This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32010R0371
Commission Regulation (EU) No 371/2010 of 16 April 2010 replacing Annexes V, X, XV and XVI to Directive 2007/46/EC of the European Parliament and of the Council establishing a framework for the approval of motor vehicles and their trailers, and of systems, components and separate technical units intended for such vehicles (Framework Directive) (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) nr. 371/2010 van de Commissie van 16 april 2010 tot vervanging van de bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) nr. 371/2010 van de Commissie van 16 april 2010 tot vervanging van de bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 110 van 1.5.2010, p. 1–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/08/2020; stilzwijgende opheffing door 32018R0858
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32007L0046 | vervanging | bijlage 16 | 29/04/2010 | |
Modifies | 32007L0046 | vervanging | bijlage 5 | 29/04/2010 | |
Modifies | 32007L0046 | vervanging | bijlage 10 | 29/04/2010 | |
Modifies | 32007L0046 | vervanging | bijlage 15 | 29/04/2010 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Implicitly repealed by | 32018R0858 | 01/09/2020 |
1.5.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 371/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 april 2010
tot vervanging van de bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (1), en met name op artikel 41, lid 6, artikel 11, lid 5 en artikel 39, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2007/46/EG is een geharmoniseerd kader vastgesteld dat de administratieve bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden omvat. In het bijzonder bevat de richtlijn een beschrijving van de procedures voor de typegoedkeuring, met inbegrip van de praktische maatregelen die moeten worden getroffen om te garanderen dat voertuigen conform hun typegoedkeuringsdocumentatie worden vervaardigd en van voorschriften voor het uitvoeren van tests met het oog op de verlening van typegoedkeuring. |
(2) |
Tijdens haar onderzoek van de belangrijke beleidsterreinen met gevolgen voor het concurrentievermogen van de Europese automobielindustrie heeft de CARS 21-groep op hoog niveau, in 2005 door de Commissie ingesteld om de weg naar duurzame ontwikkeling van een concurrerende Europese automobielindustrie uit te stippelen, enkele aanbevelingen opgesteld om het mondiale concurrentievermogen van de industrie en de werkgelegenheid te vergroten en daarbij de vooruitgang op het gebied van veiligheid en milieuprestaties voort te zetten. Op het gebied van vereenvoudiging heeft de groep de aanbeveling gedaan fabrikanten de mogelijkheid te bieden zelf de voor goedkeuring noodzakelijke tests uit te voeren, hetgeen inhoudt dat zij als technische dienst worden aangewezen (hierna „zelftesten” genoemd). Ook heeft zij aanbevolen de mogelijkheid te bieden computersimulaties te gebruiken in plaats van fysieke tests (hierna „virtueel testen” genoemd). |
(3) |
Een van de belangrijkste kenmerken van het typegoedkeuringssysteem is de hoge mate van vertrouwen die tussen de goedkeuringsinstantie en de door haar aangewezen technische diensten moet bestaan. Het is daarom van belang dat de documenten die tussen de technische diensten en de goedkeuringsinstantie worden uitgewisseld voor transparantie en duidelijkheid zorgen. Daarom moeten de indeling van de testrapporten en van de daarin op te nemen gegevens duidelijk worden omschreven in bijlage V bij Richtlijn 2007/46/EG, waarin de procedures voor de typegoedkeuring worden behandeld. |
(4) |
De controle van de conformiteit van de voertuigen, onderdelen of technische eenheden gedurende het hele productieproces is een cruciaal mechanisme van het typegoedkeuringssysteem. Een van de manieren waarop de conformiteit van de productie wordt gecontroleerd is door het fysiek testen van voertuigen, onderdelen of technische eenheden uit de productie om te garanderen dat zij blijven voldoen aan de technische voorschriften. Zelfs wanneer voor de typegoedkeuring virtuele testmethoden zijn gebruikt, moet duidelijk worden gemaakt dat er alleen fysieke tests mogen worden uitgevoerd wanneer de goedkeuringsinstantie willekeurig monsters neemt. |
(5) |
De voor verlening van typegoedkeuring vereiste tests worden uitgevoerd door technische diensten die door de goedkeuringsinstanties van de lidstaten naar behoren zijn aangemeld nadat hun vaardigheden en bekwaamheid volgens de toepasselijke internationale normen zijn beoordeeld. Die normen bevatten de vereisten waaraan moet zijn voldaan voordat een fabrikant of een namens hem optredende onderaannemer als technische dienst aangewezen kan worden door de goedkeuringsinstantie in de zin van Richtlijn 2007/46/EG. Het is echter van belang de verantwoordelijkheden van de fabrikanten nader te omschrijven om mogelijke belangenconflicten te voorkomen, vooral wanneer tests worden uitbesteed. |
(6) |
Een lijst van regelgevingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen is opgenomen in bijlage XV bij Richtlijn 2007/46/EG. Om aan de aanbevelingen van de CARS 21-groep op hoog niveau te voldoen moet deze lijst worden gewijzigd. |
(7) |
Computergesteunde technieken, met name computergesteund ontwerpen (CAD), worden breed toegepast in het gehele ontwerpproces, van het conceptontwerp en de configuratie van onderdelen en uitrusting tot de sterkteberekening en dynamische analyse van samengestelde constructies en de vaststelling van fabricagemethoden. De beschikbare software maakt het mogelijk virtuele testmethoden te gebruiken die op deze technieken zijn gebaseerd. De invoering van dergelijke testmethoden is door de CARS 21-groep op hoog niveau genoemd als een manier om de kosten voor fabrikanten te beperken doordat de verplichting prototypen te bouwen voor typegoedkeuring kan komen te vervallen. Om aan de aanbevelingen van de groep te voldoen moet een lijst worden vastgesteld van de regelgevingen waarvoor virtuele testmethoden mogen worden gebruikt. |
(8) |
Een virtuele testmethode moet tot even betrouwbare resultaten leiden als een fysieke test. Het is dan ook wenselijk passende voorwaarden te stellen om te garanderen dat de wiskundige modellen op de juiste wijze worden gevalideerd. |
(9) |
Om de behoorlijke werking van het typegoedkeuringssysteem te waarborgen, moeten de bijlagen bij Richtlijn 2007/46/EG worden bijgewerkt om ze aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen. Aangezien de voorschriften in deze bijlagen voldoende gedetailleerd zijn en geen verdere omzettingsmaatregelen van de lidstaten vereisen, kunnen ze worden vervangen door middel van een verordening overeenkomstig artikel 39, lid 8, van Richtlijn 2007/46/EG. |
(10) |
De bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technische comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Bijlage V wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening. |
2. |
Bijlage X wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening. |
3. |
Bijlage XV wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening. |
4. |
Bijlage XVI wordt vervangen door bijlage IV bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.]
Zij is van toepassing met ingang van 29 april 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 april 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
BIJLAGE I
BIJLAGE V
PROCEDURES VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING
0. Doelstellingen en werkingssfeer
0.1. |
Deze bijlage bevat de te volgen procedures voor de behoorlijke werking van de typegoedkeuring van voertuigen overeenkomstig artikel 9. |
0.2. |
Tevens bevat zij:
|
1. Typegoedkeuringsprocedure
Bij ontvangst van een aanvraag voor typegoedkeuring voor een voertuig gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:
a) |
zij controleert of alle EG-typegoedkeuringscertificaten die zijn afgegeven op grond van de regelgevingen die van toepassing zijn op de typegoedkeuring van voertuigen, het voertuigtype omvatten en aan de voorschriften voldoen; |
b) |
zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificaties en gegevens van deel I van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in de informatiepakketten en de EG-typegoedkeuringscertificaten in verband met de desbetreffende regelgevingen zijn opgenomen; |
c) |
wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het informatiepakket van een van de regelgevingen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier; |
d) |
zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot de relevante EG-typegoedkeuringscertificaten; |
e) |
zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden; |
f) |
zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten 1 en 2 van bijlage IV, deel I; |
g) |
zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in voetnoot 5 van bijlage IV, deel I, is voldaan. |
2. Combinatie van technische specificaties
Het aantal ter beschikking te stellen voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hiernavolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:
Technische specificaties |
Voertuigcategorie |
|||||||||
M1 |
M2 |
M3 |
N1 |
N2 |
N3 |
O1 |
O2 |
O3 |
O4 |
|
Motor |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
Versnellingsbak |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
Aantal assen |
— |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
Gestuurde assen (aantal en plaats) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Carrosserievormen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Aantal deuren |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Kant van het stuur |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
Aantal zitplaatsen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
Uitrustingsniveau |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
— |
— |
— |
— |
3. Bijzondere voorschriften
Als er geen goedkeuringscertificaat overeenkomstig een van de relevante regelgevingen beschikbaar is, gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:
a) |
zij zorgt ervoor dat de nodige tests en controles volgens de voorschriften van elk van de relevante regelgevingen plaatsvinden; |
b) |
zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier van het voertuig en of het voldoet aan de technische voorschriften van elk van de relevante regelgevingen; |
c) |
zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden; |
d) |
zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten 1 en 2 van bijlage IV, deel I; |
e) |
zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in voetnoot 5 van deel I van bijlage IV is voldaan. |
Aanhangsel 1
Normen waaraan de in artikel 41 bedoelde entiteiten moeten voldoen
1. Activiteiten in verband met tests voor typegoedkeuring die moeten worden verricht overeenkomstig de in bijlage IV opgesomde regelgevingen:
1.1. |
Categorie A (tests verricht in eigen voorzieningen):
|
1.2. |
Categorie B (toezicht houden op tests die in de voorzieningen van een fabrikant of van een derde partij worden verricht):
|
2. Activiteiten in verband met de overeenstemming van de productie
2.1. |
Categorie C (procedure voor de eerste beoordeling en de controles in het kader van het toezicht op het systeem voor kwaliteitszorg van de fabrikant): EN ISO/IEC 17021:2006 betreffende de eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren. |
2.2. |
Categorie D (keuren of testen van productiemonsters of het toezicht houden op het keuren of testen): EN ISO/IEC 17020:2004 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren. |
Aanhangsel 2
Procedure voor de beoordeling van de technische diensten
1. Doel van dit aanhangsel
1.1. |
In dit aanhangsel worden de voorschriften vastgesteld voor de procedure voor de beoordeling van de technische diensten door de in artikel 42 bedoelde bevoegde instantie. |
1.2. |
Deze voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op alle technische diensten, ongeacht hun juridische status (onafhankelijke organisatie, fabrikant of goedkeuringsinstantie die als technische dienst optreedt). |
2. Beginselen van de beoordeling
De beoordeling is gebaseerd op een aantal beginselen:
— |
het beginsel van de onafhankelijkheid, dat de basis vormt voor de onpartijdigheid en de objectiviteit van de conclusies; |
— |
het beginsel dat de aanpak gebaseerd moet zijn op feiten, wat garant staat voor betrouwbare en reproduceerbare conclusies. |
Controleurs moeten blijk geven van betrouwbaarheid en integriteit. Zij nemen vertrouwelijkheid en geheimhouding in acht.
Zij geven de resultaten en conclusies waarheidsgetrouw en nauwkeurig weer.
3. Vereiste vaardigheden van de controleurs
3.1. |
De beoordelingen mogen uitsluitend worden verricht door controleurs die daartoe de nodige technische en administratieve kennis hebben. |
3.2. |
De controleurs hebben een specifieke opleiding voor beoordelingsactiviteiten gekregen. Zij beschikken bovendien over specifieke kennis van de technische sector waarin de technische dienst zijn activiteiten zal verrichten. |
3.3. |
Onverminderd de punten 3.1 en 3.2 van dit aanhangsel wordt de in artikel 42 bedoelde beoordeling verricht door controleurs die geen belang hebben bij de activiteiten waarvoor de beoordeling wordt verricht. |
4. Aanvraag tot aanwijzing
4.1. |
Een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de aanvragende technische dienst dient bij de bevoegde instantie een formele aanvraag in, die de volgende gegevens bevat:
|
4.2. |
De bevoegde instantie gaat na of de door de technische dienst verstrekte informatie adequaat is. |
5. Beoordeling van de middelen
De bevoegde instantie gaat na of zij de technische dienst kan beoordelen, rekening houdend met haar eigen beleid, haar competentie en de beschikbaarheid van geschikte controleurs en deskundigen.
6. Uitbesteden van de beoordeling
6.1. |
De bevoegde instantie kan gedeelten van de beoordeling aan een andere aanwijzende instantie uitbesteden of de hulp inroepen van technische deskundigen van andere bevoegde instanties. De onderaannemers en de deskundigen moeten door de aanvragende technische dienst worden aanvaard. |
6.2. |
De bevoegde instantie houdt rekening met accreditatiecertificaten van passende reikwijdte om de algemene beoordeling van de technische dienst te voltooien. |
7. Voorbereiding voor de beoordeling
7.1. |
De bevoegde instantie wijst formeel een beoordelingsteam aan. De bevoegde instantie ziet erop toe dat bij elke opdracht de passende expertise beschikbaar is. Het team als geheel heeft in het bijzonder de volgende kenmerken:
|
7.2. |
De bevoegde instantie geeft een duidelijke omschrijving van de opdracht die aan het beoordelingsteam wordt gegeven. Het beoordelingsteam heeft tot taak de documenten die de aanvragende technische dienst heeft ingediend, te beoordelen en de beoordeling ter plaatse te verrichten. |
7.3. |
De bevoegde instantie maakt met de technische dienst en het aangewezen beoordelingsteam afspraken over de datum en het tijdschema voor de beoordeling. De bevoegde instantie streeft hierbij evenwel naar een datum die in overeenstemming is met het plan voor controle en herbeoordeling. |
7.4. |
De bevoegde instantie zorgt ervoor dat het beoordelingsteam over de juiste documenten met voorschriften, de vorige beoordelingsverslagen en de desbetreffende documenten en stukken van de technische dienst beschikt. |
8. Beoordeling ter plaatse
Het beoordelingsteam verricht de beoordeling van de technische dienst op de locatie van de technische dienst waarvandaan een of meer sleutelactiviteiten worden verricht, en woont in voorkomend geval activiteiten bij op andere geselecteerde locaties waar de technische dienst werkzaam is.
9. Analyse van de bevindingen en beoordelingsverslag
9.1. |
Het beoordelingsteam analyseert alle relevante gegevens en bewijzen die zijn verzameld tijdens de beoordeling van documenten en stukken en tijdens de beoordeling ter plaatse. Deze analyse moet het team voldoende mogelijkheden bieden om te bepalen in hoeverre de technische dienst competent is en aan de voorwaarden voor aanwijzing voldoet. |
9.2. |
De procedures voor verslaglegging van de bevoegde instantie moeten garanderen dat aan de hiernavolgende voorschriften wordt voldaan.
|
9.3. |
De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de maatregelen van de technische dienst met het oog op het verhelpen van onvolkomenheden worden getoetst teneinde te bepalen of die maatregelen toereikend en doelmatig zijn. Indien de maatregelen van de technische dienst ontoereikend worden geacht, wordt om nadere informatie verzocht. Bovendien kan worden verzocht om het bewijs te leveren van de daadwerkelijke uitvoering van de genomen maatregelen, of kan een follow-upbeoordeling worden verricht om de daadwerkelijke uitvoering van corrigerende maatregelen na te gaan. |
9.4. |
Het beoordelingsverslag omvat ten minste de volgende elementen:
|
10. Toekennen/bevestigen van een aanwijzing
10.1. |
De goedkeuringsinstantie neemt zo snel mogelijk een besluit over de toekenning, bevestiging of uitbreiding van een aanwijzing op basis van het verslag (de verslagen) en alle andere relevante informatie. |
10.2. |
De goedkeuringsinstantie geeft een certificaat af aan de technische dienst. Dit certificaat bevat de volgende gegevens:
|
11. Herbeoordeling en controle
11.1. |
Een herbeoordeling is vergelijkbaar met een eerste beoordeling, met dien verstande dat tevens rekening wordt gehouden met de ervaringen tijdens voorgaande beoordelingen. Controlebeoordelingen ter plaatse zijn minder uitgebreid dan herbeoordelingen. |
11.2. |
De bevoegde instantie stelt haar plan voor herbeoordeling en controle van elke aangewezen technische dienst zodanig op dat regelmatig representatieve steekproeven van het toepassingsgebied van de aanwijzing worden beoordeeld. De tijd tussen beoordelingen ter plaatse in het kader van herbeoordeling of controle, hangt af van de gelijkmatigheid waarvan de technische dienst blijk heeft gegeven. |
11.3. |
Wanneer bij een controle of herbeoordeling onvolkomenheden worden vastgesteld, stelt de bevoegde instantie strikte termijnen vast voor de uitvoering van corrigerende maatregelen. |
11.4. |
Wanneer de maatregelen ter correctie of verbetering niet binnen de afgesproken termijn zijn genomen of ontoereikend worden geacht, neemt de bevoegde instantie passende maatregelen, zoals het verrichten van een bijkomende beoordeling of de schorsing/intrekking van de aanwijzing voor een of meer van de activiteiten waarvoor de technische dienst is aangewezen. |
11.5. |
Wanneer de bevoegde instantie besluit om de aanwijzing van een technische dienst te schorsen of in te trekken, brengt zij de technische dienst daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte. De bevoegde instantie neemt in ieder geval alle nodige maatregelen om de continuïteit te waarborgen van de activiteiten waarmee de technische dienst reeds een aanvang heeft gemaakt. |
12. Registers betreffende aangewezen technische diensten
12.1. |
De bevoegde instantie houdt registers van technische diensten bij, ten bewijze dat daadwerkelijk aan de eisen voor aanwijzing, onder meer qua competentie, is voldaan. |
12.2. |
De bevoegde instantie beveiligt de registers betreffende de technische diensten teneinde de vertrouwelijkheid te waarborgen. |
12.3. |
De registers betreffende de technische diensten omvatten ten minste de volgende elementen:
|
Aanhangsel 3
Algemene voorschriften betreffende de indeling van de testrapporten
1. |
Voor elke in deel I van bijlage IV vermelde regelgeving voldoet het testrapport aan de voorschriften van norm EN ISO/IEC 17025:2005. In het bijzonder bevat het de in punt 5.10.2, inclusief voetnoot 1, van deze norm genoemde gegevens. |
2. |
Het model van de testrapporten wordt door de goedkeuringsinstantie vastgesteld volgens haar standaarden voor goede praktijken. |
3. |
Het testrapport wordt opgesteld in een door de goedkeuringsinstantie te bepalen officiële taal van de Gemeenschap. |
4. |
In het testrapport zijn bovendien ten minste de volgende gegevens opgenomen:
|
5. |
Wanneer de tests worden uitgevoerd op een voertuig, onderdeel of technische eenheid dat of die een aantal van de meest ongunstige kenmerken op het gebied van het vereiste prestatieniveau bezit (het „slechtste geval”), bevat het testrapport een aantekening waarin wordt beschreven hoe de fabrikant in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie tot zijn keuze is gekomen. |
BIJLAGE II
„BIJLAGE X
PROCEDURES VOOR DE CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE
0. Doelstellingen
0.1. |
De procedure voor de conformiteit van de productie heeft ten doel te garanderen dat elk geproduceerd voertuig, systeem, onderdeel en elke geproduceerde technische eenheid overeenstemt met het goedgekeurde type. |
0.2. |
Deze procedure omvat de volgende maatregelen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: de beoordeling van de kwaliteitbewakingssystemen, hierna de „eerste beoordeling” genoemd, de verificatie van het goedgekeurde object en productgerelateerde controles, hierna „maatregelen betreffende de conformiteit van de productie” genoemd. |
1. Eerste beoordeling
1.1. |
De goedkeuringsinstantie van een lidstaat gaat na of er adequate maatregelen en procedures zijn vastgesteld voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen met het goedgekeurde type overeenstemmen. |
1.2. |
Aanwijzingen voor het verrichten van beoordelingen zijn te vinden in norm EN ISO 19011:2002 — Richtlijnen voor het uitvoeren van kwaliteits- en/of milieumanagementsysteemaudits. |
1.3. |
De typegoedkeuringsinstantie controleert of aan het vereiste in punt 1.1 is voldaan. Zij moet tevreden zijn over de eerste beoordeling en de maatregelen betreffende de conformiteit van de productie van punt 2, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met een van de in de punten 1.3.1 tot en met 1.3.3 beschreven maatregelen of — naargelang van het geval — een complete of incomplete combinatie daarvan.
|
1.4. |
Bij de typegoedkeuring van een voertuig hoeven de eerste beoordelingen die uitgevoerd zijn voor de verlening van de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig niet te worden herhaald, maar worden deze aangevuld met een beoordeling van de locaties en activiteiten die betrekking hebben op de assemblage van het complete voertuig die niet eerder zijn beoordeeld. |
2. Maatregelen betreffende de conformiteit van de productie
2.1. |
Elk voertuig, systeem of onderdeel of elke technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn of verordening goedkeuring is verleend, is zo vervaardigd dat het/zij in overeenstemming is met het type dat is goedgekeurd, en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of van de in bijlage IV opgesomde regelgevingen. |
2.2. |
De goedkeuringsinstantie van een lidstaat verifieert of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij elke goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds conformiteit is met het goedgekeurde type, waartoe met name ook de in de regelgevingen vermelde fysieke tests behoren. |
2.3. |
De houder van de typegoedkeuring moet in het bijzonder:
|
3. Vervolgmaatregelen aangaande de controle
3.1. |
De instantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in elk productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor controle van de conformiteit verifiëren.
|
3.2. |
Bij elke evaluatie moeten de test- of verificatie- en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de inspecteur. Met name moeten dossiers van die tests of verificaties worden overgelegd die vereist zijn volgens punt 2.2. |
3.3. |
De inspecteur mag willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant of in de voorzieningen van de technische dienst moeten worden getest. In een dergelijk geval wordt er alleen een fysieke test uitgevoerd. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte verificatie. |
3.4. |
Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt, of indien het nodig blijkt de geldigheid van de overeenkomstig punt 3.2 uitgevoerde tests te controleren, selecteert de inspecteur monsters, die naar een technische dienst moeten worden gezonden om fysieke tests uit te voeren. |
3.5. |
Wanneer de tijdens een inspectie of verificatie verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat alle maatregelen worden genomen die nodig zijn om de conformiteit van de productie zo snel mogelijk te herstellen.” |
BIJLAGE III
BIJLAGE XV
REGELGEVINGEN WAARVOOR EEN FABRIKANT ALS TECHNISCHE DIENST KAN WORDEN AANGEWEZEN
0. Doelstellingen en toepassingsgebied
0.1. |
Deze bijlage bevat de lijst van de regelgevingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen overeenkomstig artikel 41, lid 6. |
0.2. |
Zij bevat ook passende voorschriften voor de aanwijzing van een fabrikant als technische dienst, die moeten worden toegepast in het kader van de typegoedkeuring van voertuigen, onderdelen en technische eenheden waarop deel I van bijlage IV bij toepassing is. |
0.3. |
Zij is echter niet van toepassing op fabrikanten die een aanvraag doen voor goedkeuring van kleine series overeenkomstig artikel 22. |
1. Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst
1.1. |
Een als technische dienst aangewezen fabrikant is een fabrikant die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om namens haar als testlaboratorium goedkeuringstests te verrichten in de zin van artikel 3, punt 31. Overeenkomstig artikel 41, lid 6, mag een fabrikant alleen als technische dienst worden aangewezen voor activiteiten van categorie A. |
1.2. |
Met „tests verrichten” wordt niet alleen het meten van prestaties bedoeld, maar ook de registratie van testresultaten en de indiening van een rapport met de relevante conclusies bij de goedkeuringsinstantie. Ook omvat het de verificatie van overeenstemming met voorschriften waarvoor niet noodzakelijkerwijs metingen hoeven te worden verricht. Dit geldt voor het toetsen van het ontwerp aan wettelijke voorschriften. „Verifiëren of de plaatsing van het brandstofreservoir overeenstemt met de voorschriften in punt 5.10 van bijlage I bij Richtlijn 70/221/EEG” moet bijvoorbeeld onder „tests verrichten” worden geschaard. |
2. Lijst van regelgevingen en beperkingen
|
Regelgeving |
Betreft |
4. |
Richtlijn 70/222/EEG |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
7. |
Richtlijn 70/388/EEG |
Geluidssignaalinrichting |
18. |
Richtlijn 76/114/EEG |
Voorgeschreven platen |
20. |
Richtlijn 76/756/EEG |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
27. |
Richtlijn 77/389/EEG |
Sleepinrichtingen |
33. |
Richtlijn 78/316/EEG |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
34. |
Richtlijn 78/317/EEG |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
35. |
Richtlijn 78/318/EEG |
Ruitenwissers en -sproeiers |
36. |
Richtlijn 2001/56/EG |
Verwarmingssystemen Met uitzondering van de voorschriften in bijlage VIII met betrekking tot de voorschriften voor de installatie van verwarmingssystemen op lpg in voertuigen. |
37. |
Richtlijn 78/549/EEG |
Wielafschermingen |
44. |
Richtlijn 92/21/EEG |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
45. |
Richtlijn 92/22/EEG |
Veiligheidsruiten Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 21 bij VN/ECE-Reglement nr. 43 |
46. |
Richtlijn 92/23/EEG |
Banden |
48. |
Richtlijn 97/27/EG |
Massa’s en afmetingen (andere voertuigen dan de in punt 44 genoemde) |
49. |
Richtlijn 92/114/EEG |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
50. |
Richtlijn 94/20/EG |
Koppelingen Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage V (tot en met punt 8) en bijlage VII |
61. |
Richtlijn 2006/40/EG |
Klimaatregelingsapparatuur |
Aanhangsel
Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst
1. Algemeen
1.1. |
Het aanwijzen en aanmelden van een fabrikant als technische dienst gebeurt volgens de voorschriften in de artikelen 41, 42 en 43, en de praktische maatregelen in dit aanhangsel. |
1.2. |
De fabrikant wordt geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17025:2005 — Algemene voorschriften inzake de bevoegdheid van beproevings- en kalibratielaboratoria. |
2. Uitbesteding
2.1. |
Zoals bepaald in artikel 41, lid 6, eerste alinea, kan een fabrikant een onderaannemer aanwijzen om namens hem tests te verrichten. Met „onderaannemer” wordt bedoeld:
|
2.2. |
Ook wanneer de fabrikant gebruikmaakt van een onderaannemer moet hij voldoen aan de voorschriften in artikel 41, met name met betrekking tot de vaardigheden van de technische diensten en de overeenstemming met norm EN ISO/IEC 17025:2005. |
2.3. |
Punt 1 van bijlage XV is van toepassing op de onderaannemer. |
3. Testrapport
Testrapporten worden opgesteld volgens de algemene voorschriften in aanhangsel 3 van bijlage V bij Richtlijn 2007/46/EG.
BIJLAGE IV
BIJLAGE XVI
SPECIFIEKE VOORWAARDEN VOOR VIRTUELE TESTMETHODEN EN REGELGEVINGEN WAARVOOR VIRTUELE TESTMETHODEN MOGEN WORDEN GEBRUIKT DOOR EEN FABRIKANT OF EEN TECHNISCHE DIENST
0. Doelstellingen en toepassingsgebied
Deze bijlage bevat passende voorschriften voor virtueel testen overeenkomstig artikel 11, lid 3.
Zij is niet van toepassing op artikel 11, lid 2, tweede alinea.
1. Lijst van regelgevingen
Nr. |
Regelgeving |
Betreft |
3. |
Richtlijn 70/221/EEG |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
6. |
Richtlijn 70/387/EEG |
Hang- en sluitwerk van deuren |
8. |
Richtlijn 2003/97/EG |
Inrichtingen voor indirect zicht |
12. |
Richtlijn 74/60/EEG |
Binneninrichting |
16. |
Richtlijn 74/483/EEG |
Naar buiten uitstekende delen |
20. |
Richtlijn 76/756/EEG |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
27. |
Richtlijn 77/389/EEG |
Sleepinrichtingen |
32. |
Richtlijn 77/649/EEG |
Zichtveld |
35. |
Richtlijn 78/318/EEG |
Ruitenwissers en -sproeiers |
37. |
Richtlijn 78/549/EEG |
Wielafschermingen |
42. |
Richtlijn 89/297/EEG |
Zijdelingse afscherming |
49. |
Richtlijn 92/114/EEG |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
50. |
Richtlijn 94/20/EG |
Koppelingen |
52. |
Richtlijn 2001/85/EG |
Bussen en toerbussen |
57. |
Richtlijn 2000/40/EG |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Aanhangsel 1
Algemene voorwaarden voor virtuele testmethoden
1. Patroon van de virtuele test
Als basisstructuur voor de beschrijving en uitvoering van virtuele tests wordt het volgende schema gebruikt:
a) |
doel; |
b) |
structuurmodel; |
c) |
randvoorwaarden; |
d) |
belastingsparameters; |
e) |
berekening; |
f) |
beoordeling; |
g) |
documentatie. |
2. Basisbeginselen voor computersimulatie en -berekening
2.1. Wiskundig model
Het wiskundige model wordt door de fabrikant ter beschikking gesteld. Het moet een weerspiegeling zijn van de complexiteit van de constructie van het te testen voertuig, het te testen systeem en de te testen onderdelen in verhouding tot de voorschriften en randvoorwaarden van de toepasselijke regelgeving.
Dezelfde voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op het onafhankelijk van het voertuig als geheel testen van onderdelen of technische eenheden.
2.2. Validering van het wiskundige model
Het wiskundig model wordt ten opzichte van de werkelijke testomstandigheden gevalideerd.
Hiertoe wordt een fysieke test uitgevoerd om de resultaten bij gebruik van het wiskundige model te kunnen vergelijken met de resultaten van een fysieke test. Er moet worden aangetoond dat de testresultaten vergelijkbaar zijn. De fabrikant of de technische dienst stelt een valideringsrapport op en dient dit in bij de goedkeuringsinstantie.
Elke wijziging in het wiskundige model of de software die afbreuk kan doen aan de geldigheid van het valideringsrapport wordt gemeld aan de goedkeuringsinstantie, die kan opdragen een nieuwe validering uit te voeren.
Het stroomschema voor de validering is opgenomen in aanhangsel 3.
2.3. Documentatie
De voor de simulatie en berekening gebruikte gegevens en hulpmiddelen worden door de fabrikant beschikbaar gesteld en naar behoren gedocumenteerd.
3. Hulpmiddelen en ondersteuning
Op verzoek van de technische dienst worden de benodigde hulpmiddelen, waaronder ook geschikte software, door de fabrikant verstrekt of toegankelijk gemaakt.
Ook verleent hij de benodigde ondersteuning aan de technische dienst.
Het verlenen van toegang en ondersteuning aan een technische dienst ontslaat deze dienst niet van enige verplichting met betrekking tot de vaardigheden van zijn personeel, de betaling van licentierechten en de vertrouwelijkheid.
Aanhangsel 2
Specifieke voorwaarden voor virtuele testmethoden
1. |
Lijst van regelgevingen |
|
Regelgeving |
Bijlage en punt |
Specifieke voorwaarden |
3. |
Richtlijn 70/221/EEG |
Bijlage II (Beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden) Punt 5.4.5 |
|
6. |
Richtlijn 70/387/EEG |
Bijlage II Punt 4.3 |
|
8. |
Richtlijn 2003/97/EG |
Bijlage III Alle voorschriften in de punten 3, 4 en 5 |
Voorgeschreven gezichtsvelden van achteruitkijkspiegels. |
12. |
Richtlijn 74/60/EEG |
Bijlage I Alle voorschriften in punt 5 („Specificaties”) |
Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren. |
Bijlage II |
Bepaling van de trefzone van het hoofd. |
||
16. |
Richtlijn 74/483/EEG |
Bijlage I Alle voorschriften in punt 5 („Algemene voorschriften”) en punt 6 („Bijzondere voorschriften”) |
Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren. |
20. |
Richtlijn 76/756/EEG |
Punt 6 („Bijzondere bepalingen”) van VN/ECE-Reglement nr. 48 |
De testrit waarin punt 6.22.9.2.2 wordt uitgevoerd op een reëel voertuig. |
De voorschriften in de bijlagen 4, 5 en 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 48 |
|
||
27. |
Richtlijn 77/389/EEG |
Bijlage II, punt 2 |
|
32. |
Richtlijn 77/649/EEG |
Punt 5 („Specificaties”) van bijlage I |
|
35. |
Richtlijn 78/318/EEG |
Bijlage I |
Punt 5.1.2. Alleen meten van het veegoppervlak. |
37. |
Richtlijn 78/549/EEG |
Punt 2 („Bijzondere voorschriften”) van bijlage I |
|
42. |
Richtlijn 89/297/EEG |
Bijlage I, punt 2.8 |
Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging. |
49. |
Richtlijn 92/114/EEG |
Bijlage I Alle voorschriften in punt 4 („Bijzondere voorschriften”) Voor voertuigen van de categorie N1 zijn de voorschriften waarnaar in punt 16 van dit aanhangsel wordt verwezen van toepassing. |
Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren. |
50. |
Richtlijn 94/20/EG |
Bijlage V „Voorschriften voor mechanische koppelinrichtingen” |
Alle voorschriften in de punten 1 t/m 8. |
Bijlage VI, punt 1.1 |
Sterktetests van mechanische koppelingen van eenvoudig ontwerp mogen door virtuele tests worden vervangen. |
||
Punt 4 van bijlage VI „Beproeving van mechanische koppelinrichtingen” |
Alleen de punten 4.5.1 (sterktetest), 4.5.2 (knikweerstand) en 4.5.3 (weerstand tegen buigmoment). |
||
52. |
Richtlijn 2001/85/EG |
Bijlage I |
Punt 7.4.5 Stabiliteitsproef onder de in het aanhangsel bij bijlage I genoemde voorwaarden. |
Bijlage IV „Sterkte van de bovenbouw” |
Aanhangsel 4 — Controle van de sterkte van de bovenbouw op basis van berekening |
||
57 |
Richtlijn 2000/40/EG |
Punt 3 van bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement 93 |
Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging. |
Aanhangsel 3
Validering