Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002E0829

    Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 oktober 2002 betreffende de levering van bepaalde uitrusting aan de Democratische Republiek Congo

    PB L 285 van 23.10.2002, p. 1–2 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/06/2005; opgeheven door 32005E0440

    ELI: http://data.europa.eu/eli/compos/2002/829/oj

    32002E0829

    Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 oktober 2002 betreffende de levering van bepaalde uitrusting aan de Democratische Republiek Congo

    Publicatieblad Nr. L 285 van 23/10/2002 blz. 0001 - 0002


    Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

    van 21 oktober 2002

    betreffende de levering van bepaalde uitrusting aan de Democratische Republiek Congo

    (2002/829/GBVB)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De lidstaten zijn op 7 april 1993 overeengekomen een wapenembargo op te leggen aan Zaïre (nu de Democratische Republiek Congo).

    (2) Op 11 maart 2002 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2002/203/GBVB(1) betreffende steun van de Europese Unie voor de uitvoering van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka en het vredesproces in de Democratische Republiek Congo aangenomen. In dit gemeenschappelijk standpunt is onder meer gesteld dat de Europese Unie zich zal beijveren voor een snelle uitvoering van het ontwapeningsproces conform de overeenkomst van Lusaka, en steun zal verlenen aan de wederopbouw en de ontwikkeling van dit land.

    (3) In Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB van de Raad van 14 mei 2001 over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika(2) is ook bepaald dat de Europese Unie meer steun zal gaan verlenen voor ontwapening in naoorlogse situaties aldaar, met bijzondere aandacht voor de opruiming van landmijnen.

    (4) Het wapenembargo moet derhalve worden gewijzigd om enkele uitzonderingen mogelijk te maken,

    HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De levering of de verkoop aan de Democratische Republiek Congo van wapentuig en aanverwant materiaal van alle soorten, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen voor een en ander, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, ongeacht de vraag of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen, is verboden.

    2. Lid 1 is niet van toepassing op:

    a) tijdelijk naar de Democratisch Republiek Congo uitgevoerde goederen voor louter persoonlijk gebruik door personeel van de Verenigde Naties;

    b) tijdelijk naar de Democratische Republiek Congo uitgevoerde niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermende doeleinden bestemd is, voor louter persoonlijk gebruik door vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel;

    c) outillage voor het opruimen en vernietigen van antipersoneelmijnen.

    3. De lidstaten bekijken de leveringen uit hoofde van lid 2 per geval en houden daarbij ten volle rekening met de criteria van de Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer. De lidstaten eisen passende garanties om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de krachtens lid 2 verleende vergunningen en voorzien in voorkomend geval in een regeling om de uitrusting naar het land van herkomst te doen terugbrengen.

    Artikel 2

    De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van de uit hoofde van dit gemeenschappelijk standpunt genomen maatregelen en verstrekken elkaar alle andere relevante informatie waarover zij in verband met dit gemeenschappelijk standpunt beschikken

    Artikel 3

    Teneinde het effect van bovenvermelde maatregelen zo groot mogelijk te maken, tracht de Europese Unie andere landen ertoe aan te moedigen maatregelen te treffen die overeenkomst vertonen met de maatregelen genoemd in dit gemeenschappelijk standpunt.

    Artikel 4

    Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Het wordt doorlopend opnieuw bezien.

    Artikel 5

    Dit gemeenschappelijk standpunt wordt in het Publicatieblad bekendgemaakt.

    Gedaan te Luxemburg, 21 oktober 2002.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. S. Møller

    (1) PB L 68 van 12.3.2002, blz. 1.

    (2) PB L 132 van 15.5.2001, blz. 3.

    Top