Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0177

2006/177/EG: Beschikking van de Commissie van 19 mei 2004 betreffende steunmaatregel nr. C 4/2003 (ex-NN 102/2002) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van WAM SpA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1812) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 63 van 4.3.2006, p. 11–24 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/177/oj

4.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 63/11


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2004

betreffende steunmaatregel nr. C 4/2003 (ex-NN 102/2002) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van WAM SpA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1812)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/177/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op het besluit (1) van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steunmaatregel C 4/2003 (ex NN 102/2002),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken, en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 26 juli 1999 heeft de Commissie een klacht ontvangen tegen WAM Engineering. Deze klacht was van een concurrent afkomstig. In de klacht werd beweerd dat WAM onrechtmatig subsidies door de Italiaanse overheid waren verleend.

(2)

Bij brieven van 5 augustus 1999 en 10 september 1999 werden verzoeken om inlichtingen aan de Italiaanse autoriteiten gericht. Bij schrijven A/36636 van 2 september 1999 verstrekte de klager nadere inlichtingen. Bij schrijven van 13 december 1999 (D/65224) stelde de Commissie de klager in kennis van het antwoord van de Italiaanse autoriteiten, dat bij schrijven A/37761 van 11 oktober 1999 was ingediend en kondigde de Commissie haar voornemen aan om een formeel onderzoek uit te voeren.

(3)

Tegelijkertijd werd door de Commissie een overzicht opgesteld van nationale steunregelingen voor buitenlandse directe investeringen buiten de EU („uitgaande DBI”), die had moeten resulteren in een mededeling van de Commissie over dit thema.

(4)

Bij schrijven van 18 december 2001 (D/55270) verzocht de Commissie Italië nadere gegevens te verstrekken, nadat de klager nieuwe stappen had ondernomen (twee herinneringsbrieven A/32766 van 31 maart 2000 en A/38320 van 11 oktober 2000 werden naar de Commissie gezonden) en aangezien het overzicht over „uitgaande DBI” door de Commissie was uitgesteld.

(5)

In het licht van de informatie die werd verstrekt bij brieven van 20 februari 2002 (A/31323) en 27 maart 2002 (A/32370) werden aanvullende vragen bij schrijven van 12 april 2002 (D/51694) aan de Italiaanse autoriteiten voorgelegd.

(6)

Bij schrijven van 21 mei 2002 (A/33699) hebben de Italiaanse autoriteiten geantwoord. Bij schrijven van 5 juni 2002 (D/52840) stelde de Commissie de Italiaanse autoriteiten ervan in kennis dat zij van oordeel was dat de verstrekte informatie onvolledig was en verzocht zij om binnen twintig werkdagen na de ontvangst van het schrijven de ontbrekende gegevens aan te vullen en nadere toelichting te verstrekken.

(7)

Aangezien er, ondanks een verzoek van de Italiaanse autoriteiten bij schrijven A/34670 van 25 juni 2002 voor een verlenging van de gestelde termijn tot 31 juli, geen antwoord werd verstrekt, heeft de Commissie op grond van artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (2) op 26 september 2002 een bevel tot het verstrekken van inlichtingen gegeven. Ondertussen was de zaak opgenomen in het „register van de niet-aangemelde steun” en had ze het nummer NN 102/2002 gekregen.

(8)

Bij brieven D/53325 van 26 juni 2002 en D/55544 van 4 oktober 2002 werd de klager op de hoogte gehouden van de vooruitgang die in het kader van het dossier werd geboekt. Bij schrijven A/37992 van 31 oktober 2002 vroeg de klager tot welke resultaten het bevel tot het verstrekken van inlichtingen had geleid.

(9)

Bij schrijven A/37537 van 16 oktober 2002 verstrekten de Italiaanse autoriteiten de verlangde informatie. Nadere inlichtingen werden verstrekt bij schrijven A/37783 van 24 oktober 2002.

(10)

Bij schrijven SG(2003) D/228223 van 24 januari 2003 deelde de Commissie Italië mee dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steunmaatregel in te leiden door middel van besluit C(2003) 35 definitief.

(11)

Bij schrijven D/50629 van 29 januari 2003 werd aan de klager medegedeeld dat de procedure was ingeleid.

(12)

Omdat de klager de bovenvermelde brief nog niet had ontvangen, stuurde hij de Commissie een rappelbrief A/31086 van 10 februari 2003.

(13)

Als reactie op de mededeling aan de Italiaanse autoriteiten met betrekking tot de inleiding van de procedure zond WAM SpA een rechtstreeks schrijven naar de Commissie (A/31070 van 10 februari 2003).

(14)

Bij schrijven A/31552 van 27 februari 2003 vroeg Italië of de in het besluit van de Commissie vastgestelde termijn van 15 dagen om de Commissie in kennis te stellen van opmerkingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid, tot 7 maart 2003 kon worden verlengd.

(15)

Bij schrijven A/31812 van 10 maart 2003 werd de Commissie door Italië verzocht om het besluit helemaal niet bekend te maken, aangezien de begunstigde onderneming bereid was de steun terug te betalen, hetgeen ook door WAM SpA zelf werd verklaard in een rechtstreeks tot de Commissie gericht schrijven A/31907 van 13 maart 2003.

(16)

Bij schrijven D/51799 van 18 maart 2003 merkte de Commissie op dat om de bekendmaking te voorkomen, een definitief besluit ter afronding van de zaak moest worden genomen. Hiertoe moest eerst het bewijs worden geleverd dat de twee steunbedragen inclusief rente, berekend volgens een door de Commissie aanvaarde methode, daadwerkelijk waren teruggevorderd.

(17)

Aangezien het bedrag dat door Italiaanse regering werd voorgesteld bij schrijven A/33347 van 13 mei 2003, aanzienlijk lager was dan de eerste raming van het subsidie-equivalent van de steun dat door de Commissie op grond van de bij de inleiding van de procedure beschikbare gegevens was berekend, stelde de Commissie Italië bij schrijven D/53393 van 22 mei 2003 ervan in kennis dat de bekendmaking spoedig zou plaatsvinden, aangezien het voor terugvordering voorgestelde bedrag niet voldeed aan de criteria van de Commissie.

(18)

Bij schrijven A/34156 van 13 juni 2003 verzocht de klager om inlichtingen met betrekking tot de bekendmaking van het besluit. De Commissie antwoordde bij schrijven D/53949 van 18 juni 2003. Voorts werd de klager diezelfde dag via e-mail onmiddellijk ervan in kennis gesteld dat het besluit net was bekendgemaakt.

(19)

Bij schrijven van 1 juli 2003 dat werd voorafgegaan door faxbericht A/34620 van dezelfde datum, verzocht WAM SpA om toegang te krijgen tot het volledige dossier, hetgeen door DG COMP bij schrijven D/54522 van 14 juli 2003 werd geweigerd.

(20)

Bij schrijven A/34306 van 20 juni 2003 reageerde WAM SpA terstond op het bericht van de Commissie aan Italië dat ze voornemens was het besluit bekend te maken. De Commissie antwoordde hierop bij schrijven D/54497 van 11 juli 2003.

(21)

Bij schrijven A/34527 van 27 juni 2003 kondigde de klager zijn voornemen aan om vanwege de opgelopen verliezen een eis tot schadevergoeding in te dienen tegen WAM, indien de eindbeschikking van de Commissie negatief zou zijn, en verzocht hij om advies over te volgen procedure.

(22)

Bij schrijven A/34750 van 4 juli 2003 deelde Morton Machine Company Limited (de onderneming die de klacht had ingediend), mee dat ze door WAM SpA voor een Italiaanse rechtbank was gedagvaard, waarbij WAM SpA op haar beurt schadevergoeding eiste. De klager vroeg de Commissie of zij kon bewerkstellingen dat de dagvaarding werd ingetrokken.

(23)

Bij schrijven van D/54481 van 10 juli 2004 beantwoordde de Commissie beide bovenvermelde brieven van Morton Machines Company.

(24)

Bij schrijven A/35044 van 16 juli 2003 maakten belanghebbenden hun opmerkingen kenbaar, waarbij werd verzocht deze opmerkingen vertrouwelijk te behandelen.

(25)

Op 23 juli 2003 vond een bijeenkomst plaats tussen de diensten van de Commissie en de Italiaanse autoriteiten. Met het oog op deze bijeenkomst werd vooraf enige informatie verstrekt door de Italiaanse regering bij schrijven van nr. 9601 van 22 juli 2003, geregistreerd op 25 juli 2003 (A/35269); naderhand verstrekte de „Presidenza del Consiglio dei Ministri, Dipartimento per il coordinamento delle politiche comunitarie” rechtstreeks nog enkele nadere inlichtingen aan de Commissie bij schrijven A/35577 van 8 augustus 2003.

(26)

Bij schrijven A/35785 van 21 augustus 2003 vroeg Morton Machine Company Limited of er reeds een eindbeschikking was gegeven en verzocht de onderneming om in kennis te worden gesteld van de bekendmaking van deze beschikking. Bij schrijven D/55473 van 28 augustus 2003 antwoordde de Commissie.

(27)

Bij schrijven A/36444 van 19 september 2003 heeft Italië zijn opmerkingen met betrekking tot de inleiding van de procedure aan de Commissie kenbaar gemaakt.

(28)

Bij schrijven A/37525 van 3 november 2003 heeft Italië zijn opmerkingen kenbaar gemaakt over de opmerkingen van belanghebbenden, die door de Commissie bij schrijven D/56068 van 25 september 2003 aan Italië waren toegezonden.

(29)

In reactie op het verzoek van WAM (2003/A/35486 van 30 juli 2003) werd de weigering om toegang te verlenen tot de documenten door het Secretariaat-generaal bevestigd bij schrijven SG/B/2/IS/D(2003) 330353 van 16 september 2003.

(30)

Bij schrijven A/30263 verstrekte Italië op 14 januari 2004 de dossiers die ontbraken in het antwoord van 19 september 2003 (A/36444).

II.   BESCHRIJVING VAN DE STEUN

(31)

De klager verwees naar het prijszettingsbeleid van WAM Engineering in het Verenigd Koninkrijk en beweerde dat deze laatste onderneming dezelfde producten (industriële mengapparatuur) kon aanbieden als die welke hij produceerde en op de markt bracht, tegen prijzen die ongeveer een derde waren van zijn prijzen — een prijs waarvoor, volgens de klager, nauwelijks de grondstoffen konden worden aangekocht om de machine te vervaardigen — als gevolg van financiering door de Italiaanse regering, onder meer in het kader van de wet nr. 394/81.

(32)

WAM Engineering Ltd is de dochteronderneming van WAM SpA in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Het betrokken marktsegment is het ontwerp, de productie en afzet van industriële mengapparatuur die vooral in de levensmiddelenindustrie, de chemische, farmaceutische en milieusector wordt gebruikt.

(33)

Volgens de klager profiteerde WAM Engineering van de Italiaanse wet nr. 394/81, die blijkbaar voorziet in financieringsfaciliteiten die worden toegekend aan programma's voor marktpenetratie in niet-EU-lidstaten. Meer bepaald wordt aangevoerd dat op basis van wet nr. 394/81 steun wordt verleend aan Italiaanse ondernemingen die in het buitenland een dochteronderneming, zoals vertegenwoordigingen, winkels en opslagplaatsen, willen oprichten.

(34)

De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat in 1995 aan WAM steun was toegekend in de vorm van een zachte lening van 2 281 450 000 ITL (ongeveer 1,18 miljoen EUR) ten behoeve van de uitvoering van programma's in Japan, Zuid-Korea en Taiwan. Volgens de Italiaanse autoriteiten bedroeg het daadwerkelijk verleende bedrag evenwel 1 358 505 421 ITL (ongeveer 0,7 miljoen EUR), aangezien de in Korea en Taiwan geplande projecten niet ten uitvoer zijn gelegd als gevolg van de economische crisis in deze landen.

(35)

De gesubsidieerde lening heeft betrekking op 85 % van de subsidiabele kosten. De korting op de rente kan tot 60 % van het referentiepercentage bedragen. De lening wordt terugbetaald over een periode van vijf jaar, lineair in gelijke halfjaarlijkse tranches, waarbij rente wordt betaald over het nog uitstaande bedrag. Een aflossingsvrije periode van twee jaar wordt overwogen.

(36)

De verlaagde rentevoet van de specifieke lening (gelijk aan 4,4 %) werd berekend op basis van een marktrente van 11 %. In het licht van het bovenstaande en op grond van de bij de inleiding van de procedure beschikbare gegevens leek de steunintensiteit op 16,38 % bruto-subsidie-equivalent (BSE) uit te komen, waardoor de beweerde steun 222,523 miljoen ITL (ongeveer 115 000 EUR) zou bedragen.

(37)

De subsidiabele kosten van deze steun zijn opgesplitst in twee categorieën: kosten voor het opzetten van een permanente structuur in het buitenland en handelsbevordering. De erkende kosten zijn, uitgedrukt in miljoen ITL, als volgt:

Subsidiabele kosten

Toegekende lening

(miljoen ITL)

PERMANENTE STRUCTUUR

Huur, verzekeringen, voorzieningen

122,56

Exploitatiekosten (namelijk personeel, meubilair, uitrusting van permanente structuren)

556,94

Patronen

38,23

Consultancydiensten

29,43

Subtotaal 1

747,18

HANDELSBEVORDERING

Goederenopslag

456,28

Marktonderzoeken

40,95

Beurzen en tentoonstellingen

12,19

Reclame

94,39

Reiskosten voor werknemers en directie

7,52

Subtotaal 2

611,33

Totaal

1 358,51

(38)

Voorts hebben de Italiaanse autoriteiten bij schrijven A/33699 van 21 mei 2002, waarin zij antwoordden op een precieze vraag van de Commissie, meegedeeld dat WAM, in het kader van dezelfde regeling, op 9 november 2000 nog een zachte lening ten belope van 1 940 579 808 ITL (circa 1 miljoen EUR) was toegekend.

(39)

Bij de inleiding van de procedure beschikte de Commissie niet over andere gegevens met betrekking tot deze additionele steun.

III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(40)

In hun schrijven A/33699 van 21 mei 2002 voerden de Italiaanse autoriteiten aan dat de in 1995 aan WAM in het kader van wet nr. 394/81 verleende steun ver onder de de-minimisdrempel lag en dat er tijdens dezelfde relevante periode van drie jaar geen andere de-minimissteun aan dezelfde begunstigde was verleend. Voorts benadrukten ze dat de steun geenszins kon worden beschouwd als rechtstreeks gekoppeld aan de geëxporteerde hoeveelheden.

(41)

De Commissie merkte op dat de meeste subsidiabele kosten die in aanmerking werden genomen voor de specifieke steun die in 1995 aan WAM werd toegekend — zoals uitgaven voor huur, verzekeringen, voorzieningen en exploitatiekosten (namelijk voor personeel, meubilair en uitrusting) met betrekking tot het opzetten van een permanente structuur in het buitenland — kunnen worden beschouwd als steun ten behoeve de oprichting en de exploitatie van een distributienetwerk.

(42)

Evenzo is de Commissie van mening dat de kosten voor consultancydiensten in verband met permanente vertegenwoordigingen in het buitenland, voor reclame en reiskosten van werknemers en directie, moeten worden beschouwd als lopende uitgaven voor exportactiviteiten.

(43)

In het licht van de laatste alinea van de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (3) is de Commissie van oordeel dat de in de verordening vastgestelde regels van toepassing zijn voorzover ze gunstiger zijn dan die van de kaderregeling (4), indien een beschikking moet worden gegeven op het ogenblik dat een kaderregeling is vervangen door een verordening. In het geval van als „de minimis” aangemerkte steun moeten dus in beginsel de regels van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (5) worden toegepast.

(44)

Op grond van artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie is deze verordening niet van toepassing op steun voor werkzaamheden die verband houden met export, waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd.

(45)

Aangezien nagegaan moet worden of de desbetreffende steun in overeenstemming was met ter zake toepasselijke de-minimisregels, wordt opgemerkt dat exportsteun door de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf van 1992 (6), waarin de op het ogenblik dat de steun werd verleend geldende de-minimisregel was opgenomen, niet uitdrukkelijk werd uitgesloten. In de kaderregeling werd evenwel een lagere drempel van 50 000 ECU vastgesteld.

(46)

Derhalve betwijfelde de Commissie of de in 1995 op grond van wet nr. 394/81 aan WAM toegekende steun in overeenstemming geacht kon worden met de desbetreffende de-minimisregels.

(47)

Voorts had de Commissie op basis van een voorlopig onderzoek ernstige twijfel of de steun aan WAM op grond van enige bepaling verenigbaar kon zijn met het EG-Verdrag.

(48)

Voorzover WAM SpA op het ogenblik dat de procedure werd ingeleid, niet als KMO kon worden beschouwd, heeft de Commissie met name benadrukt dat steun ten behoeve van marktstudies en de deelneming aan vakbeurzen en tentoonstellingen in deze zaak niet kon worden vrijgesteld, ook al komen consultancy- en andere diensten en werkzaamheden, volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (7), in beginsel voor steun in aanmerking.

(49)

Voorts wordt opgemerkt dat indien de steun als buitenlandse directe investeringen (BDI) moest worden beoordeeld, de Commissie tot nu toe nog geen staatssteun voor BDI aan grote ondernemingen heeft goedgekeurd. In haar Beschikking nr. 97/241/EG van 5 juni 1996 (8) keurde de Commissie een regeling goed op voorwaarde dat de steun uitsluitend werd verleend voor buitenlandse directe investeringen door KMO's — mits is voldaan aan alle vastgestelde verplichtingen met betrekking tot het verlenen van staatssteun aan KMO's — en dat de steun voor grote ondernemingen afzonderlijk wordt aangemeld.

(50)

De enige aanmelding van individuele steun aan een grote onderneming op basis van de bovenvermelde beschikking resulteerde in een negatieve beschikking (9).

(51)

In hun schrijven van 24 oktober 2002 (A/37783) merkten de Italiaanse autoriteiten ook op dat nooit directe steun werd verleend aan WAM Engineering en dat onder die benaming geen onderneming in het Italiaanse handelsregister is geregistreerd.

(52)

Allereerst moet worden opgemerkt dat WAM Engineering Ltd de dochteronderneming is van WAM SpA in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Ten tweede deelden de Italiaanse autoriteiten in hun schrijven van 11 oktober 1999 mee dat op grond van wet nr. 394/81 aan WAM SpA in 1995 een zachte lening was toegekend en voegden hier bij schrijven A/33699 van 21 mei 2002 aan toe dat in het kader van dezelfde regeling op 9 november 2002 aan de WAM groep nog een zachte lening werd toegekend.

(53)

Artikel 10, lid 1, van de procedureverordening, Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (10), luidt als volgt: „Indien de Commissie, uit welke bron ook, over informatie beschikt met betrekking tot beweerdelijk onrechtmatige steun, onderwerpt zij die informatie onverwijld aan een onderzoek”.

(54)

Kortom, de Commissie betwijfelt gelet op het voorgaande stellig dat de krachtens wet nr. 394/81 in 1995 aan WAM toegekende steun op grond van enige bepaling in aanmerking komt voor een afwijking uit hoofde van artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag.

(55)

Bij de inleiding van de formele onderzoeksprocedure had de Commissie geen weet van enig specifiek kenmerk — zoals steunintensiteit en subsidiabele uitgaven — van de steun die in 2000 in het kader van de wet nr. 394/81 onder de vorm van een zachte lening werd toegekend aan de onderneming die door de Italiaanse autoriteiten als de WAM-groep werd omschreven.

(56)

In deze fase van het dossier kon de Commissie dus geen grondige beoordeling maken van de specifieke steun, maar ze betwijfelde of de steun op grond van enige regel in overeenstemming geacht kon worden met de Verdragsbepalingen, aangezien de steun hetzelfde doel had en op basis van dezelfde rechtsgrondslag werd toegekend als de steun die in 1995 werd verleend.

IV.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(57)

Naar aanleiding van de inleiding van de procedure werden opmerkingen gemaakt door een belanghebbende die om een vertrouwelijke behandeling verzocht.

(58)

In deze opmerkingen worden de inspanningen van de Commissie om gelijke mededingingsvoorwaarden te scheppen voor de concurrenten in deze specifieke bedrijfstak toegejuicht en wordt het verlies van technische vaardigheden en arbeidsplaatsen als gevolg van de positie van WAM SpA op de markt betreurd.

(59)

Bij schrijven A/37525 van 3 november 2003 merkte Italië, dat bij schrijven D/56068 van de Commissie van 25 september 2003 in kennis was gesteld van de opmerkingen van de belanghebbenden, op dat het van mening was dat deze opmerkingen nergens hadden toe bijgedragen, aangezien ze slechts sommige aantijgingen bevestigden die met name door de klager reeds in hetzelfde dossier waren geuit. In het bijzonder is Italië van oordeel dat het voldoende heeft aangetoond dat de beweringen in de bovenvermelde opmerkingen en de financiering van WAM in het kader van wet nr. 394/81 geen verband met elkaar houden.

V.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(60)

Uit bewijsmateriaal blijkt dat WAM op het ogenblik dat de eerste steun werd verleend en bij de indiening van de desbetreffende aanvraag op basis van haar jaarrekeningen voor 1994 voldeed aan de definitie van middelgrote onderneming die was vastgesteld in punt 2.2. van de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf (11), aangezien de onderneming 163 werknemers had, een jaaromzet van 16,8 miljoen EUR en een balanstotaal van 20,1 miljoen EUR en in handen was van twee ondernemingen die zelf voldeden aan de definitie van KMO. Daarentegen zijn de Italiaanse autoriteiten het ermee eens dat WAM sinds 1998 niet langer een KMO was en dat de onderneming dus ook geen KMO was toen in 2000 voor een tweede maal steun werd toegekend.

(61)

Aan de gegevens waarover de Commissie bij de inleiding van de procedure beschikte, werden geen essentiële inlichtingen met betrekking tot de eerste financiering meer toegevoegd, met uitzondering van het feit dat de lening in verscheidene tranches aan de begunstigde onderneming ter beschikking werd gesteld, waarvoor de aflossingsvrije periode tussen twee en nul jaren kon variëren. In de oorspronkelijke overeenkomst was kennelijk geen bepaling opgenomen voor de herziening van de rentevoet. In april 2004 moest de steun volledig zijn terugbetaald.

(62)

Wat betreft de tweede zachte lening die in 2000 aan WAM werd toegekend, hebben de Italiaanse autoriteiten na de inleiding van de procedure verklaard bij schrijven A/3529 van 25 juli 2003 dat het daadwerkelijke totaalbedrag van deze lening 3 603 574 689 ITL (1 861 091,01 EUR) was en niet 1 940 579 808 ITL (ongeveer 1 miljoen EUR), zoals ze eerder in hun schrijven A/33699 van 21 mei 2002 hadden verklaard en zoals in het besluit tot inleiding van de procedure was vermeld, aangezien in dit besluit alleen melding werd gemaakt van het gedeelte van de lening dat op het ogenblik dat de brief was geschreven, reeds was uitbetaald, ongeacht het totale toegekende steunbedrag.

(63)

Hierna werden trouwens nog eens twee tranches van de steun uitbetaald. De laatste tranche ten belope van 248 091,01 EUR werd met name uitbetaald op 29 januari 2003, terwijl de Commissie op 21 januari 2003 had besloten de procedure in te leiden en de brief van de Commissie waarin Italië hiervan in kennis werd gesteld, gedateerd is op 24 januari 2003. De toekenningsvoorwaarden van deze lening stemmen overeen met die van de eerste lening, aangezien beide leningen werden toegekend op grond van dezelfde wet nr. 394/81. De toekenning van het volledige leningsbedrag werd goedgekeurd op 9 november 2000 en de overeenkomst werd op 20 december 2000 ondertekend.

(64)

Als bijlage bij schrijven A/35269 werd onderstaand schema van de subsidiabele kosten die voor de steun in aanmerking kwamen, door Italiaanse regering ingediend.

Subsidiabele kosten

Toegekende lening

(1 000 EUR)

PERMANENTE STRUCTUUR

Huur en meubilair van lokalen, voertuigen

331,27

Exploitatiekosten (werking, goederen en personeel)

973,50

Patronen

0,87

Opleiding

25,24

Consultancydiensten

30,29

Subtotaal 1

1 361,17

HANDELSBEVORDERING

Goederenopslag

353,39

Beurzen en tentoonstellingen

6,37

Reclame

42,74

Reiskosten voor werknemers

94,84

Reiskosten voor klanten naar Italië

2,59

Subtotaal 2

499,92

Totaal

1 861,09

(65)

Bovendien blijkt uit de documenten die bij schrijven A/30263 van 14 januari 2004 zijn gevoegd, dat het desbetreffende programma gezamenlijk moest worden uitgevoerd door WAM SpA en Wam Bulk Handling Machinery Shangai Co Ltd, een lokale onderneming die voor 100 % in handen is van WAM SpA.

(66)

Als subsidiabele kosten werden in aanmerking genomen: de huur van bedrijfsruimten (voor kantoren, goederenopslag, toonzaal en atelier voor technische ondersteuning) voor een totale oppervlakte van 7 500 m2, de aankoop, huur of leasing van drie voertuigen, personeelsleden in de moederonderneming en in het buitenland (in het bijzonder 1 salesmanger en 6 technici).

(67)

De rentevoet van deze lening bedraagt 2,32 %, hetgeen 40 % is van de referentierentevoet van 5,8% die gold op het ogenblik dat de steun werd verleend. Opnieuw is in de overeenkomst kennelijk geen bepaling opgenomen voor de herziening van de rentevoet tijdens de looptijd van de lening. De lening werd in verscheidene tranches aan de begunstigde onderneming uitbetaald waardoor de aflossingsvrije periode tussen twee en nul jaren varieerde.

(68)

Wat de terugbetaling betreft, blijkt uit de door Italië verstrekte gegevens dat op 20 februari 2003 de aflossingsvrije periode van twee jaar is verstreken, waarin uitsluitend rente op de reeds aan de begunstigde onderneming verstrekte tranches van de lening was betaald. De aflossingstermijn ging op 20 augustus 2003 van start en loopt over een periode van vijf jaar, waarbij de lening lineair in gelijke halfjaarlijkse tranches wordt terugbetaald en rente wordt betaald over het nog uitstaande bedrag. Volgens plan zou de lening dus tegen februari 2008 volledig moeten zijn terugbetaald

(69)

Wat de aanpassing van de rentevoet tijdens de aflossingstermijn betreft, voeren de Italiaanse autoriteiten aan dat het Italiaanse rechtskader voorziet in algemene regels op grond waarvan een dergelijke daling is geoorloofd. Het ministerieel besluit (Decreto Ministeriale) van 31 maart 2000, dat hiervoor de enige medegedeelde rechtsgrond is, is enkel van toepassing op initiatieven die op grond van de wetten nrs. 394/81 en 304/1990 worden gefinancierd en lijkt dus zeer selectief te zijn. Er zijn evenwel geen bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de rentevoet met betrekking tot de steun in kwestie daadwerkelijk is aangepast. Ten slotte kon alleen de eerste aan WAM toegekende zachte lening in aanmerking komen voor de aanpassing van de rentevoet, aangezien deze van toepassing is op financieringen die liepen toen de maatregel van kracht werd, terwijl de tweede lening op dat ogenblik nog niet aan WAM SpA was toegekend.

(70)

Wat beide steunmaatregelen betreft, voeren de Italiaanse autoriteiten aan dat de kosten voor de verplichte bankgarantie, die vóór de toekenning van de leningen verkregen moest zijn, van het steunbedrag moet worden afgetrokken. Allereerst merkt de Commissie op dat normaalgesproken zelfs een particuliere kredietinstelling, die leningen toekent volgens het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie een dergelijke garantie, of een soortgelijke waarborg, zou hebben gevraagd. Ten tweede wijst ze erop dat volgens brief –A– van de bij de overeenkomst gevoegde nadere gegevens het niet is toegestaan om in het kader van hetzelfde programma steun te cumuleren, met uitzonderling van steun die betrekking heeft op de garantie, die dus zelf als subsidiabel wordt beschouwd.

(71)

Wat de uitvoercontingenten van WAM binnen en buiten de EU betreft, werden de volgende gegevens verstrekt:

Jaar

Export binnen EU

Export buiten EU

Totaal export

1995

10 237 196

4 477 951

14 715 147

1996

9 338 640

5 592 122

14 930 762

1997

9 974 814

5 813 442

15 788 256

1998

10 780 161

5 346 514

16 126 675

1999

11 885 473

5 276 525

17 161 998

(72)

De Italiaanse autoriteiten deelden mee dat het bovenstaande totaalcijfer voor de export neerkomt op 52 tot 57,5 % van de totale jaaromzet van WAM.

(73)

Ten slotte geven de Italiaanse autoriteiten toe dat beide onderzochte steunmaatregelen niet onder Verordeningen (EG) nr. 69/2001 noch onder Verordening (EG) nr. 70/2001 vallen. Ze zijn evenwel van oordeel dat stimulansen voor ondernemingen uit de Gemeenschap, met het oog op de ondersteuning van programma's die buiten de EU worden uitgevoerd, niet onder de werkingssfeer van artikel 87 van het EG-Verdrag vallen.

VI.   BEOORDELING VAN DE STEUN

(74)

Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn „steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(75)

De onderzochte steunmaatregelen zijn tot stand gekomen door het verlenen van overheidssubsidies in de vorm van zachte leningen aan een specifieke onderneming, namelijk WAM SpA. Door deze bijdragen verbetert de financiële situatie van de begunstigde van de steun. Wat de mogelijke ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten betreft, heeft het Hof van Justitie (12) erop gewezen dat zelfs indien de steunmaatregel gericht is op export buiten de EU, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan worden beïnvloed. Wegens de interdependentie van de markten waarop de ondernemingen van de Gemeenschap opereren, is het voorts niet uitgesloten dat een dergelijke steunmaatregel de intracommunautaire mededinging kan vervalsen.

(76)

WAM SpA heeft dochterbedrijven in de gehele wereld. In bijna alle lidstaten van de EU zoals Frankrijk, Nederland, Finland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, België en Duitsland zijn er dochterbedrijven van WAM SpA opgericht. De klager benadrukte voorts dat hij op de interne markt in een harde concurrentiestrijd was verwikkeld met WAM Engineering Ltd, de dochteronderneming van WAM SpA in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en dat hij vele bestellingen heeft verloren aan de Italiaanse onderneming. Wat de concurrentie buiten de EU tussen ondernemingen uit de Gemeenschap betreft, kwam voorts aan het licht dat het programma dat door middel van de tweede steunmaatregel werd gefinancierd en dat tot doel had commerciële activiteiten in China te ontwikkelen, gezamenlijk moest worden uitgevoerd door WAM SpA en WAM Bulk Handling Machinery Shangai Co Ltd, een lokale onderneming die volledig in handen is van WAM SpA.

(77)

Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kan subsidiëring van exportactiviteiten het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden, zelfs indien de begunstigde onderneming bijna haar volledige productie buiten de EU, de EER en de toetredende landen uitvoert.

(78)

In deze zaak is bovendien vastgesteld dat de afzet in het buitenland in de periode tussen 1995 en 1999 52 tot 57,5 % van de totale jaaromzet van WAM bedroeg, waarvan tweederde export binnen de EU (in absolute cijfers, ongeveer 10 miljoen EUR tegen 5 miljoen EUR).

(79)

Ongeacht of de desbetreffende steun wordt verleend voor export naar andere EU-lidstaten of naar landen buiten de EU, kan deze dus het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden. Derhalve is deze steun onderworpen aan artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(80)

In hun schrijven van 11 oktober 1999 (A/37761) verklaarden de Italiaanse autoriteiten dat de rechtsgrondslag voor de steunmaatregelen aan WAM SpA, namelijk wet nr. 394 van 29 juli 1981, aan de Commissie en de WTO is medegedeeld in het kader van artikel 25 van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (WTO-GATT 1994) (13).

(81)

De Commissie merkt op dat de Italiaanse autoriteiten onder kennisgeving de opname verstaan van enkele, wel erg summiere gegevens over de regeling in het overzicht van de steun dat — zeker sinds het zesde verslag (1996) — bij de Commissie wordt ingediend in het kader van het jaarverslag over staatssteun in de EU. Deze wijze van kennisgeving kan niet in overeenstemming worden beschouwd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, dat als volgt luidt: „De Commissie wordt van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht, om haar opmerkingen te kunnen maken.”.

(82)

De Commissie werd ook in kennis gesteld van het bestaan van de regeling in het kader van een door haar opgesteld overzicht van nationale steunregelingen in de lidstaten voor buitenlandse directe investeringen buiten de EU (uitgaande DBI).

(83)

Aangezien de bovenvermelde steunregeling niet vooraf bij de Commissie was aangemeld om te toetsen of ze verenigbaar was met de staatssteunregels, is de regeling ten uitvoer gelegd in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Derhalve is de regeling onrechtmatig. Bijgevolg is de steun die op grond van deze regeling aan WAM werd verleend, ook onrechtmatig.

(84)

In de mate dat de desbetreffende steunmaatregelen binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen, moet worden getoetst of ze in aanmerking kunnen komen voor een vrijstelling in het kader van de relevante communautaire staatssteunregels.

(85)

De Italiaanse regering heeft bewijzen geleverd dat WAM op het ogenblik dat het eerste steunbedrag werd toegekend (1995), voldeed aan de vereisten van de aanbeveling 96/280/EG van de Commissie om als een KMO te worden beschouwd (14). Meer bepaald blijkt dat WAM een middelgrote onderneming was met een werknemersbestand van 163 personeelsleden, een jaarlijkse omzet van 16,8 miljoen EUR en een balanstotaal van 20,1 miljoen EUR. Ten slotte stond de onderneming onder de zeggenschap van twee financiële instellingen die zelf overeenkomstig de bovenvermelde aanbeveling KMO's waren.

(86)

Voorzover de Commissie zich voor haar beoordeling van de vermeende onrechtmatige steun baseert op de regels die golden op het ogenblik dat de steun werd verleend (15), moet worden getoetst of de in 1995 aan WAM verleende steun in overeenstemming was met communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf (16), die van kracht was op het ogenblik dat de specifieke steun werd verleend.

(87)

Aangezien WAM SpA bij de toekenning van de eerste steun wordt beschouwd als middelgrote onderneming, moet worden benadrukt dat, luidens de communautaire kaderregeling van 1992 inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, investeringssteun — indien deze buiten steungebieden beschikbaar is voor middelgrote ondernemingen — niet alleen een gevaar van mededingingsverstoring inhoudt, maar ook de stimulans voor kleine en middelgrote ondernemingen om in minder begunstigde gebieden te investeren, vermindert. Volgens de kaderregeling kan het risico van een dergelijk tegendraads effect voor zeer kleine ondernemingen gering zijn, maar neemt het kennelijk toe naarmate de onderneming groter wordt.

(88)

Voorts werd de in 1995 aan WAM toegekende steun niet verleend ten behoeve van productieve investeringen of een andere geoorloofde doelstelling die in de communautaire kaderregeling van 1992 inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf was opgenomen, namelijk algemene investeringssteun binnen of buiten de nationale ontwikkelingszones, steun ten behoeve van investeringen voor milieubescherming, steun voor onderzoek en ontwikkeling, opleiding of verspreiding van kennis, met uitzondering van de zogenaamde zachte steun voor KMO's, waarvoor consultancydiensten, marktonderzoeken en deelname aan beurzen en tentoonstellingen in aanmerking kunnen komen.

(89)

Derhalve is de Commissie van oordeel dat het merendeel van de subsidiabele kosten voor het opzetten van permanente structuren in het buitenland, die door de Italiaanse regering in aanmerking werden genomen voor het toekennen van de eerste zachte lening aan WAM in 1995 — namelijk de huur van panden (lening van 81,21 miljoen ITL), verzekering en aanverwante voorzieningen alsmede andere exploitatiekosten, onder meer voor personeel, meubilair en uitrusting van de vermelde panden (lening van 10,82 + 30,55 + 556,94 miljoen ITL) — kosten zijn die de onderneming zelf had moeten dragen. Hetzelfde geldt voor de uitgaven voor patronen en reserveonderdelen voor de klantenservice (lening van 38,23 miljoen ITL). Wat de subsidiabele kosten ter ondersteuning van de handelsbevordering betreft, zijn volgens de Commissie ook de kosten voor de goederenopslag (458,28 miljoen ITL) niet in overeenstemming met de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, aangezien ze niet bedoeld zijn voor een initiële investering. Dit geldt ook voor kosten voor reclame (94,39 miljoen ITL) en reiskosten voor werknemers en directie (7,52 miljoen ITL).

(90)

De Commissie is van oordeel dat al deze kosten geenszins als productieve investeringen in aanmerking kunnen worden genomen. Derhalve moet steun voor deze uitgaven worden beschouwd als exploitatiesteun.

(91)

Voorts is de Commissie van mening dat steun voor alle bovenvermelde uitgaven beschouwd moet worden als steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, aangezien deze rechtstreeks verband houdt met de oprichting en de exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven met betrekking tot werkzaamheden op het gebied van de uitvoer. Derhalve kan bij de beoordeling van deze steun geen verband worden gelegd met buitenlandse directe investeringen.

(92)

Dit blijkt niet alleen uit het onderzoek van de daadwerkelijke uitgaven, waarmee op basis van de toekenning van de lening rekening werd gehouden en die naar voren werden gebracht in het schema in overweging 37 en die werden vermeld in overweging 89. Het werd ook bevestigd door de doelstelling van de leenovereenkomst (subsidiëren van een programma voor het ontwikkelen van commerciële activiteiten) en door het doel van het fonds waaruit de middelen voor de steun zijn verstrekt, namelijk de subsidiëring van exportondernemingen met het oog op programma's voor het ontwikkelen van commerciële activiteiten buiten de Gemeenschap.

(93)

Daarentegen kan, in het kader van de communautaire kaderregeling van 1992 inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, en in het bijzonder de punten 4.3 „steun voor advisering, scholing en verspreiding van kennis” en 4.5 „steun voor andere doeleinden”, steun voor consultancydiensten (29,43 miljoen ITL) en marktonderzoeken (40,95 miljoen ITL) voor een vrijstelling in aanmerking komen, aangezien WAM een KMO was en voorzover deze dienstverlening werd uitgevoerd door externe adviseurs. Dit geldt ook voor steun voor de deelname aan beurzen en tentoonstellingen (12,19 miljoen ITL).

(94)

De Commissie erkent sinds lang dat niet alle steun merkbare gevolgen heeft voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. Dit inzicht werd voor het eerst vervat in de-minimisregel, die in de communautaire kaderregeling van 1992 inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf is opgenomen (17). Nadien werd deze regel opnieuw geformuleerd in de mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun (18). Ten slotte werd de regel bevestigd bij Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (19) van de Raad, op basis waarvan Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie is aangenomen (20).

(95)

Voorts erkent de Commissie dat in de formulering van de de-minimisregel van 1992, die van kracht was toen het eerste steunbedrag werd verleend, exportsteun niet uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Derhalve kon een steunbedrag van ten hoogste 50 000 ECU (nu EUR) als toelaatbaar worden beschouwd, zelfs met betrekking tot de subsidiabele kosten die in aanmerking werden genomen voor de toekenning van de steun, voorzover WAM SpA geen aanspraak kon maken op andere subsidiëring in de vorm van de-minimissteun gedurende de desbetreffende periode van drie jaar, hetgeen door de Italiaanse autoriteiten is bevestigd.

(96)

In het licht van de laatste alinea van de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (21) is de Commissie ook van oordeel dat de in de verordening vastgestelde regels van toepassing zijn voorzover ze gunstiger zijn dan die van de kaderregeling (22), indien een beschikking moet worden gegeven op het ogenblik dat een kaderregeling is vervangen door een verordening.

(97)

In het licht van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (23) (KMO-steun) en Verordening (EG) nr. 69/2001 (24) (de-minimissteun) moet dus een aanvullende beoordeling van de desbetreffende steun worden uitgevoerd.

(98)

Luidens artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 70/2001 is deze verordening niet van toepassing op werkzaamheden op het gebied van de uitvoer (25). Derhalve kan geen van de in de overweging 89 van deze beschikking vermelde uitgaven in overeenstemming met deze verordening worden geacht.

(99)

Evenzo valt steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(100)

Volgens een verklaring van de Italiaanse autoriteiten was WAM op het ogenblik dat de tweede steunmaatregel aan WAM werd toegekend (2000), een grote onderneming. Voorts was de onderneming buiten een steungebied gevestigd.

(101)

Andermaal moet de Commissie de steun beoordelen volgens de regels die van kracht waren op het ogenblik dat de steun werd toegekend. Op basis daarvan en aangezien WAM SpA geen KMO meer was, valt de steun buiten de werkingssfeer van de communautaire kaderregeling van 1996 inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (26) en van de richtsnoeren van 1998 inzake regionale steunmaatregelen (27), die momenteel van kracht zijn.

(102)

Op grond van het onderzoek van de subsidiabele kosten die als bijlage bij schrijven A/35269 werden medegedeeld en die naar voren werden gebracht in het schema in overweging 37 van deze beschikking, is de Commissie van mening dat alleen aan de uitgaven voor opleiding (25 240 EUR op een totale lening van 1,8 miljoen EUR) een vrijstelling kan worden verleend, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (28) met betrekking tot de opleidingssteun ongeacht of de steun moet worden beoordeeld op basis van artikel 4, lid 2 (specifieke opleiding) of lid 3 (algemene opleiding), aangezien in het licht van de toegepaste steunintensiteit aan beide bepalingen is voldaan.

(103)

De steun in kwestie lijkt geen andere horizontale communautaire doelstelling te bevorderen in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag (zoals onderzoek en ontwikkeling, werkgelegenheid, milieu, reddings- en herstructureringsoperaties) in de zin van de relevante richtsnoeren, kaderregelingen en verordeningen.

(104)

Volgens de Commissie houden de kosten voor de huur en het meubilair van panden, de aankoop van voertuigen, patronen, goederenopslag, reclame, reizen voor Italiaanse medewerkers naar het buitenland en voor buitenlandse klanten naar Italië rechtstreeks verband met de oprichting en de exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven met betrekking tot werkzaamheden op het gebied van de uitvoer.

(105)

Voorts moet worden nagegaan of de steun in overeenstemming is met de ter zake toepasselijke de-minimisregels. Op het ogenblik dat de bewuste steun werd toegekend, was de mededeling van de Commissie van 1996 inzake de minimis-steun (29) van kracht. In de mededeling wordt duidelijk bepaald dat steun voor de uitvoer buiten de werkingssfeer van de mededeling valt.

(106)

De Commissie is van mening dat de in de overweging 104 vermelde uitgaven moeten worden beschouwd als steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer en wijst erop dat in het bijzonder steun voor een atelier voor technische ondersteuning en personeel dat in het buitenland werkzaam is, waaronder een salesmanager, een algemeen directeur, vier administratieve medewerkers en zes technici helemaal niet lijkt te stroken met een van de verkoop losstaande activiteit.

(107)

Voorts wordt opgemerkt dat het specifieke programma gezamenlijk moest worden uitgevoerd door WAM SpA en de WAM Bulk Handling Machinery Shangai Co Ltd, de lokale onderneming die voor 100 % in handen is van WAM SpA, hetgeen erop wijst dat WAM SpA reeds op de bewuste markt aanwezig was.

(108)

Voorts werd dezelfde formulering die werd weergegeven in overweging 92 van deze beschikking (waarin de eerste steunmaatregel ten gunste van WAM SpA werd omschreven als een stimulans voor programma's voor het ontwikkelen van commerciële activiteiten), gebruikt bij het opstellen van de leenovereenkomst voor de onderzochte steun.

(109)

In het licht van overweging 96 moet de onderzochte steun ook worden beoordeeld in het kader van de-minimisregel van 2001, namelijk Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie (30).

(110)

In beide relevante de-minimisregels wordt steun voor de uitvoer uitdrukkelijk van het toepassingsgebied uitgesloten (31). Zelfs indien WAM niet in aanmerking kwam voor andere de-minimissubsidiëring tijdens de relevante periode van drie jaar, kan de de-minimisdrempel derhalve niet worden toegepast op de onderzochte steun.

VII.   SLOTOPMERKINGEN

(111)

De Commissie merkt op dat de afwijkingen van artikel 87, lid 2, onder a), b) en c), van het EG-Verdrag (32) niet van toepassing zijn op de desbetreffende steunmaatregelen, omdat met deze steunmaatregelen geen van de doelstellingen wordt nagestreefd die in dat Verdragsartikel worden opgesomd. De Italiaanse regering heeft evenmin aangevoerd dat dit het geval zou zijn.

(112)

De onderzochte steunmaatregelen zijn niet bedoeld om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen. Evenmin dienen zij om de cultuur of de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. De Commissie is dus van oordeel dat artikel 87, lid 3, onder b) (33) en d) (34), niet van toepassing is op de onderzochte steunmaatregelen.

VIII.   CONCLUSIES

(113)

Beide steunmaatregelen ten gunste van WAM SpA zijn ten uitvoer gelegd zonder voorafgaande aanmelding bij de Commissie. Derhalve betreurt de Commissie het dat deze steun onrechtmatig aan de begunstigde werd toegekend, aangezien de steunmaatregelen in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag werden ten uitvoer gelegd.

(114)

De steun die in 1995 aan WAM SpA werd toegekend, is met uitzondering van het gedeelte van de lening dat betrekking had op de uitgaven voor consultancydiensten, marktonderzoeken en deelname aan beurzen en tentoonstellingen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover deze de drempel van 50 000 EUR overschrijdt.

(115)

Wat het totale subsidie-equivalent van de bewuste steun betreft, is ermee rekening gehouden dat de lening in verschillende tranches (drie tranches in de periode van 24 april 1996 tot 24 april 1998) aan de begunstigde onderneming werd toegekend en dat de aflossingsvrije periode bijgevolg tussen twee en nul jaren varieerde. Er werd rekening gehouden met de in de leenovereenkomst vastgestelde rentevoet (4,4 %) in verhouding tot de op geregelde tijdstippen door de Commissie vastgestelde referentierentevoet (35), die op het ogenblik dat de lening werd toegekend (11,35 %), van kracht was. Dit resulteerde in een subsidie-equivalent met een geactualiseerde waarde op 24 april 1996 (datum waarop de eerste tranche van de lening aan WAM werd uitbetaald) van 104 313,20 EUR.

(116)

Aangezien een deel van de desbetreffende lening in overweging 93 van deze beschikking als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd aangemerkt, moet dit worden in mindering gebracht van het steunelement. Bij de berekening van het geactualiseerde subsidie-equivalent moet hiermee rekening worden gehouden. Omdat het onmogelijk is een verband te leggen tussen een bepaalde tranche van de lening en bepaalde specifieke uitgaven, is hetzelfde percentage dat de verenigbare onderdelen vertegenwoordigen ten opzichte van de totale lening (82,57 miljoen ITL op een totaalbedrag van 1 358,51 miljoen ITL of 6 %) toegepast op het geactualiseerde totale subsidie-equivalent. Aangezien 6 % van 104 313,20 EUR neerkomt op 6 258,79 EUR, bedraagt het geactualiseerde subsidie-equivalent van het onverenigbare deel van de steun dus 98 054,41 EUR en overschrijdt het dus de drempel van 50 000 EUR.

(117)

De in 2000 aan WAM toegekende steun is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, met uitzondering van het bedrag voor opleiding ten belope van 25 240 EUR.

(118)

In deze zaak werd de lening in de periode tussen 12 februari 2001 en 29 januari 2003 in vijf tranches ter beschikking gesteld van WAM SpA. Derhalve varieert de aflossingsvrije periode tussen twee en nul jaren, zoals bij de eerste steunmaatregel het geval was. Evenzo heeft de Commissie voor de berekening van het subsidie-equivalent rekening gehouden met de in de leenovereenkomst vastgestelde rentevoet (2,32 %) in verhouding tot de periodiek door de Commissie vastgestelde referentierentevoet, die op het ogenblik dat de lening werd toegekend (5,70 %) van kracht was. Naar verwachting zal de lening in 2008 volledig (dus hoofdsom en rente) zijn terugbetaald. Derhalve zou het subsidie-equivalent van het steunelement van de desbetreffende volledige lening, geactualiseerd op 24 februari 2001 (datum waarop de eerste tranche van de bewuste lening ter beschikking werd gesteld van WAM SpA) 180 203,70 EUR hebben bedragen, voorzover de terugbetalingen zoals gepland werden uitgevoerd.

(119)

Naar verwachting zal deze beschikking op 19 mei 2004 worden aangenomen. Op die datum bedraagt het voordeel van de lening volgens de berekening van de Commissie 106 366,60 EUR.

(120)

Wat het verenigbare deel van de lening betreft, geldt dezelfde redenering als voor de eerste lening. Derhalve moet het percentage van het verenigbare deel van de lening in verhouding tot de totale lening (1,35 %) worden afgetrokken van het subsidie-equivalent van de steun. Op het ogenblik dat de eindbeschikking werd aangenomen, bedraagt het subsidie-equivalent van de tweede steunmaatregel dus 104 930,65 EUR (106 366,60 – 1 435,95).

(121)

Aangezien de lening wordt beschouwd als steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, zijn zowel de mededeling van 1996 van de Commissie inzake de minimis-steun (36) als de de-minimisverordening van 2001 (37) niet van toepassing op deze steun.

(122)

Volgens vaste beschikkingspraktijk van de Commissie moet steun die, overeenkomstig artikel 87 van het EG-Verdrag, onrechtmatig is verleend en onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, van de begunstigden worden teruggevorderd, voorzover de steun niet door de-minimisregelingen wordt gedekt. Deze beschikkingspraktijk is bevestigd door artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad.

(123)

Op grond van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) Nr. 659/1999 van de Raad omvat de op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun rente tegen een door de Commissie vastgesteld passend percentage. De rente is betaalbaar vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun.

(124)

De wijze waarop het rentepercentage moet worden toegepast, is vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun (38).

(125)

De Commissie merkt op dat deze beschikking de verenigbaarheid van de nationale regelgeving van wet nr. 394/81, die de rechtsgrondslag vormt voor het verlenen van de staatssteun aan WAM, onverlet laat. Overeenkomstig de rechtspraak van Gerecht van eerste aanleg (39) vond de Commissie het in de huidige stand van zaken niet noodzakelijk een procedure in te leiden met betrekking tot deze regelgeving. Ze sluit evenwel niet uit dit in een latere fase toch te doen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun die Italië overeenkomstig wet nr. 394/81 aan WAM SpA heeft verleend, valt binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

Aangezien deze steun, in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, niet vooraf bij de Commissie is aangemeld, vormt hij onrechtmatige steun.

Artikel 2

1.   De steun ten belope van 104 313,20 EUR die in de vorm van een rentesubsidie door Italië vanaf 24 april 1996 aan WAM SpA werd verleend, is — met uitzondering van het gedeelte dat betrekking had op de subsidiabele uitgaven voor consultancydiensten, deelname aan beurzen en tentoonstellingen en marktonderzoeken ten belope van 6 258,79 EUR — onrechtmatige steun wat betreft het gedeelte dat de in de-minimisregel van 1992 (40) vastgestelde drempel van 50 000 EUR overschrijdt.

Italië neemt alle noodzakelijke maatregelen om het te veel betaalde bedrag ten belope van 48 054,41 EUR terug te vorderen.

2.   De steun ten belope van 106 366,60 EUR die in de vorm van een rentesubsidie vanaf 9 november 2000 tot op de dag dat deze beschikking werd gegeven, door Italië aan WAM SpA werd toegekend, is onrechtmatige steun wat betreft het gedeelte dat niet op de subsidiabele kosten voor opleidingsmaatregelen betrekking heeft, ten belope van 1 435,95 EUR.

Italië neemt alle noodzakelijke maatregelen om het resulterende bedrag ten belope van 104 930,65 EUR terug te vorderen.

3.   De terugvordering van de in de leden 1 en 2 bedoelde steunbedragen geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures, voorzover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze beschikking toelaten.

De terug te vorderen bedragen omvatten rente tot de datum van de terugbetaling ervan en beginnen te lopen, onderscheidenlijk, vanaf:

a)

24 april 1996, wat de in lid 1 bedoelde steun betreft, en

b)

de datum van deze beschikking, wat de in lid 2 bedoelde steun betreft.

Artikel 3

1.   Italië onthoudt zich van alle verdere steunverlening aan WAM SpA in de vorm van zachte leningen toegekend op grond van de maatregel waarop deze beschikking ziet en die in artikel 2, lid 2, is bedoeld, door hetzij de onverwijlde terugbetaling van de lening te vorderen, hetzij vanaf de datum van deze beschikking de rentevoet van de lening aan te passen aan de door de Commissie vastgestelde referentierentevoet die van toepassing was op het ogenblik dat de lening werd verleend en die wordt gebruikt voor de berekening van het subsidie-equivalent van regionale steun.

2.   Het in lid 1 bedoelde rentepercentage wordt op samengestelde grondslag toegepast voor de volledige duur van de in artikel 2, lid 3, tweede alinea, onder a) en b), bedoelde periode.

Artikel 4

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het voornemens is te nemen en reeds heeft genomen om hieraan te voldoen. Italië verstrekt deze informatie aan de hand van het aan deze beschikking gehechte formulier.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2004.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie


(1)  C(2003) 35 def. (PB C 142 van 18.6.2003, blz. 2).

(2)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(3)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.

(4)  Zie de besluiten betreffende Steunmaatregelen nrs. C 85/98 Thüringen — Konsolidierungsprogramm, C 87/98 Thüringen — Darlehensprogramm, en C 28/99 Thüringen Umlaufmittelprogramm (nog niet gepubliceerd).

(5)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(6)  PB C 213 van 19.8.1992, blz. 2.

(7)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33.

(8)  Beschikking van de Commissie van 5 juni 1996 betreffende steunvoornemens van de Republiek Oostenrijk in het kader van het ERP-Oost-Europaprogramma (PB L 96 van 11.4.1997, blz. 23).

(9)  Beschikking van 14 oktober 1998 ten behoeve van LiftgmbH (PB L 142 van 5.6.1999, blz. 32).

(10)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(11)  Zie noot 6.

(12)  Arrest van 21 maart 1990, zaak 142/87, België/Commissie (Tubemeuse), Jurispr. 1990, blz. I-959.

(13)  Multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) — Bijlage 1 — Bijlage 1A — Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (WTO-GATT 1994) (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 156).

(14)  Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).

(15)  Zie de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22).

(16)  Zie noot 6.

(17)  Zie noot 6.

(18)  PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(19)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(20)  Zie noot 5.

(21)  Zie noot 3.

(22)  Zie noot 4.

(23)  Zie noot 7.

(24)  Zie noot 5.

(25)  In de formulering van Verordening (EG) nr. 70/2001 wordt onder „steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer” verstaan steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer alsmede steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd.

(26)  PB C 213 van 23.7.1996, blz. 4.

(27)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(28)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20.

(29)  Zie noot 18.

(30)  Zie noot 5.

(31)  In de mededeling van 1996 inzake de-minimissteun werd onder „steun voor de uitvoer” verstaan „iedere steun die rechtstreeks verband houdt met de uitgevoerde hoeveelheden, de opzet en het functioneren van een distributienet of met de lopende uitgaven in verband met de exportactiviteit”. In artikel 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie werd deze omschrijving bijna ongewijzigd overgenomen.

(32)  Overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag zijn „met de gemeenschappelijke markt verenigbaar: a) steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten; b) steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen; c) steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland (…)”.

(33)  „Steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een overeenkomstsluitende partij op te heffen”.

(34)  „Steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad”.

(35)  De referentierentevoet wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschapen gepubliceerd.

(36)  Zie noot 18.

(37)  Zie noot 5.

(38)  PB C 110 van 8.5.2003, blz. 21.

(39)  Zie arrest van 6 maart 2002, gevoegde zaken T-92/00 en T-103/00, Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava (T-92/00), Ramondín, SA en Ramondín Cápsulas, SA (T-103/00)/Commissie, Jurispr. 2002, blz. II-1385.

(40)  Zie noot 6.


BIJLAGE

Informatie betreffende de tenuitvoerlegging van beschikking C(2004) 1812 van de Commissie

1.   Berekening van het terug te vorderen bedrag

1.1.

Geef de volgende details over het bedrag aan onrechtmatige staatssteun dat de begunstigde ter beschikking is gesteld:

Beknopte omschrijving van de maatregel (1)

Datum/data van uitbetaling (2)

Bedrag (3)

Datum/data van terugbetaling (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmerkingen:

1.2.

Zet nader uiteen hoe de rente over het terug te vorderen steunbedrag zal worden berekend?

2.   Voorgenomen of reeds genomen maatregelen voor het terugvorderen van de steun

2.1.

Beschrijf nader welke maatregelen al zijn genomen en welke maatregelen zijn gepland om de steun onverwijld en daadwerkelijk terug te vorderen. Zet ook uiteen welke alternatieve maatregelen er in het nationale recht voorhanden zijn, om tot terugvordering over te gaan. Vermeld, voorzover van toepassing, ook de rechtsgrondslag voor de genomen/voorgenomen maatregelen.

2.2.

Tegen wanneer zal de terugvordering van de steun zijn afgerond?

3.   Reeds doorgevoerde terugvordering

3.1.

Geef de volgende details over de steunbedragen die van de begunstigde zijn teruggevorderd:

Beknopte omschrijving van de maatregel

Datum/Data (5)

Terugbetaald steunbedrag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.

Sluit informatie in waarmee de terugbetaling van de in de tabel in punt 3.1 vermelde steunbedragen wordt gestaafd.


(1)  Gebruik s.v.p. voor elke tranche en terugbetaling een nieuwe regel.

(2)  Datum/data waarop afzonderlijke tranches van de steun aan de begunstigde zijn overgemaakt.

(3)  Aan de begunstigde ter beschikking gesteld steunbedrag (in bruto-subsidie-equivalent).

(4)  Datum/data waarop afzonderlijke tranches van de steun door de begunstigde werden terugbetaald.

(5)  Datum/data waarop de steun is terugbetaald.


Top