Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R1747

    Verordening (EG, Euratom) nr. 1747/2002 van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling, in het kader van de modernisering van de instelling, van bijzondere maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in vaste dienst zijn aangesteld bij de Raad van de Europese Unie

    PB L 264 van 2.10.2002, p. 5–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2004

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1747/oj

    32002R1747

    Verordening (EG, Euratom) nr. 1747/2002 van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling, in het kader van de modernisering van de instelling, van bijzondere maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in vaste dienst zijn aangesteld bij de Raad van de Europese Unie

    Publicatieblad Nr. L 264 van 02/10/2002 blz. 0005 - 0008


    Verordening (EG, Euratom) nr. 1747/2002 van de Raad

    van 30 september 2002

    tot vaststelling, in het kader van de modernisering van de instelling, van bijzondere maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in vaste dienst zijn aangesteld bij de Raad van de Europese Unie

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 283,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Comité van het statuut,

    Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

    Gezien het advies van het Hof van Justitie(2),

    Gezien het advies van de Rekenkamer(3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Door het Verdrag betreffende de Europese Unie is het werkterrein van de Raad verruimd en daardoor zijn de rol en de taken van het secretariaat-generaal ruimer geworden.

    (2) Het secretariaat-generaal van de Raad voorziet in een groot deel van deze behoeften via rationalisatie en interne herschikking.

    (3) Het secretariaat-generaal van de Raad treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personeel dat heringedeeld wordt, met name via opleiding zo goed en zo efficiënt mogelijk op zijn nieuwe functie wordt voorbereid.

    (4) De vakbekwaamheid van een deel van de ambtenaren, die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en ten minste 15 dienstjaren hebben, wijkt echter te veel af van die welke voor de te vervullen functies vereist is.

    (5) Het secretariaat-generaal van de Raad heeft behoefte aan personeel met een ander vakbekwaamheidsprofiel en aan een nieuw evenwicht in de personeelssamenstelling; het aantal ambtenaren dat volgens de normale regeling met pensioen gaat zal echter niet volstaan om op voldoende korte termijn door indienstneming van nieuwe ambtenaren de beschikking te krijgen over de noodzakelijke vakbekwaamheid.

    (6) Daarom moeten bijzondere maatregelen voor beëindiging van de dienst worden vastgesteld die worden aangevuld met interne administratieve bepalingen voor een doeltreffende controle op de toepassing van deze verordening.

    (7) Bij de tenuitvoerlegging van deze maatregelen moet, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, zoveel mogelijk het geografisch evenwicht in acht worden genomen.

    (8) Deze maatregelen moeten budgettair neutraal zijn. Daartoe dient te worden voorzien in controle door de begrotingsautoriteit,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In het belang van de dienst en in verband met de behoeften aan nieuwe vakbekwaamheid bij het secretariaat-generaal van de Raad als gevolg van de heroriëntatie van de inzet van de personele middelen op zijn kerntaken, wordt het secretariaat-generaal van de Raad tot en met 31 december 2004 gemachtigd om ten aanzien van zijn ambtenaren die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en een anciënniteit van ten minste 15 jaar hebben, met uitzondering van ambtenaren in de rangen A 1 en A 2, overeenkomstig het bepaalde in deze verordening maatregelen te nemen tot beëindiging van de dienst in de zin van artikel 47 van het statuut.

    Artikel 2

    Het totale aantal ambtenaren ten aanzien waarvan de in artikel 1 bedoelde maatregelen kunnen worden toegepast, wordt vastgesteld op 94 (12 A, 22 LA, 8 B, 44 C, en 8 D).

    In het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt gecontroleerd of de regeling budgettair neutraal is. Hiertoe brengt het tot aanstelling bevoegde gezag, rekening houdend met het verband tussen het aantal ambtenaren dat de dienst verlaat en het aantal aangeworven ambtenaren, tijdig verslag uit bij de begrotingsautoriteit, ervoor zorg dragend dat aan de eis van budgettaire neutraliteit wordt voldaan.

    Artikel 3

    Rekening houdend met het belang van de dienst bepaalt het secretariaat-generaal van de Raad, met inachtneming van het in artikel 2 vastgestelde maximum en na raadpleging van de paritaire commissie, voor wie van de ambtenaren die beëindiging van de dienst op grond van artikel 1 hebben aangevraagd, de maatregel wordt toegepast.

    Het neemt bij voorrang de aanvragen in aanmerking van ambtenaren die getroffen zijn door reorganisatiemaatregelen of maatregelen voor heroriëntatie van de personele middelen op de kerntaken, met name via herindeling van personeel, en wier vakbekwaamheid niet voldoende in overeenstemming is met de te vervullen functies. Het houdt rekening met de mate van opleiding die nodig is voor het vervullen van de nieuwe functies, de leeftijd, de competentie, het rendement, het gedrag in de dienst, de gezinssituatie en de anciënniteit.

    Artikel 4

    1. De gewezen ambtenaar op wie de in artikel 1 bedoelde maatregel is toegepast, heeft recht op een maandelijkse vergoeding in de vorm van een percentage van het laatste basissalaris; dit percentage varieert naar gelang van de leeftijd en de anciënniteit van de betrokkene op het tijdstip van vertrek, volgens de tabel in bijlage bij deze verordening. Het in aanmerking te nemen laatste basissalaris is het basissalaris dat behoort bij de rang en de salaristrap van de ambtenaar op het tijdstip van vertrek uit de dienst en dat is vermeld in de tabel van artikel 66 van het statuut die van kracht is op de eerste dag van de maand waarvoor de vergoeding betaalbaar wordt.

    2. De gewezen ambtenaar kan te allen tijde op zijn verzoek worden gepensioneerd met het ouderdomspensioen volgens de voorwaarden van het statuut. Vanaf dat moment eindigt het recht op de vergoeding. Het recht op de vergoeding eindigt in elk geval uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt, en wanneer hij, vóór het bereiken van deze leeftijd, voldoet aan de voorwaarden die recht geven op het maximale ouderdomspensioen van 70 % (artikel 77 van het statuut).

    De gewezen ambtenaar wordt dan ambtshalve in het genot gesteld van het ouderdomspensioen, dat ingaat op de eerste dag van de kalendermaand na die waarin de vergoeding voor de laatste maal is uitbetaald.

    3. Op de in lid 1 bedoelde vergoeding wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die, overeenkomstig artikel 82, lid 1, tweede alinea, van het statuut, geldt voor het binnen de Gemeenschap gelegen land waar de betrokkene aantoont zijn woonplaats te hebben. De betrokkene levert elk jaar het bewijs van zijn woonplaats.

    Als de betrokkene zijn woonplaats kiest buiten de Gemeenschap, is de op de vergoeding toe te passen aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100.

    De vergoeding wordt uitgedrukt in euro. Zij wordt betaald in de valuta van het land waar de betrokkene zijn woonplaats heeft. De vergoeding wordt echter in euro betaald, als daarop overeenkomstig de tweede alinea de aanpassingscoëfficiënt 100 wordt toegepast.

    De vergoeding die in een andere valuta dan de euro wordt uitbetaald, wordt berekend met toepassing van de in artikel 63, tweede alinea, van het statuut bedoelde wisselkoersen.

    4. Het bedrag van de bruto-inkomsten die de betrokkene uit eventuele nieuwe functies ontvangt, wordt in mindering gebracht op de in lid 1 bedoelde vergoeding voorzover deze inkomsten en deze vergoeding tezamen hoger zijn dan de laatste totale brutobezoldiging van de betrokkene die is vastgesteld op basis van de salaristabel die van kracht is op de eerste dag van de maand waarvoor de vergoeding betaalbaar wordt. Op deze bezoldiging wordt de in lid 3 bedoelde aanpassingscoëfficiënt toegepast.

    Onder de bruto-inkomsten en de laatste totale brutobezoldiging, als bedoeld in de eerste alinea, worden verstaan de bedragen na aftrek van sociale lasten en vóór aftrek van belasting.

    De betrokkene moet zich er formeel toe verbinden de schriftelijke bewijsstukken over te leggen die geëist kunnen worden, waaronder een jaaroverzicht van zijn inkomsten in de vorm van een salarisspecificatie of een gecontroleerde jaarrekening, naar gelang van het geval, en een beëdigde of geauthentiseerde verklaring dat hij geen andere inkomsten uit nieuwe functies ontvangt, en de instelling op de hoogte te brengen van alle andere feiten die verandering kunnen brengen in zijn recht op de vergoeding, een en ander op straffe van toepassing van de in artikel 86 van het statuut bedoelde sancties.

    5. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 67 van het statuut en de artikelen 1, 2 en 3 van bijlage VII bij het statuut worden de kostwinnerstoelage, de kindertoelage en de toelage voor schoolgaande kinderen betaald hetzij aan de rechthebbende op de in lid 1 bedoelde vergoeding, hetzij aan de persoon of personen aan wie op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit het kind is of de kinderen zijn toevertrouwd; de hoogte van de kostwinnerstoelage wordt berekend op basis van deze vergoeding.

    6. De betrokkene heeft, voorzover hij geen inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid heeft, voor zichzelf en voor zijn medeverzekerden recht op de prestaties van de in artikel 72 van het statuut bedoelde regeling inzake sociale zekerheid, mits hij de betreffende bijdragen, die worden berekend over het bedrag van de in lid 1 bedoelde vergoeding, betaalt.

    7. Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat, maar maximaal gedurende 65 maanden, blijft de gewezen ambtenaar nieuwe rechten op ouderdomspensioen op basis van de bij zijn rang en salaristrap behorende bezoldiging verwerven, mits gedurende deze periode de in het statuut op basis van die bezoldiging voorgeschreven pensioenbijdrage wordt betaald en zonder dat het totale pensioen meer kan bedragen dan het in artikel 77, tweede alinea, van het statuut bedoelde maximale ouderdomspensioen. Voor de toepassing van artikel 5 van bijlage VIII bij het statuut wordt deze periode als diensttijd beschouwd.

    8. Onverminderd artikel 1, lid 1, en artikel 22 van bijlage VIII bij het statuut heeft de overlevende echtgenoot van een gewezen ambtenaar die is overleden terwijl hij in het genot was van de in lid 1 bedoelde maandelijkse vergoeding, indien deze overlevende gedurende ten minste één jaar met de betrokkene gehuwd was op het tijdstip dat de betrokkene de dienst bij de instelling heeft beëindigd, recht op een overlevingspensioen gelijk aan 60 % van het ouderdomspensioen dat de gewezen ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken en er geen verlaging op grond van artikel 9, bijlage VIII, van het statuut werd toegepast.

    Het in de eerste alinea bedoelde overlevingspensioen kan niet lager zijn dan de in artikel 79, tweede alinea, van het statuut bedoelde bedragen. Dit pensioen kan echter in geen geval hoger zijn dan het bedrag van de eerste uitbetaling van het ouderdomspensioen waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij, wanneer hij in leven was gebleven, in het genot van ouderdomspensioen was gesteld, nadat hij geen recht meer had op de bovenbedoelde vergoeding.

    De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk, als bedoeld in de eerste alinea, geldt niet indien uit een huwelijk dat door de gewezen ambtenaar is gesloten vóór de beëindiging van de dienst, een of meer kinderen zijn geboren, voorzover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.

    Hetzelfde geldt als het overlijden van de gewezen ambtenaar te wijten is aan een van de in artikel 17, tweede alinea, in fine, van bijlage VIII bij het statuut bedoelde omstandigheden.

    9. Bij overlijden van een gewezen ambtenaar die in het genot is van de in lid 1 bedoelde vergoeding hebben de te zijnen laste komende kinderen als bedoeld in artikel 2 van bijlage VII bij het statuut recht op een wezenpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, eerste, tweede en derde alinea, van het statuut en in artikel 21 van bijlage VIII bij het statuut.

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 september 2002.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. S. Møller

    (1) Advies van 24 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    (2) Advies van 15 mei 2002.

    (3) PB C 236 van 1.10.2002, blz. 4.

    BIJLAGE

    VERGOEDINGSPERCENTAGE

    Het percentage van de vergoeding als bedoeld in artikel 4, lid 1, van deze verordening wordt volgens de onderstaande tabel vastgesteld op basis van de leeftijd en de anciënniteit van de ambtenaar op het tijdstip van vertrek:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Hoogte van de vergoeding volgens leeftijd en anciënniteit

    De in aanmerking te nemen leeftijd en anciënniteit worden bepaald aan de hand van de datum waarop de betrokken ambtenaar daadwerkelijk de dienst beëindigt.

    Volgens een gewogen berekening voor de groep van in aanmerking komende ambtenaren geeft toepassing van deze voorwaarden een vergoedingsgemiddelde van maximaal 62,5 %.

    Top