten minste de extra voorzieningen in de prijs tot uiting waren gekomen.

    (114)

    Tot slot moet worden vermeld dat uit het onderzoek bleek dat de klager aan alle technische specificaties voldeed in de aanbestedingen waarbij de klager en de Chinese producent een inschrijving onder dezelfde voorwaarden indienden.

    (115)

    De Chinese producent bracht ook naar voren dat in sommige gevallen opdrachten werden gegund aan de Chinese producent hoewel deze een hogere prijs aanbood dan de klager. Deze transacties moeten dan ook worden geacht geen schade te hebben veroorzaakt.

    (116)

    In dit verband moet worden opgemerkt dat uit het onderzoek maar één geval naar voren is gekomen van een aanbestedingsprocedure waarin op het eerste gezicht een opdracht aan de Chinese producent werd gegund hoewel zijn prijs hoger was dan die van de klager. Uit het onderzoek bleek echter de zaak in werkelijkheid anders lag, omdat de inschrijving van de Chinese producent voor dezelfde prijs veel extra voorzieningen omvatte. Als voor al deze extra voorzieningen correcties werden aangebracht, was de uitvoerprijs lager geweest, hetgeen tot een hogere dumpingmarge zou leiden. Er is geen andere controleerbare informatie ingediend ter ondersteuning van het argument dat er andere aanbestedingen bestonden waar de prijs van de Chinese onderneming hoger was dan die van de klager.

    (117)

    De Chinese producent stelde dat de andere producent in de Unie een agressief prijsbeleid voerde en daardoor aanmerkelijke schade veroorzaakte aan de bedrijfstak van de Unie, en dat deze partij geen schade ondervindt van invoer uit China omdat zij haar actieve samenwerking heeft gestaakt.

    (118)

    In de eerste plaats wordt eraan herinnerd dat de andere producent in de Unie informatie voor deze procedure heeft verschaft en dat de schadeanalyse is beoordeeld voor de hele bedrijfstak van de Unie. Bovendien moet worden opgemerkt dat de argumenten van de Chinese producent met betrekking tot het agressieve prijsbeleid niet door feitelijk bewijs worden ondersteund en geen afbreuk kunnen doen aan de bevindingen van het onderzoek in overweging 89 van de voorlopige verordening.

    3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

    (119)

    Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 81 tot en met 95 van de voorlopige verordening, zoals gewijzigd in bovenstaande overwegingen 105 tot en met 118, bevestigd.

    (120)

    Gezien het bovenstaande wordt de voorlopige bevinding dat de aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie was veroorzaakt door de invoer met dumping, bevestigd.

    7.   BELANG VAN DE UNIE

    1.   Belang van de gebruikers

    (121)

    Twee gebruikers die in het voorlopige stadium al opmerkingen hadden ingediend, bleven bij hun oorspronkelijke opmerkingen. Zij benadrukten hun bezorgdheid over mededinging en technologische ontwikkelingen voor het geval er definitieve maatregelen zouden worden ingesteld. Beide punten van zorg zijn echter in de voorlopige verordening aan de orde gekomen en er zijn geen nieuwe elementen ingediend die kunnen bevestigen dat de mededinging en technologische ontwikkelingen — ten minste op korte of middellange termijn — worden geschaad door de instelling van definitieve rechten.

    2.   Conclusie inzake het belang van de Unie

    (122)

    De twee voornoemde opmerkingen hebben de voorlopige conclusies niet veranderd. Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 96 tot en met 113 van de voorlopige verordening bevestigd.

    8.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    1.   Schademarge

    (123)

    De Chinese producent maakte opmerkingen over de berekening van de prijsonderbieding. Voor zover deze gegrond waren, werden in het definitieve onderzoek correcties toegepast.

    (124)

    De Chinese producent heeft met betrekking tot de schademarge hetzelfde argument ingediend als dat in overweging 51 van deze verordening. Dit argument werd van de hand gewezen om de redenen die in overweging 51 zijn aangegeven.

    (125)

    De Chinese producent vroeg ook om toelichting over de gebruikte methode om de winstmarge vóór belastingen vast te stellen en met name op welk jaar deze winstmarge betrekking heeft. In dit verband moet worden opgemerkt dat de vaststelling van de winstmarge vóór belastingen het resultaat was van een analyse van gegevens over de boekjaren 2006 en 2007.

    (126)

    Uit de berekeningen op basis van de definitieve dumpingmarge en de definitieve schademarge bleek dat de laatstgenoemde marge lager was dan de eerstgenoemde. Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 114 tot en met 117 van de voorlopige verordening, zoals gewijzigd in de overwegingen 123 tot en met 126 van deze verordening, bevestigd.

    2.   Definitieve maatregelen

    (127)

    Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moet overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een definitief antidumpingrecht worden ingesteld dat volgens de regel van het laagste recht gelijk is aan de dumpingmarge of, indien deze lager is, de schademarge. In dit geval moet het recht bijgevolg worden vastgesteld op de schademarge. Deze werd vastgesteld op 34 %, aanzienlijk lager dan bij het voorlopige onderzoek, toen het recht gelijk was aan de vastgestelde dumpingmarge.

    (128)

    Op grond van het voorgaande bedraagt het definitieve antidumpingrecht voor de VRC 34 %.

    (129)

    Overeenkomstig overweging 120 van de voorlopige verordening wordt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten — met het oog op zorgvuldige controle van de doelmatigheid van de maatregelen — verzocht om de Commissie op vertrouwelijke en periodieke basis informatie te verschaffen over EU-aanbestedingsprocedures die tot de verkoop van ladingcontrolesystemen leiden.

    9.   DEFINITIEVE INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

    (130)

    Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van de rechten die definitief bij deze verordening zijn opgelegd. Daar het definitieve recht lager is dan het voorlopige, moeten de als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op systemen voor de controle van lading die gebruikmaken van neutronentechnologie of van röntgenstralen met een röntgenbron van 250 KeV of meer, of van gammastraling, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 9022 19 00, ex 9022 29 00, ex 9027 80 17 en ex 9030 10 00 (Taric-codes 9022190010, 9022290010, 9027801710 en 9030100091), en op met dergelijke systemen uitgeruste motorvoertuigen, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 8705 90 90 (Taric-code 8705909010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Unie, voor inklaring, van het in lid 1 genoemde product bedraagt 34 %.

    3.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    De bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten die op grond van Verordening (EU) nr. 1242/2009 zijn ingesteld op systemen voor de controle van lading die gebruikmaken van neutronentechnologie of van röntgenstralen met een röntgenbron van 250 KeV of meer, of van alfa-, bèta- of gammastraling, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 9022 19 00, ex 9022 29 00, ex 9027 80 17 en ex 9030 10 00 (Taric -codes 9022190010, 9022290010, 9027801710 en 9030100091), en op met dergelijke systemen uitgeruste motorvoertuigen, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 8705 90 90 (Taric-code 8705909010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, worden definitief geïnd tot het bedrag van het in artikel 1 vastgestelde definitieve recht. De bedragen die als zekerheid zijn gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2010.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    C. ASHTON


    (1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

    (2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

    (3)  PB L 332 van 17.12.2009, blz. 60.

    (4)  PB L 104 van 23.4.1994, blz. 5.

    (5)  PB L 83 van 13.4.1995, blz. 8.

    (6)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.


    Top