Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0914

    2002/914/EG: Beschikking van de Commissie van 24 juli 2002 betreffende een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/29.373 — Visa International — Multilaterale afwikkelingsvergoeding) (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2698)

    PB L 318 van 22.11.2002, p. 17–36 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/914/oj

    32002D0914

    2002/914/EG: Beschikking van de Commissie van 24 juli 2002 betreffende een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/29.373 — Visa International — Multilaterale afwikkelingsvergoeding) (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2698)

    Publicatieblad Nr. L 318 van 22/11/2002 blz. 0017 - 0036


    Beschikking van de Commissie

    van 24 juli 2002

    betreffende een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst

    (Zaak COMP/29.373 - Visa International - Multilaterale afwikkelingsvergoeding)

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2698)

    (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2002/914/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

    Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1216/1999(2), en met name op artikel 6 en artikel 8, lid 1,

    Gezien het verzoek om een negatieve verklaring en de aanmelding met het oog op het verkrijgen van een vrijstelling die Visa International op 31 januari 1977 op grond van, onderscheidenlijk, de artikelen 2 en 4 van Verordening nr. 17 heeft ingediend,

    Gezien de klacht die op 23 mei 1997 krachtens artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening nr. 17 werd ingediend door EuroCommerce,

    Gezien het besluit van de Commissie van 6 mei 1999 om in de onderhavige zaak de procedure in te leiden,

    Na de betrokken partijen overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening nr. 17 en Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie van 22 december 1998 betreffende het horen van belanghebbenden en derden in bepaalde procedures op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag(3) in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt terzake van de punten van bezwaar van de Commissie kenbaar te maken,

    Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

    Gezien het eindverslag van de raadadviseur-auditeur in onderhavige zaak(4),

    Overwegende hetgeen volgt:

    I. DE FEITEN

    1. INLEIDING

    (1) Op 31 januari 1977 meldde Ibanco Ltd, sinds 1979 bekend als Visa International, verschillende regels en voorschriften waaraan Visa Association en haar leden onderworpen zijn, bij de Commissie aan en verzocht daarbij om een negatieve verklaring op grond van artikel 81, lid 1, of subsidiair een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3(5).

    (2) Nadat de Commissie aanvankelijk een administratief schrijven had gezonden, leidde zij in 1992, ingevolge een klacht, het onderzoek in de zaak-Visa opnieuw in en trok het administratieve schrijven in. In het opnieuw ingeleide onderzoek werd tevens rekening gehouden met een klacht die op 23 mei 1997 werd ingediend door EuroCommerce, een Europese detailhandelarenorganisatie, en betrekking had op verschillende aspecten van onder meer de betaalkaartregeling van Visa International, inzonderheid de afwikkelingsvergoedingen. In haar Beschikking 2001/782/EG(6) verleende de Commissie goedkeuring voor sommige bepalingen van de Visa-regels op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. In die beschikking was evenwel uitdrukkelijk gesteld dat zij geen betrekking had op de kwestie van de afwikkelingsvergoeding.

    (3) De onderhavige beschikking betreft de regeling van Visa International voor de intraregionale afwikkelingsvergoeding voor consumentenkaarten, zoals die toegepast wordt voor grensoverschrijdende betalingstransacties met Visa-consumentenkaarten in verkooppunten binnen de EER en zoals die aangepast werd zoals beschreven in paragraaf 3.2.3.

    2. DE PARTIJEN EN DE KLAAGSTER

    2.1. VISA INTERNATIONAL EN HAAR LEDEN

    (4) Visa International Service Association (hierna "Visa" te noemen) is een particuliere onderneming met winstoogmerk die in handen is van ongeveer 20000 aangesloten financiële instellingen uit de hele wereld. De wereldwijde omzet van Visa bedraagt 1455 miljoen USD. Het in de Verenigde Staten opgerichte Visa exploiteert het Visa-betaalkaartnetwerk. Daartoe beheert het handelsmerken, stelt het de regels van het systeem vast en verstrekt het machtigings- en clearingdiensten via een wereldwijd computer- en telecommunicatienetwerk met de naam VisaNet. Zelf geeft Visa geen Visa-kaarten uit aan kaarthouders, noch sluit zij overeenkomsten met handelaren inzake de acceptatie van Visa-kaarten. De aangesloten financiële instellingen, die daartoe van Visa een licentie ontvingen, houden zich daarmee bezig.

    (5) Visa heeft het gebied waarop het actief is, wereldwijd ingedeeld in zes regio's. In de EU-regio van Visa, die naast de Gemeenschap ook IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Turkije, Israël, Cyprus, Malta en Zwitserland bestrijkt, zijn er meer dan 5000 Visa-leden. De besluitvorming is overgedragen aan het voor de EU-regio bevoegde regionale bestuur van Visa (Visa EU Regional Board of Directors, hierna "het Visa-bestuur voor de EU-regio" te noemen), dat om de twee jaar gekozen wordt uit de aangesloten financiële instellingen in de EU-regio. Het Visa-bestuur voor de EU-regio is verantwoordelijk voor de intraregionale aangelegenheden zoals bijvoorbeeld de goedkeuring van regionale voorschriften zoals de Visa-bedrijfsvoorschriften voor de EU-regio (Visa EU Regional Operating Regulations).

    (6) Er zijn verschillende categorieën Visa-lidmaatschap, maar in het algemeen staan alle lidmaatschapscategorieën open voor elke instelling die is georganiseerd op grond van de wetgeving betreffende de commerciële banken van haar land en ertoe gemachtigd is dadelijk opvraagbare deposito's te aanvaarden. Visa mag echter geen gegadigde tot het lidmaatschap toelaten die door het bestuur (Board of Directors) als een concurrent van de onderneming wordt beschouwd(7).

    2.2. EUROCOMMERCE

    (7) EuroCommerce is een representatieve organisatie voor de sector detailhandel, groothandel en internationale handel in de Europese Unie. Zij telt ongeveer 56 leden in de Europese Economische Ruimte.

    3. DE OVEREENKOMSTEN

    3.1. ALGEMEEN

    (8) De aanmelding van Visa heeft betrekking op regels en voorschriften waaraan de Visa-vereniging en haar leden onderworpen zijn, meer bepaald de oprichtingsakte (Certificate of Incorporation), de internationale statuten (International By-Laws) en de machtigingen van regionale besturen (Regional Board Delegations), alsmede alle internationale bepalingen betreffende de Visa-betaalkaarten. Dit zijn de algemene internationale bedrijfsvoorschriften (General International Operating Regulations), de regionale bedrijfsvoorschriften voor de Europese Unie (European Union Regional Operating Regulations), de regels inzake geschillenbeslechting (Dispute Resolution Rules) en specificaties voor kaarten en merken (Card and Marks Specifications). Alle aangemelde Visa-regels en -voorschriften zullen hierna "de Visa-regels" worden genoemd.

    (9) De onderhavige beschikking heeft betrekking op de voorgestelde aanpassing van de Visa EU-regeling voor de intraregionale afwikkelingsvergoeding voor consumentenkaarten(8), die in de loop van 2002 in de Visa-regels toegepast zal worden(9). Deze regeling voor intraregionale afwikkelingsvergoeding is van toepassing op grensoverschrijdende transacties met Visa-consumentenkaarten in verkooppunten binnen de Europese Economische Ruimte (d.i. de 15 lidstaten van de Europese Unie en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) en bij ontstentenis van andere bepalingen voor binnenlandse betalingen met Visa-kaarten binnen een lidstaat, ingeval er geen afzonderlijke Visa-afwikkelingsvergoeding is vastgesteld door het nationale Visa-lid in die betreffende lidstaat(10). De onderhavige beschikking betreft evenwel alleen de aangemelde intraregionale afwikkelingsvergoeding van Visa zoals die toegepast wordt op grensoverschrijdende betalingstransacties met Visa-kaarten tussen EER-staten - niet de binnenlandse afwikkelingsvergoedingen die door nationale Visa-leden worden vastgesteld, noch de toepassing van de intraregionale afwikkelingsvergoeding van Visa op binnenlandse betalingstransacties met Visa-kaarten binnen een lidstaat. Voorts is de onderhavige beschikking evenmin van toepassing op de huidige intraregionale afwikkelingsvergoeding van Visa voor commerciële kaarten [...]*(11) (zie voetnoot 12).

    3.2. DE AFWIKKELINGSVERGOEDING VAN VISA

    3.2.1. Algemeen

    (10) Volgens de Visa-regels is, ingeval een bilaterale overeenkomst ontbreekt, de wervende bank (de bank dus die overeenkomsten sluit met handelaren inzake de acceptatie van Visa-kaarten) in de regel aan de emitterende bank (de bank die Visa-kaarten uitgeeft aan consumenten) een afwikkelingsvergoeding (interchange reimbursement fee) verschuldigd voor elke transactie met een Visa-kaart(12). In de EU-regio wordt deze afwikkelingsvergoeding vastgesteld door het Visa-bestuur voor de EU-regio; het juiste niveau ervan verschilt naar gelang van het type Visa-kaart (commerciële of consumentenkaart) dat wordt gebruikt en het soort transactie. Bilaterale overeenkomsten tussen banken over afwikkelingsregelingen zijn toegestaan, zonder enige beperkingen qua inhoud.

    (11) De multilaterale afwikkelingsvergoeding (hierna "MAV" te noemen) die door het Visa-bestuur voor de EU-regio wordt vastgesteld, geldt bij ontstentenis van andere bepalingen voor alle Visa-kaarttransacties in de EU-regio, meer bepaald transacties waarbij een Visa-kaart die is uitgegeven in lidstaat A, wordt gebruikt in het verkooppunt van een handelaar in lidstaat B. Volgens Visa waren in 1999 ongeveer 10 % van alle Visa-kaarttransacties in verkooppunten in de EU/EVA-landen intraregionale transacties. Ingeval de nationale Visa-leden geen reeks (multilaterale of bilaterale) afwikkelingstarieven hebben vastgesteld voor binnenlandse transacties, geldt de bovengenoemde vergoeding die door het Visa-bestuur voor de EU-regio is vastgesteld, eveneens voor dergelijke binnenlandse transacties.

    (12) De MAV werd in 1974 door Visa ingevoerd (toen nog steeds Ibanco Ltd geheten). In 1981 werd bij de invoering van een afzonderlijke administratieve regio die de Europese Unie omvat, een specifieke MAV voor intraregionale transacties in de Europese Unie vastgesteld. Tot het moment waarop Visa het voorstel deed voor een aanpassing van de MAV-regeling, was het gemiddelde niveau van de MAV geleidelijk verhoogd. Volgens Visa bedroeg het gewogen gemiddelde van de verschillende niveaus van de afwikkelingsvergoedingen in 2000 [...]*.

    3.2.2. De huidige MAV-regeling

    (13) De MAV werd vanaf de invoering ervan door het Visa-bestuur voor de EU-regio vastgesteld als een percentage van de nettoverkoop. Ondanks de kostenstudie die met het oog op vergelijkingsmateriaal uitgevoerd werd, kon het Visa-bestuur voor de EU-regio de MAV vrijelijk vaststellen op het niveau dat het opportuun acht, ongeacht de kosten van specifieke diensten die door de emitterende banken werden verstrekt ten gunste van de handelaren.

    (14) Visa beschouwt haar MAV niet als een prijs voor gespecificeerde diensten die door de emittenten worden verleend aan de wervers of de handelaren. Zij beschouwt de MAV eerder als een overdracht onder ondernemingen die samenwerken om een gezamenlijke dienst aan te bieden binnen een netwerk dat gekenmerkt wordt door externaliteiten en een gezamenlijke vraag. Volgens Visa is de MAV noodzakelijk als financiële compensatie van de onevenwichtigheid tussen de kosten in verband met de uitgifte en de werving, en de inkomsten die afkomstig zijn van de kaarthouders en handelaren. Visa betoogt dat in de huidige Visa-regeling de van de kaarthouders afkomstige inkomsten wezenlijk lager zijn dan de kosten van de emitterende banken. Omgekeerd zijn de van de handelaren afkomstige inkomsten voor de wervende banken wezenlijk hoger dan de kosten van het gehele betalingssysteem die door de wervende bank worden gedragen. In deze visie dient de afwikkelingsvergoeding om deze onevenwichtigheden bij te stellen, teneinde de vraag naar en het gebruik van de betalingsdienst op te drijven. Visa beweert dat het systeem zonder een passende afwikkelingsvergoeding niet optimaal zou functioneren en dat het sterke punt van het Visa-systeem, meer bepaald het grote aantal kaarthouders en handelaren, zou worden ondermijnd.

    (15) In het verleden heeft Visa het niveau van de MAV en de wijze waarop het door het Visa-bestuur voor de EU-regio is vastgesteld, beschouwd als een bedrijfsgeheim dat door de Visa-leden niet mag worden onthuld aan hun klanten. Om die reden was het wervende banken die in de praktijk de afwikkelingsvergoeding die zij aan de emitterende bank verschuldigd zijn, gedeeltelijk of geheel doorrekenen aan de handelaren, niet toegestaan de handelaren in te lichten over het niveau van de MAV. Derhalve kregen de handelaren geen toelichting over de precieze bestanddelen van de MAV in hun handelarentarief.

    3.2.3. De gewijzigde MAV-regeling

    (16) Op 27 juni 2001 keurde het uitvoerend comité van het Visa-bestuur voor de EU-regio een voorstel voor een gewijzigde MAV-regeling goed. Dit voorstel werd verder verduidelijkt en licht aangepast door Visa na opmerkingen van de Commissie en van derden. De gewijzigde regeling heeft betrekking op transacties in verkooppunten met consumentenkaarten(13). Het definitieve wijzigingsvoorstel voor de MAV-regeling omvat vier belangrijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande regeling.

    3.2.3.1. Verlaging van het niveau

    (17) In de gewijzigde regeling verlaagt Visa het algemene niveau van de intraregionale MAV die van toepassing is op betalingen met consumentenkaarten in de EU-regio van Visa, door voor debetkaarten(14) per transactie een forfaitaire MAV in te voeren. Visa voert ook een geleidelijke verlaging door van het niveau van de ad-valorem-MAV's die gelden voor bepaalde soorten kredietkaarten en kaarten met uitgestelde debitering.

    (18) Wat debetkaarten betreft, voert Visa forfaitaire intraregionale MAV's in vóór eind 2002. Visa heeft zich ertoe verbonden dat het jaarlijks gewogen gemiddelde van de verschillende MAV-niveaus (gewogen per volume van de transacties in elke categorie) niet meer dan 0,28 EUR zal bedragen. Deze vergoeding wordt gedurende vijf jaar gehandhaafd, onder voorbehoud van aanpassing bij een significante wijziging van de kosten van de emittent, zoals opgenomen in de kostenstudie die beschreven wordt in paragraaf 3.2.3.2. Op Visa rust de bewijslast om een dergelijke significante wijziging aan te tonen. Volgens Visa vertegenwoordigt dit een daling van meer dan 50 % voor een gemiddelde transactie met een debetkaart, in vergelijking met de situatie waarbij men de huidige intraregionale MAV voor debetkaarten blijft toepassen.

    (19) De MAV-tarieven die van toepassing zijn op intraregionale transacties met kredietkaarten en kaarten met uitgestelde debitering zullen worden verlaagd over een periode van vijf jaar. Deze verminderingen zouden de gewogen gemiddelde MAV doen dalen tot 0,7 % in 2007 (op grond van de raming door Visa van de op dat tijdstip te verwachten transactievolumes met de verschillende soorten transacties waarop diverse MAV-niveau's van toepassing zijn) - tegenover [...]* in 2000(15).

    (20) Visa raamt dat voor de emitterende banken het effect van de wijzigingen (debetkaarten, kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten samen) op de inkomsten uit afwikkelingsvergoedingen uit intraregionale transacties een vermindering zou inhouden van meer dan 20 % in de loop van de periode van vijf jaar, in vergelijking met de inkomsten die zouden worden behaald indien het voorstel niet tot uitvoering was gebracht.

    3.2.3.2. Objectiviteit

    (21) In de gewijzigde regeling zal Visa drie categorieën kosten in verband met het verstrekken van Visa-betaaldiensten gebruiken als objectieve criteria waaraan de intraregionale MAV's van Visa die thans bij transacties in verkooppunten door de wervende banken aan de emitterende banken worden betaald, kunnen worden getoetst. Deze drie categorieën kosten zijn: 1. de kosten van het verwerken van transacties, 2. de kosten van de rentevrije financieringsperiode voor kaarthouders(16) en 3. de kosten van het verstrekken van een "betalingsgarantie"(17). In een kostenstudie, waarbij de gegevens worden uitgesplitst in cijfers betreffende kaarten met onmiddellijke debitering en gegevens over kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten, zullen de kostenbestanddelen worden bepaald welke vervat zijn in elk van de drie kostencategorieën(18).

    (22) Visa zal aan de Commissie, binnen [twaalf tot 18 maanden]* na de vaststelling van deze beschikking, de eerste kostenstudie overleggen, met daarin de berekeningen op grond van de drie eerdergenoemde kostencategorieën (gegevens uitgesplitst in cijfers die betrekking hebben op kredietkaarten en kaarten met uitgestelde debitering, en gegevens die betrekking hebben op debetkaarten). De kostenstudie wordt door Visa uitgevoerd en gecontroleerd door een onafhankelijk accountantskantoor. De Commissie zal het accountantskantoor goedkeuren dat de kostenstudie zal controleren. De gegevens die bij het opstellen van de kostenstudie worden gebruikt, worden verstrekt door een representatieve selectie van bij Visa aangesloten banken uit de EU-regio van Visa, die in de Europese Econimische Ruimte zijn gevestigd. Nadien worden verdere kostenstudies opgesteld en exemplaren daarvan aan de Commissie meegedeeld, ten minste eens om de [18 tot 36 maanden]*.

    (23) Met het oog op volledige transparantie over de MAV-kostenstudie, kan worden gespecificeerd dat in het door Visa gedane voorstel de kostenelementen die opgenomen worden onder de drie kostencategorieën, als volgt kunnen worden opgesplitst (ook al vormt deze informatie geen basis voor de redenering van de Commissie bij de toekenning van een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag):

    Kaarten met onmiddellijke debitering

    - De kosten voor de verwerking van transacties omvatten de volgende subcategorieën: [...]*;

    - de rentevrije financieringsperiode (zoals omschreven in voetnoot 15);

    - de kosten van de "betalingsgarantie" omvatten de volgende subcategorieën: [...]*.

    Kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten

    - De verwerkingskosten van de transacties omvatten de volgende subcategorieën: [...]*;

    - de rentevrije financieringsperiode (zoals omschreven in voetnoot 15);

    - de kosten van de "betalingsgarantie" omvatten de volgende subcategorieën kosten: [...]*.

    (24) In de gewijzigde regeling zal het daadwerkelijke niveau van de MAV's niet hoger liggen dan de som van deze drie categorieën kosten, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld om gedrag te ontmoedigen dat de technische vooruitgang zou kunnen belemmeren, en na overleg met de Commissie. Beneden dit niveau staat het Visa vrij MAV's vast te stellen op het niveau dat zij commercieel opportuun acht. Het niveau dat voortvloeit uit de kostenstudie zal dus het plafond vormen voor de MAV's voor consumentenkaartbetalingen met debetkaarten, enerzijds, en voor kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten, anderzijds, ongeacht de specifieke door Visa aanvaarde reducties (uitvoerig beschreven in paragraaf 3.2.3.1).

    3.2.3.3. Transparantie

    (25) Voorts zal Visa haar bedrijfsvoorschriften voor de EU-regio zo aanpassen dat aangesloten banken aan handelaren zowel het niveau van de geldende intraregionale MAV van Visa EU mogen meedelen als de desbetreffende percentages van de drie kostencategorieën, mochten handelaren om dergelijke informatie verzoeken. Handelaren moeten gewezen worden op de mogelijkheid om deze informatie bij hun banken op te vragen.

    3.2.3.4. Afzonderlijke MAV's voor postorder-/telefoontransacties

    (26) Na de opmerkingen door derden in antwoord op de bekendmaking van de Commissie van 11 augustus 2001 op grond van artikel 19, lid 3 (zie paragraaf 6.2) stelde Visa voor om een afzonderlijke intraregionale MAV in te voeren voor postorder-/telefoontransacties (hierna "MOTO-transacties" te noemen). Het objectieve criterium voor dit soort transacties zal gebaseerd zijn op dezelfde informatie die verzameld werd voor de kaarten met uitgestelde debitering en voor kredietkaarten, zij het met correcties voor twee specifieke kostencategorieën, onder "betalingsgarantie" en "verwerking transacties" om de specifieke kosten van MOTO-transacties weer te geven(19). Visa zal de voorgaand beschreven kostenstudie voor MOTO-transacties op dezelfde wijze toepassen als de desbetreffende kostenstudie voor transacties met kredietkaarten/kaarten met uitgestelde debitering, zodat het MAV-niveau dat uit de kostenstudie naar voren komt, als een (maximum) bovengrens functioneert. De MAV voor MOTO-transacties is niet opgenomen in het aanbod van Visa om het niveau van MAV's te verlagen, zoals dat beschreven werd in paragraaf 3.2.3.1.

    3.3. DE KLACHT

    (27) In haar klacht en in de aanvullende documenten heeft EuroCommerce zich in beginsel verzet tegen de multilaterale afwikkelingsvergoedingen. Ondanks de door Visa voorgestelde wijzigingen heeft EuroCommerce haar klacht gehandhaafd. EuroCommerce beschouwt de afwikkelingsvergoeding als een mechanisme om de kosten van de gratis voordelen die aan de kaarthouder worden geboden, te verhalen op de handelaren (en zijdelings op de klant die andere betaalmiddelen dan een Visa-kaart gebruikt). Aangezien het niveau van de vergoeding naar verluidt onder de banken zou zijn overeengekomen zonder enige druk van de markt, zou de vaststelling van de MAV volgens EuroCommerce neerkomen op een prijsstellingskartel.

    (28) Volgens EuroCommerce is de MAV niet onmisbaar om de Visa-regeling goed te laten functioneren. Zij heeft in dit verband voorbeelden verstrekt van betaalkaartregelingen die, volgens haar, functioneren zonder een MAV. Inzonderheid heeft EuroCommerce verwezen naar de Duitse ec-Karte-regeling, een beweerde nationale vierpartijendebetkaartregeling die functioneert zonder interbancaire vergoedingen, afhankelijk van de functie van de kaart die door de handelaar wordt gekozen. De bedoelde Duitse kaarten kunnen verschillende functies hebben (bijvoorbeeld al dan niet gegarandeerd) en de handelaar besluit welke functie hij wil gebruiken. Het staat de handelaren in het bijzonder vrij te kiezen tussen een gegarandeerde betaling (in welk geval zij een bepaalde vergoeding moeten betalen aan de emitterende bank) of een niet-gegarandeerde betaling. Voorts heeft EuroCommerce het voorbeeld van de Australische EFTPOS-debetkaartregeling genoemd, waarbij de wervende bank geen multilaterale afwikkelingsvergoeding verschuldigd is aan de emitterende bank. In plaats daarvan bestaan er in dit betaalkaartsysteem bilateraal vastgelegde afwikkelingsvergoedingen die in de omgekeerde richting gaan (van de emitterende naar de wervende bank). EuroCommerce heeft eveneens het voorbeeld aangehaald van de Canadese Interac-regeling, een binnenlandse vierpartijendebetkaartregeling die werkt met een op nul vastgestelde MAV(20).

    4. DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DE MAV VAN VISA

    (29) Zoals voorgaand is gesteld (overweging 10), is de MAV van Visa verschuldigd bij elke transactie met een Visa-kaart. Gezien het belang van de Visa-kaarttransacties in de Europese Economische Ruimte is het duidelijk dat de som van die vergoedingen aanzienlijk kan zijn. Met meer dan 145 miljoen kaarten in de EU-regio, meer dan 4 miljoen verkooppunten waar Visa-kaarten worden geaccepteerd en ongeveer 5,25 miljard transacties per jaar, raamt Visa het eigenlijke bedrag van de internationale afwikkelingsvergoeding dat in 1999 door Visa-wervers over internationale transacties (zowel intraregionale als internationale afwikkeling) aan Visa-emittenten in de Europese Unie is betaald, op ongeveer [...]*.

    5. DE PROCEDURE

    (30) Na de herinleiding van de zaak-Visa in 1992 zond de Commissie op grond van artikel 11 van Verordening nr. 17 verschillende verzoeken om inlichtingen, inzonderheid aan Visa en verschillende van haar leden, alsmede aan EuroCommerce. Op 29 september 2000 deed de Commissie een aanvullende mededeling van punten van bezwaar toekomen aan Visa met betrekking tot de MAV van Visa; in deze mededeling stelde de Commissie dat Visa de mededinging beperkte in de zin van artikel 81, lid 1, en niet bewezen had dat aan de voorwaarden voor een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, was voldaan. De schriftelijke opmerkingen van Visa bereikten de Commissie op 11 december 2000 en op 6 februari 2001 vond een hoorzitting plaats. Die hoorzitting werd bijgewoond door Visa zelf, en voorts door EuroCommerce en de derde belanghebbenden Europay International en MasterCard International. In maart 2001 ontving de Commissie van Visa, EuroCommerce en de derde belanghebbenden die de hoorzitting hadden bijgewoond, aanvullende opmerkingen, inzonderheid over kwesties die tijdens de hoorzitting te berde werden gebracht.

    (31) In april 2001 nam Visa met de Commissie contact op om eventuele wijzigingen van haar MAV te bespreken. Het uitvoerend comité van het Visa-bestuur voor de EU-regio had een concreet voorstel goedgekeurd op 27 juni 2001. Op 11 augustus 2001 publiceerde de Commissie een bekendmaking in het Publicatieblad (PB C 226, blz. 21) waarin de voorgestelde gewijzigde MAV-regeling werd beschreven en derde belanghebbenden werden uitgenodigd opmerkingen te maken.

    (32) Op 7 september 2001 zond de Commissie een schrijven ex artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2842/98, waarin zij de klacht van EuroCommerce voorlopig verwierp. Het antwoord van EuroCommerce werd op 29 oktober 2001 ontvangen.

    (33) Verdere contacten tussen de Commissie en Visa leidden tot één verdere specifieke aanpassing (betreffende postorder-/telefoontransacties), hetgeen resulteerde in de definitieve versie van het voorstel voor een gewijzigde MAV zoals beschreven in paragraaf 3.2.3. Klaagster kreeg de gelegenheid opmerkingen te maken over die verdere aanpassing, bij brief van 22 maart 2002.

    6. OPMERKINGEN ONTVANGEN OVER HET WIJZIGINGSVOORSTEL VAN DE MAV-REGELING VAN VISA, EN AANTEKENINGEN VAN DE COMMISSIE

    6.1. OPMERKINGEN VAN KLAAGSTER EUROCOMMERCE

    (34) Op 7 september 2001 werd EuroCommerce een schrijven ex artikel 6 gezonden in verband met haar klacht tegen de MAV in de Visa-regeling in de parallelle EuroCommerce-procedure(21). In haar antwoord van 29 oktober 2001 verzet EuroCommerce zich tegen iedere vrijstelling voor het wijzigingsvoorstel voor de MAV-regeling van Visa. Ten eerste betoogt EuroCommerce dat de overeenkomst waarbij de MAV wordt vastgesteld, een prijskartel is en als dusdanig onder geen enkele omstandigheid voor een vrijstelling in aanmerking komt. Daarnaast, zo voegt EuroCommerce eraan toe, zou de Commissie door een vrijstelling te verlenen als prijsregulator optreden. Volgens EuroCommerce is het voorstel van Visa voor een op kosten gebaseerde MAV onmogelijk uit te voeren, omdat het niet doenbaar is de kostprijs voor een dienst in de banksector nauwkeurig vast te stellen, gezien het hoge aandeel van algemene vaste kosten en het arbitraire karakter van de toerekening van deze algemene kosten aan de verschillende bancaire producten. Volgens EuroCommerce moet iedere kostenstudie op onafhankelijke basis uitgevoerd worden door een externe auditor die niet door Visa aangesteld is. EuroCommerce pleit tegen het opnemen van alle drie de kostenbestanddelen uit het wijzigingsvoorstel voor de MAV van Visa, omdat geen van deze drie verband houdt met een dienst die verstrekt wordt ten gunste van handelaren. Daarom zouden geen kosten opgenomen mogen worden in de berekening van de MAV en zou voor de MAV een nultarief moeten gelden. Voorts betoogt EuroCommerce dat de voorgestelde vermindering in MAV-niveaus onmiddellijk voluit van kracht moeten worden en dat het in ieder geval waarschijnlijk om kostendalingen gaat die al bereikt of gepland zijn. Ten slotte zou, zo nog EuroCommerce, het onthullen van de MAV-niveaus en -bestanddelen aan handelaren de onderhandelingsmacht van handelaren niet vergroten(22).

    6.2. OPMERKINGEN VAN DERDEN

    (35) Na de publicatie van de bekendmaking ex artikel 19, lid 3, op 11 augustus 2001 werden 141 antwoorden ontvangen van derde belanghebbenden: twee van andere betaalkaartregelingen dan Visa, één van een bank, twee van nationale mededingingsautoriteiten, één van een particulier, terwijl de overige antwoorden afkomstig waren van detailhandelaren of organisaties van detailhandelaren(23).

    (36) Een exploitant van een andere betaalkaartregeling merkte op dat hij niet begreep hoe een reductie van het niveau van een prijs rechtens relevant kon zijn voor het toekennen van een vrijstelling; hij had de indruk dat de Commissie in dit verband optrad als prijsregulator en aldus misbruik maakte van haar bevoegdheden. Hij stelde dat het opleggen van een bovengrens voor MAV's op het niveau van of onder de relevante kosten de ontwikkeling van vierpartijenbetaalkaartregelingen zou ondermijnen en de innovatie en technologische ontwikkeling zou vertragen. Volgens deze belanghebbende beperken MAV's geenszins de mededinging. De tweede exploitant van een betaalkaartregeling die reageerde, verdedigde de MAV's als inherent aan een vierpartijenbetaalkaartregeling, maar was van mening dat de kosten van de rentevrije financieringsperiode slechts betrekking hebben op de relatie tussen de uitgever van een betaalkaart en de kaarthouder. Hij merkte daarbij op dat die kost uitgesloten wordt bij de berekening van zijn eigen MAV. Deze belanghebbende was eveneens gekant tegen de transparantievoorschriften omdat het tot dusver nooit eerder is voorgekomen dat de kosten op groothandelsniveau moesten worden bekendgemaakt aan de afnemers op detailhandelsniveau.

    (37) Een van de nationale autoriteiten die gereageerd hebben, was van oordeel dat de wijzigingen aan de MAV-regeling van Visa geen negatieve verklaring rechtvaardigden, maar verklaarde niet of zij volgens haar een vrijstelling verdienden. Volgens een andere nationale autoriteit is een MAV in een vierpartijenbetaalkaartregeling een prijsafspraak in de zin van artikel 81, lid 1, die evenwel voor vrijstelling in aanmerking kan komen op voorwaarde dat het niveau ervan niet buitensporig is. In deze context stelde die belanghebbende dat de verwerkingskosten en sommige kosten van de "betalingsgarantie" welke betrekking hebben op fraude, kunnen worden meegenomen in de berekening van het passende niveau van de MAV. Die belanghebbende beschouwde de rentevrije financieringsperiode en het bestanddeel wanbetaling door de kaarthouder in de "betalingsgarantie" niet als gerechtvaardigde kostenbestanddelen van de MAV.

    (38) In de opmerkingen van detailhandelaren (en één particulier) werden de wijzigingen van de MAV van Visa, in vergelijking met de ongewijzigde MAV die in september 2000 het voorwerp was van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar, onvoldoende geacht om een wijziging in het standpunt van de Commissie te rechtvaardigen. In sommige opmerkingen werden de verbeteringen die door Visa in de MAV werden ingevoerd, toegejuicht, maar de meeste waren van mening dat de wijzigingen een gering effect zouden sorteren. Er werden onder meer de volgende specifieke opmerkingen gemaakt(24):

    a) debetkaarten worden nauwelijks gebruikt bij grensoverschrijdende betalingen (ze worden voornamelijk gebruikt om geld op te nemen aan geldautomaten) en derhalve zal de ogenschijnlijk drastische verlaging van de MAV voor dergelijke kaarten beperkte gevolgen hebben;

    b) er zijn onvoldoende waarborgen dat de kostenstudie van Visa onafhankelijk en neutraal zal zijn; een controle door een externe auditor biedt geen passende garantie en de kostenstudie dient derhalve te worden verricht door deskundigen die door de Commissie worden aangewezen;

    c) het opnemen van de kosten van de "betalingsgarantie" in de MAV is niet te rechtvaardigen voor Visa-betalingen welke voor de handelaar niet worden gegarandeerd, zoals transacties met acceptatie op afstand (telefoon-, postorder- en internettransacties);

    d) de vermindering met ongeveer 20 % van de geraamde MAV-inkomsten voor emitterende banken is grotendeels een gevolg van de reeds aangenomen kostenverminderingen (zoals de EMV-norm voor kaarten) en de verwachte toename van het gebruik van elektronische transacties en chipkaarten, waarvoor reeds een lagere MAV wordt aangerekend dan voor niet-elektronische transacties;

    e) de handelaren hoeven niet te betalen voor de rentevrije financieringsperiode, inzonderheid omdat dit niet hun, maar enkel de kaarthouder ten goede komt. Meer bepaald ontkenden zij dat zulks resulteerde in enige stijging van de totale consumptieve bestedingen;

    f) sommige belanghebbenden kantten zich tegen de opname van verwerkingskosten in de MAV, omdat elke verwerking die wordt verricht door de emitterende bank, ten goede komt aan de cliënt van de bank, meer bepaald de kaarthouder;

    g) de maatregelen ter verhoging van de transparantie werden weliswaar toegejuicht door de detailhandelaren, maar zullen de onderhandelingsmacht van de handelaren niet beduidend doen toenemen aangezien de MAV nog steeds daadwerkelijk een ondergrens zal vormen voor de handelarentarieven.

    6.3. AANTEKENINGEN VAN DE COMMISSIE

    (39) Bij deze opmerkingen van klaagster en van derden tekent de Commissie het volgende aan:

    - het bestaan van algemene vaste kosten in alle economische sectoren is geen hinderpaal voor het produceren van betekenisvolle en nuttige resultaten door de toepassing van methodes uit de analytische boekhouding, waarvoor er ruime deskundigheid aanwezig is bij onafhankelijke accountantskantoren, waarvan er sommige gespecialiseerd zijn in de banksector;

    - wat betreft de opmerking in overweging 38 over de verlaging van het niveau van de MAV's, benadrukt de Commissie dat verlagingen van het niveau van MAV's deel uitmaakt van een reeks aanpassingen die Visa voorstelde, samen met elementen in verband met "objectiviteit" en "transparantie". Deze voorstellen moeten bezien worden als één geheel, niet elk afzonderlijk. De Commissie is van mening dat zij, door de toetsing van een dergelijke reeks voorstellen aan artikel 81, lid 3, niet handelt als een prijsregulator(25);

    - ten aanzien van debetkaarten (overweging 38, onder a)) is de Commissie van mening dat het marktaandeel van deze kaarten geen criterium is om uit te maken of een aanpassing van de MAV voor deze kaarten in aanmerking komt voor een vrijstelling;

    - ten aanzien van de kostenstudie (overweging 38, onder b)) heeft Visa de Commissie de verzekering gegeven dat daarvoor een audit zal plaatsvinden door een onafhankelijk accountantskantoor, dat gebonden is door regels inzake beroepsethiek die zijn onafhankelijkheid garanderen, en dat over specifieke ervaring beschikt op het gebied van studies over betaalkaarten;

    - wat betreft transacties met acceptatie op afstand (overweging 38, onder c)) heeft Visa, ten eerste wat internetbetalingen betreft, erop gewezen dat vanaf april 2000 voor deze betalingen een volledige "betalingsgarantie" geldt, mits een beveiligingssoftware (met name "3-D secure") door de detailhandelaar gebruikt wordt. Het gebruik van deze software, waarvan de kostprijs volgens Visa verre van prohibitief is, wordt gezien als naleving van de relevante criteria om aanspraak te kunnen maken op de "betalingsgarantie". Wat betreft de andere categorie van transacties met acceptatie op afstand - postorder-/telefoontransacties - heeft Visa bevestigd dat daarvoor geen enkele garantie geldt tegen verliezen die met fraude verband houden, en stemde ze ermee in om, teneinde aan dit bezwaar tegemoet te komen, voor MOTO-transacties het afzonderlijke MAV-tarief in te voeren zoals beschreven in paragraaf 3.2.3.4;

    - de Commissie ziet de relevantie niet in van het in overweging 38, onder d), beschreven argument, en herhaalt dat de voorgestelde wijziging van de MAV-regeling in haar geheel bezien moet worden;

    - op de "rentevrije financieringsperiode" waarvan sprake is in de overwegingen 36, 37 en 38, onder e), wordt nader ingegaan in overweging 89;

    - op de verwerkingskosten wordt ingegaan in overweging 85 en

    - op de voordelen voor de handelaren van de aangepaste MAV-regeling wordt ingegaan in de overwegingen 92 en 93.

    II. JURIDISCHE BEOORDELING

    7. ARTIKEL 81, LID 1, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST

    7.1. DE RELEVANTE MARKT

    7.1.1. Volgens Visa

    (40) Visa betoogt dat de relevante productmarkt alle betaalinstrumenten op het verbruikersniveau omvat, d.w.z. niet alleen (alle soorten) betaalkaarten maar ook alle soorten cheques en contant geld. In dat verband verwijst Visa in het bijzonder naar het standpunt van verschillende van haar leden. Bovendien vermeldt Visa twee eerdere beschikkingen van de Commissie met betrekking tot cheques waarin de Commissie naar verluidt de substitueerbaarheid tussen cheques en andere betaalmiddelen zou erkennen(26). Voorts verwijst Visa naar twee uitspraken van Amerikaanse rechterlijke instanties waarin, in de context van klachten tegen, onderscheidenlijk, de multilaterale afwikkelingsvergoeding en de non-discriminatieregel in de regeling van Visa International, is geoordeeld dat de markt van alle betaalsystemen op het verbruikersniveau de relevante markt is waarop Visa actief is en concurreert(27).

    (41) Wat de relevante geografische markt betreft, betoogt Visa dat de markt, in het licht van de wereldwijde elektronische handel via het internet en de invoering van de euro, de richting uitgaat van een markt die de hele Europese Unie of zelfs de hele wereld omvat. Volgens Visa stemmen verschillende van haar leden met dit standpunt in.

    7.1.2. Volgens EuroCommerce

    (42) EuroCommerce is van oordeel dat er sprake is van een aantal onderscheiden markten. Volgens haar is Visa actief op de markt voor kaartnetwerken, terwijl er binnen de Visa-regeling drie markten zouden moeten worden onderscheiden - een markt voor uitgifte van kaarten, een voor werving van kaarten en een voor verwerking van transacties.

    7.1.3. Volgens de Commissie

    7.1.3.1. De relevante productmarkt

    (43) Zoals de Commissie in haar Beschikking 2001/782/EG(28) in de zaak-Visa heeft gesteld, zijn twee soorten concurrentie relevant voor betaalkaarten. De eerste soort concurrentie gaat tussen verschillende betalingssystemen (verschillende betaalkaartregelingen/-netwerken en mogelijkerwijs andere betaalmiddelen dan kaarten), terwijl de tweede gaat tussen financiële instellingen (gewoonlijk banken) en betrekking heeft op activiteiten die met de betaalkaart verband houden (voornamelijk de uitgifte van kaarten en het werven van handelaren voor de acceptatie van betalingen via de kaart). De eerste vorm van concurrentie wordt gewoonlijk de "markt van de verschillende systemen/netwerken" of de "upstream-markt" genoemd, terwijl de laatste gewoonlijk de "systeeminterne" of "downstream-markt" wordt genoemd. Op de systeeminterne markten beconcurreren de financiële instellingen (in de Europese Unie normaliter de banken) binnen elk vierpartijenbetalingssysteem (bijvoorbeeld Visa) elkaar met betrekking tot de uitgifte van kaarten van dat merk of de werving van handelaren welke die kaart accepteren.

    (44) Beide soorten concurrentie worden beïnvloed door de Visa-regels en inzonderheid door de MAV. In de eerste plaats beïnvloeden die regels de concurrentiepositie van Visa ten aanzien van andere betaalsystemen. In de tweede plaats beïnvloeden zij de concurrentie tussen de banken in het Visa-systeem voorzover zij banken beletten zich van andere banken te onderscheiden door andere voorwaarden aan te bieden.

    (45) Wat de systeeminterne markten betreft, is er aan de emissiezijde onderlinge concurrentie tussen banken en andere Visa-kaartemittenten om Visa-kaarten uit te reiken aan individuen, en om hun kaarthouders ervan te overtuigen die Visa-kaarten eerder te gebruiken dan andere kaarten waarvan zij eventueel houder zijn. Een Visa-kaart is gewoonlijk (doch niet altijd) gekoppeld aan een bankrekening, maar is normaliter geen gebundeld product dat onvermijdelijk is opgenomen in een pakket met een bankrekening. Een Visa-kaart kan derhalve worden beschouwd als een afzonderlijk product. Aan de wervingszijde sluiten Visa-wervers (hetzij banken of entiteiten die eigendom van banken zijn) overeenkomsten met handelaren voor alle diensten die noodzakelijk zijn voor de acceptatie van Visa-kaarten door de handelaar; die diensten omvatten gewoonlijk het verlenen van machtiging, de verwerking, het crediteren van de rekeningen van de handelaar, software en technische ondersteuningsdiensten, clearing en verrekening met de emitterende bank. Een handelaar hoeft geen hoofdrekening te hebben bij zijn Visa-werver.

    (46) De markt van de verschillende betalingssystemen dient evenwel nader besproken te worden aangezien de Commissie het standpunt van Visa volgens hetwelk de relevante markt alle betaalmiddelen op verbruikersniveau omvat, niet deelt. Dit kan als volgt worden verklaard. Op deze markt van de verschillende betalingssystemen wordt het gebruik van de verschillende betalingssystemen (en derhalve de marktaandelen ervan) bepaald door met elkaar verband houdende beslissingen van verbruikers en handelaren; een betaalkaart wordt slechts algemeen gebruikt als zij geaccepteerd wordt door grote aantallen handelaren en vervolgens moeten de kaarthouders ervoor kiezen om die bepaalde kaart te gebruiken onder de kaarten die zij bezitten en die door de betrokken handelaren worden geaccepteerd. De vraag van de handelaren en de kaarthouders dient derhalve te worden onderzocht om de systeemmarkt op een correcte wijze te kunnen bepalen(29). Derhalve kunnen twee verschillende betaalinstrumenten slechts als onderling substitueerbaar worden beschouwd en worden opgenomen in dezelfde relevante markt, wanneer zij zowel voor de verbruikers als voor de handelaren substitueerbaar zijn. Indien een van beide gebruikers van betaalinstrumenten twee verschillende betaalinstrumenten niet als onderling substitueerbaar beschouwt, zijn die twee instrumenten ook niet onderling substitueerbaar op de markt van de verschillende betalingssystemen.

    (47) Op deze markt kunnen alle typen betalingen op afstand (giro-overmakingen, enz.) duidelijk van de relevante markt worden uitgesloten aangezien zij niet kunnen worden gebruikt voor het betalen van aankopen in winkels.

    (48) Wat vervolgens contanten en cheques betreft, kan geen van deze betaalmiddelen vanuit het oogpunt van de handelaren of van de kaarthouders worden beschouwd als substitueerbaar door betaalkaarten. Wat allereerst de handelaren betreft, zijn deze andere betaalinstrumenten dan betaalkaarten helemaal niet onderling substitueerbaar, aangezien het inkomstenverlies voor de handelaren die een einde maken aan de acceptatie van alle kaarten, veel groter zou zijn dan het inkomstenverlies dat zou voortvloeien uit de verhoging van hun algemene prijsniveau met het bedrag van een kleine maar langdurige verhoging van de handelarentarieven voor alle kaarten.

    (49) Vanuit het oogpunt van de verbruikers is contant geld onpraktisch en gevaarlijk om in grote hoeveelheden bij zich te hebben, en ongeschikt voor dure aankopen. Het raakt vaak op en moet worden aangevuld (gewoonlijk via een betaalkaart waarmee geld kan worden opgenomen). In alle lidstaten ligt het gemiddelde bedrag van een met contant geld betaalde aankoop veel lager dan het gemiddelde bedrag van een met een kaart betaalde aankoop en, hoewel voor sommige middelgrote betalingen contant geld of kaarten worden gebruikt, geldt dit slechts binnen een beperkte bandbreedte die op de omvang van de transacties is gebaseerd.

    (50) In de meeste lidstaten worden cheques nauwelijks gebruikt voor aankopen in winkels (en worden zij voorbehouden voor betalingen op afstand)(30). In de lidstaten waar cheques vaak worden gebruikt in verkooppunten (voornamelijk Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Ierland), verschilt de regelgeving soms (in Frankrijk is het banken momenteel bij wet verboden kosten aan te rekenen voor de uitgifte van cheques). In elk geval hebben cheques, in vergelijking met kaarten, heel andere kenmerken (een chequeboek bevat een beperkt aantal cheques, een cheque wordt vaak slechts geaccepteerd voorzover een garantiekaart of een identiteitskaart kan worden overgelegd en een cheque moet worden ingevuld, wat tijdrovend is).

    (51) Om al deze redenen kunnen contanten en cheques worden uitgesloten van de markt van de verschillende betalingssystemen. Het staat nog te bezien of alle soorten kaarten moeten worden opgenomen in de relevante markt. Er zou een onderscheid tussen de verschillende kaarten kunnen worden gemaakt naargelang de kaart uitgegeven wordt voor gebruik door consumenten of voor commerciële uitgaven, naargelang de kaart internationaal dan wel alleen in het land van uitgifte kan worden gebruikt en naar gelang van de door de kaart geboden betaalfaciliteit (debitering, uitgestelde debitering of krediet). In de praktijk zijn kredietkaarten gewoonlijk (doch niet uitsluitend) internationaal en debetkaarten vaak nationaal, hoewel nationale debetkaarten steeds meer een internationale debetfunctie krijgen via de toevoeging van een maestro- of een elektronmerk. In veel lidstaten zijn veel personen houder van zowel een nationale debetkaart als een internationale kredietkaart. Maar internationale kredietkaarten kunnen natuurlijk ook worden gebruikt voor binnenlandse betalingen (de meeste betalingen met internationale kaarten zijn binnenlandse betalingen) en bij zeer veel kredietkaarten wordt de renouvellerende kredietfaciliteit nooit gebruikt. Visa-kaarten zijn altijd internationaal bruikbare kaarten, maar de betaalfaciliteit ervan verschilt, het kunnen kredietkaarten zijn, of kaarten met uitgestelde debitering, en soms zelfs debetkaarten (onder meer sommige in Frankrijk uitgegeven Visa/CB-kaarten en sommige in het Verenigd Koninkrijk uitgegeven Visa/Delta-kaarten)(31).

    (52) Om de bovenstaande redenen kan worden geconcludeerd dat er, in het kader van de onderhavige beschikking, geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen de soorten betaalkaarten om in de onderhavige zaak de relevante markt te definiëren, en dat derhalve de relevante markt van de verschillende betalingssystemen geacht wordt alle soorten betaalkaarten te omvatten. Dit sluit niet uit dat een onderscheid tussen consumenten- en commerciële kaarten, tussen nationale en internationale kaarten of tussen debetkaarten, kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten voor verbruikers voldoende belangrijk kan zijn zodat die soorten kaarten afzonderlijke productmarkten vormen.

    7.1.3.2. De relevante geografische markt

    (53) Zoals de Commissie heeft gesteld in haar beschikking van 9 augustus 2001 is de relevante geografische markt waarmee rekening moet worden gehouden voor de beoordeling van de concurrentiekwesties die verband houden met betaalkaartregelingen, nog steeds voornamelijk nationaal. Aangezien echter grensoverschrijdende emissie en werving thans beide door Visa zijn toegestaan(32), technisch doenbaar zijn en in zekere mate ook plaatsvinden, ontwikkelen de betrokken markten kenmerken die meer dan louter nationaal zijn. Met name wat de concurrentie tussen verschillende systemen betreft, kan de geografische markt ruimer zijn dan nationale markten. Aangezien Visa echter zelfs op een mondiale markt een belangrijke positie heeft, kan de precieze omschrijving van de geografische markt in deze zaak in het midden gelaten worden.

    7.1.3.3. De marktpositie van Visa

    (54) Op de nationale markten van betaalkaarten (internationale kaarten zoals Visa en Eurocard/Mastercard, eigen merkkaarten en belangrijke nationale debetregelingen) in de EU-regio heeft Visa, in termen van het aantal kaarten in circulatie, een marktaandeel dat gaat van 4 % in Nederland tot 69 % in Portugal. Uitgedrukt in volume en waarde van de Visa-kaarttransacties ligt het marktaandeel van Visa tussen, onderscheidenlijk, 2 tot 95 % (in Nederland) en 2 tot 93 % (in Portugal). De marktmacht van Visa moet niet alleen worden gemeten in termen van marktaandelen. Evenals Europay heeft Visa belangrijke netwerkvoordelen: bijna alle banken geven Visa-kaarten uit en Visa-kaarten worden geaccepteerd in zo'n 4 miljoen verkooppunten in de hele Europese Unie. Bovendien zijn een aanzienlijk aantal categorieën handelaren - zoals luchtvaartmaatschappijen, internetdetailhandelaren, postorderbedrijven, restaurants - afhankelijk van internationale betaalkaartnetwerken met talloze gebruikers zoals Visa.

    7.2. BESLUITEN VAN EEN ONDERNEMERSVERENIGING/OVEREENKOMSTEN TUSSEN ONDERNEMINGEN

    (55) Zoals gesteld in overweging 53 van Beschikking 2001/782/EG in de zaak-Visa International, kunnen de Visa-regels worden beschouwd als besluiten van een ondernemersvereniging of als overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

    7.3. IS DE MAV NOODZAKELIJK VOOR DE WERKING VAN HET VISA-SYSTEEM?

    7.3.1. Volgens Visa

    (56) Volgens Visa valt haar MAV niet in de werkingssfeer van artikel 81, lid 1. Daartoe betoogt Visa dat de Visa-betalingsdienst gezamenlijk wordt verstrekt door de aangesloten banken en dat de MAV een instrument is waardoor deze activiteiten op de meest doelmatige en efficiënte wijze kunnen functioneren. Bij ontstentenis van een gezamenlijk optreden met betrekking tot de MAV zouden de banken inzonderheid geen of te weinig rekening houden met de "positieve externaliteiten die door hun besluiten teweeg worden gebracht". Visa verwijst in dit verband naar de richtsnoeren van de Commissie inzake horizontale samenwerkingsovereenkomsten, meer bepaald naar punt 24 waarin is gesteld dat horizontale samenwerkingsovereenkomsten "tussen concurrerende ondernemingen die het project of de activiteit waarop de samenwerking betrekking heeft niet zelfstandig kunnen uitvoeren, (...) door hun aard zelf niet onder de toepassing van artikel 81, lid 1" zullen vallen(33). Volgens Visa is dit punt van toepassing op de MAV die derhalve door haar aard zelf niet onder de toepassing van artikel 81, lid 1, valt.

    (57) Subsidiair betoogt Visa dat, ingeval de Commissie van oordeel zou zijn dat de MAV de concurrentie beperkt, de MAV zou kunnen worden aangemerkt als een nevenrestrictie en als dusdanig buiten het toepassingsgebied van artikel 81, lid 1, zou vallen aangezien de MAV rechtstreeks verband zou houden met en noodzakelijk zou zijn voor de werking van het Visa-systeem.

    7.3.2. Volgens de Commissie

    (58) De Commissie is het niet eens met de door Visa aangevoerde argumenten dat de MAV buiten de toepassing van artikel 81, lid 1, zou vallen. In de eerste plaats betwijfelt de Commissie of het correct is dat geen van de Visa-leden "het project of de activiteit waarop de samenwerking betrekking heeft, zou kunnen uitvoeren". Naar het voorkomt, zijn althans de Visa Group-leden en de grotere banken die bij het systeem zijn aangesloten in staat om zelfstandig een betaalkaartsysteem aan te bieden. Dit wordt bijvoorbeeld bewezen door Citycorp dat eigenaar is van Diners Club, een concurrerend betaalkaartsysteem.

    (59) In de tweede plaats aanvaardt de Commissie dat de samenwerking althans de middelgrote en kleine bij Visa aangesloten banken in staat stelt een dienst te verlenen die zij niet individueel zouden kunnen verlenen. Om die reden heeft de Commissie zich niet verzet tegen het merendeel van de regels die door Visa zijn aangemeld met betrekking tot de werking van de Visa International-betaalkaartregeling. Visa kan evenwel niet betogen dat de MAV zelf de aangesloten banken in staat stelt de Visa-kaartdienst aan te bieden, aangezien Visa zelf erkent dat de Visa-regeling zou bestaan zonder de MAV. Visa zegt slechts dat - zonder de MAV - "de omvang van de Visa-operaties en de concurrentiegevolgen ervan aanzienlijk zouden worden beperkt. Het 'product' dat wordt aangeboden aan beide categorieën gebruikers, zou verschillend en inferieur kunnen zijn - kaarthouders zouden toegang hebben tot een kleiner netwerk van handelaren en handelaren tot een kleinere groep kaarthouders". Dergelijke argumenten moeten echter niet aan artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst worden getoetst, maar aan artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst, aangezien moet worden nagegaan of de clausule technisch noodzakelijk is voor de werking van de Visa-betalingsregeling. De enige beperkingen die noodzakelijk zijn voor de werking van de vierpartijenbetalingsregeling van Visa, zijn, afgezien van technische afspraken inzake berichtenformaten en dergelijke, de verplichting van de crediteurbank alle betalingen te aanvaarden die op geldige wijze door de debiteurbank in het systeem zijn gebracht, en het verbod op het (ex post) aanrekenen van kosten door de ene bank aan de andere(34). De Visa-regeling kan dan ook in theorie technisch functioneren op grond van andere regelingen dan een MAV, meer bepaald regelingen die geen collectieve prijsafspraken tussen ondernemingen inhouden. De emitterende banken zouden bijvoorbeeld hun kosten geheel of gedeeltelijk kunnen verhalen op de kaarthouders.

    (60) Er kan worden geconcludeerd dat de MAV in de Visa-regeling niet "door haar aard" buiten de toepassing van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst valt, noch kan worden beschouwd als een nevenrestrictie.

    7.4. BEPERKING VAN DE MEDEDINGING

    7.4.1. Volgens Visa

    (61) Visa betoogt dat haar MAV de mededinging niet beperkt in de zin van artikel 81, lid 1, noch onder Visa-wervers of Visa-emittenten, of onder betaalkaartsystemen, noch onder verschillende betaalinstrumenten. Volgens Visa zou haar MAV immers geen prijsafspraak zijn. Visa beschouwt haar MAV niet als een prijs voor gespecificeerde diensten die door de emittenten worden verleend aan de wervers of de handelaren. Zij beschouwt de MAV eerder als een kostenoverdracht onder ondernemingen die samenwerken om een gezamenlijke dienst aan te bieden binnen een netwerk dat gekenmerkt wordt door externaliteiten en een gezamenlijke vraag (zie overweging 14).

    (62) Visa wijst er ook op dat in een driepartijenbetalingssysteem - zoals American Express - de eigenaar van de betalingsregeling vrijelijk de kosten kan toewijzen aan de emissie- of wervingszijde van zijn activiteit en vrijelijk de prijzen kan berekenen die hij aanrekent aan kaarthouders en handelaren op een wijze die hij het best in het belang van zijn systeem acht. Een dergelijk driepartijensysteem zou impliciet ook een MAV bevatten. Visa beweert dat wanneer vierpartijensystemen verboden wordt hetzelfde te doen via een expliciete MAV, zulks zou neerkomen op discriminatie tegen vierpartijensystemen.

    7.4.2. Volgens EuroCommerce

    (63) EuroCommerce beschouwt de MAV als "een prijsstellingskartel en dus als een hard-core-inbreuk op het mededingingsrecht". Onder deze omstandigheden denkt zij dat er geen vrijstelling mogelijk is.

    7.4.3. Volgens de Commissie

    (64) Om de infra gegeven redenen is de Commissie van oordeel dat de MAV in het Visa-systeem een beperking van de mededinging is in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst, omdat het de vrijheid van de banken beperkt om individueel hun eigen prijsstellingsbeleid vast te stellen. Bovendien heeft de MAV een beperkend effect op de mededinging onder Visa-emittenten en onder Visa-wervers.

    (65) Wat de door Visa aangevoerde argumenten betreft, aanvaardt de Commissie niet dat bij de MAV sprake is van een kostenoverdracht onder ondernemingen die samenwerken om een gezamenlijke dienst aan te bieden in een netwerk dat gekenmerkt wordt door externaliteiten en een gezamenlijke vraag. De Commissie aanvaardt dat een vierpartijenbetalingsregeling gekenmerkt wordt door externaliteiten en dat er een onderling afhankelijke vraag van handelaren en kaarthouders is, doch niet dat er een gezamenlijk aanbod is van één enkel product. De Visa-kaartemittenten en -wervers bieden elk aan een verschillende afnemer een afzonderlijke dienst aan. Uitgifte en werving zijn fundamenteel verschillende activiteiten die verschillende specialisaties en kosten omvatten. Zodoende kan de MAV niet worden beschouwd als een kostenverdeling onder partners in een productie-joint-venture.

    (66) Volgens de Commissie is de MAV eerder een overeenkomst onder concurrenten, waardoor de vrijheid van de banken om zelf hun eigen tarievenbeleid te bepalen, wordt beperkt en waardoor de mededingingsvoorwaarden op de markten voor Visa-uitgifte en -werving worden verstoord. Alle bij Visa aangesloten banken geven Visa-kaarten uit en zijn dus concurrenten op de markt van de uitgifte van Visa-kaarten. Sommige bij Visa aangesloten banken zijn eveneens wervers en beconcurreren elkaar op de markt van de werving voor Visa. Deze beide activiteiten worden beïnvloed door de MAV en de bij Visa aangesloten banken zijn derhalve concurrenten wat betreft hun overeenkomst inzake de MAV. Met name valt van de overeenkomst tussen de betrokken banken over een collectieve MAV te verwachten dat zij een effect heeft op prijsconcurrentie op het niveau van werving en uitgifte, aangezien de MAV-overeenkomst een belangrijk deel vastlegt van de respectieve uiteindelijke kosten en inkomsten van de partijen(35).

    (67) In eerdere beschikkingen is de Commissie ook tot de conclusie gekomen dat een MAV neerkomt op een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst(36). Emitterende banken moeten aan de wervende banken een zekere vaste vergoeding aanrekenen en hun wordt derhalve belet op groothandelsniveau een eigen individueel prijsstellingsbeleid te ontwikkelen ten aanzien van de wervende banken, voorzover zij hun diensten verstrekken (bijvoorbeeld een "betalingsgarantie" voor de meeste transacties).

    (68) Voorts heeft de MAV ten gevolge dat het gedrag van de wervende banken ten aanzien van hun afnemers wordt verstoord (op detailhandelsniveau), omdat de MAV een belangrijk kostenelement in het leven roept (volgens EuroCommerce gemiddeld ongeveer 80 % van het handelarentarief), dat waarschijnlijk een de facto minimumniveau gaat vormen voor de tarieven die worden aangerekend aan de door hen geworven handelaren, aangezien de wervende bank anders verlies zou lijden over haar wervingsactiviteit(37).

    (69) De Commissie is evenwel niet van oordeel dat de MAV-overeenkomst een beperking van de mededinging ten doel heeft, omdat een MAV-overeenkomst in een vierpartijenbetalingsregeling zoals die van Visa ten doel heeft de stabiliteit en efficiëntie van de werking van dat systeem te vergroten (zie paragraaf 8.1.1) - en indirect de concurrentie tussen betaalsystemen te versterken door op die manier vierpartijenregelingen in staat te stellen doeltreffender te concurreren met driepartijenregelingen.

    7.5. MERKBAAR GEVOLG

    7.5.1. Volgens Visa

    (70) Visa betoogt dat haar MAV de mededinging niet merkbaar beïnvloedt in de zin van artikel 81, lid 1. Wat de concurrentie onder Visa-wervers met betrekking tot de handelaren betreft, brengt Visa drie argumenten naar voren. In de eerste plaats stelt Visa dat de MAV slechts één bestanddeel vertegenwoordigt van het aan de handelaar aangerekende dienstverleningstarief dat door die handelaar aan de wervende bank wordt betaald. In de tweede plaats zouden handelaren reageren op niveauverschillen van dit tarief en in de derde plaats betoogt Visa dat de wervende banken elkaar beconcurreren met andere elementen dan de prijs alleen. Bovendien beweert Visa dat de MAV de mededinging tussen Visa-emittenten met betrekking tot de afnemers niet op merkbare wijze beperkt, aangezien de MAV de emittenten niet belet hun kaarthouders kosten aan te rekenen of die te verhogen teneinde hun kosten te recupereren.

    7.5.2. Volgens de Commissie

    (71) Wat de markt van de werving betreft, lijdt het geen twijfel dat de MAV, hoewel zij niet het enige bestanddeel van het handelarentarief is, veruit de belangrijkste kostencomponent ervan is en, volgens EuroCommerce, ongeveer 80 % van het handelarentarief vertegenwoordigt. De MAV legt dus daadwerkelijk een bodem voor het handelarentarief. Bovendien zijn de economische gevolgen van de MAV zeer aanzienlijk. Met meer dan 145 miljoen Visa-kaarten in de EU-regio, meer dan 4 miljoen handelaren die Visa-kaarten accepteren, en ongeveer 5,25 miljard Visa-transacties per jaar, waarvan [ongeveer 10 %]* intraregionale transacties zijn, bedragen de inkomsten uit de intraregionale MAV van Visa voor emitterende banken [...]*. Wat de gevolgen op de uitgiftemarkt betreft, kan de MAV innovatie en efficiëntie op die markt ontmoedigen, hetgeen tot een overaanbod aan kaarten kan leiden(38).

    7.6. BEÏNVLOEDING VAN DE HANDEL TUSSEN LIDSTATEN EN TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN DE EER

    (72) Zoals de Commissie heeft gesteld in beschikking 2001/782/EG, zijn Visa-kaarten door hun aard grensoverschrijdende betaalmiddelen, d.w.z. kaarten die door kaarthouders niet alleen kunnen worden gebruikt in het land waar de kaarten zijn uitgegeven, maar ook voor betalingen in verkooppunten of voor het opnemen van geld in andere landen. Volgens Visa waren in 1998 ongeveer 10 % van alle Visa-kaarttransacties in verkooppunten in de Europese Unie/Europese Vrijhandelsassociatie intraregionale transacties (zie overweging 11). De Visa-regels zijn minstens in de gehele Europese Economische Ruimte toepasselijk en daarom hebben de verschillende bepalingen die in deze regels vervat zijn, althans potentieel een invloed op de handel tussen de lidstaten en tussen de Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte. Visa ontkent niet dat haar regels de handel tussen lidstaten potentieel kunnen beïnvloeden.

    7.7. CONCLUSIE BETREFFENDE ARTIKEL 81, LID 1, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST

    (73) De MAV in het Visa-systeem behelst een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst.

    8. ARTIKEL 81, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST

    8.1. EERSTE EN TWEEDE VOORWAARDE: TECHNISCHE OF ECONOMISCHE VOORUITGANG TEN BATE VAN DE GEBRUIKERS

    8.1.1. Volgens Visa

    (74) Hoewel Visa aanvaardt dat de MAV niet noodzakelijk is voor het bestaan van het Visa-systeem, betoogt Visa dat de MAV juist werd ingevoerd om een bredere verspreiding en acceptatie van Visa-kaarten en alle daarbij horende diensten te bevorderen. Visa stelt dat de totstandbrenging van positieve netwerkeffecten - en dus de uitbreiding van het systeem - afhankelijk zijn van het bestaan van de MAV.

    (75) Volgens Visa zou de maximalisatie van het gebruik van het systeem via de MAV de algemene gebruikerstevredenheid optimaliseren. Zonder de MAV zouden er minder Visa-kaarthouders zijn omdat de kosten van de kaarthouders zouden stijgen of omdat de emittenten minder zouden spenderen om kaarthouders te werven. Dit zou een domino-effect hebben op het aantal handelaren dat Visa-kaarten accepteert. Volgens Visa halen de handelaren veel voordelen uit het Visa-systeem, zoals een groter aantal verkopen, kostenbesparingen en de snellere afhandeling van betaalkaarttransacties in vergelijking met betalingen met contant geld en cheques.

    (76) Volgens Visa zou de MAV een evenwicht tot stand brengen tussen de tegenstrijdige belangen van handelaren en kaarthouders doordat de kosten van het systeem toegewezen worden aan de twee soorten gebruikers op een wijze die overeenstemt met het marginale voordeel dat elke gebruiker uit het systeem haalt, en zodoende het algemene gebruik van het systeem gemaximaliseerd wordt. Visa betoogt dat een te hoge of te lage MAV niet in haar eigen belang zou zijn. Een te hoge MAV zou - volgens Visa - ertoe leiden dat de handelaren het systeem verlaten. Daardoor zouden Visa-kaarten minder aantrekkelijk worden voor de kaarthouders en vervolgens zouden de kaarthouders eveneens uit het systeem stappen. Dit zou een negatieve spiraal teweeg kunnen brengen die zou leiden tot een sterk gekrompen Visa-systeem of zelfs het einde van het Visa-systeem zou kunnen betekenen. Een te lage MAV zou volgens Visa een omgekeerd effect hebben, maar tot hetzelfde eindresultaat leiden.

    8.1.2. Volgens EuroCommerce

    (77) Ten eerste is EuroCommerce van oordeel dat geen vrijstelling voor de MAV van Visa mogelijk is, omdat - volgens haar - de MAV een prijskartel is en als dusdanig een beperking van de mededinging ten doel heeft. Zij voegt daaraan toe dat de eventuele doelmatigheidswinsten die een kartel oplevert, niet kunnen opwegen tegen de negatieve gevolgen ervan.

    (78) Voorts betoogt EuroCommerce dat de MAV niet voldoet aan de eerste voorwaarde voor een vrijstelling, aangezien de MAV de innovatie vertraagt omdat banken zich toespitsen op het behoud en de ontwikkeling van hun MAV-inkomsten ten nadele van de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten die met betaalkaarten verband houden. Wat de tweede voorwaarde betreft, voert EuroCommerce aan dat de MAV nadelig is voor handelaren en onredelijk voordelig voor kaarthouders omdat de MAV aan de handelaren kosten overdraagt die verband houden met diensten ("gratis voordelen") voor de kaarthouders, die op hun beurt druk uitoefenen op de handelaren om de kaarten te accepteren. EuroCommerce ontkent in het bijzonder dat de "betalingsgarantie" door de handelaren werd gevraagd of door hen zou moeten worden betaald. Voorts heeft EuroCommerce in haar antwoord op het van 7 september 2001 daterende schrijven ex artikel 6 betoogd dat de kosten voor de verwerking en voor de rentevrije financiering evenmin in de MAV opgenomen zouden mogen zijn. Zodoende worden, zo nog EuroCommerce, de voordelen die elke gebruiker uit het Visa-systeem haalt, niet op evenredige wijze gereflecteerd bij de vaststelling van de MAV, zodat de MAV niet voldoet aan de tweede voorwaarde voor een vrijstelling.

    8.1.3. Volgens de Commissie

    (79) Vooraf zij erop gewezen dat het niet altijd het geval is dat een overeenkomst inzake prijzen steeds als kartel dient te worden aangemerkt - en dus eigenlijk niet voor vrijstelling in aanmerking komt. Er bestaan voorbeelden van prijsovereenkomsten die kunnen voldoen aan de voorwaarden voor een vrijstelling(39). Voorts is een MAV geen prijs die aan een consument in rekening gebracht wordt, maar een vergoeding onder banken die met elkaar moeten handelen voor de afrekening van een betaalkaarttransactie en dus hun partner niet kunnen kiezen. Het ontbreken van een soort standaardregel in verband met de afrekeningsvoorwaarden zou kunnen leiden tot misbruik door de emitterende bank, die zich, wat de afrekening van een individuele betalingstransactie betreft, in een monopsoniepositie bevindt ten aanzien van de wervende bank. Zodoende is een vorm van standaardregeling noodzakelijk, maar de vraag of deze voor een vrijstelling in aanmerking komt, is niet afhankelijk van de concrete details van de regeling.

    (80) Vóór de in paragraaf 3.2.3 beschreven wijzigingen oordeelde de Commissie (in haar aanvullende mededeling van punten van bezwaar van 29 september 2000) dat de MAV van Visa in het bijzonder niet voldeed aan de tweede voorwaarde van artikel 81, lid 3, meer bepaald omdat het Visa-bestuur voor de EU-regio de MAV naar eigen inzicht kon vaststellen, onafhankelijk van de kosten van de specifieke diensten die door de emitterende banken werden verstrekt ten gunste van de handelaren. Omdat de MAV bovendien een bedrijfsgeheim was, konden degenen die uiteindelijk de MAV betalen - de handelaren - het niveau ervan niet kennen en konden zij derhalve niet doeltreffend onderhandelen over de handelarenvergoeding. De Commissie concludeerde dat het niveau van de vorige MAV onder opwaartse druk stond, inzonderheid omdat de meeste banken aangesloten zijn bij zowel Visa als het concurrerende Eurocard/Mastercard-systeem en dus waarschijnlijk van de beide merken betaalkaarten die kaart uitgeven met de hoogste MAV, hetgeen hun de meeste inkomsten oplevert. De mogelijkheid dat handelaren de acceptatie van Visa-kaarten staken indien de MAV van Visa te hoog was, was onvoldoende groot om deze opwaartse druk onder controle te houden zolang de MAV geen buitensporig hoge niveaus bereikte. De reden daarvoor ligt in het feit dat, zodra een handelaar al Visa-kaarten accepteert, hij bij een verhoging van de MAV - en dus een verhoging van de handelarentarieven - deze kostenverhoging zou kunnen verhalen via een zeer kleine prijsverhoging voor alle verkochte goederen, hetgeen in het algemeen zal leiden tot een omzetdaling die kleiner is dan wanneer hij de acceptatie van Visa-kaarten zou staken(40). Zodoende bestond de mogelijkheid dat de MAV zou worden vastgesteld op een niveau dat zo groot mogelijke opbrengsten oplevert en terzelfder tijd de output beperkt - in plaats van op het niveau waardoor de output van het Visa-systeem zo groot mogelijk wordt. Deze bezwaren worden verzacht door de gewijzigde MAV van Visa, zoals hieronder uiteengezet.

    (81) Wat nu de eerste voorwaarde betreft, wordt niet betwist dat betaalkaartregelingen zoals die van Visa als dusdanig een aanzienlijke economische of technische vooruitgang vertegenwoordigen. De vraag is evenwel of de MAV-overeenkomst van Visa, zelfs in de voorgestelde gewijzigde vorm, specifiek aan die vooruitgang bijdraagt. Die vraag houdt nauw verband met die naar de voordelen ten behoeve van de gebruikers; om die reden is het logisch de eerste en de tweede voorwaarde samen te bezien.

    (82) Wat de tweede voorwaarde betreft, dient te worden opgemerkt dat vierpartijenbetaalkaartregelingen zoals die van Visa netwerken zijn met twee verschillende en onderling afhankelijke soorten gebruikers - handelaren en kaarthouders. Elke categorie zou verkiezen dat alle kosten van het systeem door de andere wordt betaald: de handelaren hebben aldus belang bij geen, lage of negatieve afwikkelingsvergoedingen (waarbij de afwikkelingsvergoedingen dus door de emittent aan de wervende instelling betaald worden), terwijl de kaarthouders belang hebben bij positieve afwikkelingsvergoedingen (die dus door de wervende instelling betaald worden aan de emittent).

    (83) De bruikbaarheid van het netwerk van Visa dat zoals elk netwerk gekenmerkt wordt door netwerkexternaliteiten, is voor elk soort gebruiker afhankelijk van het aantal gebruikers van de andere categorie: hoe meer handelaren bij het systeem zijn aangesloten, hoe groter de bruikbaarheid van het systeem voor de kaarthouders, en omgekeerd. Het maximumaantal gebruikers in het systeem zal worden bereikt wanneer de kosten voor elke categorie gebruikers zo dicht mogelijk aansluiten bij de gemiddelde marginale bruikbaarheid van het systeem voor die categorie gebruikers. De Commissie accepteert dat dit niet noodzakelijkerwijze wordt bereikt wanneer elke bank alleen haar eigen cliënt kosten aanrekent, aangezien een van de kenmerken van een vierpartijenbetaalkaartregeling erin bestaat dat de emitterende bank - via de wervende bank - specifieke diensten levert ten gunste van de handelaar. Aangezien de relatieve marginale bruikbaarheid van Visa-kaarttransacties moeilijk voor elke categorie gebruiker vast te stellen is, moet daarvoor een aanvaardbare maatstaf gevonden worden, waarmee tegemoetgekomen wordt aan de bezwaren van de Commissie, zoals die geformuleerd werden in haar aanvullende mededeling van punten van bezwaar van 29 september 2000(41).

    (84) Daartoe heeft Visa in haar voorstel voor een aangepaste MAV drie belangrijke kostencategorieën onderscheiden die volgens haar een "objectieve referentiewaarde" vormen voor het niveau van de kosten voor het verstrekken van Visa-betaaldiensten en die een "objectieve referentiewaarde" vormen waaraan de intraregionale MAV's van Visa die bij transacties in verkooppunten door de wervende instellingen aan de emittenten worden betaald, kunnen worden getoetst. Deze categorieën kosten zijn: a) de kosten van het verwerken van transacties, b) de kosten van het verstrekken van de "betalingsgarantie" en c) de kosten van de rentevrije financieringsperiode.

    (85) De Commissie ziet geen redenen om de relevantie van deze drie categorieën kosten te betwisten en zij deelt Visa's standpunt dat al deze kosten - minstens ten dele - beschouwd kunnen worden als zijnde in het voordeel van de handelaar. Ten eerste, wat de dienstverlening inzake verwerking betreft, is de Commissie het ermee eens dat, naast het rekeningenbeheer ten gunste van de kaarthouder, de emitterende bank ook het verzoek verwerkt tot betaling van haar schuld aan de wervende bank en uiteindelijk aan de handelaar, die bepaalde administratiekosten moet voldoen. Het lijdt geen twijfel dat de handelaar profiteert van laatstgenoemde verwerkingsdiensten, met name in het kader van internationale betaalkaarttransacties. Ook EuroCommerce stemde aanvankelijk met dit argument in(42).

    (86) Ten tweede is de Commissie, wat de "betalingsgarantie" betreft, het ermee eens dat deze garantie voor handelaren een soort verzekering tegen fraude en wanbetaling door de kaarthouder is en dat het element "betalingsgarantie" in de aangepaste MAV van Visa een soort verzekeringspremie is, die met name van belang is in het kader van internationale betalingen via een betaalkaart. In het algemeen vinden detailhandelaren baat bij een "betalingsgarantie", omdat zij zonder die garantie weinig middelen zouden hebben om betaling te verkrijgen van Visa-kaarthouders uit andere lidstaten in het geval van fraude of insolventie. Inzonderheid fraude komt veel vaker voor bij grensoverschrijdende transacties dan bij binnenlandse. Er werd de Commissie geen bewijs verstrekt waaruit kan blijken dat een verzekering tegen fraude en oninbare vorderingen welke verband houden met internationale betalingen via een betaalkaart, algemeen voor detailhandelaren beschikbaar zou zijn bij ontstentenis van een betalingsgarantie of, in voorkomend geval, beschikbaar zou zijn tegen voorwaarden die betaalbaar zijn voor middelgrote en kleine detailhandelaren.

    (87) Ten aanzien van het kostenelement van de "betalingsgarantie" dat verband houdt met het afschrijven van oninbare vorderingen ingevolge wanbetaling door de kaarthouder, moet absoluut voor ogen worden gehouden dat handelaren, bij ontstentenis van dit element "betalingsgarantie", een verzekering zouden moeten nemen tegen de mogelijkheid dat de klant om insolventieredenen zijn via zijn betaalkaart aangegane verbintenissen niet kan nakomen. Een dergelijke verzekering zou waarschijnlijk bijzonder duur zijn voor grensoverschrijdende betalingen, aangezien de inning van schulden moeilijker is in grensoverschrijdend verband dan bij binnenlandse transacties. Het risico op wanbetaling is ook groter in een grensoverschrijdende context, aangezien bij kaarthouders die in het verleden al wanbetalers bleken, de kans bijzonder groot is dat zij in het buitenland aankopen doen, omdat daar voor hen het risico minder groot is dat zij op een "zwarte lijst" van wanbetalers staan. In ieder geval kan eerder op een doeltreffende controle op fraude en insolventie gerekend worden indien die uitgevoerd wordt door de emitterende bank. De introductie van een optionele "betalingsgarantie" zou ertoe kunnen leiden dat de emitterende banken hun controle versoepelen, hetgeen zou resulteren in een stijging van het aantal fraude- en insolventiegevallen.

    (88) Zonder een "betalingsgarantie" zouden sommige detailhandelaren het risico dat verband houdt met de acceptatie van Visa-kaarten, waarschijnlijk te hoog achten en aangezien de regel volgens welke alle kaarten moeten worden gehonoreerd, hen ertoe verplicht alle Visa-kaarten te accepteren, zouden zij geen andere keuze hebben dan de acceptatie van Visa-kaarten volledig te staken. Visa-kaarten zouden dan minder aantrekkelijk worden voor kaarthouders en sommigen onder hen zouden hun Visa-kaart misschien opgeven, hetgeen zou leiden tot een negatieve spiraal, wat de omvang en het niveau van gebruik van het Visa-systeem betreft, en een omzetverlies voor alle handelaren(43).

    (89) Ten derde stelt de "rentevrije financieringsperiode" Visa-kaarthouders in staat aankopen te doen bij iedere handelaar die Visa-kaarten accepteert, als boden zij allen gratis krediet aan. Volgens Visa komt zulks ten goede aan de handelaren, omdat deze regeling kaarthouders stimuleert om meer te consumeren door additionele aankopen te doen die zij anders niet hadden gedaan(44). Al kan niet aangetoond worden dat deze faciliteit de totale gezamenlijke consumptie doet toenemen, toch is het aannemelijk dat zij grensoverschrijdende aankopen van in het buitenland reizende kaarthouders kan stimuleren, omdat dezen doorgaans niet de middelen hebben om de stand van hun rekening na te gaan en hun aankopen niet tot later kunnen uitstellen. Zonder de rentevrije financieringsperiode zouden kaarthouders die in het buitenland reizen, waarschijnlijk voorzichtiger zijn ten aanzien van hun totale uitgaven, uit vrees dat ze hun rekening anders in het rood duwen. Dit verschijnsel kan weliswaar over het algemeen een neutraal effect hebben op de totale consumptie in Europa, toch facilieert en stimuleert het grensoverschrijdende uitgaven ten opzichte van binnenlandse uitgaven. In het licht van dit alles kan worden gerechtvaardigd dat de rentevrije financieringsperiode opgenomen wordt in een MAV voor grensoverschrijdende aankopen, in hoofdzaak omdat zij een voordeel vormt voor handelaren bij wie dergelijke aankopen plaatsvinden, maar ook omdat het grensoverschrijdende aankopen binnen de interne markt bevordert. Daarom ziet de Commissie, wat de doelstellingen en looptijd van de huidige vrijstelling betreft(45), geen redenen om de opneming van de kosten van de rentevrije financieringsperiode op te nemen in de intraregionale MAV van Visa, daar het om een kenmerk gaat voor internationale debet- en kredietkaarten dat ten dele ten goede komt aan de handelaren voor grensoverschrijdende transacties.

    (90) Aangezien de drie betrokken diensten door de bij Visa aangesloten emitterende banken zijdelings - via de wervende bank - aan de handelaren worden verstrekt, kunnen emittenten in het betalingssysteem van Visa, bij gebreke van een contractuele relatie, de kosten in verband met die diensten niet direct aanrekenen aan de handelaar (in tegenstelling tot sommige nationale regelingen, zoals de ec-Karte in Duitsland, waar emittenten kosten voor het verstrekken van een (optionele) garantie rechtstreeks aan handelaren aanrekenen).

    (91) Aldus kan worden geconcludeerd dat het voorstel voor een aangepaste intraregionale MAV in de regels van Visa International bijdraagt tot de technische of economische vooruitgang in de zin van artikel 81, lid 3 (eerste voorwaarde), omdat zij het bestaan van een grootschalig internationaal betalingssysteem met positieve netwerkexternaliteiten mogelijk maakt.

    (92) Er kan gesteld worden dat de gewijzigde MAV (in de voorgaand beschreven vorm), die gebaseerd is op objectieve criteria (kosten) en transparant is voor gebruikers van de Visa-regeling die uiteindelijk volledig of ten dele de MAV betalen, een billijk aandeel van de voordelen aan elke gebruikerscategorie van het Visa-systeem verstrekt, zodat tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de Commissie. Het niveau van de MAV zal meer bepaald de kosten van de specifieke diensten waarop de berekening ervan is gebaseerd, niet overschrijden (hetgeen wordt gegarandeerd door de kostenstudie die zal worden uitgevoerd bij een representatieve steekproef van Visa-leden en door een onafhankelijke deskundige zal worden gecontroleerd), en het Visa-bestuur voor de EU-regio kan de MAV op een lager niveau vaststellen. De gewijzigde MAV van Visa komt derhalve ten goede aan handelaren, voorzover de MAV in de toekomst de kosten van de diensten die de emitterende banken geheel of gedeeltelijk ten gunste van de handelaren verstrekken, niet kan overschrijden.

    (93) Ten aanzien van de opmerkingen van handelaren in antwoord op de van 11 augustus daterende bekendmaking van de Commissie op grond van artikel 19, lid 3, en het van 7 september 2001 daterende antwoord van EuroCommerce op de brief ex artikel 6 inzake het vermeende geringe effect van de wijzigingen van de MAV van Visa, dient te worden opgemerkt dat het praktische effect van de wijzigingen van de MAV van Visa (zowel voor handelaren als voor kaarthouders) noodzakelijkerwijs onzeker is aangezien de MAV slechts een groothandelsprijs is. De onderhavige vrijstelling wordt toegekend op basis van de huidige feiten: een vrijstelling voor een bepaalde periode is noodzakelijk om het nieuwe belangenevenwicht te bezien en om de Commissie in de gelegenheid te stellen de gevolgen van de gewijzigde MAV, zonodig, opnieuw te onderzoeken.

    (94) Voor Visa-kaarthouders is de gewijzigde MAV niet onmiddellijk gunstiger dan de vorige. Voorzover zij kan leiden tot lagere kosten voor handelaren, kan zij evenwel tot gevolg hebben dat meer handelaren Visa-kaarten accepteren, hetgeen in het belang van de kaarthouders zou zijn. In gevallen waarin er onder handelaren een sterke prijsconcurrentie is, zou een daling van de kosten van de handelaren kunnen leiden tot lagere prijzen voor alle consumenten, inclusief die welke met een Visa-kaart betalen. Bovendien acht Visa het niet waarschijnlijk dat de wijzigingen van de MAV leiden tot hogere kosten voor kaarthouders. Aangezien het in het voorstel van Visa genoemde niveau van de kosten van de drie eerder genoemde diensten daadwerkelijk een bovengrens voor het niveau van de MAV zal vormen, zou kunnen worden aangenomen dat de vaststelling van de MAV op een lager niveau dan dat van de kosten van de betrokken diensten potentieel in het nadeel van de kaarthouders zou zijn, maar anderzijds kan worden betoogd dat de betrokken diensten beide gebruikersgroepen in verschillende mate ten goede komen. Daarom is het passend de banken enige speelruimte te geven bij het verdelen van de kosten over kaarthouders en handelaren. Bovendien zal de vaststelling van de MAV op een lager niveau dan de kosten, normaliter erop gericht zijn verbeteringen van het systeem [...]* te bevorderen in het belang van alle gebruikers ervan.

    (95) Er kan worden geconcludeerd dat de gewijzigde MAV bijdraagt aan de technische of economische vooruitgang, aangezien een billijk aandeel van de voordelen beide categorieën gebruikers van het Visa-systeem ten goede komt, en zodoende voldaan is aan de eerste en de tweede voorwaarde van artikel 81, lid 3.

    8.2. DERDE VOORWAARDE - ONMISBAARHEID

    8.2.1. Volgens Visa

    (96) Volgens Visa is haar MAV onmisbaar voor de optimale werking van het Visa-systeem. Volgens Visa zijn noch het rechtstreeks aanrekenen van alle kosten van de emittenten aan de kaarthouders, noch bilaterale afwikkelingsregelingen haalbare oplossingen voor de Visa-regeling. Bovendien kan volgens Visa uit het feit dat een werver in een bepaald betaalkaartsysteem geen MAV verschuldigd is aan de emittent, niet worden geconcludeerd dat de MAV in het Visa-systeem in de Europese Unie niet noodzakelijk is. Visa beweert meer bepaald dat de verschillende betaalkaartregelingen waarnaar in de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van de Commissie verwezen wordt als voorbeelden van betaalkaartregelingen die functioneren via andere financieringsmethoden dan een MAV, niet bewijzen dat de MAV van Visa objectief niet noodzakelijk is voor het Visa-systeem. Deze kaartsystemen vallen volgens Visa niet te vergelijken met het Visa-systeem, aangezien ze alle op bepaalde punten verschillend zijn. Het Duitse ec-Karte-systeem is een binnenlands debetkaartsysteem en beschikt bovendien over een infrastructuur die rechtstreekse betalingen tussen handelaren en betaalkaartemittenten mogelijk maakt. Bij het Australische EFTPOS-systeem (een ander binnenlands debetkaartsysteem) is slechts een klein aantal banken betrokken, hetgeen bilaterale overeenkomsten mogelijk maakt. Het Canadese Interac-systeem beschikt in feite over een MAV, zij het tegen nultarief.

    8.2.2. Volgens EuroCommerce

    (97) EuroCommerce betoogt dat de MAV niet noodzakelijk is voor de werking van betaalkaartsystemen, noch om een maximaal gebruik en stabiliteit van het systeem te bereiken. Volgens EuroCommerce worden geen diensten verstrekt tussen de emitterende en de wervende bank, zodat daarvoor ook geen betaling verschuldigd is. De MAV is eerder een belasting of een heffing die enorme kosten teweeg heeft gebracht die uiteindelijk door de consument worden betaald via hogere detailhandelsprijzen.

    8.2.3. Volgens de Commissie

    (98) In de eerste plaats dient benadrukt te worden dat de in deze rubriek onderzochte onmisbaarheid niet de onmisbaarheid voor het bestaan van het Visa-systeem betreft, maar de onmisbaarheid voor het bereiken van de voordelen welke in de eerste voorwaarde van artikel 81, lid 3, zijn genoemd, meer bepaald de positieve netwerkexternaliteiten. De MAV van Visa is, zoals Visa zelf toegeeft, niet onmisbaar voor het bestaan van het Visa-systeem. Zoals hierboven echter uiteengezet is, zouden emittenten, bij ontstentenis van een directe contractuele verhouding tussen emittenten en handelaren, zonder een vorm van multilaterale afwikkelingsregeling, de kosten van diensten die uiteindelijk ten gunste van de handelaren worden verstrekt, niet op de handelaren kunnen verhalen, hetgeen negatieve gevolgen zou hebben voor het gehele systeem en alle gebruikers ervan.

    (99) Alleen echter een MAV die van alle mogelijke soorten MAV's de mededinging het minst beperkt, zou als onmisbaar kunnen worden beschouwd. In dit verband merkt de Commissie op dat daar waar de vroegere MAV aan de bij Visa aangesloten banken de vrijheid bood om het niveau van de MAV naar eigen inzicht vast te stellen - zonder enige objectieve criteria en inzonderheid ongeacht de daadwerkelijke kosten van de verstrekte specifieke diensten - de aangepaste MAV van Visa gebaseerd is op objectieve criteria (kosten) en transparant is (in de zin dat het niveau ervan de handelaren op verzoek meegedeeld zal worden). De Commissie is het ermee eens dat een dergelijke MAV als onmisbaar kan worden beschouwd aangezien in de context van een internationale betaalkaartregeling met duizenden leden niet bewezen is dat een alternatieve financiële regeling dan de gewijzigde MAV haalbaar zou zijn, de mededinging minder zou beperken en toch de technische of economische vooruitgang zou bieden die supra is vastgesteld bij de toetsing aan de eerste voorwaarde van artikel 81, lid 3.

    (100) In dit verband neemt de Commissie in aanmerking dat niet aangetoond werd dat er voorbeelden zijn van een internationale regeling voor kredietkaarten of kaarten met uitgestelde debitering, die functioneert zonder een MAV. Hoewel de onderscheiden binnenlandse betaalsystemen waarnaar EuroCommerce verwijst (zie overweging 27), op bepaalde punten vergelijkbaar zijn met het Visa-systeem, zijn er ook verschillen waardoor een vergelijking weinig zinvol is. Bij die systemen zijn er of minder banken betrokken dan in het Visa-systeem, of er zijn rechtstreekse banden tussen emitterende banken en handelaren, of er is een MAV tegen nultarief vastgesteld, of er bestaat een on-linemachtigingssysteem dat de fraude aanzienlijk vermindert.

    (101) Hoewel, theoretisch gesproken, bilaterale overeenkomsten over het niveau van de afwikkeling kunnen worden gesloten, zal een multilaterale afwikkelingsvergoeding wegens lagere onderhandelings- en transactiekosten waarschijnlijk doelmatigheidswinsten opleveren in de context van de internationale betalingsregeling van Visa(46). Met meer dan 5000 aangesloten banken in de EU-regio van Visa is het waarschijnlijk dat bilaterale afwikkelingsvergoedingen, hoewel technisch mogelijk, wegens hogere onderhandelings- en transactiekosten zullen resulteren in hogere en minder transparante vergoedingen. Dat zal op zijn beurt waarschijnlijk leiden tot hogere handelarentarieven. Om die reden moet men kunnen terugvallen op een standaard-MAV ingeval twee banken niet in staat zijn gebleken, of niet geprobeerd hebben, een bilaterale overeenkomst te bereiken.

    (102) Bij ontstentenis van een afwikkelingsregeling zouden de emitterende banken de kosten van dergelijke diensten op zich moeten nemen of ze rechtstreeks geheel of gedeeltelijk aanrekenen aan de kaarthouder. Wanneer zij de kosten op zich zouden nemen, zou dit waarschijnlijk ertoe leiden dat zij die kosten verhalen via hogere vergoedingen voor diensten die met betaalkaarten geen verband houden (kruissubsidiëring). Het aanrekenen van de kosten van dergelijke diensten aan de kaarthouder (in de vorm van hogere jaarlijkse tarieven voor Visa-kaarten of eventueel transactiegerelateerde vergoedingen) zou op zich als een minder beperkend alternatief beschouwd kunnen worden voor de MAV, omdat de tarieven voor de kaarthouder unilateraal door elke bank zouden worden vastgesteld en niet via een multilaterale overeenkomst. Gezien evenwel de conclusies uit de overwegingen 85 tot en met 89 over de begunstigden van de verschillende in de aangepaste MAV van Visa vervatte kostenelementen, zou het aanrekenen van die kosten aan kaarthouders het Visa-systeem kunnen destabiliseren, want bepaalde kaarthouders zouden hun Visa-kaarten minder kunnen gebruiken omdat zij de prijs overdreven vinden omdat deze ook de kosten bevat van diensten die niet in hun geheel aan hen - maar aan handelaren - worden verstrekt. Deze vermindering in het gebruik van Visa-kaarten zou de kaart minder aantrekkelijk maken voor handelaren en aldus een neerwaartse spiraal op gang brengen voor het gebruik van het Visa-systeem.

    (103) Er kan worden geconcludeerd dat er momenteel geen alternatief bestaat dat minder beperkend is dan de herziene MAV van Visa en waarmee de voordelen ten behoeve van de gebruikers kunnen worden bereikt welke supra zijn onderkend bij de toetsing aan de eerste en de tweede voorwaarde, en dat terzelfder tijd praktisch haalbaar is in de context van de internationale vierpartijenbetaalkaartregeling van Visa. Derhalve voldoet de gewijzigde intraregionale standaard-MAV van Visa aan de derde voorwaarde van artikel 81, lid 3.

    8.3. VIERDE VOORWAARDE: GEEN UITSCHAKELING VAN DE MEDEDINGING

    8.3.1. Volgens Visa

    (104) Volgens Visa biedt de MAV haar niet de mogelijkheid de concurrentie uit te schakelen ten aanzien van een wezenlijk deel van de betrokken producten. Visa merkt in dit verband op dat de aangesloten banken zijn blootgesteld aan systeeminterne concurrentie, alsmede aan concurrentie tussen verschillende systemen. Volgens Visa wordt de MAV door de bij Visa aangesloten banken vastgesteld in een zeer concurrerende omgeving.

    8.3.2. Volgens EuroCommerce

    (105) EuroCommerce is van mening dat niet voldaan is aan de vierde voorwaarde, omdat Visa samen met Europay een duopolie vormt dat 80 % van de markt in handen heeft.

    8.3.3. Volgens de Commissie

    (106) De MAV schakelt de concurrentie tussen emittenten niet uit omdat zij vrijelijk hun respectieve cliëntentarieven kunnen vaststellen. Hoewel de MAV de facto een ondergrens voor de handelarentarieven invoert, schakelt zij de concurrentie tussen wervers evenmin uit, aangezien de wervende banken de handelarentarieven vrijelijk kunnen blijven vaststellen en nog steeds kunnen concurreren ten aanzien van andere bestanddelen van het handelarentarief dan de MAV. De MAV schakelt evenmin de concurrentie tussen Visa en haar concurrenten, inzonderheid Europay, uit. De bewering van EuroCommerce dat Visa een quasi-duopolie zou vormen met Europay, is niet relevant voor een overeenkomst onder Visa-leden. Hoewel een analoge overeenkomst bestaat onder Europay-leden, beschikt de Commissie niet over bewijzen dat er onderlinge afstemming tussen Visa en Europay zou zijn.

    8.4. CONCLUSIE INZAKE ARTIKEL 81, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST

    (107) De gewijzigde MAV van Visa voldoet aan de voorwaarden voor een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst.

    9. DUUR VAN DE VRIJSTELLING, EN VOORWAARDEN

    (108) Volgens artikel 8 van Verordening nr. 17 moet een beschikking, bedoeld in artikel 81, lid 3, van het Verdrag, voor een bepaalde termijn worden gegeven en kan zij voorwaarden en verplichtingen inhouden. Op grond van artikel 6 van Verordening nr. 17 kan de datum waarop de beschikking in werking treedt, niet vroeger zijn dan die van de aanmelding. Uit artikel 7, lid 1, van Verordening nr. 17 volgt dat de aanvang van de periode waarvoor vrijstelling wordt verleend, niet vroeger kan zijn dan het tijdstip waarop de aangemelde overeenkomst voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.

    (109) Daarom dient de vrijstelling van kracht te worden zodra de voorgestelde wijziging van de MAV-regeling van Visa in de Visa-regels toegepast wordt, en blijft zij van kracht tot en met 31 december 2007. Wat betreft de in paragraaf 3.2.3.4 beschreven nieuwe MAV voor MOTO-transacties, zal de vrijstelling van kracht worden zodra die MAV is vastgesteld, en zal zij van kracht blijven tot en met 31 december 2007. Deze periode zal de Commissie de gelegenheid geven om de praktische gevolgen van de gewijzigde Visa-regeling voor de markt, en inzonderheid de verwachte weerslag ervan op de handelarentarieven, opnieuw te onderzoeken, mede in het licht van de opmerkingen van derden ingevolge de bekendmaking op grond van artikel 19, lid 3.

    (110) Teneinde de Commissie in staat te stellen na te gaan of de aanpassingen van de MAV van Visa zoals die in paragraaf 3.2.3 beschreven werden, ten uitvoer gelegd worden zoals Visa toegezegd heeft te doen, zijn aan de onderhavige beschikking de volgende voorwaarden verbonden:

    a) Visa zal aan de Commissie, binnen [twaalf tot 18 maanden]* na de vaststelling van deze beschikking, een exemplaar van de kostenstudie overleggen met de berekeningen op grond van de drie in paragraaf 3.2.3.2 genoemde kostencategorieën (gegevens uitgesplitst in cijfers die betrekking hebben op kredietkaarten en kaarten met uitgestelde debitering, en gegevens die betrekking hebben op kaarten met rechtstreekse debitering), alsmede de relatieve impact van de verschillende soorten Visa-kaarten, uitgedrukt in volume en waarde. De kostenstudie wordt door Visa uitgevoerd en gecontroleerd door een onafhankelijk accountantskantoor, dat door de Commissie goedgekeurd moet worden. De gegevens die bij het opstellen van de kostenstudie worden gebruikt, worden verstrekt door een representatieve selectie van bij Visa aangesloten banken uit de EU-regio van Visa, die in de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd. Nadien worden verdere kostenstudies opgesteld, en exemplaren daarvan aan de Commissie meegedeeld, ten minste eens om de [18 tot 36 maanden]*;

    b) nadat elk van deze kostenstudies is afgerond, zal het daadwerkelijke niveau van de MAV's voor consumentenkaarten niet hoger liggen dan de som van deze drie kostencategorieën, behalve in uitzonderlijke omstandigheden die met artikel 81, lid 3, te verenigen zijn (zoals bijvoorbeeld om gedrag te ontmoedigen dat de technische vooruitgang zou kunnen belemmeren), en na overleg met de Commissie;

    c) Visa brengt de Commissie op de hoogte van wijzigingen en aanvullingen van haar intraregionale MAV-regeling,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    1. Onverlet het bepaalde in artikel 2 van de onderhavige beschikking, worden, overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst, de bepalingen van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst tot en met 31 december 2007 buiten toepassing verklaard ten aanzien van de aangepaste Visa-regeling inzake intraregionale multilaterale afwikkelingsvergoedingen (hierna "MAV" te noemen) zoals die toegepast wordt voor grensoverschrijdende transacties met Visa-consumentenkaarten in verkooppunten binnen de Europese Economische Ruimte.

    2. De in artikel 1 bedoelde buitentoepassingsverklaring geldt mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    a) het bestuur van Visa keurt tegen uiterlijk op 4 september 2002 de nodige regels goed om de tenuitvoerlegging van de aangepaste MAV-regeling, die het voorwerp uitmaakt van de onderhavige beschikking, te verzekeren;

    b) binnen [twaalf tot 18 maanden]* na de dagtekening van de onderhavige beschikking en nadien minstens eens om de [18 tot 36 maanden]*, legt Visa aan de Commissie een exemplaar over van de kostenstudie voor debetkaarten en voor kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten, met daarin de berekening van een maximaal MAV-niveau dat gebaseerd is op de drie volgende kostencategorieën:

    - de kosten van het verwerken van transacties;

    - de kosten van de rentevrije financieringsperiode voor kaarthouders, en

    - de kosten van het verstrekken van een "betalingsgarantie".

    Die kostenstudie wordt door Visa uitgevoerd en gecontroleerd door een onafhankelijk accountantskantoor, dat door de Commissie wordt goedgekeurd.

    De gegevens die bij het opstellen van de kostenstudie worden gebruikt, worden verstrekt door een representatieve selectie van bij Visa aangesloten banken uit de EU-regio van Visa, die in de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd en meer dan 50 % vertegenwoordigen van het totale volume van intraregionale Visa-transacties in verkooppunten;

    c) nadat elk van deze kostenstudies is klaargekomen, zal het daadwerkelijke niveau van de MAV's voor consumentenkaarten niet hoger liggen dan de som van deze drie categorieën kosten zoals die in de recentste van die studies zijn aangegeven, behalve in uitzonderlijke omstandigheden die met artikel 81, lid 3, te verenigen zijn, en na overleg met de Commissie;

    d) Visa brengt de Commissie op de hoogte van wijzigingen bij en aanvullingen van haar intraregionale MAV-regeling, binnen de maand nadat zij haar leden op de hoogte heeft gebracht.

    Artikel 2

    1. Overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst, worden de bepalingen van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst tot en met 31 december 2007 buiten toepassing verklaard ten aanzien van de intraregionale afwikkelingsvergoeding van Visa voor postorder-/telefoontransacties (hierna "MOTO-transacties" te noemen), die het voorwerp uitmaakt van deze beschikking, en zoals die toegepast wordt voor grensoverschrijdende transacties met Visa-consumentenkaarten in verkooppunten binnen de Europese Economische Ruimte.

    2. Op voorwaarde dat de in artikel 1 bedoelde buitentoepassingsverklaring van kracht is geworden, is de in lid 1 bedoelde buitentoepassingsverklaring van kracht, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) het bestuur van Visa neemt tegen uiterlijk 30 april 2003 de nodige maatregelen om de tenuitvoerlegging van de intraregionale afwikkelingsvergoeding voor MOTO-transacties veilig te stellen;

    b) Visa zal artikel 1, lid 2, onder b) en d), naleven;

    c) na voltooiing van elk van de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde kostenstudies mag het daadwerkelijke MAV-niveau voor MOTO-transacties niet hoger liggen dan het in de meest recente van die studies gegeven cijfer dat als maximumniveau geldt voor de MAV voor MOTO-transacties, welke gebaseerd zal zijn op dezelfde informatie over de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde drie kostencategorieën, maar gecorrigeerd zal worden voor twee specifieke kostencategorieën, onder "betalingsgarantie" en "verwerking van transacties", om de specifieke kosten van MOTO-transacties weer te geven.

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot: Visa International Service Association European Union Region 99 High Street Kensington London W8 5TE.

    Gedaan te Brussel, 24 juli 2002.

    Voor de Commissie

    Mario Monti

    Lid van de Commissie

    (1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.

    (2) PB L 148 van 15.6.1999, blz. 5.

    (3) PB L 354 van 30.12.1998, blz. 18.

    (4) PB C 286 van 22.11.2002.

    (5) Bij brief van 23 maart 1994 verzocht Visa International de Commissie de bestaande aanmelding uit te breiden tot artikel 53, leden 1 en 3, van de EER-overeenkomst.

    (6) PB L 293 van 10.11.2001, blz. 24.

    (7) De bepalingen inzake het Visa-lidmaatschap worden momenteel onderzocht in het kader van zaak COMP/37.860. De onderhavige beschikking heeft dan ook geen betrekking op die bepalingen en laat de uitkomst van het onderzoek door de Commissie in die zaak onverlet.

    (8) Het definitieve Visa-voorstel dat op 27 juni 2001 door het bestuur voor de Visa EU-regio werd goedgekeurd en vervolgens aangepast en uitgebreid, wordt in paragraaf 3.2.3 beschreven.

    (9) Met uitzondering van de nieuwe afzonderlijke intraregionale afwikkelingsvergoeding voor postorder-/telefoontransacties (zie paragraaf 3.2.3.4), die in april 2003 toegepast zal worden.

    (10) Volgens Visa zijn deze lidstaten: Griekenland, Ierland, Italië, Nederland en Zweden. De Visa-regels omvatten eveneens bepalingen met betrekking tot afwikkelingsvergoedingen die bij uitbetalingen van contanten door de uitgever van de kaart verschuldigd zijn aan de werver die de geldautomaat exploiteert. Die vergoedingen zijn niet het voorwerp van de klacht van EuroCommerce, noch van de onderhavige beschikking.

    (11) Gedeelten van deze tekst zijn bewerkt om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt bekendgemaakt. Deze gedeelten staan tussen vierkante haken en zijn aangegeven met een asterisk.

    (12) Visa definieert deze vergoeding als een vergoeding die door de werver aan de emittent is verschuldigd bij de clearing en verrekening van een betalingstransactie (Visa EU Regional Operating Regulations, [...]*.

    (13) Commerciële kaarten (kaarten dus die uitgegeven worden aan zakelijke gebruikers die deze uitsluitend voor hun zakelijke uitgaven gebruiken) zijn van het oorspronkelijke voorstel met wijzigingen uitgesloten, omdat het volgens Visa gaat om een relatief nieuw product met specifieke kenmerken dat slechts mag worden uitgereikt aan individuen om hen in staat te stellen zakelijke uitgaven te betalen. Na de opmerkingen gemaakt door de klaagster en door derden (zie deel 6) [...]*. Zoals echter gezegd (zie overweging 9), heeft de onderhavige beschikking geen betrekking op de huidige [...]* MAV voor commerciële kaarten. Wanneer in onderhavige beschikking gesproken wordt van het Visa-voorstel voor een aangepaste MAV-regeling, wordt daarmee uitsluitend gerefereerd aan het voorstel dat gedaan werd ten aanzien van intraregionale Visa EU-transacties in verkooppunten met consumentenkaarten.

    (14) Debetkaarten worden ook kaarten met directe of onmiddellijke debitering genoemd.

    (15) Deze vermindering van de gewogen gemiddelde MAV voor krediet- en uitgestelde debettransacties moet in de volgende stappen worden bereikt: [0,81 %-0,93 %]* in 2002; [0,78 %-0,90 %]* in 2003; [0,77 %-0,89 %]* in 2004; [0,74 %-0,86 %]* in 2005; [0,70 %-0,82 %]* in 2006 en 0,7 % in 2007.

    (16) Deze periode komt voor kaarten met uitgestelde debitering overeen met de kosten die verband houden met het tijdsverschil dat optreedt tussen de betaling van de werver en de debitering van de rekeningcourant van de kaarthouder. Voor kredietkaarten komt deze periode uitsluitend overeen met de kosten van het eventuele tijdsverschil tussen de betaling aan de werver en het tijdstip waarop ofwel de betaling door de kaarthouder moet worden uitgevoerd, ofwel het saldo van de afrekening van de kredietkaart overgaat in de faciliteit van het verlengde krediet waarvoor een rente wordt berekend (dit betekent dat zij niet de eventuele kosten omvat die voortvloeien uit het toekennen van een verlengd krediet aan de kaarthouders). Voor debetkaarten is dat alleen de afhandelingstijd die nodig is om de transactie te debiteren van de rekening van de kaarthouder; voor kaarten met uitgestelde debitering en voor kredietkaarten is dit ook de periode voor de extra rentevrije periode waarvóór betaling moet plaatsvinden of gebruikgemaakt wordt van verlengd krediet.

    (17) Zelf gebruikt Visa de term "betalingsgarantie" niet. In de onderhavige beschikking wordt deze term gebruikt om de belofte aan te geven die op de emitterende bank rust om betalingen te honoreren tegenover de wervende bank zelfs wanneer die onder meer frauduleus blijken of wanneer de kaarthouder uiteindelijk in gebreke blijft, mits de handelaar alle veiligheidscontroles uitvoert die nodig zijn om de emitterende bank in staat te stellen betaling te beloven. Wat verliezen ingevolge wanbetaling betreft, zullen enkel verliezen die zich voordoen tijdens de rentevrije financieringsperiode, behandeld worden in de kostenstudie over de MAV.

    (18) Visa heeft de Commissie voor de kosten subcategorieën meegedeeld die opgenomen zullen worden in de drie hoofdcategorieën. Deze informatie wordt door Visa als bedrijfsgeheim beschouwd.

    (19) Deze categorieën zijn [...]* en [...]*.

    (20) Uit de klacht van EuroCommerce blijkt duidelijk dat zij niet pleit voor het "verbod van de MAV" in de zin van het verbieden van een standaardovereenkomst over de voorwaarden voor uitwisseling van schulden tussen de emitterende en de wervende bank (waardoor het emitterende banken vrij zou staan om eenzijdig de korting op de afwikkelingsvergoeding vast te stellen die zij wensen). EuroCommerce wil eerder dat de Commissie Visa "de uitwisseling a pari" oplegt, hetgeen erop neerkomt dat de MAV behouden blijft, maar verlaagd wordt tot een nultarief, zoals in het Canadese Interac-systeem.

    (21) Zaak COMP/36.518; zie de overwegingen 2, 7, 27 en 28.

    (22) De aantekeningen van de Commissie bij deze opmerkingen van klaagster zijn te vinden in overweging 39, voorzover zij niet behandeld worden in deel II van de onderhavige beschikking (zie met name de paragrafen 7.4.3 en 8.1.3). EuroCommerce wijst nog op twee andere punten, die in de onderhavige beschikking niet behandeld worden, omdat zij buiten het toepassingsbereik ervan vallen. Ten eerste zou de MAV voor commerciële Visa-kaarten (die niet onder het Visa-voorstel valt zoals beschreven in het schrijven ex artikel 6) niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, en ten tweede zou de intraregionale MAV van Visa onderzocht moeten worden in samenhang met de MAV's voor binnenlandse Visa-betalingen die in de lidstaten van toepassing zijn (en die geen onderdeel uitmaken van de aanmelding van Visa International).

    (23) Van deze laatste categorie hadden er 95 antwoorden een identieke tekst, terwijl bij vele andere sterke overeenkomsten in de formulering vast te stellen vielen.

    (24) In vele opmerkingen werd ook opgemerkt dat er, aangezien er sinds het zenden van de aanvullende mededeling van punten van bezwaar op 29 september 2001 geen wijzigingen aan het MAV voor commerciële Visa-kaarten aangeboden waren, voor de Commissie geen reden was om haar positie op dit punt te veranderen en een vrijstelling te overwegen. Aangezien de onderhavige beschikking geen betrekking heeft op de MAV voor commerciële kaarten, hoeft dit punt niet nader onderzocht te worden.

    (25) Integendeel, het is klaagster EuroCommerce die ervoor pleit dat de Commissie regulerend optreedt ten aanzien van het MAV-niveau, door daarvoor een nultarief op te leggen. Zie voetnoot 19.

    (26) Beschikking van 30 juni 1993 krachtens de concentratieverordening nr. 4064/89 in zaak IV/M.350 - WestLB/Thomas Cook, waarin in overweging 9 is bepaald dat reischeques, naar het voorkomt, in zekere mate concurreren met andere betalingsmiddelen zoals bijvoorbeeld kredietkaarten en eurocheques. Beschikking 85/77/EEG van de Commissie (PB L 35 van 7.2.1985, blz. 43) in zaak IV/30.717 - Uniforme eurocheques, waarin in overweging 41 is bepaald dat ieder die zich naar een vreemd land begeeft, in het algemeen de keuze heeft tussen verschillende betalingsinstrumenten, zoals deviezen in contanten, reischeques, postbetaalkaarten, kredietkaarten, kaarten voor bankbiljettenautomaten en cheques van het eurochequesysteem.

    (27) Nabanco Bancard Corporation tegen Visa USA (596 F. Supp.1231 (S.D. Fla. 1980) affid 770 F 2d 592 (11th Cir. 1986) en South Trust Corporation tegen Plus System (71.219 (N.D. Ala. 1995)). In zijn geschil met Discover in de Verenigde Staten begin jaren negentig betoogde Visa evenwel dat de markt alleen de kredietkaarten omvatte (SCFC Inc vs Visa USA, 36 F3d, 958, 966 (10th Circuit, 1994)).

    (28) PB L 293 van 10.11.2001, blz. 24.

    (29) In een betaalkaartsysteem met vier betrokken partijen zoals het Visa-systeem, moeten zowel de handelaren (in hun hoedanigheid van klanten van de wervingsdiensten) als de kaarthouders (in hun hoedanigheid van klanten van de uitgiftediensten) worden beschouwd als verbruikers.

    (30) In dit verband dient erop te worden gewezen dat de beschikkingen van de Commissie waarnaar Visa verwijst (zie voetnoot 25), niet alleen geen rekening houden met de jongste ontwikkelingen in de betalingssector, maar bovendien betrekking hebben op de substitueerbaarheid van andere betaalmiddelen met cheques, en niet omgekeerd. Bovendien heeft de Commissie in beide beschikkingen de exacte bepaling van de relevante markt in het midden gelaten.

    (31) De substitueerbaarheid van debetkaarten, enerzijds, en kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten, anderzijds, kan variëren in een binnenlandse en een grensoverschrijdende context, aangezien kaarten met uitgestelde debitering en kredietkaarten bepaalde kenmerken hebben die in het bijzonder in een grensoverschrijdende situatie voordelig zijn (zie overweging 89).

    (32) Zoals beschreven in de in overweging 2 genoemde Beschikking 2001/782/EG, paragrafen 3.2.3 en 3.2.4.

    (33) PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2.

    (34) Zie in dit opzicht eveneens de Beschikking 1999/687/EG van de Commissie (PB L 271 van 21.10.1999, blz. 28) betreffende de stortings- en acceptgiroprocedure van de Nederlandse banken, waarin is bepaald dat collectieve afspraken over technische specificaties en over procedurele aspecten van de verwerking van transacties noodzakelijk zijn voor het goede functioneren van het systeem. Tevens werd het noodzakelijk geacht dat van tevoren een overeenkomst zou worden gesloten over het niveau van de kosten (dit wil zeggen over de vraag of er al dan niet kosten zouden worden aangerekend en, zo ja, over het niveau ervan), hoewel dit niet noodzakelijkerwijze hoefde te gebeuren in de vorm van een MAV (overweging 46).

    (35) Zie in dit verband Beschikking 1999/695/EG van de Commissie (PB L 275 van 26.10.1999, blz. 17) in de zaak-Reims II, eveneens wat betreft het ontradende effect dat, bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten tussen de partijen, uitgaat van een standaardovereenkomst waarop kan worden teruggevallen.

    (36) Zie in deze zin Beschikking 87/13/EEG van de Commissie (PB L 7 van 9.1.1987, blz. 27) (BVB), Beschikking 87/103/EEG van de Commissie (PB L 43 van 13.2.1987, blz. 51) (ABI), Beschikking 89/512/EEG van de Commissie (PB L 253 van 30.8.1989, blz. 1) (NVB) en Beschikking 1999/687/EG van de Commissie (PB L 271 van 21.10.1999, blz. 28) (NVB II). Vergelijk ook de mededeling van de Commissie inzake de toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften op grensoverschrijdende overmakingen (SEC(95) 1403 def. van 13 september 1995) waarin is bepaald dat een overeenkomst inzake een multilaterale afwikkelingsvergoeding een beperking is van de mededinging die in het toepassingsgebied valt van artikel 85, lid 1 (thans artikel 81, lid 1), omdat het de vrijheid van de banken om individueel hun prijsstellingsbeleid vast te stellen, wezenlijk beperkt.

    (37) Zie in die zin ook de eigen economische deskundigen van Visa in de procedures in de Verenigde Staten, David Evans en Richard Schmalensee, die hebben erkend dat "de afwikkelingsvergoeding een bodem legt onder de prijs die handelaren betalen aan de wervers voor het verwerken van transacties via de kaart", dat "de enige significante prijs die door het systeem wordt vastgesteld, de afwikkelingsvergoeding is" en dat "aangezien de werver de emittent een afwikkelingsvergoeding moet betalen voor elke transactie, die vergoeding een bodem onder de handelarenkortingen legt" (in hun boek "Paying with plastic", blz. 113 en 155).

    (38) Het argument dat consumenten aangemoedigd worden om kaarthouder te worden vanwege de omvang van het systeem en dat er voordelen zijn aan een systeem dat consumenten aanmoedigt om kaarthouder te worden, lijkt enkel te gelden voor geografische markten waar kaarten nog geen verzadigingspunt hebben bereikt. Dit kan slechts het geval zijn voor bepaalde lidstaten en voor internationale transacties.

    (39) Zie bijvoorbeeld, wat de transportsector betreft, artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad (PB L 378 van 31.12.1986, blz. 4), waarin voorzien wordt in een vrijstelling voor prijsafspraken tussen lijnvaartconferenties mits bepaalde voorwaarden en verplichtingen nageleefd worden. Zie ook artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1617/93 van de Commissie (PB L 155 van 26.6.1993, blz. 18), waarin voorzien wordt in een groepsvrijstelling voor prijsafspraken tussen luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van tarieven waarvoor IATA-interlining mogelijk is.

    (40) De uiterste zeldzaamheid van voorbeelden van handelaren die de acceptatie van Visa-kaarten hebben gestaakt, is een illustratie hiervan.

    (41) Zie overweging 80.

    (42) Zie de klacht van 22 mei 1997, blz. 5: "De kosten die banken aan handelaren aanrekenen - het handelarentarief - komen niet overeen met de prijs van de dienst die de handelaar ontvangt of slechts voor een klein deel van dat bedrag. De dienst die aan de handelaar wordt verleend bestaat in het verwerken van de transactie.". Brief van 22 januari 1998, blz. 3: "De enige dienst die een betaalkaarttransactie teweegbrengt, is de verwerking van die transactie.".

    (43) Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 25 mei 1993 in zaak C-18/92 (Chausures Bally SA), Jurisprudentie 1993, blz. I-2871, rechtsoverweging 9.

    (44) Visa betoogt voorts dat de rentevrije financieringsperiode de handelaren ten goede komt omdat het gaat om een "uitbesteding" van commerciële programma's voor consumentenkrediet. Dit lijkt echter een zwak argument, omdat vele handelaren die Visa-kaarten accepteren, niettemin consumentenkrediet aanbieden, terwijl andere handelaren die Visa-kaarten accepteren, nooit hebben willen werken met een programma voor consumentenkrediet.

    (45) In dit verband dient andermaal benadrukt te worden dat de huidige vrijstelling enkel geldt voor de intraregionale MAV van Visa zoals die toegepast wordt op grensoverschrijdende transacties. Een onderzoek naar de vraag of de opname van de rentevrije financieringsperiode in een MAV voor binnenlandse betalingen via een betaalkaart eventueel voor een vrijstelling in aanmerking komt, zou mogelijkerwijs een andere conclusie kunnen opleveren.

    (46) Deze conclusie gaat niet noodzakelijkerwijs op in een binnenlandse context, waar het aantal banken veel geringer kan zijn en de doelmatigheidswinsten van een multilaterale regeling ten opzichte van bilaterale overeenkomsten niet tegen het nadeel van de totstandbrenging van een concurrentiebeperking hoeven op te wegen.

    Top