EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0992

Verordening (EG) nr. 992/2005 van de Commissie van 29 juni 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006)

PB L 168 van 30.6.2005, p. 16–22 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/02/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/992/oj

30.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 168/16


VERORDENING (EG) Nr. 992/2005 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2005

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de WTO-lijst XCL moet de Gemeenschap een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke mestrunderen openen.

(2)

In afwachting van de resultaten van de WTO-onderhandelingen in het kader van artikel XXIV.6 van de GATT na de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije (hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd) waarvan sommige, samen met Roemenië, de belangrijkste leverende landen waren binnen dit contingent in de laatste drie contingentjaren, is het dienstig in de uitvoeringsbepalingen voor het beheer van deze tariefcontingenten vast te stellen dat de beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 op passende wijze in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet worden gespreid over het jaar.

(3)

Rekening houdend met de traditionele handelsstromen tussen de Gemeenschap en de leverende landen binnen dit contingent en met de noodzaak om het evenwicht op de markt te handhaven, wordt de beschikbare hoeveelheid voor het contingentjaar 2005/2006 gespreid over vier kwartalen. Na afronding van de lopende onderhandelingen in het kader van artikel XXIV.6 en na ratificatie van de resultaten ervan zullen nieuwe beheersvoorschriften van toepassing zijn. In deze voorschriften moet rekening worden gehouden met de resultaten van deze onderhandelingen en de reeds gebruikte hoeveelheden binnen het bij deze verordening geopende contingent.

(4)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moet voor elke aanvraag van invoercertificaten een minimum- en een maximumaantal dieren in acht worden genomen.

(5)

Om speculatie te voorkomen, is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2005 minimaal 100 dieren hebben ingevoerd, aangezien een partij van 100 dieren als lonend kan worden beschouwd.

(6)

Met het oog op de controle op de naleving van deze criteria moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

(7)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari 2005 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent en dat de certificaten niet overdraagbaar zijn.

(8)

Er dient te worden bepaald dat hoeveelheden waarvoor invoercertificaten kunnen worden aangevraagd, pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (2) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (3).

(10)

Gebleken is dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve actief deelnemen aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt derhalve als primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(11)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(12)

Voor de toepassing van dit tariefcontingent is een effectieve controle op de specifieke bestemming van de ingevoerde dieren vereist. De dieren moeten derhalve worden gemest in de lidstaat waar het invoercertificaat is afgegeven.

(13)

Om te waarborgen dat de dieren gedurende ten minste 120 dagen in de vermelde bedrijven worden gemest, moet een zekerheid worden gesteld. Het bedrag van de zekerheid moet het verschil dekken tussen het recht van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) en het verlaagde recht dat geldt op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke runderen van GN-code 0102 90 05, 0102 90 29 of 0102 90 49 die bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden gemest, onder voorbehoud van eventuele tussen de Gemeenschap en haar WTO-partners in het kader van de WTO-onderhandelingen op grond van artikel XXIV.6 overeengekomen verlagingen.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4005.

2.   Voor het in lid 1 bedoelde contingent geldt een invoerrecht van 16 % ad valorem, vermeerderd met 582 EUR per ton nettogewicht.

Het in de eerste alinea vastgestelde recht geldt slechts wanneer de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen worden gemest in de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven.

3.   De in lid 1 vermelde hoeveelheden worden als volgt gespreid over de in datzelfde lid genoemde periode:

a)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 september 2005;

b)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005;

c)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006;

d)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 april 2006 tot en met 30 juni 2006.

4.   Indien voor één van de in lid 3, onder a), b) en c), vermelde periodes certificaataanvragen worden ingediend voor een hoeveelheid die minder bedraagt dan de voor de betrokken periode beschikbare hoeveelheid, wordt de resterende hoeveelheid van die periode opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheid.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de certificaataanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2005 ten minste 100 dieren van GN-code 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

3.   Marktdeelnemers die hun handelsactiviteiten met derde landen in de sector rundvlees per 1 januari 2005 hadden stopgezet, mogen geen aanvraag indienen.

4.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met de in lid 1 vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor invoercertificaten mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor invoercertificaten voor elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode:

a)

moeten betrekking hebben op ten minste 100 dieren,

b)

mogen niet worden ingediend voor een aantal dieren dat meer dan 5 % van het totale beschikbare aantal bedraagt.

Wanneer aanvragen worden ingediend voor een groter aantal dieren dan de in de eerste alinea, onder b), bedoelde hoeveelheid, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor invoercertificaten moeten in de eerste 10 werkdagen van elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode worden ingediend. Aanvragen voor de eerste periode moeten evenwel in de eerste 10 werkdagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

4.   Aanvragers mogen niet meer dan één aanvraag per in artikel 1, lid 3, genoemde periode indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde hoeveelheden.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van een formulier volgens het in bijlage I vastgestelde model.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2.   Voor de in artikel 3 bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot een saldo van minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting invoerrechten voor telkens 100 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

3.   Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de aanvaarding van de aanvragen, worden de certificaten zo spoedig mogelijk afgegeven.

Artikel 5

1.   Invoercertificaten worden afgegeven op naam van de marktdeelnemer die de aanvraag heeft ingediend.

2.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

0102 90 05; 0102 90 29 of 0102 90 49;

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4005) en ten minste één van de in bijlage III aangegeven vermeldingen.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de aangifte voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.

2.   Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni 2006.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 15 EUR per dier en moet door de aanvrager worden gesteld op het moment waarop de certificaataanvraag wordt ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op boven de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur — of een gewaarmerkte kopie daarvan — die op naam van de titularis is opgemaakt door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper,

b)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld,

c)

kopie nr. 8 van formulier IM 4, met in vak 8 uitsluitend de naam en het adres van de titularis.

Artikel 7

1.   Op het tijdstip van invoer moet de importeur het bewijs leveren dat:

a)

hij zich bij de bevoegde instantie van de lidstaat er schriftelijk toe verbonden heeft haar binnen een maand mee te delen op welke bedrijven de jonge runderen worden gemest;

b)

hij bij de bevoegde instantie van de lidstaat een zekerheid heeft gesteld waarvan het bedrag voor elke in aanmerking komende GN-code in bijlage II is vastgesteld; het mesten van de ingevoerde dieren in die lidstaat gedurende ten minste 120 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard, geldt als primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

2.   Behoudens overmacht wordt de in lid 1, onder b), bedoelde zekerheid pas vrijgegeven als aan de bevoegde instantie van de lidstaat het bewijs is geleverd dat de jonge runderen:

a)

op het/de overeenkomstig lid 1 vermelde bedrijf/bedrijven zijn gemest;

b)

niet binnen 120 dagen na de dag van invoer zijn geslacht, of

c)

binnen deze periode om gezondheidsredenen zijn geslacht of als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

De zekerheid wordt vrijgegeven zodra dergelijk bewijs is geleverd.

Wanneer de in lid 1, onder a), bedoelde periode niet in acht is genomen, wordt de vrij te geven zekerheid evenwel verminderd met:

15 %, en met

2 % van het resterende bedrag voor elke dag waarmee de periode is overschreden.

De niet-vrijgegeven bedragen worden verbeurd en als douanerecht ingehouden.

3.   Als het in lid 2 bedoelde bewijs niet binnen 180 dagen na de dag van invoer wordt geleverd, wordt de zekerheid verbeurd en als douanerecht ingehouden.

Wanneer dit bewijs niet binnen de in de eerste alinea genoemde periode van 180 dagen wordt geleverd, maar wel binnen zes maanden na die periode, wordt het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het zekerheidsbedrag, terugbetaald.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1899/2004 van de Commissie (PB L 328 van 30.10.2004, blz. 67).

(2)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(3)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).


BIJLAGE I

Fax: (32-2) 292 17 34

E-mail: AGRI-IMP-BOVINE@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 992/2005

Image


BIJLAGE II

BEDRAGEN VAN DE ZEKERHEID

Mannelijke mestrunderen

(GN-code)

Bedrag per dier

(in EUR)

0102 90 05

28

0102 90 29

56

0102 90 49

105


BIJLAGE III

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde vermeldingen

:

in het Spaans

:

„Bovinos machos vivos de peso vivo inferior o igual a 300 kg [Reglamento (CE) no 992/2005]”

:

in het Tsjechisch

:

„Živí býci s živou váhou nepřevyšující 300 kg na kus, na výkrm (Nařízení (ES) č. 992/2005)”

:

in het Deens

:

„Levende ungtyre til opfedning, med en levende vægt på ikke over 300 kg pr. dyr (forordning (EF) nr. 992/2005)”

:

in het Duits

:

„Lebende männliche Rinder mit einem Gewicht von höchstens 300 kg je Tier, zur Mast bestimmt (Verordnung (EG) Nr. 992/2005)”

:

in het Ests

:

„Elusad isasveised elusmassiga kuni 300 kg, nuumamiseks (määrus (EÜ) nr 992/2005)”

:

in het Grieks

:

„Ζώντα βοοειδή με βάρος ζώντος που δεν υπερβαίνει τα 300 kg ανά κεφαλή, προς πάχυνση [κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 992/2005]”

:

in het Engels

:

„Live male bovine animals of a live weight not exceeding 300 kg per head, for fattening (Regulation (EC) No 992/2005)”

:

in het Frans

:

„Bovins mâles vivants d'un poids vif inférieur ou égal à 300 kg par tête, destinés à l'engraissement [Règlement (CE) no 992/2005]”

:

in het Italiaans

:

„Bovini maschi vivi di peso vivo non superiore a 300 kg per capo, destinati all’ingrasso [regolamento (CE) n. 992/2005]”

:

in het Lets

:

„Jaunbuļļi nobarošanai, kuru dzīvsvars nepārsniedz 300 kg (Regula (EK) Nr. 992/2005)”

:

in het Litouws

:

„Penėjimui skirti gyvi jaučiai, kurių vieno galvijo gyvasis svoris yra ne didesnis kaip 300 kg (Reglamentas (EB) Nr. 992/2005)”

:

in het Hongaars

:

„Legfeljebb 300 kg egyedi élőtömegű élő hím szarvasmarhaféle, hizlalás céljára (992/2005/EK rendelet)”

:

in het Nederlands

:

„Levende mannelijke mestrunderen met een gewicht van niet meer dan 300 kg per dier (Verordening (EG) nr. 992/2005)”

:

in het Pools

:

„Żywe młode byki o żywej wadze nieprzekraczającej 300 kg za sztukę bydła, opasowe (rozporządzenie (WE) nr 992/2005)”

:

in het Portugees

:

„Bovinos machos vivos com peso vivo inferior ou igual a 300 kg por cabeça, para engorda [Regulamento (CE) n.o 992/2005]”

:

in het Slowaaks

:

„Živé mladé býčky, ktorých živá hmotnosť nepresahuje 300 kg na kus, určené na výkrm (nariadenie (ES) č. 992/2005)”

:

in het Sloveens

:

„Živo moško govedo za pitanje, katerega živa teža ne presega 300 kg na glavo (Uredba (ES) št. 992/2005)”

:

in het Fins

:

„Lihotettaviksi tarkoitettuja eläviä urospuolisia nautaeläimiä, elopaino enintään 300 kg/eläin (asetus (EY) N:o 992/2005)”

:

in het Zweeds

:

„Levande handjur av nötkreatur som väger högst 300 kg, för gödning (förordning (EG) nr 992/2005)”


Top