EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001X0620(02)

Conclusies van de Raad van 5 juni 2001 betreffende de epidemiologische situatie van de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD) en een proactieve strategie inzake zoönosen, inzonderheid overdraagbare spongiforme encephalopathie (TSE)

PB C 175 van 20.6.2001, p. 2–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

32001X0620(02)

Conclusies van de Raad van 5 juni 2001 betreffende de epidemiologische situatie van de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD) en een proactieve strategie inzake zoönosen, inzonderheid overdraagbare spongiforme encephalopathie (TSE)

Publicatieblad Nr. C 175 van 20/06/2001 blz. 0002 - 0004


Conclusies van de Raad

van 5 juni 2001

betreffende de epidemiologische situatie van de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD) en een proactieve strategie inzake zoönosen, inzonderheid overdraagbare spongiforme encephalopathie (TSE)

(2001/C 175/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1. OVERWEGENDE dat gedurende de laatste decennia in de meeste lidstaten een aanzienlijke toename van door voedsel overgedragen ziekten van zoönotische oorsprong wordt gerapporteerd, waaronder zowel nieuwe als opnieuw optredende ziekten;

2. OVERWEGENDE dat vCJD een ziekte is die altijd een dodelijke afloop heeft en ook jongeren treft;

3. BEKLEMTONEND dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid dient te worden verzekerd;

4. HERINNEREND aan de mededeling van de Commissie over de gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap, waarin met name gewezen wordt op de noodzaak passende verbanden te leggen tussen maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid en gezondheidgerelateerde initiatieven op andere beleidsterreinen en waarin de Commissie het voornemen te kennen geeft structuren in het leven te roepen om ervoor te zorgen dat het beleid en het optreden bijdragen tot de bescherming van de volksgezondheid, alsmede aan het voorstel van de Commissie voor een programma op het gebied van de volksgezondheid;

5. HERINNEREND aan de conclusies van de Europese Raad van Nice van 7-9 december 2000, waarin kennis genomen wordt van de maatregelen die reeds zijn genomen op het gebied van de strijd tegen BSE en waarin wordt benadrukt dat meer inspanningen moeten worden geleverd op het gebied van menselijke geneeskunde en diergeneeskundig onderzoek om de preventie, de diagnose en de behandeling van deze ziekte te verzekeren;

6. BEVESTIGEND dat naar zijn mening uitgedrukt in de Raadsconclusies van 14 december 2000 inzake BSE en de epidemiologische situatie van de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, meer moet worden gedaan om de gevolgen van de BSE-epidemie voor de volksgezondheid vast te stellen;

7. HERINNEREND aan Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap, waaronder door voedsel overgedragen ziekten, zoals vCJD, en andere ziekten die door ongebruikelijke ziekteverwekkers kunnen worden overgedragen;

8. ZICH VERHEUGEND OVER de presentatie, door een door de Commissie ingestelde groep vooraanstaande deskundigen, van een algemene inventaris van het Europese onderzoek naar TSE, waarin de sterke en de zwakke punten van het Europees onderzoek op dit gebied onder de loep worden genomen om op basis daarvan de belangrijkste onderwerpen voor toekomstig onderzoek aan te wijzen;

9. ERAAN HERINNEREND dat in het Commissievoorstel voor het zesde kaderprogramma 2000-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie het thema voedselveiligheid en gezondheidsrisico's wordt aangemerkt als een prioritair gebied dat onderzoek omvat naar methoden voor de analyse en opsporing van chemische verontreinigingen en ziekteverwekkende micro-organismen, effecten op de menselijke gezondheid van diervoeding en van het gebruik van bijproducten in diervoeding en de epidemiologie van de aandoeningen in verband met voeding en genetische aanleg;

10. HERINNEREND AAN Richtlijn 1999/82/EG en Richtlijn 1999/104/EG van de Commissie tot wijziging van respectievelijk de bijlagen van Richtlijn 75/318/EEG en Richtlijn 81/852/EEG, die ten doel hebben het risico op de overdracht van TSE via geneesmiddelen (inzonderheid natuurlijke en homeopathische geneesmiddelen) voor menselijk en diergeneeskundig gebruik tot een minimum te beperken, aan Richtlijn 76/768/EEG inzake cosmetische producten en Richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen alsmede aan Aanbeveling 98/463/EG van de Raad inzake de geschiktheid van bloed en plasmadonors;

11. HERINNEREND AAN het voorstel van de Commissie voor een richtlijn tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor de inzameling, het testen, de bewerking, de opslag en de distributie van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 89/381/EEG van de Raad;

12. IS VAN OORDEEL dat het toezicht en de preventie op het gebied van zoönosen, met inbegrip van TSE, een proactieve en gecoördineerde strategie op het gebied van de menselijke gezondheid vereisen, met inbegrip van epidemiologische surveillance van ziektegevallen bij de mens en tijdige vaststelling van de risico's voor de menselijke gezondheid;

13. WIJST MET NAME OP de noodzaak van wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe en nieuw optredende ziekten van zoönotische oorsprong, met inbegrip van de oorsprong en mogelijke overdracht van TSE-agentia, alsmede op de noodzaak van de uitwerking van methoden om TSE-agentia te inactiveren, van procedures voor de klinische en de laboratoriumdiagnose van TSE en van maatregelen tot vaststelling van de risico's van iatrogene overdracht, alsook van het ontwikkelen van beschermende maatregelen tegen de eventuele risico's;

14. WIJST EROP dat het belangrijk is dat het publiek zich bewust is van de omvang van de verschillende gezondheidsrisico's, opdat het weloverwogen keuzes kan maken met betrekking tot dergelijke gezondheidsrisico's;

15. WIJST OP de noodzaak van een adequate risicovoorlichting ten behoeve van het publiek en de medische en sociale beroepsbeoefenaren teneinde te voorkomen dat patiënten met de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, alsmede patiënten met de sporadische en de gewone vorm en verwante ziekten worden gestigmatiseerd en hun passende medische en sociale zorg zou worden onthouden;

16. IS VAN OORDEEL dat de lidstaten en de Commissie hun inspanningen moeten voortzetten en intensiveren op het gebied van de preventie van zoönosen, in het bijzonder TSE. De Raad moedigt de lidstaten aan:

a) veilige en betrouwbare systemen voor epidemiologische surveillance in te stellen voor gevallen van zoönosen, met inbegrip van TSE, bij de mens;

b) te bevorderen dat goede praktijken worden gevolgd bij de voorlichting aan het publiek over de risico's van nieuwe en opnieuw optredende ziekten zoals de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob;

c) informatie en kennis uit te wisselen over goede praktijken bij de medische en sociale zorg voor patiënten met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, met inbegrip van de variant ervan, alsmede voor hun familieleden;

d) het onderzoek op dit terrein te bevorderen en te coördineren;

e) nauw samen te werken met de Commissie en andere internationale fora, zoals de WGO, in het bijzonder op bovengenoemde terreinen;

De Raad verzoekt de Commissie:

a) geïntegreerde structuren te ontwikkelen waarmee gewaarborgd wordt dat het desbetreffende beleid en optreden van de Gemeenschap bijdragen tot de bescherming van de volksgezondheid tegen het risico van zoönosen, met inbegrip van TSE;

b) met name in het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten, doeltreffende en betrouwbare strategieën en methoden te versterken en verder te ontwikkelen voor de preventie en beheersing op communautair niveau van zoönosen, met inbegrip van TSE, en tevens methoden te ontwikkelen om de risico's voor de menselijke gezondheid die met de diverse zoönosen, met inbegrip van TSE, gepaard gaan, vast te stellen, en bij het uitwerken van de verschillende takken van het Gemeenschapsbeleid met deze vaststelling rekening te houden;

c) de bestaande mechanismen voor surveillance van de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob te versterken en verder te ontwikkelen op het niveau van de Gemeenschap, om de gegevens over gevallen bij de mens, binnen het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Gemeenschap, ten volle te benutten opdat de risico's voor de menselijke gezondheid nauwkeuriger kunnen worden vastgesteld;

d) in het bijzonder binnen het kader van het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten, haar steun te verlenen aan de uitwisseling van informatie en kennis betreffende goede praktijken op het gebied van risicovoorlichting aan het publiek over nieuwe en opnieuw optredende overdraagbare ziekten zoals de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob;

e) maatregelen te overwegen inzake de veiligheid van organen en stoffen van menselijke oorsprong;

f) binnen het passende juridische kader het gezondheidsonderzoek te bevorderen op basis van het overzicht van nationaal onderzoek naar TSE in Europa, in het bijzonder betreffende:

- de oorsprong en mogelijke overdracht van TSE-agentia,

- methoden en producten om TSE-agentia te inactiveren,

- procedures voor de klinische en de laboratoriumdiagnose van TSE, in het bijzonder procedures voor tijdige diagnose, via bereikbaar perifeer weefsel,

- de vaststelling van de risico's van iatrogene overdracht en het ontwikkelen van beschermende maatregelen tegen de mogelijke risico's,

- mogelijke therapieën;

g) de maatregelen ter bescherming tegen eventuele risico's van iatrogene overdracht, bijvoorbeeld via farmaceutische producten, cosmetische producten en medische hulpmiddelen, voortdurend te toetsen aan de beschikbare kennis, en daarbij zo nodig het voorzorgsbeginsel te hanteren;

h) haar steun te verlenen aan de uitwisseling van informatie en kennis tussen de lidstaten over goede praktijken in verband met de maatregelen om risico's uit te schakelen en beter voorbereid te zijn op de mogelijke risico's van iatrogene overdracht;

i) nauw samen te werken met andere internationale fora, in het bijzonder met de WGO;

j) zo spoedig mogelijk over deze zaak verslag uit te brengen aan de Raad.

Top