Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0371

    Verordening (EU) nr. 371/2010 van de Commissie van 16 april 2010 tot vervanging van de bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 110 van 1.5.2010, p. 1–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/08/2020; stilzwijgende opheffing door 32018R0858

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/371/oj

    1.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 110/1


    VERORDENING (EU) Nr. 371/2010 VAN DE COMMISSIE

    van 16 april 2010

    tot vervanging van de bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (1), en met name op artikel 41, lid 6, artikel 11, lid 5 en artikel 39, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Richtlijn 2007/46/EG is een geharmoniseerd kader vastgesteld dat de administratieve bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden omvat. In het bijzonder bevat de richtlijn een beschrijving van de procedures voor de typegoedkeuring, met inbegrip van de praktische maatregelen die moeten worden getroffen om te garanderen dat voertuigen conform hun typegoedkeuringsdocumentatie worden vervaardigd en van voorschriften voor het uitvoeren van tests met het oog op de verlening van typegoedkeuring.

    (2)

    Tijdens haar onderzoek van de belangrijke beleidsterreinen met gevolgen voor het concurrentievermogen van de Europese automobielindustrie heeft de CARS 21-groep op hoog niveau, in 2005 door de Commissie ingesteld om de weg naar duurzame ontwikkeling van een concurrerende Europese automobielindustrie uit te stippelen, enkele aanbevelingen opgesteld om het mondiale concurrentievermogen van de industrie en de werkgelegenheid te vergroten en daarbij de vooruitgang op het gebied van veiligheid en milieuprestaties voort te zetten. Op het gebied van vereenvoudiging heeft de groep de aanbeveling gedaan fabrikanten de mogelijkheid te bieden zelf de voor goedkeuring noodzakelijke tests uit te voeren, hetgeen inhoudt dat zij als technische dienst worden aangewezen (hierna „zelftesten” genoemd). Ook heeft zij aanbevolen de mogelijkheid te bieden computersimulaties te gebruiken in plaats van fysieke tests (hierna „virtueel testen” genoemd).

    (3)

    Een van de belangrijkste kenmerken van het typegoedkeuringssysteem is de hoge mate van vertrouwen die tussen de goedkeuringsinstantie en de door haar aangewezen technische diensten moet bestaan. Het is daarom van belang dat de documenten die tussen de technische diensten en de goedkeuringsinstantie worden uitgewisseld voor transparantie en duidelijkheid zorgen. Daarom moeten de indeling van de testrapporten en van de daarin op te nemen gegevens duidelijk worden omschreven in bijlage V bij Richtlijn 2007/46/EG, waarin de procedures voor de typegoedkeuring worden behandeld.

    (4)

    De controle van de conformiteit van de voertuigen, onderdelen of technische eenheden gedurende het hele productieproces is een cruciaal mechanisme van het typegoedkeuringssysteem. Een van de manieren waarop de conformiteit van de productie wordt gecontroleerd is door het fysiek testen van voertuigen, onderdelen of technische eenheden uit de productie om te garanderen dat zij blijven voldoen aan de technische voorschriften. Zelfs wanneer voor de typegoedkeuring virtuele testmethoden zijn gebruikt, moet duidelijk worden gemaakt dat er alleen fysieke tests mogen worden uitgevoerd wanneer de goedkeuringsinstantie willekeurig monsters neemt.

    (5)

    De voor verlening van typegoedkeuring vereiste tests worden uitgevoerd door technische diensten die door de goedkeuringsinstanties van de lidstaten naar behoren zijn aangemeld nadat hun vaardigheden en bekwaamheid volgens de toepasselijke internationale normen zijn beoordeeld. Die normen bevatten de vereisten waaraan moet zijn voldaan voordat een fabrikant of een namens hem optredende onderaannemer als technische dienst aangewezen kan worden door de goedkeuringsinstantie in de zin van Richtlijn 2007/46/EG. Het is echter van belang de verantwoordelijkheden van de fabrikanten nader te omschrijven om mogelijke belangenconflicten te voorkomen, vooral wanneer tests worden uitbesteed.

    (6)

    Een lijst van regelgevingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen is opgenomen in bijlage XV bij Richtlijn 2007/46/EG. Om aan de aanbevelingen van de CARS 21-groep op hoog niveau te voldoen moet deze lijst worden gewijzigd.

    (7)

    Computergesteunde technieken, met name computergesteund ontwerpen (CAD), worden breed toegepast in het gehele ontwerpproces, van het conceptontwerp en de configuratie van onderdelen en uitrusting tot de sterkteberekening en dynamische analyse van samengestelde constructies en de vaststelling van fabricagemethoden. De beschikbare software maakt het mogelijk virtuele testmethoden te gebruiken die op deze technieken zijn gebaseerd. De invoering van dergelijke testmethoden is door de CARS 21-groep op hoog niveau genoemd als een manier om de kosten voor fabrikanten te beperken doordat de verplichting prototypen te bouwen voor typegoedkeuring kan komen te vervallen. Om aan de aanbevelingen van de groep te voldoen moet een lijst worden vastgesteld van de regelgevingen waarvoor virtuele testmethoden mogen worden gebruikt.

    (8)

    Een virtuele testmethode moet tot even betrouwbare resultaten leiden als een fysieke test. Het is dan ook wenselijk passende voorwaarden te stellen om te garanderen dat de wiskundige modellen op de juiste wijze worden gevalideerd.

    (9)

    Om de behoorlijke werking van het typegoedkeuringssysteem te waarborgen, moeten de bijlagen bij Richtlijn 2007/46/EG worden bijgewerkt om ze aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen. Aangezien de voorschriften in deze bijlagen voldoende gedetailleerd zijn en geen verdere omzettingsmaatregelen van de lidstaten vereisen, kunnen ze worden vervangen door middel van een verordening overeenkomstig artikel 39, lid 8, van Richtlijn 2007/46/EG.

    (10)

    De bijlagen V, X, XV en XVI bij Richtlijn 2007/46/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (11)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technische comité motorvoertuigen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    Bijlage V wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

    2.

    Bijlage X wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening.

    3.

    Bijlage XV wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening.

    4.

    Bijlage XVI wordt vervangen door bijlage IV bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.]

    Zij is van toepassing met ingang van 29 april 2010.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 16 april 2010.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.


    BIJLAGE I

    BIJLAGE V

    PROCEDURES VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING

    0.   Doelstellingen en werkingssfeer

    0.1.

    Deze bijlage bevat de te volgen procedures voor de behoorlijke werking van de typegoedkeuring van voertuigen overeenkomstig artikel 9.

    0.2.

    Tevens bevat zij:

    a)

    de lijst van internationale normen die relevant zijn voor het aanwijzen van de technische diensten overeenkomstig artikel 41;

    b)

    de beschrijving van de procedure voor de beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten overeenkomstig artikel 42;

    c)

    de algemene voorschriften voor het opstellen van testrapporten door de technische diensten.

    1.   Typegoedkeuringsprocedure

    Bij ontvangst van een aanvraag voor typegoedkeuring voor een voertuig gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

    a)

    zij controleert of alle EG-typegoedkeuringscertificaten die zijn afgegeven op grond van de regelgevingen die van toepassing zijn op de typegoedkeuring van voertuigen, het voertuigtype omvatten en aan de voorschriften voldoen;

    b)

    zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificaties en gegevens van deel I van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in de informatiepakketten en de EG-typegoedkeuringscertificaten in verband met de desbetreffende regelgevingen zijn opgenomen;

    c)

    wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het informatiepakket van een van de regelgevingen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

    d)

    zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot de relevante EG-typegoedkeuringscertificaten;

    e)

    zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

    f)

    zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten 1 en 2 van bijlage IV, deel I;

    g)

    zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in voetnoot 5 van bijlage IV, deel I, is voldaan.

    2.   Combinatie van technische specificaties

    Het aantal ter beschikking te stellen voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hiernavolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

    Technische specificaties

    Voertuigcategorie

    M1

    M2

    M3

    N1

    N2

    N3

    O1

    O2

    O3

    O4

    Motor

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Versnellingsbak

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Aantal assen

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen)

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Gestuurde assen (aantal en plaats)

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Carrosserievormen

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Aantal deuren

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Kant van het stuur

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Aantal zitplaatsen

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    Uitrustingsniveau

    X

    X

    X

    X

    X

    X

    3.   Bijzondere voorschriften

    Als er geen goedkeuringscertificaat overeenkomstig een van de relevante regelgevingen beschikbaar is, gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

    a)

    zij zorgt ervoor dat de nodige tests en controles volgens de voorschriften van elk van de relevante regelgevingen plaatsvinden;

    b)

    zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier van het voertuig en of het voldoet aan de technische voorschriften van elk van de relevante regelgevingen;

    c)

    zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

    d)

    zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van inrichtingen zoals bedoeld in de voetnoten 1 en 2 van bijlage IV, deel I;

    e)

    zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in voetnoot 5 van deel I van bijlage IV is voldaan.

    Aanhangsel 1

    Normen waaraan de in artikel 41 bedoelde entiteiten moeten voldoen

    1.   Activiteiten in verband met tests voor typegoedkeuring die moeten worden verricht overeenkomstig de in bijlage IV opgesomde regelgevingen:

    1.1.

    Categorie A (tests verricht in eigen voorzieningen):

     

    EN ISO/IEC 17025:2005 betreffende de algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria.

     

    Een technische dienst die is aangewezen voor activiteiten van categorie A mag de tests die worden beschreven in de regelgevingen waarvoor hij is aangewezen, in de voorzieningen van een fabrikant of een derde partij verrichten of daar toezicht op houden.

    1.2.

    Categorie B (toezicht houden op tests die in de voorzieningen van een fabrikant of van een derde partij worden verricht):

     

    EN ISO/IEC 17020:2004 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren.

     

    Vóór het verrichten van of toezicht houden op tests in de voorzieningen van een fabrikant of een derde partij controleert de technische dienst of de testvoorzieningen en meetinstrumenten voldoen aan de ter zake geldende voorschriften van de in punt 1.1 vermelde norm.

    2.   Activiteiten in verband met de overeenstemming van de productie

    2.1.

    Categorie C (procedure voor de eerste beoordeling en de controles in het kader van het toezicht op het systeem voor kwaliteitszorg van de fabrikant):

    EN ISO/IEC 17021:2006 betreffende de eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren.

    2.2.

    Categorie D (keuren of testen van productiemonsters of het toezicht houden op het keuren of testen):

    EN ISO/IEC 17020:2004 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren.

    Aanhangsel 2

    Procedure voor de beoordeling van de technische diensten

    1.   Doel van dit aanhangsel

    1.1.

    In dit aanhangsel worden de voorschriften vastgesteld voor de procedure voor de beoordeling van de technische diensten door de in artikel 42 bedoelde bevoegde instantie.

    1.2.

    Deze voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op alle technische diensten, ongeacht hun juridische status (onafhankelijke organisatie, fabrikant of goedkeuringsinstantie die als technische dienst optreedt).

    2.   Beginselen van de beoordeling

    De beoordeling is gebaseerd op een aantal beginselen:

    het beginsel van de onafhankelijkheid, dat de basis vormt voor de onpartijdigheid en de objectiviteit van de conclusies;

    het beginsel dat de aanpak gebaseerd moet zijn op feiten, wat garant staat voor betrouwbare en reproduceerbare conclusies.

    Controleurs moeten blijk geven van betrouwbaarheid en integriteit. Zij nemen vertrouwelijkheid en geheimhouding in acht.

    Zij geven de resultaten en conclusies waarheidsgetrouw en nauwkeurig weer.

    3.   Vereiste vaardigheden van de controleurs

    3.1.

    De beoordelingen mogen uitsluitend worden verricht door controleurs die daartoe de nodige technische en administratieve kennis hebben.

    3.2.

    De controleurs hebben een specifieke opleiding voor beoordelingsactiviteiten gekregen. Zij beschikken bovendien over specifieke kennis van de technische sector waarin de technische dienst zijn activiteiten zal verrichten.

    3.3.

    Onverminderd de punten 3.1 en 3.2 van dit aanhangsel wordt de in artikel 42 bedoelde beoordeling verricht door controleurs die geen belang hebben bij de activiteiten waarvoor de beoordeling wordt verricht.

    4.   Aanvraag tot aanwijzing

    4.1.

    Een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de aanvragende technische dienst dient bij de bevoegde instantie een formele aanvraag in, die de volgende gegevens bevat:

    a)

    algemene kenmerken van de technische dienst, onder meer ondernemingsvorm, naam, adressen, juridische status en technische middelen;

    b)

    een gedetailleerde beschrijving, inclusief curriculum vitae, van het met het uitvoeren van de tests belast personeel en van het leidinggevend personeel, gestaafd door diploma’s of bewijzen van beroepskwalificaties;

    c)

    technische diensten die virtuele testmethoden gebruiken tonen in aanvulling hierop bovendien hun bekwaamheid in het werken in een computergesteunde omgeving aan;

    d)

    algemene informatie over de technische dienst, bijvoorbeeld over de activiteiten ervan, de verhouding tot een ruimer ondernemingsverband, indien van toepassing, en de adressen van alle fysieke locaties die onder het toepassingsgebied van de aanwijzing moeten vallen;

    e)

    een verklaring van de technische dienst dat aan alle voorschriften voor de aanwijzing en de andere verplichtingen wordt voldaan, zoals bepaald in de toepasselijke richtlijnen;

    f)

    een beschrijving van de diensten voor overeenstemmingsbeoordeling die de technische dienst verricht in het kader van de toepasselijke regelgevingen, en een lijst van de regelgevingen waarvoor de technische dienst verzoekt aangewezen te worden, met inbegrip van beperkingen van de mogelijkheden, indien van toepassing;

    g)

    een exemplaar van het kwaliteitshandboek van de technische dienst.

    4.2.

    De bevoegde instantie gaat na of de door de technische dienst verstrekte informatie adequaat is.

    5.   Beoordeling van de middelen

    De bevoegde instantie gaat na of zij de technische dienst kan beoordelen, rekening houdend met haar eigen beleid, haar competentie en de beschikbaarheid van geschikte controleurs en deskundigen.

    6.   Uitbesteden van de beoordeling

    6.1.

    De bevoegde instantie kan gedeelten van de beoordeling aan een andere aanwijzende instantie uitbesteden of de hulp inroepen van technische deskundigen van andere bevoegde instanties. De onderaannemers en de deskundigen moeten door de aanvragende technische dienst worden aanvaard.

    6.2.

    De bevoegde instantie houdt rekening met accreditatiecertificaten van passende reikwijdte om de algemene beoordeling van de technische dienst te voltooien.

    7.   Voorbereiding voor de beoordeling

    7.1.

    De bevoegde instantie wijst formeel een beoordelingsteam aan. De bevoegde instantie ziet erop toe dat bij elke opdracht de passende expertise beschikbaar is. Het team als geheel heeft in het bijzonder de volgende kenmerken:

    a)

    het beschikt over passende kennis van het specifieke toepassingsgebied waarvoor om aanwijzing wordt verzocht, en

    b)

    het heeft voldoende kennis om een betrouwbare beoordeling te kunnen verrichten van de competentie van de technische dienst om binnen het toepassingsgebied van de aanwijzing te functioneren.

    7.2.

    De bevoegde instantie geeft een duidelijke omschrijving van de opdracht die aan het beoordelingsteam wordt gegeven. Het beoordelingsteam heeft tot taak de documenten die de aanvragende technische dienst heeft ingediend, te beoordelen en de beoordeling ter plaatse te verrichten.

    7.3.

    De bevoegde instantie maakt met de technische dienst en het aangewezen beoordelingsteam afspraken over de datum en het tijdschema voor de beoordeling. De bevoegde instantie streeft hierbij evenwel naar een datum die in overeenstemming is met het plan voor controle en herbeoordeling.

    7.4.

    De bevoegde instantie zorgt ervoor dat het beoordelingsteam over de juiste documenten met voorschriften, de vorige beoordelingsverslagen en de desbetreffende documenten en stukken van de technische dienst beschikt.

    8.   Beoordeling ter plaatse

    Het beoordelingsteam verricht de beoordeling van de technische dienst op de locatie van de technische dienst waarvandaan een of meer sleutelactiviteiten worden verricht, en woont in voorkomend geval activiteiten bij op andere geselecteerde locaties waar de technische dienst werkzaam is.

    9.   Analyse van de bevindingen en beoordelingsverslag

    9.1.

    Het beoordelingsteam analyseert alle relevante gegevens en bewijzen die zijn verzameld tijdens de beoordeling van documenten en stukken en tijdens de beoordeling ter plaatse. Deze analyse moet het team voldoende mogelijkheden bieden om te bepalen in hoeverre de technische dienst competent is en aan de voorwaarden voor aanwijzing voldoet.

    9.2.

    De procedures voor verslaglegging van de bevoegde instantie moeten garanderen dat aan de hiernavolgende voorschriften wordt voldaan.

    9.2.1.

    Het beoordelingsteam en de technische dienst komen bijeen voordat het team de locatie verlaat. Het beoordelingsteam brengt bij die gelegenheid schriftelijk en/of mondeling verslag uit over de uitslag van de analyse. De technische dienst krijgt de gelegenheid vragen te stellen over de uitslag, onder meer over eventuele onvolkomenheden, alsmede over de gegevens waarop de uitslag is gebaseerd.

    9.2.2.

    Voorts wordt onverwijld een schriftelijk verslag over het resultaat van de beoordeling aan de technische dienst voorgelegd. Dit beoordelingsverslag bevat opmerkingen over de competentie en de conformiteit, en geeft eventuele onvolkomenheden aan die moeten worden verholpen teneinde aan alle voorschriften voor aanwijzing te voldoen.

    9.2.3.

    De technische dienst wordt verzocht te reageren op het beoordelingsverslag en om de specifieke maatregelen te omschrijven die zijn genomen of binnen een welbepaalde termijn zullen worden genomen om aangegeven onvolkomenheden te verhelpen.

    9.3.

    De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de maatregelen van de technische dienst met het oog op het verhelpen van onvolkomenheden worden getoetst teneinde te bepalen of die maatregelen toereikend en doelmatig zijn. Indien de maatregelen van de technische dienst ontoereikend worden geacht, wordt om nadere informatie verzocht. Bovendien kan worden verzocht om het bewijs te leveren van de daadwerkelijke uitvoering van de genomen maatregelen, of kan een follow-upbeoordeling worden verricht om de daadwerkelijke uitvoering van corrigerende maatregelen na te gaan.

    9.4.

    Het beoordelingsverslag omvat ten minste de volgende elementen:

    a)

    de unieke identificatie van de technische dienst;

    b)

    de datum of de data van de beoordeling ter plaatse;

    c)

    de naam van de bij de beoordeling betrokken controleur(s) en/of deskundige(n);

    d)

    de unieke identificatie van alle beoordeelde locaties;

    e)

    het voorgestelde toepassingsgebied voor aanwijzing dat werd beoordeeld;

    f)

    een verklaring betreffende de doelmatigheid van de interne organisatie en procedures van de technische dienst die het vertrouwen in de competentie van de dienst bevestigt, in samenhang met het voldoen aan de eisen voor aanwijzing;

    g)

    informatie over het verhelpen van alle onvolkomenheden;

    h)

    een aanbeveling om de aanvrager al dan niet aan te wijzen of te bevestigen als technische dienst, en zo ja, het toepassingsgebied van de aanwijzing.

    10.   Toekennen/bevestigen van een aanwijzing

    10.1.

    De goedkeuringsinstantie neemt zo snel mogelijk een besluit over de toekenning, bevestiging of uitbreiding van een aanwijzing op basis van het verslag (de verslagen) en alle andere relevante informatie.

    10.2.

    De goedkeuringsinstantie geeft een certificaat af aan de technische dienst. Dit certificaat bevat de volgende gegevens:

    a)

    de identificatiegegevens en het logo van de goedkeuringsinstantie;

    b)

    de unieke identificatiegegevens van de aangewezen technische dienst;

    c)

    de werkelijke datum van toekenning van de aanwijzing en de datum waarop de aanwijzing verstrijkt;

    d)

    een korte omschrijving of een verwijzing naar het toepassingsgebied van de aanwijzing (toepasselijke richtlijnen, verordeningen of gedeelten ervan);

    e)

    een verklaring van conformiteit en een verwijzing naar de onderhavige richtlijn.

    11.   Herbeoordeling en controle

    11.1.

    Een herbeoordeling is vergelijkbaar met een eerste beoordeling, met dien verstande dat tevens rekening wordt gehouden met de ervaringen tijdens voorgaande beoordelingen. Controlebeoordelingen ter plaatse zijn minder uitgebreid dan herbeoordelingen.

    11.2.

    De bevoegde instantie stelt haar plan voor herbeoordeling en controle van elke aangewezen technische dienst zodanig op dat regelmatig representatieve steekproeven van het toepassingsgebied van de aanwijzing worden beoordeeld.

    De tijd tussen beoordelingen ter plaatse in het kader van herbeoordeling of controle, hangt af van de gelijkmatigheid waarvan de technische dienst blijk heeft gegeven.

    11.3.

    Wanneer bij een controle of herbeoordeling onvolkomenheden worden vastgesteld, stelt de bevoegde instantie strikte termijnen vast voor de uitvoering van corrigerende maatregelen.

    11.4.

    Wanneer de maatregelen ter correctie of verbetering niet binnen de afgesproken termijn zijn genomen of ontoereikend worden geacht, neemt de bevoegde instantie passende maatregelen, zoals het verrichten van een bijkomende beoordeling of de schorsing/intrekking van de aanwijzing voor een of meer van de activiteiten waarvoor de technische dienst is aangewezen.

    11.5.

    Wanneer de bevoegde instantie besluit om de aanwijzing van een technische dienst te schorsen of in te trekken, brengt zij de technische dienst daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte. De bevoegde instantie neemt in ieder geval alle nodige maatregelen om de continuïteit te waarborgen van de activiteiten waarmee de technische dienst reeds een aanvang heeft gemaakt.

    12.   Registers betreffende aangewezen technische diensten

    12.1.

    De bevoegde instantie houdt registers van technische diensten bij, ten bewijze dat daadwerkelijk aan de eisen voor aanwijzing, onder meer qua competentie, is voldaan.

    12.2.

    De bevoegde instantie beveiligt de registers betreffende de technische diensten teneinde de vertrouwelijkheid te waarborgen.

    12.3.

    De registers betreffende de technische diensten omvatten ten minste de volgende elementen:

    a)

    relevante correspondentie;

    b)

    stukken en verslagen betreffende de beoordelingen;

    c)

    afschriften van aanwijzingscertificaten.

    Aanhangsel 3

    Algemene voorschriften betreffende de indeling van de testrapporten

    1.

    Voor elke in deel I van bijlage IV vermelde regelgeving voldoet het testrapport aan de voorschriften van norm EN ISO/IEC 17025:2005. In het bijzonder bevat het de in punt 5.10.2, inclusief voetnoot 1, van deze norm genoemde gegevens.

    2.

    Het model van de testrapporten wordt door de goedkeuringsinstantie vastgesteld volgens haar standaarden voor goede praktijken.

    3.

    Het testrapport wordt opgesteld in een door de goedkeuringsinstantie te bepalen officiële taal van de Gemeenschap.

    4.

    In het testrapport zijn bovendien ten minste de volgende gegevens opgenomen:

    a)

    de identificatie van het geteste voertuig, het geteste onderdeel of de geteste technische eenheid;

    b)

    een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het voertuig, het onderdeel of de technische eenheid in samenhang met de desbetreffende regelgeving;

    c)

    de resultaten van de in de toepasselijke regelgevingen voorgeschreven metingen en, indien nodig, de grens- of drempelwaarden waaraan moet worden voldaan;

    d)

    de naar aanleiding van elke in punt 4, onder c), genoemde meting genomen beslissing: goedgekeurd of afgekeurd;

    e)

    een gedetailleerde verklaring van overeenstemming met de verschillende voorschriften waaraan moet worden voldaan, dat wil zeggen voorschriften waarvoor geen metingen nodig zijn.

    Een voorbeeld uit punt 3.2.2 van bijlage I bij Richtlijn 76/114/EEG van de Raad (1):

    „Controleer of het identificatienummer van het voertuig op dusdanige wijze is aangebracht dat wordt voorkomen dat het wordt uitgewist of gewijzigd”

    Het rapport bevat een verklaring als: „de plaats waarop het identificatienummer van het voertuig door middel van ponsen is aangebracht voldoet aan de voorschriften van punt 3.2.2 van bijlage I”;

    f)

    wanneer andere dan in de regelgevingen voorgeschreven testmethoden zijn toegestaan, bevat het testrapport een beschrijving van de voor de test gebruikte testmethode.

    Hetzelfde geldt wanneer alternatieve voorschriften in de regelgevingen mogen worden gebruikt;

    g)

    tijdens het testen genomen foto’s; het aantal foto’s wordt bepaald door de goedkeuringsinstantie.

    Bij virtuele tests kunnen de foto’s vervangen worden door schermafdrukken of andere geschikte bewijsstukken;

    h)

    conclusies;

    i)

    waar sprake is van meningen en interpretaties zijn deze naar behoren verantwoord en duidelijk als zodanig in het testrapport aangegeven.

    5.

    Wanneer de tests worden uitgevoerd op een voertuig, onderdeel of technische eenheid dat of die een aantal van de meest ongunstige kenmerken op het gebied van het vereiste prestatieniveau bezit (het „slechtste geval”), bevat het testrapport een aantekening waarin wordt beschreven hoe de fabrikant in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie tot zijn keuze is gekomen.


    (1)  PB L 24 van 30.1.1976, blz. 1.


    BIJLAGE II

    „BIJLAGE X

    PROCEDURES VOOR DE CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

    0.   Doelstellingen

    0.1.

    De procedure voor de conformiteit van de productie heeft ten doel te garanderen dat elk geproduceerd voertuig, systeem, onderdeel en elke geproduceerde technische eenheid overeenstemt met het goedgekeurde type.

    0.2.

    Deze procedure omvat de volgende maatregelen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: de beoordeling van de kwaliteitbewakingssystemen, hierna de „eerste beoordeling” genoemd, de verificatie van het goedgekeurde object en productgerelateerde controles, hierna „maatregelen betreffende de conformiteit van de productie” genoemd.

    1.   Eerste beoordeling

    1.1.

    De goedkeuringsinstantie van een lidstaat gaat na of er adequate maatregelen en procedures zijn vastgesteld voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen met het goedgekeurde type overeenstemmen.

    1.2.

    Aanwijzingen voor het verrichten van beoordelingen zijn te vinden in norm EN ISO 19011:2002 — Richtlijnen voor het uitvoeren van kwaliteits- en/of milieumanagementsysteemaudits.

    1.3.

    De typegoedkeuringsinstantie controleert of aan het vereiste in punt 1.1 is voldaan.

    Zij moet tevreden zijn over de eerste beoordeling en de maatregelen betreffende de conformiteit van de productie van punt 2, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met een van de in de punten 1.3.1 tot en met 1.3.3 beschreven maatregelen of — naargelang van het geval — een complete of incomplete combinatie daarvan.

    1.3.1.

    De feitelijke eerste beoordeling en/of controle van de maatregelen betreffende de conformiteit van de productie worden/wordt uitgevoerd door de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend of door een aangewezen orgaan dat namens de goedkeuringsinstantie optreedt.

    1.3.1.1.

    Voor het bepalen van de omvang van de uit te voeren eerste beoordeling mag de goedkeuringsinstantie gebruikmaken van de beschikbare informatie met betrekking tot:

    (a)

    de in punt 1.3.3 beschreven certificering van de fabrikant, die krachtens dat punt niet als voldoende wordt beschouwd of niet wordt erkend;

    (b)

    in het geval van een typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid, de beoordeling van de kwaliteitsbewaking die door de voertuigfabrikant(en) wordt uitgevoerd in het bedrijf van de fabrikant waar het onderdeel of de technische eenheid wordt vervaardigd overeenkomstig een of meer specificaties van de bedrijfstak die voldoen aan de voorschriften van de geharmoniseerde norm EN ISO 9001:2008.

    1.3.2.

    De feitelijke eerste beoordeling en/of verificatie van de maatregelen betreffende de conformiteit van de productie mag ook worden uitgevoerd door de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat of door het orgaan dat daartoe door de goedkeuringsinstantie is aangewezen.

    1.3.2.1.

    In een dergelijk geval stelt de goedkeuringsinstantie van de andere lidstaat een verklaring van overeenstemming op waarin de gebieden en productiefaciliteiten staan vermeld die van belang worden geacht voor het (de) goed te keuren product(en) en voor de regelgevingen krachtens welke deze producten worden goedgekeurd.

    1.3.2.2.

    Na ontvangst van een aanvraag voor een verklaring van overeenstemming van de goedkeuringsinstantie van een lidstaat die de typegoedkeuring heeft verleend, stuurt de goedkeuringsinstantie van de andere lidstaat onmiddellijk de verklaring van overeenstemming of deelt zij mee dat zij geen verklaring kan afgeven.

    1.3.2.3.

    De verklaring van overeenstemming omvat ten minste het volgende:

    a)

    Groep of onderneming

    (bv. XYZ Automobielen)

    b)

    Organisatie

    (bv. Europese afdeling)

    c)

    Fabrieken/vestigingsplaatsen

    (bv. motorenfabriek 1 (Verenigd Koninkrijk) — voertuigfabriek 2 (Duitsland))

    d)

    Voertuig/onderdelenserie

    (bv. alle modellen van categorie M1)

    e)

    Beoordeelde afdelingen

    (bv. motorenassemblageafdeling, carrosserieperserij en assemblageafdeling, voertuigassemblage)

    f)

    Onderzochte documenten

    (bv. kwaliteitshandboek en -procedures van het bedrijf en de locatie)

    g)

    Datum beoordeling

    (bv. controle uitgevoerd van 18 t/m 30.5.2009)

    h)

    Gepland controlebezoek

    (bv. oktober 2010)

    1.3.3.

    De goedkeuringsinstantie aanvaardt ook een betrouwbaar certificaat waaruit blijkt dat de fabrikant aan de geharmoniseerde norm EN ISO 9001:2008 of aan een daarmee gelijkstaande geharmoniseerde norm voldoet als bewijs dat aan de initiële beoordelingsvereisten van punt 1.3 is voldaan. De fabrikant verschaft gegevens over het certificaat en verbindt zich ertoe de goedkeuringsinstantie op de hoogte te brengen wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied ervan wordt gewijzigd.

    1.4.

    Bij de typegoedkeuring van een voertuig hoeven de eerste beoordelingen die uitgevoerd zijn voor de verlening van de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig niet te worden herhaald, maar worden deze aangevuld met een beoordeling van de locaties en activiteiten die betrekking hebben op de assemblage van het complete voertuig die niet eerder zijn beoordeeld.

    2.   Maatregelen betreffende de conformiteit van de productie

    2.1.

    Elk voertuig, systeem of onderdeel of elke technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn of verordening goedkeuring is verleend, is zo vervaardigd dat het/zij in overeenstemming is met het type dat is goedgekeurd, en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of van de in bijlage IV opgesomde regelgevingen.

    2.2.

    De goedkeuringsinstantie van een lidstaat verifieert of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij elke goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds conformiteit is met het goedgekeurde type, waartoe met name ook de in de regelgevingen vermelde fysieke tests behoren.

    2.3.

    De houder van de typegoedkeuring moet in het bijzonder:

    2.3.1.

    ervoor zorgen dat er procedures voor een doeltreffende controle van de conformiteit van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden) met het goedgekeurde type zijn en dat deze worden toegepast;

    2.3.2.

    toegang hebben tot de test- of andere geschikte apparatuur die nodig is om de conformiteit met elk goedgekeurd type te verifiëren;

    2.3.3.

    ervoor zorgen dat de resultaten en gegevens van tests en verificaties worden vastgelegd en dat bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de goedkeuringsinstantie vastgestelde periode beschikbaar blijven. Deze periode duurt ten hoogste tien jaar;

    2.3.4.

    de resultaten van elk soort test of verificatie analyseren om na te gaan en te garanderen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de variaties van een industriële productie;

    2.3.5.

    ervoor zorgen dat voor elk soort product ten minste de in deze richtlijn voorgeschreven verificaties worden verricht, alsmede de tests die zijn voorgeschreven in de van toepassing zijnde, in bijlage IV opgesomde regelgevingen;

    2.3.6.

    ervoor zorgen dat wanneer een aantal monsters of proefstukken bij het desbetreffende soort test of verificatie niet in conformiteit blijkt te zijn, er verdere bemonstering en tests of verificaties volgen. Alle nodige stappen worden genomen om de conformiteit van de desbetreffende productie te herstellen.

    2.3.7.

    In het geval van typegoedkeuring van een voertuig omvatten de verificaties van punt 2.3.5 ten minste het verifiëren van de juistheid van de bouwspecificaties met betrekking tot de goedkeuring en van de vereiste gegevens voor het certificaat van overeenstemming, zoals opgenomen in bijlage IX.

    3.   Vervolgmaatregelen aangaande de controle

    3.1.

    De instantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in elk productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor controle van de conformiteit verifiëren.

    3.1.1.

    De normale regeling is de blijvende effectiviteit van de procedures van de punten 1 en 2 (eerste beoordeling en maatregelen betreffende de conformiteit van de productie) van deze bijlage te verifiëren.

    3.1.1.1.

    Toezicht door de (overeenkomstig punt 1.3.3 bevoegde of erkende) technische diensten wordt als toereikend beschouwd voor wat betreft de naleving van de vereisten van punt 3.1.1 met betrekking tot de procedures die voor de eerste beoordeling zijn vastgesteld.

    3.1.1.2.

    De normale frequentie van de (andere dan de in punt 3.1.1.1 bedoelde) verificaties door de goedkeuringsinstantie is zodanig dat de relevante, overeenkomstig de punten 1 en 2 uitgevoerde controles geëvalueerd worden over een periode die past bij het door de goedkeuringsinstantie gestelde vertrouwen.

    3.2.

    Bij elke evaluatie moeten de test- of verificatie- en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de inspecteur. Met name moeten dossiers van die tests of verificaties worden overgelegd die vereist zijn volgens punt 2.2.

    3.3.

    De inspecteur mag willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant of in de voorzieningen van de technische dienst moeten worden getest. In een dergelijk geval wordt er alleen een fysieke test uitgevoerd. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte verificatie.

    3.4.

    Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt, of indien het nodig blijkt de geldigheid van de overeenkomstig punt 3.2 uitgevoerde tests te controleren, selecteert de inspecteur monsters, die naar een technische dienst moeten worden gezonden om fysieke tests uit te voeren.

    3.5.

    Wanneer de tijdens een inspectie of verificatie verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat alle maatregelen worden genomen die nodig zijn om de conformiteit van de productie zo snel mogelijk te herstellen.”


    BIJLAGE III

    BIJLAGE XV

    REGELGEVINGEN WAARVOOR EEN FABRIKANT ALS TECHNISCHE DIENST KAN WORDEN AANGEWEZEN

    0.   Doelstellingen en toepassingsgebied

    0.1.

    Deze bijlage bevat de lijst van de regelgevingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen overeenkomstig artikel 41, lid 6.

    0.2.

    Zij bevat ook passende voorschriften voor de aanwijzing van een fabrikant als technische dienst, die moeten worden toegepast in het kader van de typegoedkeuring van voertuigen, onderdelen en technische eenheden waarop deel I van bijlage IV bij toepassing is.

    0.3.

    Zij is echter niet van toepassing op fabrikanten die een aanvraag doen voor goedkeuring van kleine series overeenkomstig artikel 22.

    1.   Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst

    1.1.

    Een als technische dienst aangewezen fabrikant is een fabrikant die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om namens haar als testlaboratorium goedkeuringstests te verrichten in de zin van artikel 3, punt 31.

    Overeenkomstig artikel 41, lid 6, mag een fabrikant alleen als technische dienst worden aangewezen voor activiteiten van categorie A.

    1.2.

    Met „tests verrichten” wordt niet alleen het meten van prestaties bedoeld, maar ook de registratie van testresultaten en de indiening van een rapport met de relevante conclusies bij de goedkeuringsinstantie.

    Ook omvat het de verificatie van overeenstemming met voorschriften waarvoor niet noodzakelijkerwijs metingen hoeven te worden verricht. Dit geldt voor het toetsen van het ontwerp aan wettelijke voorschriften.

    „Verifiëren of de plaatsing van het brandstofreservoir overeenstemt met de voorschriften in punt 5.10 van bijlage I bij Richtlijn 70/221/EEG” moet bijvoorbeeld onder „tests verrichten” worden geschaard.

    2.   Lijst van regelgevingen en beperkingen

     

    Regelgeving

    Betreft

    4.

    Richtlijn 70/222/EEG

    Plaats voor de achterste kentekenplaat

    7.

    Richtlijn 70/388/EEG

    Geluidssignaalinrichting

    18.

    Richtlijn 76/114/EEG

    Voorgeschreven platen

    20.

    Richtlijn 76/756/EEG

    Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

    27.

    Richtlijn 77/389/EEG

    Sleepinrichtingen

    33.

    Richtlijn 78/316/EEG

    Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

    34.

    Richtlijn 78/317/EEG

    Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

    35.

    Richtlijn 78/318/EEG

    Ruitenwissers en -sproeiers

    36.

    Richtlijn 2001/56/EG

    Verwarmingssystemen

    Met uitzondering van de voorschriften in bijlage VIII met betrekking tot de voorschriften voor de installatie van verwarmingssystemen op lpg in voertuigen.

    37.

    Richtlijn 78/549/EEG

    Wielafschermingen

    44.

    Richtlijn 92/21/EEG

    Massa’s en afmetingen (auto’s)

    45.

    Richtlijn 92/22/EEG

    Veiligheidsruiten

    Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 21 bij VN/ECE-Reglement nr. 43

    46.

    Richtlijn 92/23/EEG

    Banden

    48.

    Richtlijn 97/27/EG

    Massa’s en afmetingen (andere voertuigen dan de in punt 44 genoemde)

    49.

    Richtlijn 92/114/EEG

    Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

    50.

    Richtlijn 94/20/EG

    Koppelingen

    Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage V (tot en met punt 8) en bijlage VII

    61.

    Richtlijn 2006/40/EG

    Klimaatregelingsapparatuur

    Aanhangsel

    Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst

    1.   Algemeen

    1.1.

    Het aanwijzen en aanmelden van een fabrikant als technische dienst gebeurt volgens de voorschriften in de artikelen 41, 42 en 43, en de praktische maatregelen in dit aanhangsel.

    1.2.

    De fabrikant wordt geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17025:2005 — Algemene voorschriften inzake de bevoegdheid van beproevings- en kalibratielaboratoria.

    2.   Uitbesteding

    2.1.

    Zoals bepaald in artikel 41, lid 6, eerste alinea, kan een fabrikant een onderaannemer aanwijzen om namens hem tests te verrichten.

    Met „onderaannemer” wordt bedoeld:

    a)

    een dochteronderneming waaraan de fabrikant de testactiviteiten binnen de eigen organisatie delegeert, of

    b)

    een derde partij waarmee de fabrikant een contract heeft afgesloten voor het verrichten van testactiviteiten.

    2.2.

    Ook wanneer de fabrikant gebruikmaakt van een onderaannemer moet hij voldoen aan de voorschriften in artikel 41, met name met betrekking tot de vaardigheden van de technische diensten en de overeenstemming met norm EN ISO/IEC 17025:2005.

    2.3.

    Punt 1 van bijlage XV is van toepassing op de onderaannemer.

    3.   Testrapport

    Testrapporten worden opgesteld volgens de algemene voorschriften in aanhangsel 3 van bijlage V bij Richtlijn 2007/46/EG.


    BIJLAGE IV

    BIJLAGE XVI

    SPECIFIEKE VOORWAARDEN VOOR VIRTUELE TESTMETHODEN EN REGELGEVINGEN WAARVOOR VIRTUELE TESTMETHODEN MOGEN WORDEN GEBRUIKT DOOR EEN FABRIKANT OF EEN TECHNISCHE DIENST

    0.   Doelstellingen en toepassingsgebied

    Deze bijlage bevat passende voorschriften voor virtueel testen overeenkomstig artikel 11, lid 3.

    Zij is niet van toepassing op artikel 11, lid 2, tweede alinea.

    1.   Lijst van regelgevingen

    Nr.

    Regelgeving

    Betreft

    3.

    Richtlijn 70/221/EEG

    Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde

    6.

    Richtlijn 70/387/EEG

    Hang- en sluitwerk van deuren

    8.

    Richtlijn 2003/97/EG

    Inrichtingen voor indirect zicht

    12.

    Richtlijn 74/60/EEG

    Binneninrichting

    16.

    Richtlijn 74/483/EEG

    Naar buiten uitstekende delen

    20.

    Richtlijn 76/756/EEG

    Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

    27.

    Richtlijn 77/389/EEG

    Sleepinrichtingen

    32.

    Richtlijn 77/649/EEG

    Zichtveld

    35.

    Richtlijn 78/318/EEG

    Ruitenwissers en -sproeiers

    37.

    Richtlijn 78/549/EEG

    Wielafschermingen

    42.

    Richtlijn 89/297/EEG

    Zijdelingse afscherming

    49.

    Richtlijn 92/114/EEG

    Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines

    50.

    Richtlijn 94/20/EG

    Koppelingen

    52.

    Richtlijn 2001/85/EG

    Bussen en toerbussen

    57.

    Richtlijn 2000/40/EG

    Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden

    Aanhangsel 1

    Algemene voorwaarden voor virtuele testmethoden

    1.   Patroon van de virtuele test

    Als basisstructuur voor de beschrijving en uitvoering van virtuele tests wordt het volgende schema gebruikt:

    a)

    doel;

    b)

    structuurmodel;

    c)

    randvoorwaarden;

    d)

    belastingsparameters;

    e)

    berekening;

    f)

    beoordeling;

    g)

    documentatie.

    2.   Basisbeginselen voor computersimulatie en -berekening

    2.1.   Wiskundig model

    Het wiskundige model wordt door de fabrikant ter beschikking gesteld. Het moet een weerspiegeling zijn van de complexiteit van de constructie van het te testen voertuig, het te testen systeem en de te testen onderdelen in verhouding tot de voorschriften en randvoorwaarden van de toepasselijke regelgeving.

    Dezelfde voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op het onafhankelijk van het voertuig als geheel testen van onderdelen of technische eenheden.

    2.2.   Validering van het wiskundige model

    Het wiskundig model wordt ten opzichte van de werkelijke testomstandigheden gevalideerd.

    Hiertoe wordt een fysieke test uitgevoerd om de resultaten bij gebruik van het wiskundige model te kunnen vergelijken met de resultaten van een fysieke test. Er moet worden aangetoond dat de testresultaten vergelijkbaar zijn. De fabrikant of de technische dienst stelt een valideringsrapport op en dient dit in bij de goedkeuringsinstantie.

    Elke wijziging in het wiskundige model of de software die afbreuk kan doen aan de geldigheid van het valideringsrapport wordt gemeld aan de goedkeuringsinstantie, die kan opdragen een nieuwe validering uit te voeren.

    Het stroomschema voor de validering is opgenomen in aanhangsel 3.

    2.3.   Documentatie

    De voor de simulatie en berekening gebruikte gegevens en hulpmiddelen worden door de fabrikant beschikbaar gesteld en naar behoren gedocumenteerd.

    3.   Hulpmiddelen en ondersteuning

    Op verzoek van de technische dienst worden de benodigde hulpmiddelen, waaronder ook geschikte software, door de fabrikant verstrekt of toegankelijk gemaakt.

    Ook verleent hij de benodigde ondersteuning aan de technische dienst.

    Het verlenen van toegang en ondersteuning aan een technische dienst ontslaat deze dienst niet van enige verplichting met betrekking tot de vaardigheden van zijn personeel, de betaling van licentierechten en de vertrouwelijkheid.

    Aanhangsel 2

    Specifieke voorwaarden voor virtuele testmethoden

    1.

    Lijst van regelgevingen

     

    Regelgeving

    Bijlage en punt

    Specifieke voorwaarden

    3.

    Richtlijn 70/221/EEG

    Bijlage II (Beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden)

    Punt 5.4.5

     

    6.

    Richtlijn 70/387/EEG

    Bijlage II

    Punt 4.3

     

    8.

    Richtlijn 2003/97/EG

    Bijlage III

    Alle voorschriften in de punten 3, 4 en 5

    Voorgeschreven gezichtsvelden van achteruitkijkspiegels.

    12.

    Richtlijn 74/60/EEG

    Bijlage I

    Alle voorschriften in punt 5 („Specificaties”)

    Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

    Bijlage II

    Bepaling van de trefzone van het hoofd.

    16.

    Richtlijn 74/483/EEG

    Bijlage I

    Alle voorschriften in punt 5 („Algemene voorschriften”) en punt 6 („Bijzondere voorschriften”)

    Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

    20.

    Richtlijn 76/756/EEG

    Punt 6 („Bijzondere bepalingen”) van VN/ECE-Reglement nr. 48

    De testrit waarin punt 6.22.9.2.2 wordt uitgevoerd op een reëel voertuig.

    De voorschriften in de bijlagen 4, 5 en 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 48

     

    27.

    Richtlijn 77/389/EEG

    Bijlage II, punt 2

     

    32.

    Richtlijn 77/649/EEG

    Punt 5 („Specificaties”) van bijlage I

     

    35.

    Richtlijn 78/318/EEG

    Bijlage I

    Punt 5.1.2. Alleen meten van het veegoppervlak.

    37.

    Richtlijn 78/549/EEG

    Punt 2 („Bijzondere voorschriften”) van bijlage I

     

    42.

    Richtlijn 89/297/EEG

    Bijlage I, punt 2.8

    Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging.

    49.

    Richtlijn 92/114/EEG

    Bijlage I

    Alle voorschriften in punt 4 („Bijzondere voorschriften”)

    Voor voertuigen van de categorie N1 zijn de voorschriften waarnaar in punt 16 van dit aanhangsel wordt verwezen van toepassing.

    Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

    50.

    Richtlijn 94/20/EG

    Bijlage V „Voorschriften voor mechanische koppelinrichtingen”

    Alle voorschriften in de punten 1 t/m 8.

    Bijlage VI, punt 1.1

    Sterktetests van mechanische koppelingen van eenvoudig ontwerp mogen door virtuele tests worden vervangen.

    Punt 4 van bijlage VI „Beproeving van mechanische koppelinrichtingen”

    Alleen de punten 4.5.1 (sterktetest), 4.5.2 (knikweerstand) en 4.5.3 (weerstand tegen buigmoment).

    52.

    Richtlijn 2001/85/EG

    Bijlage I

    Punt 7.4.5 Stabiliteitsproef onder de in het aanhangsel bij bijlage I genoemde voorwaarden.

    Bijlage IV „Sterkte van de bovenbouw”

    Aanhangsel 4 — Controle van de sterkte van de bovenbouw op basis van berekening

    57

    Richtlijn 2000/40/EG

    Punt 3 van bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement 93

    Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging.

    Aanhangsel 3

    Validering

    Image


    Top